direct naar inhoud van 4.2 Water
Plan: Buitengebied, herziening Erve Hemmelhorst
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpBGhz003-ow01

4.2 Water

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Regge en Dinkel streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

In dit hoofdstuk worden de huidige en toekomstige waterhuishouding beschreven. Deze wateraspecten zijn besproken met de waterbeheerder (waterschap Regge en Dinkel) en rioolbeheerders (gemeente Borne en gemeente Hengelo).

4.2.1 Huidige situatie

Bodem en grondwater

Het maaiveldniveau van het plangebied varieert van NAP+13,5 meter tot +14,7 meter. Nabij de huidige bebouwing is het maaiveld het hoogste en het maaiveld loopt af richting de aanwezige watergangen. Het hoogste deel van het gebied bestaat uit podzolgrond (zand) en de lagere delen uit beekdalgrond (zware zavel). De grondwatertrappen die hier voorkomen zijn III en V*. Dat betekent dat in natte perioden hoge grondwaterstanden voorkomen, zeker in het lagere deel ten zuiden van de Slangenbeek. De grondwaterstroming is noordwestelijk gericht. Nabij de planlocatie ligt TNO-peilbuis 675 op 600 meter afstand. Hier is de grondwaterstand in het freatische pakket gemeten (filterdiepte NAP+13,6 tot +12,6 m). De gemiddeld hoogste (GHG) en laagste (GLG) is hier respectievelijk NAP+14,5 meter en NAP+13,2 meter. De grondwaterstand fluctueert met 1 à 1,5 meter.

Van december 2009 tot en met februari 2010 is op drie locaties in het plangebied de grondwaterstand gemeten met dataloggers, zie afbeelding 1.1. Het verloop van de grondwaterstand toont in deze periode een vergelijkbare fluctuatie. De grondwaterstand in peilbuis 4 ligt ongeveer 20 cm lager ten opzichte van de andere twee. Bij peilbuis 1 reikt de grondwaterstand in betreffende periode tot aan het maaiveld. De meetperiode betreft een natte periode waarin de grondwaterstand doorgaans de hoogste stand bereikt. Aangenomen wordt dat deze situatie geldt als de GHG situatie. Bij peilbuis 4 is dit NAP+14 meter en bij de peilbuizen 1 en 3 is dit NAP+14,2 meter.

Ook is de doorlatendheid bepaald op vijf locaties in het plangebied. Daaruit is gebleken dat de doorlatendheid varieert door de aanwezigheid van leemlagen in het plangebied. Voor een infiltratievoorziening is de benodigde doorlatendheid van de bodem over het algemeen minimaal 0,5 m/dag. Aan de oostzijde van het gebied is de doorlatendheid van de bodem slecht (kleiner dan 0,5 m/dag). In de rest van de locaties is de doorlatendheid met 0,7 tot 1,4 m/dag matig. Ten westen van de Slangenbeek is de doorlatendheid van de bodem met 7 m/dag goed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBGhz003-ow01_0008.jpg"

Grondwaterstandsverloop planlocatie 24-12-2009 t/m 09-02-2010

Oppervlaktewater

De Slangenbeek loopt door het gebied. Enkele watergangen vanuit het zuiden en oosten sluiten aan op de beek. De Slangenbeek maakt deel uit van het stroomgebied van de Deurningerbeek, welke is aangewezen als een KRW-lichaam met de ambitie 'hoog'. Verder zijn langs de Slangenbeek enkele potentiële retentiegebieden aangewezen voor de opvang van klimaatverandering (RetentieActieProgramma van het waterschap).

4.2.2 Toekomstige situatie

Waterberging en hemelwaterafvoer

In de toekomstige situatie zal het percentage verhard oppervlak toenemen tot circa 7.500 m2. Ter compensatie zal er gezorgd moeten worden voor voldoende waterberging om de neerslag die op het verharde oppervlak valt op te kunnen vangen. 100 % van het verhard oppervlak zal worden afgekoppeld, zodat het hemelwater ten goede komt van het lokale grond- en oppervlaktewatersysteem. Ten aanzien van de benodigde waterberging gelden de volgende uitgangspunten:

  • berging 40 mm in 75 minuten;
  • afvoer uit het gebied maximaal 2,4 l/s/ha.

Dat betekent dat er 300 m3 waterberging nodig is in het gebied. Vanwege de voorkomende hoge grondwaterstanden en de plaatselijk slechte doorlatendheid van de bodem wordt geadviseerd om langs de weg een greppel aan te leggen waar deze nog niet aanwezig is. De daken van de woningen wateren met behulp van een goot naar de greppel af evenals de weg. In de 15 meter zone van de beek worden op twee locaties een wadi aangelegd waarin het water uit de greppel verzameld en gefilterd kan worden en waar tevens een noodoverloop aanwezig is naar de beek, zie afbeelding 1.2. Ter plaatse van de twee westelijk van de beek gelegen woningen is de infiltratiecapaciteit van de bodem goed. Hier volstaat een greppel met een overloop naar de beek zonder wadi.

Bouwpeilen en grondwater

Grondwateroverlast wordt verwacht indien de grondwaterstand zich boven de gewenste ontwateringsdiepte bevindt. In de huidige situatie is de ontwateringsdiepte in natte tijden niet voldoende. Om robuust en grondwaterneutraal te bouwen zal het huidige maaiveld opgehoogd worden met 60 tot 90 cm, zodat er 90 cm ontwateringsdiepte aanwezig is ter plaatse van de toekomstige woningen (ca. NAP+14,9 tot +15,1 meter). Voor groenstroken en tuinen is een ontwateringsdiepte van 50 cm voldoende. Bij het ophogen moet het bestaande maaiveld verwijderd of gefreesd worden om verdichting van het oude maaiveld te voorkomen. De aanleg van drainage is hier niet gewenst, omdat de grondwaterstand in dat geval structureel verlaagd wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBGhz003-ow01_0009.jpg"

Overzicht toekomstige waterhuishouding

Inrichting beek

Om een goede ecologische inrichting te realiseren in de Slangenbeek is ter plaatse van het plangebied een 2 x 15 meter brede zone verplicht rondom het huidige profiel van de beek (circa 4 m). Omdat het water moet kunnen worden beleefd op deze locatie, wordt in dit streefbeeld uitgegaan van een half openlandschapsbeeld. Het streven is een (half)natuurlijk inrichtingsmodel met een meanderend lengteprofiel en een natuurlijk dwarsprofiel. Voor de inrichting van de wadi´s, die in de 15 meter zone gerealiseerd zullen worden, is het van belang om een natuurlijke inrichting te zorgen.

De gemeenten Borne en Hengelo zijn verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de greppels en de wadi´s op eigen grondgebied. Met het waterschap moeten nadere afspraken gemaakt worden over het onderhoud van de wadi´s in de 15 meter zone. Het is mogelijk dat het waterschap het onderhoud hier uitvoert en de kosten in rekening brengt bij de betreffende gemeente.

Afvalwater

Vanwege de geringe omvang van de uitbreiding wordt het vuilwater afgevoerd met drukriolering en wordt aangesloten op bestaande stelsels. De woningen ten noorden van de beek worden in dat geval aangesloten op de bestaande drukriolering aan de 5e Hemmelhorst en de woningen ten zuiden van de beek op de Hemmelhorstweg. Zodoende zijn er minder kruisingen van leidingen met de beek dan bij vrijverval riolering nodig (alleen voor de twee meest westelijk gelegen woningen) en kunnen de leidingen minder diep aangelegd worden dan wanneer aangesloten wordt op het vrijverval stelsel van Dalmeden. Het beheer en onderhoud van het rioolstelsel komt in handen van de gemeente waar het stelsel op afwatert.