direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bornerbroeksestraat, Parallelweg en Thorbeckelaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.00117-BP31

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is de herontwikkeling van twee herstructureringslocaties, te weten de Bornerbroeksestraat ter hoogte van nummer 21 en de Parallelweg (ter hoogte van de Appelstraat). De ontwikkeling betreft een appartementengebouw aan de Bornerbroeksestraat met daarin 30 appartementen en de realisatie van 18 eengezinswoningen en 4 pakhuizen aan de Parallelweg. Totaal gaat het om de ontwikkeling van 52 woningen.

De realisatie van de appartementen past niet binnen de kaders van de geldende bestemmingsplannen 'Centrum Zuid' (geldend voor de Bornerbroeksestraat) en 'Kerkelanden e.o.' (geldend voor de Parallelweg). Op basis van de benodigde onderzoeken wordt de gewenste ontwikkeling door middel van dit bestemmingsplan juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Bornerbroeksestraat, Parallelweg en Thorbeckelaan' bestaat uit de volgende stukken:

  • 1. regels;
  • 2. verbeelding.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen behorend bij de gronden van het plangebied aangegeven. In de regels zijn voorschriften opgenomen die noodzakelijk worden geacht voor een juiste ontwikkeling en beheer van het plangebied. In de toelichting van het plan zijn de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en onderzoeken beschreven.

1.3 Ligging van het plangebied

Bornerbroeksestraat

De Bornerbroeksestraat ligt aan de zuidzijde van het centrumgebied van Almelo. Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de wijkontsluitingsweg Bornerbroeksestraat en wordt aan de overige zijden omgeven door woonbebouwing langs de Kolkstraat, Vijverhof en Tuinpad. De Grotestraat vormt de verbinding van het plangebied met het centrum. De ligging is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied Bornerbroeksestraat

Parallelweg

De locatie Parallelweg bevindt zich aan de zuidwestzijde van station Almelo. Het centrum van Almelo bevindt zich aan de andere (noordoost)zijde van het station. Het plangebied bevindt zich in de driehoek van de wegen Parallelweg, Appelstraat en Perenstraat (zie figuur 1.2). De locatie wordt aan de ene zijde begrensd door het spoor en aan de andere zijden door woonbebouwing aan de Dijkstraat, Appelstraat, Kalkovenweg en Parallelweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0002.png"

Figuur 1.2 Ligging plangebied Parallelweg

Thorbeckelaan

Naast de twee woningbouwlocaties maakt ook een perceel langs de Thorbeckelaan onderdeel uit van het plangebied (zie figuur 1.3). Deze locatie ligt circa 250 meter ten westen van de locatie aan de Parallelweg. Op deze locatie bevinden zich 2 woonblokken van totaal 48 woningen. Door de sloop van deze woningen en het intrekken van de mogelijkheid tot het bouwen van nieuwe woningen op deze locatie ontstaat ruimte in het woningbouwprogramma om op de locaties Parallelweg en Bornerbroeksestraat woningen te kunnen realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0003.png"

Figuur 1.3 Ligging plangebied Thorbeckelaan

1.4 Huidige planologische situatie

Bornerbroeksestraat

Voor de locatie Bornerbroeksestraat geldt het bestemmingsplan 'Centrum Zuid'. Dit plan is vastgesteld op 11 juni 2013. Voor de bouwlocatie geldt de bestemming 'Wonen'. Vanwege de aanduiding 'dienstverlening' is naast grondgebonden op hele locatie ook dienstverlening toegestaan. Het bouwvlak heeft een diepte van 14 meter vanaf de Bornerbroeksestraat. Hier mogen hoofdgebouwen worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 9 meter. In het zuidwestelijke deel van het plangebied zijn maximaal 8 wooneenheden toegestaan. Voor de gronden langs de randen van het plangebied geldt de bestemming 'Verkeer - 1'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0004.png"

Figuur 1.4 Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Centrum Zuid' (locatie Bornerbroeksestraat)

Parallelweg

Voor de locatie Parallelweg geldt het bestemmingsplan 'Kerkelanden e.o.'. Dit plan is vastgesteld op 18 september 2012. Het plangebied bevat de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Verkeer'. Ter hoogte van de bestaande en voormalige woningen zijn bouwvlakken opgenomen. Voor het bouwvlak langs de Parallelweg geldt een maximale toegestane goothoogte van 4 meter en een maximale bouwhoogte van 6 meter. Voor de andere twee woonblokken geldt een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 9 meter. Voor het woonblok aan de westzijde van de Appelstraat is een aanduiding opgenomen die bepaalt dat er maximaal 4 wooneenheden zijn toegestaan op deze plaats. Voor de overige bouwvlakken geldt dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal binnen dat bouwvlak. Verder is voor een groot deel van het plangebied een archeologische dubbelbestemming met een middelhoge verwachtingswaarde opgenomen. Ter plaatse van de verkeersbestemming aan de Appelstraat geldt daarnaast de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0005.png"

Figuur 1.5 Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Kerkelanden e.o.' (locatie Parallelweg)

Thorbeckelaan

Ter plaatse van het perceel aan de Thorbeckelaan geldt ook het bestemmingsplan 'Kerkelanden e.o.'. Het perceel is voorzien van de bestemming 'Wonen - Gestapeld wonen' met een maximum bouwhoogte van 12 meter. Aan de oostzijde geldt deels een archeologische dubbelbestemming met een middelhoge verwachtingswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0006.png"

Figuur 1.6 Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Kerkelanden e.o.' (locatie Thorbeckelaan)

1.5 Leeswijzer

De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de onderdelen waaruit dit bestemmingsplan bestaat, de ligging en begrenzing van het plangebied en de huidige bestemmingsplannen die nu gelden. Hieruit blijkt het kader waarbinnen dit bestemmingsplan is opgesteld. In het tweede hoofdstuk wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 3 bevat de planbeschrijving. Dit wordt aangevuld met het beleid dat, voor zover van toepassing, geldt voor de beoogde ontwikkelingen (hoofdstuk 4). In hoofdstuk 5 wordt de milieusituatie behandeld. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. In hoofdstuk 7 staat hoe deze uitgangspunten zijn vertaald in de juridisch bindende plantekst en verbeelding. In hoofdstuk 8 staat de financiële verantwoording van het plan en hoofdstuk 9 geeft de wijze van en resultaten omtrent de procedure.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Omgeving plangebied

Locatie Bornerbroeksestraat

Het plangebied ligt direct aan de Bornerbroeksestraat. De locatie wordt omgeven door woningbouw. Direct ten noorden van het plangebied staat een appartementengebouw bestaande uit drie bouwlagen. Voor het overige wordt het plangebied omringd door grondgebonden woningen. Aan de overzijde van de Bornerbroeksestraat is een medisch centrum gebouwd, eveneens bestaande uit drie bouwlagen. De bouwhoogte van dit gebouw bedraagt maximaal 13 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0007.png"

Figuur 2.1 Globale begrenzing plangebied locatie Bornerbroeksestraat

Parallelweg

Het plangebied ligt aan de Parallelweg ten zuidoosten van nummer 42. Aan de overzijde van de Parallelweg bevindt zich het spoor waarbij de locatie zich ter hoogte van station Almelo bevindt. Aan de andere zijde van het station ligt het centrum van Almelo. Het plangebied wordt verder omringd door grondgebonden eengezinswoningen aan de Appelstraat, Kalkovenweg en Parallelweg en het ROC van Twente aan de zuidzijde (zie figuur 2.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0008.png"

Figuur 2.2 Globale begrenzing plangebied locatie Parallelweg

Thorbeckelaan

De locatie Thorbeckestraat ligt circa 250 meter ten westen van de locatie Parallelweg. Aan de overzijde bevindt zich een groenstrook en vervolgens grondgebonden eensgezinswoningen. Aan de achterzijde van deze locatie bevinden zich enkele maatschappelijke voorzieningen.

2.2 Huidige situatie plangebied

Bornerbroeksestraat

De locatie Bornerbroeksestraat was tot 10 jaar geleden nog bebouwd. De lintbebouwing langs de Bornerbroeksestraat is inmiddels gesloopt. Meest recent is het pand Bornerbroeksestraat 21 met achterliggende garageboxen gesloopt. Het plangebied is nu in gebruik als grasveld (zie figuur 2.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0009.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0010.png"  

Figuur 2.3 Huidige situatie locatie Bornerbroeksestraat en gesloopt pand Bornerbroeksestraat 21

Parallelweg

Op de locatie aan de Parallelweg stonden in 2017 nog grondgebonden woningen. De woningen zijn gesloopt omdat ze erg verpauperd waren. Het perceel is nu leeg en in gebruik als grasveld (figuur 2.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0011.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0012.png"  

Figuur 2.4 Huidige en voormalige situatie Parallelweg (bron: Google Earth & Almelo's Weekblad)

Thorbeckelaan

Aan de Thorbeckelaan staan momenteel een aantal woonblokken met gestapelde woningen. De twee woonblokken in het plangebied zullen gesloopt worden. In deze woonblokken zijn in totaal 48 woningen gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0013.png"

Figuur 2.5 Huidige situatie Thorbeckelaan (bron: Google Earth)

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Ontwikkeling

Bornerbroeksestraat

Op de locatie Bornerbroeksestraat is een appartementencomplex voorzien voor 30 woningen. Het bouwblok volgt de kromming van de weg door een verspringende gevel. De restruimte tussen het gebouw en de stoep wordt ingevuld met groen. Het trappenhuis is aan de noordoostzijde voorzien en wordt tegen het naastgelegen appartementencomplex gebouwd. Aan de zuidwestzijde is ruimte voor een smalle doorgang van de Bornerbroeksestraat naar de achterzijde van het complex. Op de begane grond (maaiveldniveau) bevindt zich een doorgang voor gemotoriseerd verkeer om het parkeerterrein aan de achterzijde te bereiken. Figuur 3.1 geeft een impressie van de beoogde inrichting van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0014.png"

Figuur 3.1 Impressie inrichtingsplan (20-04-2020)

Het complex bestaat uit vier bouwlagen. Met uitzondering van de begane grond beschikt het gebouw per bouwlaag over 8 appartementen met een oppervlakte van circa 80 m2. Op de begane grond is naast de onderdoorgang naar het parkeerterrein aan de achterzijde ruimte voor een stalling voor circa 92 fietsen. De maximale bouwhoogte van het complex bedraagt 13 meter. Een impressie van de gevel langs de Bornerbroeksestraat is weergegeven in figuur 3.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0015.png"

Figuur 3.2 Impressie gevelaanzicht Bornerbroeksestraat

Het parkeerterrein aan de achterzijde van het gebouw beschikt over 55 parkeerplaatsen: 11 daarvan dienen ter vervanging van de bestaande parkeerplaatsen en 44 parkeerplaatsen worden aangelegd ten behoeve van het beoogde complex. De parkeergelegenheid wordt ontsloten via het Tuinpad en de Vijverhof aan de noordzijde en de doorgang door het beoogde complex aan de zuidzijde. Het parkeerterrein wordt uitgevoerd met water doorlatende straatstenen ten behoeve van infiltratie van hemelwater.

Parallelweg

In het plangebied van de Parallelweg wenst de ontwikkelaar woningen te realiseren in de vorm van 22 eengezinswoningen. Daarbij wordt aan weerszijden van de Appelstraat een rij van 4 eengezinswoningen gerealiseerd, aan de Parallelweg een rij van 10 en haaks daarop (aan het plein tegenover het station) 4 woningen in de stijl van pakhuizen.

Figuur 3.3 geeft een impressie van de beoogde inrichting van de locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0016.png"

Figuur 3.3 Impressie inrichtingsplan

Aan de achterzijde van de woningen, aan beide zijden van de Perenstraat, worden totaal 25 parkeerplaatsen gerealiseerd. Verder wordt de achterzijde van de woningen ingericht als gemeenschappelijke binnentuin met enkele bergingen.

Het plan bestaat uit drie onderdelen met elk een eigen ontwerp van woningen:

  • 1. de 2 rijen van 4 eengezinswoningen aan de Appelstraat;
  • 2. de rij van 10 eengezinswoningen aan de Parallelweg;
  • 3. de 4 pakhuizen haaks op de woningen aan de Parallelweg aan het plein tegenover het station.

Deze drie onderdelen voorzien in een stedenbouwkundige overgang van het stedelijke karakter het dichtst bij het station naar een aansluiting op de bestaande bebouwing aan de Appelstraat, Kalkovenweg en Parallelweg. In figuur 3.4 is een vogelvlucht impressie opgenomen waarop deze overgang zichtbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0017.png"

Figuur 3.4 Vogelvlucht impressie van de beoogde ontwikkeling

1. Twee rijen van 4 eengezinswoningen

Aan weerszijden van de Appelstraat worden twee rijen met 4 eengezinswoningen gerealiseerd. De woningen bestaan uit twee bouwlagen en een kap, waarbij de bouwhoogte maximaal 9 meter bedraagt. Het ontwerp sluit aan bij de bestaande bebouwing. Dit is naast de bouwstijl van de huizen terug te zien in de schoorstenen. Daarnaast worden enkele hedendaagse accenten toegevoegd, zoals de ramen aan de voorzijde. In figuur 3.5 is een impressie opgenomen van deze woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0018.png"

Figuur 3.5 Impressie bouwplan rijen van 4 eengezinswoningen

2. Rij van 10 eengezinswoningen

De rij van 10 eengezinswoningen aan de Parallelweg vormt een belangrijke stedenbouwkundige schakel in de overgang van het stedelijke gebied bij het station naar de omliggende bebouwing richting de Appelstraat. Deze woningen lijken qua bouwstijl wel op de rijen van 4 eengezinswoningen, maar krijgen enkele stedelijke accenten. Zo wordt er een verticale onderbreking gemaakt door middel van gemetselde dakkapellen, die door hun hoogte voor een 'stedelijke muur' zorgen die goed aansluit op de bouwstijl van de pakhuizen. Verder krijgen deze woningen aan de achterzijde geen volledige kap en worden ze voorzien van een veranda aan de achterzijde. De bouwhoogte voor deze woningen bedraagt maximaal 11 meter. In figuur 3.6 is een impressie opgenomen van deze woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0019.png"

Figuur 3.6 Impressie bouwplan rij van 10 eengezinswoningen

3. Pakhuizen

Haaks op de rij van 10 eengezinswoningen aan de Parallelweg worden 4 pakhuizen gerealiseerd. Omdat deze locatie het dichtst bij het station ligt, is gekozen voor een stedelijke uitstraling. De pakhuizen bestaan uit 3 bouwlagen met een plat dak. Daarnaast staan de woningen op een plint, waarbij een halfverdiepte berging wordt gerealiseerd en de woningen een Amsterdamse trap krijgen om bij de voordeur te komen. Aan de achterzijde worden ze voorzien van een balkon. De bouwhoogte van deze pakhuizen bedraagt maximaal 11 meter. In figuur 3.7 is een impressie opgenomen van de pakhuizen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0020.png"

Figuur 3.7 Impressie bouwplan pakhuizen

Thorbeckelaan

Ter plaatse van de Thorbeckelaan zullen twee woonblokken met totaal 48 woningen gesloopt worden. De locatie krijgt een groenbestemming, waar woningbouw niet meer mogelijk is. Omdat de planologische mogelijkheid tot het bouwen van 48 woningen op deze locatie vervalt, kan deze woningbouwcapaciteit op de locaties Parallelweg en Bornerbroeksestraat worden ingezet.

3.2 Ontsluiting

Bornerbroeksestraat

Gemotoriseerd verkeer

De locatie Bornerbroeksestraat grenst aan de zuidzijde aan de Bornsestraat/Bornerbroeksestraat. De Grotestraat ontsluit op de Bornerbroeksestraat en de Zwanenbelt sluit via de Kolkstraat aan op de Bornerbroeksestraat. Ook het Tuinpad sluit via de Vijverhof aan op de Bornerbroeksestraat. De wegen Bornsestraat - Bornerbroeksestraat - Zuiderstraat vormen een onderdeel van de centrumring. De maximum snelheid op deze wegen is 50 km/u. Via deze wegen zijn de N349 (zuiden) en de N743 (oosten) goed te bereiken.

Langzaam verkeer

De Bornsestraat/Bornerbroeksestraat beschikt aan beide zijden van de weg over fietssuggestiestroken, aangegeven door middel van een rode markering en een wit-onderbroken lijn. De overige wegen rond beide locaties zijn ingericht als 30 km/uur-gebied. Langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer zijn hier niet van elkaar gescheiden. De Grotestraat betreft een éénrichtingsweg voor gemotoriseerd verkeer in de richting van de binnenstad. Aan de rechterzijde van de straat zijn langsparkeerplaatsen ingericht. Ook langs de Zwanenbelt is voorzien in openbare parkeergelegenheid. Om de parkeerdruk te reguleren zijn meerdere parkeerregimes ingesteld voor bewonersparkeren en binnenstadsbezoekers (betaald parkeren).

Openbaar vervoer

De locatie Bornerbroeksestraat ligt op circa 240 meter van de bushalte Oude Veemarkt aan de Bornsestraat. Hier halteert de bus richting busstation Centrumplein en treinstation. Het busstation Centrumplein (Wierdensestraat) ligt op circa 450 m ten noorden van het plangebied. Ook het treinstation bevindt zich op loopafstand, circa 550 m - 620 m ten noordwesten van het plangebied.

Parallelweg

Gemotoriseerd verkeer

Voor het gedeelte van de Parallelweg binnen het plangebied is alleen eenrichtingsverkeer toegestaan, waarbij de Parallelweg bereikt kan worden via de Dijkstraat. De Parallelweg ligt aan de zuidzijde van het station en loopt evenwijdig aan het spoor richting het westen en sluit daar via de Schaepmanlaan aan op de Aalderinksingel. Naast de ontsluiting via de Parallelweg kan het verkeer via de Appelstraat naar de Thorbeckelaan rijden. Deze sluit vervolgens aan op de Wierdensestraat, die een belangrijke ontsluiting vormt richting het centrum en de ring. Via deze weg zijn ook de N36 (westen), N349 (zuiden) en A35 goed te bereiken. Op de Thorbeckelaan, Wierdensestraat en Aalderinksingel geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur. In hett plangebied zijn langsparkeerplaatsen aanwezig langs de Parallelweg en Appelstraat. Aan de Kalkovenweg bevinden zich enkele haaksparkeerplaatsen.

Langzaam verkeer

Aan de zuidkant van het station, aan de overkant van de Parallelweg, bevinden zich fietsenstallingen van het station. Verder bevindt het plangebied zich in een zone met een maximumsnelheid van 30 km/u, waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer niet van elkaar gescheiden zijn.

Openbaar vervoer

De locatie ligt direct tegenover het station van Almelo. Aan de andere kant van het station bevindt zich het centrum van Almelo. Het treinstation bevindt zich op de spoorlijn Zwolle-Enschedé en Apeldoorn-Enschedé.

3.3 Inpassing

Van belang is dat het stedenbouwkundige plan passend is in de omgeving en aansluit bij omliggende bebouwingsstructuren.

Locatie Bornerbroeksestraat

Het schetsmodel voor de locatie Bornerbroeksestraat voorziet in de opvulling van een gat in het bebouwingslint. Dit gat is in het verleden lange tijd bebouwd geweest. Met de beoogde planontwikkeling wordt het lint hersteld, zodat er weer een gesloten bouwblok ontstaat. Het gebouw wordt parallel aan de Bornerbroeksestraat gesitueerd, waardoor de bebouwingsstructuur goed past in het heersende straatbeeld. De maximale bouwhoogte is afgestemd op naastgelegen en tegenoverliggende bebouwing.

Parallelweg

Ook de ontwikkeling aan de Parallelweg voorziet in de opvulling van een locatie die in het verleden bebouwd is geweest. Hierbij voorziet de ontwikkeling in een stedenbouwkundige overgang van de bestaande bebouwing aan de Appelstraat naar het stedelijke karakter dicht bij het station. Een impressie en beschrijving van deze stedenbouwkundige overgang is te vinden in paragraaf 3.1. De bebouwing wordt verder parallel aan de bestaande woningen aan de Parallelweg en de Appelstraat gerealiseerd, waardoor het goed past in het heersende straatbeeld. De pakhuizen die haaks op de Parallelweg komen te staan geven het plein bij het station een meer stedelijke uitstraling.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante ruimtelijke beleidskader.

4.2 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 door de Minister vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energiestrategie.
  • Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
    Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur.
    In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen. Wind op zee heeft de voorkeur, maar ook op land zijn windmolens nodig. Door deze zoveel mogelijk te clusteren, voorkomen we versnippering over het landschap en benutten we de ruimte zo efficiënt mogelijk. Voorwaarde is steeds dat bewoners echt goed betrokken zijn en invloed hebben op het gebruik en waar dat kan, meeprofiteren in de opbrengsten.
    De aanleg van zonneparken in het landschap moeten zoveel mogelijk worden beperkt. Het Rijk plaatst bij voorkeur eerst zoveel mogelijk zonnepanelen op daken en gevels. Het Rijk zet zich in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
    Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met onze internationale partners, zowel met onze directe buren als met andere landen in Europa en over de wereld, ook op defensieterrein. Ingezet wordt op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen.
    Belangrijk is wel dat de economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam, en circulair. Daarbij wordt ingezet op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat we niet langer afhankelijk zijn van eindige, fossiele bronnen.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio’s
    Er zijn vooral in steden en stedelijke regio’s nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Tegelijk willen we de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en dorpen verbeteren. Schonere lucht, voldoende groen en water en genoeg publieke voorzieningen waar mensen kunnen bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), ontspannen en samenkomen. Daarbij hoort een uitstekende bereikbaarheid en toegankelijkheid, ook voor mensen met een handicap.
    Er wordt naar gestreefd dat de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid verder toeneemt. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
    Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. Dit levert ook een noodzakelijke positieve bijdrage aan het verbeteren van de biodiversiteit.
    Bodemdaling moet worden aangepakt. Verhoging van het waterpeil is in bepaalde veenweidegebieden op termijn noodzakelijk. Met de betrokken regio's en gebruikers wordt afgesproken waar en hoe dit zorgvuldig zal gebeuren. In alle gevallen wordt ingezet op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.

Uitvoering

De NOVI bevat ook een opmaat naar een Uitvoeringsagenda. Daarin wordt niet alleen inzichtelijk gemaakt welke inzet Rijk en regio nu al plegen, maar ook welke (gezamenlijke) acties de NOVI daaraan toevoegt. De Uitvoeringsagenda wordt richting de definitieve NOVI verder uitgewerkt. Daarbij worden de kansen en risico's uit de planMER betrokken.

De bedoeling is dat de NOVI zich aan nieuwe ontwikkelingen kan aanpassen, in een permanent en cyclisch proces. Het Rijk gebruikt daarvoor een goede NOVI-monitor.

Rijk, provincies en gemeenten gaan meer samenwerken als één overheid. De NOVI-aanpak is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken overheden. Medeoverheden, burgers en bedrijven, zijn niet juridisch aan de visie in de NOVI gebonden. Om de opgaven als overheden samen aan te pakken, wordt op basis van de vastgestelde NOVI toegewerkt naar samenwerkingsafspraken.

Het is belangrijk dat de omgevingsvisies van Rijk, provincies en gemeenten waar nodig en mogelijk op elkaar aansluiten. Daarvoor moeten de bestaande Gebiedsagenda's worden uitgebouwd tot bredere Omgevingsagenda's. Die omvatten de volle breedte van het omgevingsbeleid en kunnen zich ontwikkelen tot de kern van een werkend stelsel van omgevingsbeleid. Deze Omgevingsagenda's worden met alle landsdelen gemaakt, in samenwerking tussen de overheden.

De samenloop van verschillende nationale belangen en de omvang van de opgaven maken het in sommige gebieden tot een grote uitdaging om tot passende oplossingen te komen. Er is daarvoor in deze gebieden extra inzet van Rijk en regio nodig, omdat het binnen de bestaande kaders onvoldoende lukt om tot resultaat te komen. Daarom zullen er NOVI-gebieden worden benoemd.

Open proces

De NOVI is tot stand gekomen in samenspraak met verantwoordelijke ministeries, gemeenten, provincies en waterschappen. Tevens is input gebruikt van adviesraden, kennisinstellingen, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. De dialoog met en tussen alle betrokkenen stopt niet met het verschijnen van de (ontwerp)-NOVI. Het blijft een open proces, waarvan participatie een wezenlijk onderdeel uitmaakt.

Voorliggend bestemmingsplan speelt in op het thema 'sterke en gezonde steden en regio's' uit de NOVI

Conclusie beoogde ontwikkeling

Het NOVI kenmerkt zich door een hoog abstractieniveau en bevat geen concreet beleid ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling. Er is geen sprake van strijdigheid met het nationaal beleid.

Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro)

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer ruimtelijke plannen die nieuwe stedelijke functies mogelijk maken, de ladder doorlopen moet worden. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.

Conclusie beoogde ontwikkeling

Voorliggend plan maakt 30 appartementen mogelijk op de locatie Bornerbroeksestraat en 22 eensgezinswoningen op de locatie Parallelweg. De geldende bestemmingsplannen bieden al de mogelijkheid om woningen te realiseren op beide locaties. Omdat de beoogde ontwikkelingen meer woningen omvatten en sprake is van een groter ruimtebeslag is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Bro. Toetsing aan de Ladder is daarom noodzakelijk.

De ontwikkeling ligt binnen het stedelijk gebied van Almelo, zodat sprake is van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Uit de laatste behoefteprognose blijkt dat gemeente Almelo een beperkte woningbouwopgave heeft (zie paragraaf 4.4). In de woningbouwafspraken 2015 t/m 2024 is de woningbouwbehoefte geraamd op 175 woningen ('binnenstadsplan') en 115 woningen ('overig binnenstad') tot en met 2024 (zie paragraaf 4.5). De gemeente Almelo heeft daarom aangegeven dat gebruik kan worden gemaakt van een inruil van bestemmingsplancapaciteit.

Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Centrum Zuid' kunnen op de locatie Bornerbroeksestraat in theorie 8 woningen worden gerealiseerd. Het voornemen is om 30 appartementen te realiseren. Dit betekent dat er 22 woningen moeten worden ingeruild. Hoewel het bestemmingsplan 'Kerkelanden e.o.' momenteel de bouw van 18 woningen mogelijk maakt op de locatie Parallelweg, is voor deze locatie uitgegaan van de bestaande situatie waarin er geen woningen staan. Vanwege de beoogde 22 woningen op deze locatie is een capaciteit van totaal 44 woningen nodig die ingeruild moeten worden.

Aan de Thorbeckelaan staan momenteel 48 woningen (appartementen, huisnummers 88 t/m 180, even nummers). Deze woningen worden gesloopt. Op het perceel geldt nog een planologische plancapaciteit van 48 woningen. Met de gemeente is afgesproken dat deze woningen kunnen worden ingeruild waarbij dan nog een restvoorraad van 4 woningen overblijft.

4.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en -verordening Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel betreft een integrale visie. Het plan is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten. De drie grote thema's van de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid, sociale kwaliteit en ruimtelijke kwaliteit. Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: 'duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien'. Duurzaamheid vraagt om een integrale aanpak en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele belangen. De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: 'datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt wat voor mens, plant en dier belangrijk is'. Ruimtelijke kwaliteit is een optelsom van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Het thema sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. Zaken die daarbij een belangrijke rol spelen zijn gezondheid, vitaliteit, arbeidsparticipatie, sociale uitsluiting en armoede. Binnen het thema sociale kwaliteit zijn vier categorieën van menselijke behoeften die samenhangen met de inrichting of vormgeving van onze leefomgeving: de behoefte aan geborgenheid en veiligheid, de behoefte aan contact en communicatie, de behoefte aan informatie en variatie en tenslotte de behoefte aan duidelijkheid en herkenning.

De provincie heeft een hoofdambitie, zorgen voor een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met daarbij een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Dit is uitgewerkt in 9 centrale beleidsambities in 3 categorieën, namelijk welzijn, welvaart en natuur.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus (zie onderstaande afbeelding). Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is. De volgende niveaus komen aan de orde:

  • 1. generieke beleidskeuzes: bepalen of een initiatief binnen de visie voor Overijssel mogelijk is;
  • 2. ontwikkelingsperspectieven: bepalen waar het past;
  • 3. gebiedskenmerken: bepalen hoe het uitgevoerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0021.png"

Figuur 4.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (bron: Omgevingsvisie Overijssel 2017)

  • 1. Of - generieke beleidskeuzes

Het gaat hier om algemene keuzes die bepalen of ontwikkelingen nodig, dan wel mogelijk zijn. Of een initiatief mogelijk is, wordt bepaald door beleidskeuzes van de EU, het Rijk of de provincie.

Voor onder andere voorzieningen in het stedelijk gebied hanteert de provincie de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij wordt gestuurd op herstructurering voordat er wordt gekozen voor uitbreiding.

  • 2. Waar - Ontwikkelingsperspectieven

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met deze perspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vormgegeven. Het beleid hiervoor is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening. In dit artikel is bepaald dat gemotiveerd moet worden dat een voorziene ontwikkeling past binnen de vastgestelde ontwikkelingsperspectieven.

Voor beide locaties geldt het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken' wat zich richt op herstructurering en transformatie om het gebied vitaal en aantrekkelijk te houden en de diversiteit aan milieus te versterken.

  • 3. Hoe - Gebiedskenmerken

De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Hierbij zijn de gebiedskenmerken van provinciaal belang het uitgangspunt. Hierna wordt een korte samenvatting gegeven van de in het plangebied voorkomende gebiedskenmerken volgens de lagenbenadering:

Natuurlijke laag (Dekzandvlakte en ruggen)

Zowel de Parallelweg als de Bornerbroeksestraat is gelegen in de natuurlijke laag 'Dekzandvlakte en ruggen'. De ambitie bij ontwikkelingen is om de hoogteverschillen en het watersysteem beter zichtbaar en beleefbaar te maken. De (strekkings-)richting van het landschap is hierbij uitgangspunt.

Stedelijke laag (Historische centra binnensteden)

Beide locaties zijn met betrekking tot de stedelijke laag aangewezen als 'Historische centra binnensteden'. Ruimtelijk kenmerkend zijn de compacte bebouwingsstructuur en veel individuele karakterverschillen op korte afstand. Veel historische centra en binnensteden herbergen bijzondere condities zoals een waterfront of stationsgebied en staan symbool voor de identiteit en eigenheid van de steden en stadjes. Functioneel worden deze gebieden gekenmerkt door een mix van functies waarvan de concentratie van voorzieningen op gebied van detailhandel, horeca, cultuur, onderwijs, gezondheidszorg et cetera een belangrijk deel vormt. Als ontwikkelingen plaatsvinden in historische centra en binnensteden, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de mix van functies, het historisch gegroeide patroon van wegen en openbare ruimten en de leefbaarheid. Grote bouwopgaven worden ingepast met respect voor de historie, het individuele karakter van de bebouwing en de leefbaarheid, in relatie tot de problematiek van verkeer en parkeren.

Laag van de beleving (Historische infrastructuur)

Het plangebied van de Bornerbroeksestraat grenst aan historische infrastructuur (Bakens in de tijd). De Bornerbroeksestraat/ Grotestraat maakt onderdeel uit van het historische infrastructuurnetwerk. De ambitie is de bakens meer zichtbaar te maken en bakens van deze tijd toe te voegen.

Thematische beleidskeuzes

Binnen de thematische beleidskeuze 'Woonomgeving' zijn beide locaties gelegen binnen 'Bestaande woonmilieus binnen de stedelijke netwerken'. Netwerkstad Twente bestaat uit Enschede, Hengelo, Almelo, Borne en Oldenzaal. Het beleid binnen de stedelijke netwerken is met name gericht op concentratie van de (boven)regionale woningbehoefte.

Conclusie beoogde ontwikkeling

De beoogde ontwikkelingen passen goed in het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken' aangezien sprake is van herontwikkeling van een eerder bebouwde terreinen. De herontwikkelingen vormen geen belemmering voor overige functies in de omgeving. Het stedenbouwkundig ontwerp van beide ontwikkelingen is afgestemd op de bestaande omgeving. De oude straatwand langs de Bornerbroeksestraat wordt hersteld, waarmee het historische infrastructuurnetwerk weer beter zichtbaar wordt. Ook aan de Bornerbroeksestraat wordt woningbouw gerealiseerd waar eerder ook bebouwing aanwezig was. Voor de ladderonderbouwing wordt verwezen naar paragraaf 4.2. Op het parkeeraspect wordt ingegaan in paragraaf 5.2.

Omgevingsverordening

De uitgangspunten uit de Omgevingsvisie zijn vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen in de Omgevingsvisie Overijssel. De volgende regels zijn op het bestemmingsplan van toepassing:

  • Overijsselse Ladder voor duurzame verstedelijking (titel 2.1 principe van concentratie en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik);
  • concentratie van (boven)regionale voorzieningen in stedelijke netwerken (artikel 2.1.2 principe van concentratie);
  • woningbehoefte (titel 2.2 woningbouw).

Conclusie beoogde ontwikkeling

De beoogde plannen op de twee woningbouwlocaties zijn in overeenstemming met de regels uit de verordening. De woningbouw wordt gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied op plekken die eerder bebouwd zijn geweest. De geldende bestemmingsplannen maken al woningen mogelijk op beide locaties. Voor de extra woningen wordt gebruik gemaakt van een inruil van bestemmingsplancapaciteit. Op de ladder voor duurzame verstedelijking wordt ingegaan in paragraaf 4.2.

4.4 Regionaal beleid

Regionale Woonvisie Twente 2015 - 2025

De regionale woonvisie geeft de gezamenlijke uitgangspunten van provincie, gemeenten en corporaties weer: woonafspraken en woonkeuzes op lokaal niveau zijn hiermee in lijn. In 2015 is deze visie vertaald in concrete Woonafspraken tussen provincie en gemeenten, op het niveau van functionerende woningmarkten.

De kern van de visie bestaat uit de verwachting dat Twente vanaf circa 2015 niet verder zal groeien qua inwoners, en vanaf circa 2035 ook niet meer qua huishoudens. Dus 'wonen' gebeurt in de toekomst vooral in de woningen, steden, dorpen en buitengebieden die er nu al zijn. Daarom richt de visie zich op het bestaande bebouwde gebied. Naast sloop en vervangende nieuwbouw vindt renovatie plaats om bestaand vastgoed weer toekomstgeschikt te maken.

De netto uitbreidingsopgave in Twente is dus een fractie van de kwalitatieve opgave in de bestaande woningvoorraad. Dit leidt tot de volgende speerpunten van beleid.

  • Voldoende en gevarieerd aanbod: gemeenten bouwen voor lokale behoefte conform de natuurlijke huishoudensgroei;
  • Kwaliteit boven kwantiteit: leefbare, duurzame en toekomstbestendige wijken met goede voorzieningen op het gebied van wonen, welzijn en zorg;
  • Vernieuwing en inbreiding boven uitbreiding: nieuwe uitbreidingslocaties zijn nauwelijks meer aan de orde. Nieuwbouw vindt conform de Ladder zoveel mogelijk plaats op transformatie- en inbreidingslocaties om onaantrekkelijke woongebieden een kwaliteitsimpuls te geven, te investeren in transformatie en kwalitatieve woningtekorten terug te dringen.
  • Regionale samenwerking: de regionale woonvisie geeft richting aan het gezamenlijke woonbeleid van gemeente en corporaties in de komende jaren. De provincie voelt zich gecommitteerd aan de inhoud van de visie en is op onderdelen partner in de aanpak.

Conclusie beoogde ontwikkeling

De beoogde plannen betreffen binnenstedelijke herontwikkelingen. Het appartementengebouw aan de Bornerbroeksestraat wordt gerealiseerd op een locatie die tot 10 jaar geleden bebouwd is geweest en de woningen in het plangebied van de Parallelweg worden gerealiseerd op een locatie die tot 2 jaar geleden nog bebouwd was. De geldende bestemmingsplannen bieden al de mogelijkheid tot woningbouw. Voldaan wordt aan het uitgangspunt van inbreiding. Daarnaast draagt het plan bij aan de ruimtelijke kwaliteit door het herstellen van de straatwand langs de Bornerbroeksestraat. Het plan op de locatie Parallelweg is gericht op de afronding van het stationsplein en de overgang op de bestaande (woon)bebouwing.

Bestuursovereenkomst woonafspraken Twente 2016 - 2020

Op 29 januari 2016 is de bestuursovereenkomst over de Woonafspraken Twente ondertekend door de Provincie Overijssel en de Twentse gemeenten. Met deze afspraken zijn alle woningbouwprogramma's van de Twentse gemeenten in kaart gebracht.

De woonprogrammering sluit aan bij de Twentse regionale woonvisie. Daarin willen de Twentse gemeenten stappen zetten in meer en betere programmering, ook in kwalitatief opzicht. Ook de provincie wil forse stappen zetten in het terugbrengen van overprogrammering. Uitgangspunt is dat iedereen voor lokale behoefte bouwt en de plancapaciteit daarop afstemt en inbreiden voor uitbreiden gaat.

De gemeente Almelo volgt voor haar woningbouwplanning en -programmering 2015-2025 een behoedzaam scenario. De raad heeft deze planning vastgesteld op 10 februari 2015 (zie paragraaf 4.5). Met plannen met een directe bouwtitel voorziet Almelo in 72% van de woningvraag voor de komende jaren. De harde plancapaciteit wordt groter wanneer de uitwerkingsplicht wordt meegeteld. Dan komt het aandeel op 111% (zie figuur 4.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0022.jpg"

Figuur 4.3 Woningvraag en aanbod in de periode 2015-2025

Conclusie beoogde ontwikkeling

Uit de laatste behoefteprognose blijkt dat Almelo nog een beperkte opgave heeft. Voor de beoogde woningbouw wordt daarom gebruik gemaakt van de inruil van bestemmingsplancapaciteit (zie paragraaf 4.2).

4.5 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Almelo 2020-2040

De omgevingsvisie Almelo is op 29 september 2020 door de gemeenteraad van Almelo vastgesteld. De Omgevingsvisie is een richtinggevend koersdocument binnen de nieuwe Omgevingswet die vanaf 2022 inwerking zal treden. De Omgevingsvisie geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Almelo. In de omgevingsvisie wordt gewerkt met overkoepelende thema's namelijk:

  • We doen het samen;
  • De basis onder ons bestaan;
  • Blauwgroen netwerk;
  • Alle (vaar-, spoor-, snel- en digitale) wegen leiden naar Almelo
  • Voorrang voor de fiets, ruimte voor de auto
  • Dorpen, stad en ommeland zijn ons podium en decor
  • Samen gezond en verzorgd
  • Wendbare woningen
  • Veilig als voorwaarde

Omdat het grondgebied van de gemeente Almelo erg verschillend is, wordt in de omgevingsvisie gewerkt met vier gebieden:

  • het buitengebied,
  • de bedrijventerreinen,
  • de wijken & dorpen, en
  • de binnenstad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0023.png"

Figuur 4.4 Gebieden kaart omgevingsvisie (bron: omgevingsvisie Almelo)

De locatie Bornerbroeksestraat valt in het deelgebied binnenstad, de locatie Parallelweg valt in het deelgebied wijken & dorpen.

De Binnenstad

De binnenstad is aan het veranderen. Zowel voor bewoners als bezoekers wordt ons centrum steeds interessanter. Met het verkleinen van het totale winkeloppervlak, neemt de wooncapaciteit en de variëteit aan functies in de binnenstad toe. Er zijn drie transformatiegebieden aangewezen, waar de ruimte wordt geboden om leegstaande en leegkomende winkelpanden te transformeren naar woningen, woon-werkplekken en diensten.

Kwartier, kade, kop en kern

Met alle binnenstedelijke activiteiten – wonen, werken, sport, ontspanning, vermaak – wordt aangesloten bij de identiteit van de vier stadskwartieren van Almelo:

- Het Gravenkwartier: een groen gebied met ruimte voor historie, ambacht, rust en reflectie.

- De Stadskade: een dynamisch waterfront en groeilocatie voor publieke functies, horeca, wonen en werken.

- De Kop van Zuid: bijzondere winkels en een uitgaanszone voor horeca, cultuur en vermaak.

- De Compacte Kern: een compleet winkelrondje met lokale ondernemers en landelijke ketens.

Om dit te bereiken wordt gestuurd op:

- het verkleinen van het kernwinkelgebied.

- het transformeren van winkels buiten de stadskwartieren naar andere functies, zoals wonen en dienstverlening.

- de herontwikkeling van de Stadskade.

- duurzaam bodembeheer, om het ondergrondse netwerk aan voorzieningen uit te kunnen breiden als de opgaven daarom vragen.

Toetsing locatie Bornerbroeksestraat

De nadruk van de visie op de binnenstad ligt op de (door)ontwikkeling van de vier kwartieren. De nieuwe kaart van de binnenstad is kleiner dan de huidige binnenstad, wat dus ook betekent dat er buiten de vier kwartieren ruimte is voor winkelgebieden in de flanken om te verkleuren naar stadse milieus voor wonen, werken, ambachten, diensten, etc. Het plangebied aan de Bornerbroeksestraat valt buiten deze vier kwartieren en komt daarmee in aanmerking voor herontwikkeling. De beoogde woningbouw is daarmee passend in de Omgevingsvisie Almelo.

De wijken & dorpen

Prettig wonen begint natuurlijk met een passende woning. Met de kans om woonwensen te vervullen, doordat er voldoende keuze is. Daarom wil de gemeente we wijken creëren met gemengde woonmilieus, waar genoeg aanbod is voor elke doelgroep.

De gemeente is van mening dat dorpen en wijken een belangrijke functie hebben. Dorpen en wijken moeten een fijne woonomgeving bieden. Ieder dorp en wijk heeft haar eigen sfeer, eigen voorzieningen en unieke sociale samenhang.

Binnen het thema Wijken & dorpen spelen drie subthema's:

  • Samen wonen en Samenleven:

Bewoners hoeven idealiter hun wijk of dorp niet uit voor hun dagelijkse boodschappen en behoeften. In elk van deze leefgemeenschappen zijn en blijven de voorzieningen zo dichtbij mogelijk. De inwoners en de ondernemers versterken elkaar hierin.

  • Werken dichtbij huis:

Veel wijken zijn rustig op doordeweekse dagen, wanneer de bewoners naar hun school of werk zijn vertrokken. Daarom wil de gemeente stimuleren op het werken in of dichtbij huis. Ideaal voor zzp’ers en startups, die (nog) geen grote werkruimte nodig hebben. Of die elkaar juist graag opzoeken en een leegstaand pand in de wijk omvormen tot verzamelgebouw.

  • Via klimaatbestendig naar energieneutraal:

Zoals heel Nederland maakt ook de gemeente Almelo de woningen voor 2050 aardgasvrij. Deze wijken worden gerealiseerd in samenwerking met de bewoners. Zoals het plaatsen van zonnepanelen, installeren van een warmtepomp of isoleren van vloer, muren, ramen en dak. Maar ook het vergroenen van daken en ‘ontstenen’ van de tuin, want elke vergroening draagt bij aan de gezamenlijke klimaatbestendigheid en biodiversiteit.

Toetsing locatie Parallelweg

Onderhavige ontwikkeling past binnen de thema's en ambities die in de omgevingsvisie voor Wijken & Dorpen zijn vastgelegd. De realisatie draagt bij aan de leefbaarheid van een wijk, er wordt voorzien in de woningbehoefte en de ontwikkeling draagt bij aan de herontwikkeling van een leegstaande locatie.

Conclusie beoogde ontwikkeling

Dit bestemmingsplan voorziet in de toevoeging van 52 woningen aan het (centrum)stedelijke woonmilieu. De herontwikkelingen passen binnen de genoemde beleidsambities voor het vernieuwen van de binnenstad en het toevoegen van woningen in de (directe omgeving van de) binnenstad binnen de beschikbare ruimte. Het grasveld ter plaatse van de Bornerbroeksestraat en het grasveld aan de Parallelweg betroffen slechts een tijdelijke invulling. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkelingen geen belemmering vormen voor de beleidskaders zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Almelo.

Woonbeleid

Woonvisie Almelo 2020 - 2030

Almelo wil een sterke centrumgemeente zijn en blijven, met een regionale functie voor Noordwest Twente. In de nieuwe Woonvisie Almelo 2020 - 2030, vastgesteld op 23 maart 2021 beschrijft de gemeente hoe de gemeente dit op het gebied van wonen wil realiseren.

Op basis van de beschikbare prognoses en de historische en huidige woonsituatie in Almelo, zijn de belangrijkste ambities op woongebied bepaald:

  • 1. Flexibele woningvoorraad
    • a. De verwachte groei van de gemeente mogelijk maken en alvast voorbereid zijn op de (op termijn) te verwachten krimp
    • b. Onderscheidende nieuwbouw realiseren en een aantrekkelijke vestigingsplaats zijn voor de jongeren en jonge gezinnen
    • c. Inbreiding verkiezen boven uitbreiding
    • d. Een vitale, aantrekkelijke binnenstad creëren
    • e. De kernen Aadorp en Bornerbroek de ruimte geven om aan de vraag naar nieuwbouw tegemoet te komen.
  • 2. Evenwichtige en gevarieerde woningvoorraad
    • a. De stad meer in evenwicht brengen vanuit vraag en aanbod zowel vanuit huur en
    • b. koopwoningen als typologie van woningen.
    • c. Voldoende divers aanbod van sociale huurwoningen voor elke doelgroep van bewoners zowel vanuit gezinssamenstelling als vanuit economische draagkracht gezien.
    • d. De woonvoorzieningen voor kwetsbare groepen beter over onze (en omliggende) gemeenten) verdelen.
    • e. Door herstructurering de diversiteit en kwaliteit van woningen te verhogen in buurten in Almelo waar sprake is van een verhoogd risico op leegstand omdat de woningen niet toekomstbestendig zijn.
  • 3. Toekomstbestendige en duurzame woningvoorraad
    • a. Zorgen dat (oudere) inwoners een fijne woonomgeving krijgen/behouden, in nabijheid van anderen en met voorzieningen binnen bereik.
    • b. Bestaande en nieuwe woningen levensloopgeschikt maken.
    • c. een betaalbare en duurzame energievoorziening bereikbaar maken voor iedereen en bestaande woningen voor 2050 aardgasvrij maken.

Om de opgaven uit de woonvisie te kunnen realiseren wil de gemeente meer grip op de woningmarkt krijgen. Daarbij wil de gemeente niet alleen maar regels stellen, maar zal de gemeente het vooral samen met partijen (marktpartijen, corporaties, bewoners ed.) moeten doen. In de woonvisie wordt naast de aanleiding en de visie ook vooral aangegeven wat de speerpunten zijn en wat de gemeente gaat doen om haar ambities te realiseren. De visie dient tevens als basis voor de woningbouwprogrammering en de prestatieafspraken met de corporaties.

Woningbouwafspraken 2015 t/m 2024

In de raadsvergadering van 10 februari 2015 is de woningbouwplanning 2015 t/m 2024 vastgesteld. De binnenstad geldt als prioritair gebied in de planning en niet alleen in de woningbouwplanning. In de Perspectiefnota wordt de binnenstad als één van de drie hoofdopgaven voor de stad benoemd. Er wordt gestuurd op de ontwikkeling van de binnenstad. Er ligt een focus op binnenstedelijke transformatie en het tegengaan van leegstand.

De uitbreidings- en vervangingsbehoefte is geraamd op circa 3.200 woningen voor een termijn van 25 jaar. Tot en met 2024 wordt de woningbouwbehoefte geraamd op 175 woningen ('binnenstadsplan') en 115 woningen ('overig binnenstad').

Conclusie beoogde ontwikkeling

Vanwege de beperkte woningbouwopgave heeft de gemeente ingestemd met de inruil van bestemmingsplancapaciteit. Om deze reden zijn de woningen aan de Thorbeckelaan aan dit bestemmingsplan toegevoegd. De inruil is nader beschreven in paragraaf 4.2. Daarnaast wordt met de invulling van lege plekken in (de nabijheid van) het centrumgebied de (woon)kwaliteit van de Almelose binnenstad verhoogd.

 

Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten

5.1 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie een appartementengebouw aan de Bornerbroeksestraat met 30 appartementen en de bouw van 22 eensgezinswoningen aan de Parallelweg. Ook in het vigerende bestemmingsplan is woningbouw op beide locaties al mogelijk. De beoogde ontwikkelingen overschrijden de drempelwaarden niet. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Ten behoeve van de m.e.r.-beordelingsbeslissing is een notitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld, opgenomen in bijlage 14. Op basis van deze notitie neemt het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbeslissing waarin wordt aangegeven dat geen volledige m.e.r.-procedure doorlopen hoeft te worden.

5.2 Verkeer en parkeren

Beleid en normstelling

Het plan voorziet in de realisatie van nieuwe woningen op twee locaties. Deze locaties hebben een parkeerbehoefte en zullen een verkeerstoename als gevolg hebben. In paragraaf 3.2 is reeds de ontsluiting van de locaties beschreven. In het kader van het ruimtelijk plan moet worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Voor de ontwikkeling wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren). Op basis van de Beleidsregel Parkeernormen Almelo wordt ook voor de parkeerbehoefte aangesloten bij de kencijfers van het CROW. Conform dit beleid wordt uitgegaan van een 'matig stedelijk' karakter en het maximale kencijfer van de bandbreedte.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Bornerbroeksestraat

Op de locatie Bornerbroeksestraat zijn 30 appartementen (huur, midden/goedkoop) beoogd. Dit leidt tot een verkeersgeneratie van 114 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal). Deze toename zal via de onderdoorgang richting Bornerbroeksestraat en het Tuinpad en de Vijverhof/Kolkstraat opgaan in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer. In overleg met de gemeente dienen enkele verkeerstechnische maatregelen te worden genomen ten behoeve van een veilige doorgang ter plaatse van het Tuinpad.

Parallelweg

Op de locatie Parallelweg zijn 22 grondgebonden woningen beoogd. Voor zowel de eengezinswoningen als de pakhuizen is aangesloten bij de kencijfers van een 'koophuis tussen/hoek'. Dit leidt tot een totale verkeersgeneratie van 160 mvt/etmaal. Via de Appelstraat en Dijkstraat zal dit verkeer voornamelijk afwikkelen op de Thorbeckelaan/Kersenstraat, alwaar het zal opgaan in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer.

Parkeren

Bornerbroeksestraat

Voor de locatie Bornerbroeksestraat geldt een parkeernorm van 1,6 parkeerplaatsen per appartement. Voor de beoogde ontwikkeling aan de Bornerbroeksestraat zijn 48 parkeerplaatsen benodigd. Aan de achterzijde van de ontwikkeling aan de Bornerbroeksestraat is een parkeerterrein met 55 parkeerplaatsen voorzien. Hiervan dienen 11 parkeerplaatsen ter vervangen van de bestaande parkeergelegenheid; 44 parkeerplaatsen kunnen aan het beoogde complex worden toebedeeld. Dit is acceptabel voor de bewoners van het appartementencomplex. Vanwege het tekort van 4 parkeerplaatsen ten opzichte van de norm, kan voor bezoekersparkeren worden uitgeweken naar de openbare parkeerplaatsen aan De Kolk, ten noorden van het plangebied.

Parallelweg

Op basis van de ligging in de schil van het centrum geldt een maximale parkeernorm van 2,1 parkeerplaatsen per woning (koophuis, tussen/hoek). Gezien de ligging naast het centraal station van Almelo is een lagere norm (gemiddelde binnen de bandbreedte) mogelijk. Het autobezit per huishouden is hier volgens het CBS ook lager, dit komt meer overeen met het landelijk gemiddelde. Bij een gemiddelde binnen de bandbreedte geldt een parkeernorm van 1,7 per woning. Voor 22 woningen komt dit neer op 38 parkeerplaatsen. Aan de Parallelweg waren tot enkele jaren terug ook woningen aanwezig (ook 10 rijwoningen). Voor deze woningen waren geen extra parkeerplaatsen aanwezig ten opzichte van het huidige aanwezige parkeeraanbod.

Er worden 25 parkeerplaatsen voor bewoners gerealiseerd aan de Perenstraat (aan de achterzijde van de woningen). De bestaande langsparkeerplaatsen aan de Parallelweg en haaksparkeerplaatsen aan de Kalkovenweg blijven behouden. De parkeersituatie wordt ten opzichte van de voormalige situatie verbeterd.

Conclusie

De realisatie van de nieuwe woningen heeft een verkeerstoename tot gevolg welke op een goede manier kan worden afgewikkeld op de bestaande wegen. De ontwikkelingen leiden ook tot een toename van de parkeerbehoefte. Op de locatie Bornerbroeksestraat worden voor 30 appartementen 44 parkeerplaatsen gerealiseerd op het parkeerterrein achter het complex. Op de locatie Parallelweg wordt ten opzichte van de voormalige woningbouw extra parkeercapaciteit gerealiseerd. Voor de 22 woningen worden totaal 25 extra parkeerplaatsen gerealiseerd, waarmee de algehele parkeersituatie verbeterd. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkelingen op beide locaties niet in de weg.

5.3 Wegverkeerslawaai en spoorweglawaai

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven- bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is het verlenen van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximale ontheffingswaarde niet te boven gaan.

Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek, conform artikel 3.4 uit het Reken- en Meetvoorschrift 2012, is gebruik gemaakt.

Onderzoek en conclusie

Bornerbroeksestraat

Op de locatie Bornerbroeksestraat is een appartementecomplex beoogd bestaande uit 30 appartementen. Het beoogde appartementencomplex valt binnen de wettelijke geluidzone van de Bornerbroeksestraat, de Bornsestraat, de Burgemeester Raveslootsingel, de Zuiderstraat en de Kolkstraat. Akoestisch onderzoek is daarom uitgevoerd. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 1. De belangrijkste conclusies volgen hieronder. In het akoestisch onderzoek wordt nog uitgegaan van 2 extra appartementen ter plaatse van de onderdoorgang en de fietsenstalling (totaal 32 appartementen).

Uit onderzoek blijkt dat als gevolg van de gezoneerde Bornerbroeksestraat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Deze overschrijding vindt plaats aan alle appartementen die grenzen aan de Bornerbroeksestraat. De maximaal berekende geluidsbelasting bedraagt inclusief aftrek artikel 110g Wgh 60 dB.

Maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevels van de ontwikkeling terug te dringen zijn onvoldoende doeltreffend of stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Omdat de maximale ontheffingswaarde als gevolg van de Bornerbroeksestraat niet wordt overschreden, kunnen hogere waarden worden aangevraagd conform tabel 5.1.

Tabel 5.1 Te verlenen hogere waarden locatie Bornerbroeksestraat

Locatie   Hoogste geluidbelasting   Bron  
Deel wooncomplex grenzend aan de Bornerbroeksestraat   60 dB   Bornerbroeksestraat  

Parallelweg

Op de locatie Parallelweg worden 18 eensgezinswoningen en 4 pakhuizen gerealiseerd. Het plangebied ligt binnen de geluidzones van de Kersenstraat/Thorbeckelaan, Wierdensestraat en de Rijksspoorweg. Ook voor deze locatie is daarom akoestisch onderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen in bijlage 2. De belangrijkste conclusies volgen hieronder.

Als gevolg van het wegverkeer wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB in het plangebied Parallelweg door geen enkele weg overschreden. Het is niet noodzakelijk om voor wegverkeerslawaai een hogere waarde aan te vragen.

Als gevolg van het spoorweglawaai wordt bij 15 woningen in het plangebied niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. De hoogste geluidsbelasting bedraagt 65 dB. Er zijn geen doelmatige maatregelen mogelijk waarmee de geluidbelasting kan worden gereduceerd.

Er wordt voldaan aan het gemeentelijke gebiedsgericht geluidbeleid. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat in de uitvoering rekening wordt gehouden met de aanvullende eis uit het beleid dat de lucht- en contactgeluidsisolatie-index tussen woningen met één geluidsklasse van 5 dB verhoogd dient te worden.

Voor het plangebied dienen hogere waarden te worden aangevraagd conform tabel 5.2.

Tabel 5.2 Te verlenen hogere waarden locatie Parallelweg

Straat   Aantal   Woningen   Geluidbelasting Lden (dB)  
Appelstraat   1   A1   57  
Parallelweg   2   P10, P11   65  
Parallelweg   11   P1 t/m P9, P12, P13   64  
Parallelweg   1   P14   62  

Ter verduidelijking zijn de betreffende woningnummers met geluidbelasting afgebeeld in figuur 5.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0024.png"

Figuur 4.1 Woningnummers met geluidbelasting (per bouwlaag)

Ten gevolge van het rangeerterrein van Prorail wordt de richtwaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde bij geen enkele woning overschreden. Hiermee wordt tevens voldaan aan de ambitiewaarde van 50 dB(A) uit het gemeentelijk beleid.

5.4 Trilling railverkeer

Aangezien de nieuwe woningen op de locatie Parallelweg nabij het spoor zijn geprojecteerd, is door adviesbureau Peutz onderzoek gedaan naar de optredende trillingniveaus ten gevolge van railverkeer (zie bijlage 3). De afstand is zodanig (20 meter tot de buitenste spoorstaaf) dat trillinghinder op voorhand niet kan worden uitgesloten.

Uit de resultaten van het onderzoek volgt dat er een overschrijding plaatsvindt van de trillingniveaus in de bodem van de grenswaarden uit SBR Richtlijn B. De trillingniveaus zijn echter niet dusdanig hoog dat middels een goed gedimensioneerde fundering en voldoende stijve vloeren niet voldaan kan worden aan de grenswaarden voor nieuwe situaties uit SBR Richtlijn B. De benodigde dimensionering van de fundering en de vloeren kan in de ontwerpfase worden uitgevoerd. Het onderzoek geeft daarmee voldoende onderbouwing voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.5 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek

Ten behoeve van de beoogde woningbouw is door Econsultancy voor beide locaties een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het verkennend bodemonderzoek voor de locatie Bornerbroeksestraat is bijgevoegd als bijlage 4. Dit onderzoek beslaat het braakliggende terrein binnen het plangebied. Voor het (inmiddels gesloopte) pand op de locatie Bornerbroeksestraat 21 is afzonderlijk onderzoek uitgevoerd. Het verkennend bodemonderzoek voor de locatie Parallelweg is bijgevoegd als bijlage 6. Voor de Parallelweg is tevens een nader bodemonderzoek in combinatie met een verkennend asbestonderzoek bodem uitgevoerd, dat is opgenomen in bijlage 7. Hierna volgen de belangrijkste conclusies uit de uitgevoerde onderzoeken.

Bornerbroeksestraat

In de boven- en ondergrond van de gehele onderzoekslocatie zijn in verschillende gradaties baksteen, glas, kolengruis, puin en slakken aangetroffen. Mede gelet op de ouderdom van de voormalige bebouwing op de onderzoekslocatie en het ontbreken van informatie over de destijds toegepaste bouwmaterialen in de voormalige bebouwing, is de onderzoekslocatie verdacht op de aanwezigheid van asbest. Uit de analyseresultaten is gebleken dat de zintuiglijk verontreinigde boven- en ondergrond licht is verontreinigd met kwik, lood, PCB en/of PAK. In de zintuiglijk schone boven- en ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met molybdeen en zink.

Deze locatie behoort tot het oude gedeelte van het stadscentrum. Mogelijk zijn de lichte verontreinigingen eveneens te relateren aan de voormalige bebouwing op de onderzoekslocatie. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek. Econsultancy adviseert in verband met het aantreffen van baksteen(resten) om een verkennend asbest in bodem conform de NEN 5707 te laten uitvoeren. Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.

Het verkennend onderzoek asbest is uitgevoerd door milieutechnisch adviesbureau Vink. De volledige rapportage is bijgevoegd als bijlage 5. Uit de resultaten van het verkennend onderzoek blijkt dat op enkele plekken asbestverdacht materiaal is waargenomen. De asbestconcentratie blijft echter ruimschoots beneden de interventiewaarde en het criterium voor nader onderzoek asbest.

Parallelweg

De bodem bestaat voornamelijk uit zwak siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De bovengrond is bovendien zwak tot matig humeus. Verder is de bovengrond plaatselijk zwak baksteenhoudend en zwak kolengruishoudend. Ter plaatse van boring 09 (ten noorden van de Perenstraat) is de bovengrond matig puinhoudend en sterk kolengruishoudend. De ondergrond is plaatselijk zwak gleyhoudend. Ook is de bovengrond ter plaatse van boring 09 licht verontreinigd met cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, minerale olie en PCB, matig verontreinigd met zink en sterk verontreinigd met PAK. Daarnaast is de bovengrond licht verontreinigd met lood, zink en minerale olie en matig verontreinigd met PAK. In het grondwater op de onderzoekslocatie zijn lichte verontreinigingen met barium, cadmium, nikkel, zink en xylenen aangetoond. Econsultancy adviseert nader bodemonderzoek te laten instellen naar de aard en omvang van de geconstateerde verontreinigingen met PAK en zink ter plaatse van boring 09.

Op basis van de sloop die in het verleden op de onderzoekslocatie heeft plaatsgevonden en de zintuiglijke bijmengingen die tijdens het verkennend bodemonderzoek zijn waargenomen, bestaat aanleiding een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Econsultancy adviseert daarom om een onderzoek asbest in de bodem conform de NEN 5707 te laten uitvoeren. Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.

Het nader bodemonderzoek en verkennend asbestonderzoek bodem zijn tevens uitgevoerd door Econsultancy (Bijlage 7). Op basis van analyseresultaten wordt de sterke zink verontreiniging in de grond als afgeperkt beschouwd. Op vrijwel de gehele onderzoekslocatie zijn verontreinigingen met PAK aangetoond. De verontreinigingen met PAK zijn afgeperkt tot de contour Maximale Waarde Wonen, circa 1.270 m2. Binnen deze contour zijn op 3 locaties sterke verontreinigingen met PAK aangetoond. De hoeveelheid grond Maximale Waarde Wonen bedraagt circa 1.900 m3, hiervan is circa 60 m3 sterk verontreinigd.

Geadviseerd wordt, voorafgaande aan de herontwikkeling van het terrein, de PAK-verontreiniging te saneren op basis van een saneringsplan of een melding Besluit Uniforme Saneringen. De aard en opzet van de sanering zal in overleg met de opdrachtgever van de sanering worden vastgesteld. Gezien het toekomstige gebruik en de verontreinigingssituatie zal sanering naar verwachting inhouden het verwijderen van de met PAK verontreinigde grond (verontreinigd in gehalten > Generieke Maximale Waarde Wonen) in ieder geval tot een diepte van 1 m -toekomstig peil.

Zintuiglijk zijn in de boringen verspreid over de gehele onderzoekslocatie verontreinigingen met baksteen, beton en puin aangetroffen. In de geanalyseerde grondmengmonsters is geen asbest aangetoond.

Conclusie

Voor de locatie Bornerbroeksestraat bestaat geen reden voor nader onderzoek. Ook geven de aangetroffen gehalten asbest geen aanleiding tot nader onderzoek. Ten slotte zijn in het pand Bornerbroeksestraat 21 geen asbesthoudende materialen aangetroffen. De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt op deze locatie geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Ter plaatse van de Parallelweg vormden de geconstateerde verontreinigingen met PAK en zink ter plaatse van boring 09 aanleiding tot nader bodemonderzoek. Ook is op basis van het advies een onderzoek asbest in de bodem uitgevoerd. In het nader bodemonderzoek zijn de aangetroffen verontreinigingen met zink en PAK afgeperkt. Geadviseerd wordt om de PAK verontreiniging te saneren. In het verkennend asbestonderzoek bodem is ter plaatse geen asbest aangetoond.

Indien er bij werkzaamheden grond vrijkomt die niet op de locatie kan worden hergebruikt, zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit, het Tijdelijk Handelingskader voor PFAS, of de regionale bodemkwaliteitskaart van toepassing.

Verificatie Bodemonderzoek Parallelweg

Aanleiding

In opdracht van de gemeente Almelo is een verificatieonderzoek uitgevoerd, met als doel om te bepalen of de eerder bepaalde omvang van 3 verontreinigingskernen en met PAK en/of zink juist zijn of dat mogelijk sprake is van toevalstreffers op puntbronnen van (zeer) beperkte omvang. Voorafgaand aan onderhavig onderzoek zijn een tweetal verkennend bodemonderzoeken uitgevoerd. De onderzoeken zijn vrijwel gelijktijdig uitgevoerd (zonder dat beide partijen die de onderzoeken uitvoerden daarvan op de hoogte waren).

In het onderzoek van Ortageo, in opdracht van de gemeente Almelo (kenmerk 211806/R01, d.d. 6 februari 2020). In het onderzoek zijn maximaal licht verhoogde waarden gemeten in grond en grondwater.

In het onderzoek van Econsultancy, (kenmerk 10775.001, 24 december 2019) zijn in de grond op een drietal plaatsen sterk verhoogde gehalten met PAK aangetoond. Vanwege de resultaten van het verkennend onderzoek heeft een nader onderzoek plaatsgevonden (kenmerk 10775.002, 24 maart 2020). Daarin is geconcludeerd dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging (2 contouren met een totaal van 60 m³ sterk met PAK verontreinigde grond). Omdat in het nader onderzoek voorbij is gegaan aan de (recente) historie van de

locatie (sloop, uitvlakking, aanvulling) en de vermoedelijke heterogeniteit van de verontreiniging is het verificatie-onderzoek in opdracht van de gemeente Almelo uitgevoerd.

Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 8 bij de toelichting.

Resultaten

Het onderzoek betreft een maatwerk onderzoek. Op de locatie is sprake van een bodemverontreiniging welke kan worden aangemerkt als niet-ernstig geval van bodemverontreiniging. Ook is nog een stortgat aangetroffen waarin het eerder gemeten sterk verhoogd PAK-gehalte niet is bevestigd.

Indien ter plaatse van deze verontreinigingen graafwerkzaamheden plaatsvinden wordt aanbevolen de verontreinigingen te verwijderen. Aanbevolen wordt ook de verontreinigingen te verwijderen indien de locatie ter plaatse van de verontreiniging niet wordt verhard (gebruik tuin).

Opgemerkt wordt dat de verontreiniging een heterogeen voorkomen heeft en dat mogelijk elders op de locatie ook sprake is van verontreinigingen in de bodem die pas bij graafwerk worden aangetroffen. Voor deze mogelijke verontreinigingen geldt ook dat wordt aanbevolen ze te verwijderen indien de locatie ter plaatse van de verontreiniging niet wordt verhard (gebruik tuin).

Er zijn op basis van de milieuhygiënische bodemkwaliteit, bij de voorgenomen inrichting, geen belemmeringen voor het verlenen van de omgevingsvergunning, activiteit bouw of voor de bestemmingswijziging van de locatie.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorziene ontwikkeling.

5.6 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Regelgeving en beleid

Op grond van de Erfgoedwet, het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (artikel 3.6.1 lid 1) en het beleid van de gemeente Almelo dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische en cultuurhistorische waarden. In de toelichting van een bestemmingsplan dient een beschrijving opgenomen te worden van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Gemeenten zullen een inventarisatie moeten (laten) maken van alle cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied, dus niet alleen van archeologische waarden. Daarnaast moeten ze aangeven welke conclusies ze daaraan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.

De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Het deel van de Erfgoedwet dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Onderzoek

Bornerbroeksestraat

De locatie Bornerbroeksestraat valt buiten de 'Historische kern van Almelo'. In het bestemmingsplan 'Centrum Zuid' is voor deze locatie dan ook geen archeologische dubbelbestemming opgenomen. Archeologisch onderzoek is voor deze locatie niet noodzakelijk.

Parallelweg

Op basis van het geldende bestemmingsplan geldt voor het zuidelijke deel van het plangebied de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologische verwachting middelhoog’. Ter plaatse van deze dubbelbestemming is voor nieuw te bebouwen oppervlak kleiner dan 5.000 m2 geen omgevingsvergunning vereist. Omdat de oppervlakte van het plangebied circa 3.300 m2 bedraagt, hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Cultuurhistorie

Toetsingskader

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Onderzoek

Bornerbroeksestraat

In het plangebied zijn geen waardevolle cultuurhistorische objecten en monumenten aanwezig. Wel bevinden zich, op basis van de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Overijssel, in de omgeving van het plangebied enkele gemeentelijke monumenten. Negatieve effecten op deze gemeentelijke monumenten of andere cultuurhistorische waarden is niet aan de orde.

De Bornerbroeksestraat maakt onderdeel uit van het historische infrastructuurnetwerk. Zoals aangegeven in paragraaf 4.3 is de ambitie van de provincie om dit netwerk meer zichtbaar te maken. Hier wordt een bijdrage aan geleverd door het herstel van de oude straatwand langs de Bornerbroeksestraat.

Parallelweg

In het plangebied zijn geen waardevolle cultuurhistorische objecten en monumenten aanwezig. Negatieve effecten op gemeentelijke monumenten of andere cultuurhistorische waarden zijn niet aan de orde.

Conclusie

Er zijn op beide locaties of in de directe omgeving daarvan geen gemeentelijke of rijksmonumenten aanwezig. Ook wordt met de beoogde ontwikkeling aan de Bornerbroeksestraat een bijdrage geleverd aan het herstel van de oude straatwand langs de Bornerbroeksestraat. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat de archeologische en cultuurhistorische waarden de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staan.

5.7 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Wierdense Veld ligt op circa 8,3 km ten westen van het plangebied Parallelweg en 8 km van het plangebied Bornerbroeksestraat. Het dichtstbijzijnde onderdeel van Natuurnetwerk Nederland bevindt zich op circa 4,5 km ten zuiden van de Parallelweg en 3,7 km van de Bornerbroeksestraat.

Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. Door de ruime afstand wordt ook de kans klein geacht dat het invloed heeft op het Wierdense Veld op het gebied van stikstof. Momenteel is het terrein op beide locaties braakliggend. De beoogde woningen worden gasloos gebouwd waardoor er geen gebouwemissies zijn. Dat betekent dat het plan enkel stikstofemissies veroorzaakt als gevolg van de toename in verkeersgeneratie ten opzichte van de huidige situatie en in de aanlegfase door het nodige gebruik van mobiele werktuigen en verkeersbewegingen. Om te berekenen hoe hoog de stikstofdepositie zal zijn, is met AERIUS een berekening uitgevoerd.

Locatie Bornerbroeksestraat

De Aeriusberekening van de stikstofdepositie voor de Bornerbroeksestraat is opgenomen in bijlage 9. In de berekening is uitgegaan van een worst case scenario van 32 appartementen. Uit de berekening met Aerius blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr. Voor zowel de aanleg- als gebruiksfase staat de Wet natuurbescherming het project niet in de weg.

Locatie Parallelweg

De Aeriusberekening van de stikstofdepositie voor de Parallelweg is opgenomen in bijlage 10. Uit de berekening met Aerius blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr. Voor zowel de aanleg- als gebruiksfase staat de Wet natuurbescherming het project niet in de weg.

Soortenbescherming

Locatie Bornerbroeksestraat

Op 5 november 2019 is door Adviesbureau Mertens een bezoek gebracht aan het plangebied en de directe omgeving. De rapportage van deze quickscan is bijgevoegd als bijlage 11. Uit het verkennend veldonderzoek kan geconcludeerd worden dat het voorkomen van en negatieve effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels met vaste rust- en verblijfplaatsen wordt uitgesloten. In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk om opgaand groen te rooien buiten het broedseizoen en/of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen. Dit kan gedaan worden door bijvoorbeeld vogelverschrikkers te gebruiken. Op deze manier kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Overijssel. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. De plannen aan de Bornerbroeksestraat zijn niet in strijd met het gestelde in de Wet natuurbescherming.

Locatie Parallelweg

Op 20 juni en 5 november 2019 is door Adviesbureau Mertens een bezoek gebracht aan het plangebied en de directe omgeving. De rapportage van deze quickscan is bijgevoegd als bijlage 12. Uit het verkennend veldonderzoek kan geconcludeerd worden dat het voorkomen van en negatieve effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels met vaste rust- en verblijfplaatsen wordt uitgesloten. In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk om opgaand groen te rooien buiten het broedseizoen en/of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen. Dit kan gedaan worden door bijvoorbeeld vogelverschrikkers te gebruiken. Op deze manier kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Overijssel. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. De plannen aan de Parallelweg zijn niet in strijd met het gestelde in de Wet natuurbescherming.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. De Wet natuurbescherming staat de ontwikkeling niet in de weg. Wel dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen van algemene broedvogels te worden gestart of wanneer geen broedgeval aanwezig is. Daarnaast is voor eventuele aanwezige soorten de algemene zorgplicht van kracht.

5.8 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk Externe veiligheidsbeleid 2015-2018 is vastgesteld in maart 2014, in 2019 is het opnieuw vastgesteld (verlengd tot 2021).

Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0025.png"

Figuur 5.1 Uitsnede professionele risicokaart met plangebied rood omcirkeld

Bornerbroeksestraat

Volgens de professionele risicokaart liggen op grote afstand van het plangebied Bornerbroeksestraat twee risicovolle inrichtingen: spoorwegemplacement Almelo en Preston Palace. De spoorlijn Almelo - Hengelo ligt op minimaal 195 meter ten westen van het plangebied. Over de spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Spoorwegemplacement

Formeel wordt het spooremplacement van Almelo nog als risicovolle inrichting beschouwd omdat dit emplacement is genoemd in bijlage 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Deze vermelding in bijlage 3 is inmiddels achterhaald, omdat het rangeren met wagons, geladen met gevaarlijke stoffen, niet meer plaatsvindt binnen deze inrichting. Er wordt derhalve niet verder ingegaan op deze risicobron.

Preston Palace

Aan de Laan van Iselohn 1 is inrichting Preston Palace aanwezig waar opslag plaatsvindt van 3.000 liter natriumhypochloriet, vloeistof die zeer giftige gassen kunnen vormen. De risicocontour bedraagt 60 meter en ligt binnen de inrichtingsgrens. Er is geen invloedsgebied aanwezig, de risicobron wordt derhalve verder buiten beschouwing gelaten.

Transport gevaarlijke stoffen over spoor

Over de spoorlijn vindt vervoer plaats van gevaarlijke stoffen. Het invloedsgebied bedraagt meer dan 4 kilometer als gevolg van het vervoer van stofcategorie D4, toxische stoffen. Het maatgevende invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 460 meter.

De locatie Bornerbroeksestraat ligt op een afstand van minimaal 195 meter. De dichtstbijzijnde woninggevel ligt op circa 200 meter van het spoor. Vanwege de volgende redenen kan een berekening van het groepsrisico achterwege blijven:

  • de afstand tot de dichtstbijzijnde woninggevel bedraagt circa 200 meter (voor ruimtelijke ontwikkelingen niet binnen 200 meter van een transportroute kan een berekening van het groepsrisico achterwege blijven);
  • de toename van het aantal personen als gevolg van de ontwikkeling in verhouding tot de personen in het invloedsgebied van het spoor (stedelijk gebied van Almelo) is beperkt. Dit in combinatie met de afstanden van de woningen tot het spoor (200 meter en meer) kan een toename van 10% van het groepsrisico uitsluiten;
  • voor de gemeente Almelo is berekend dat er door het vaststellen van het Basisnet spoor geen overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico is te verwachten (0,2 maal de oriënterende waarde van het groepsrisico) (bron: Basisnet spoor gemeente Almelo, 2011).

Het groepsrisico hoeft dan ook niet in berekend te worden. In het kader van het Bevt dient wel het groepsrisico te worden verantwoord en dient te worden ingegaan op de aspecten bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Ook het appartementencomplex aan de Bornerbroeksestraat wordt goed ontsloten vanaf meerdere windrichtingen waardoor de bereikbaarheid goed te noemen is. Van belang is verder dat voor een scenario bleve (boiling liquid expanding vapour explosion) een (nood)uitgang aanwezig is die van de bron af gericht is zodat aanwezige personen van de bron af kunnen vluchten. Bij een toxisch scenario is het van belang dat het ventilatiesysteem handmatig kan worden uitgeschakeld zodat de mensen kunnen schuilen in het gebouw. In het kader van het vooroverleg wordt advies gevraagd aan de veiligheidsregio.

Parallelweg

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, vindt er in de omgeving van het plangebied geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het water, de weg of door buisleidingen (zie figuur 5.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0026.png"

Figuur 5.2 Uitsnede professionele risicokaart met plangebied zwart omkaderd

Spoorwegemplacement
Wel bevindt zich het spooremplacement van Almelo ten noorden van het plangebied. Dit heeft geen externe werking op het plangebied.

Transport gevaarlijke stoffen over spoor

Daarnaast bevindt zich het spoortraject Hengelo – Deventer op een afstand van circa 30 meter van het plangebied. Omdat de afstand minder is dan 200 meter, moet het groepsrisico inzichtelijk worden gemaakt middels een QRA. Dit is uitgevoerd door AVIV en toegevoegd als bijlage 13. Uit het onderzoek blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. Het groepsrisico is in zowel de huidige als toekomstige situatie een factor 0.07 keer de oriëntatiewaarde. Hierdoor kan worden volstaan met een beknopte verantwoording.

Beknopte verantwoording

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Bornerbroeksestraat en de Parallelweg. Deze wegen sluit aan op het verdere wegennetwerk van Almelo. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zullen in totaal 54 woningen gerealiseerd worden. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. Bij deze groepen wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de verzorgers/ouders de kinderen en ouderen zullen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over het spoor geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.

Conclusie

Bornerbroeksestraat

De benoemde risicovolle inrichtingen zijn op een grote afstand van het plangebied gelegen waardoor deze niet van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie. Voor het spoor is vanwege de beperkte toename van het groepsrisico en doordat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt geen berekening nodig. De bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid van het plangebied wordt als voldoende beschouwd. Wel moet rekening gehouden worden dat de gebouwen geschikt zijn om enkele uren in te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Ook is het van belang dat een (nood)uitgang aanwezig is die van de bron af gericht is. Verder zijn geen risicovolle bronnen aanwezig in de omgeving die een belemmering vormen. De externe veiligheidssituatie in het plangebied is positief te noemen.

Parallelweg

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoortraject Hengelo – Deventer waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Uit de QRA (bijlage 13) blijkt dat het groepsrisico in zowel de huidige als toekomstige situatie een factor 0.07 keer de oriëntatiewaarde is. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving geen risicovolle bronnen aanwezig met een externe werking op het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.9 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

Bornerbroeksestraat

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Parallelweg

Door de Appelstraat loopt een rioolleiding die ook als zodanig in het geldende bestemmingsplan is bestemd. De vigerend bestemming is in voorliggend bestemmingsplan overgenomen. De leiding staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Voor het overige zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.

5.10 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.2 weergegeven.

Tabel 5.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Onderzoek

Bornerbroeksestraat

Het totale aantal woningen in het plangebied neemt toe met maximaal 30 woningen. Het plan draagt daarom in niet betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2019 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende meetpunt betreft de Violierstraat ter hoogte van de Brouwerijstraat, direct ten zuiden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in de prognose voor 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 16,1 µg/m³ voor NO2, 16,9 µg/m³ voor PM10 en 9,9 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Parallelweg

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van 22 eengezinswoningen. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2019 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Aalderinksingel, direct ten westen van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in de prognose voor 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 16 µg/m³ voor NO2, 16,7 µg/m³ voor PM10 en 9,8 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen. Ter plaatse van beide plangebieden is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.11 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling een belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen te kunnen maken, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.

Onderzoek en conclusie

Bornerbroeksestraat

De Bornerbroeksestraat betreft een uitloper van het centrumgebied. De omliggende bebouwing aan de noordzijde van de Bornerbroeksestraat betreffen woningen. Aan de zuidzijde van de Bornerbroeksestraat is een medisch centrum gevestigd. De naastgelegen bebouwing heeft een gemengd karakter, passend bij een centrumgebied. Gezien de lichte vormen van bedrijvigheid wordt geconcludeerd dat er bij de beoogde woningen geen sprake zal zijn van milieuhinder. Ter plaatse van het appartementencomplex is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Parallelweg

In de omgeving van de Parallelstraat zijn er voornamelijk woningen en maatschappelijk functies gevestigd. Ook valt het plangebied in de geluidzone van het spoor. Hierdoor de omgeving getypeerd kan worden als 'gemengd gebied'. Ten noorden bevindt zich het station Almelo. Volgens de VNG-publicatie valt een spoorstation onder categorie 3.2 met een richtafstand van 50 meter voor geluid. Hier wordt met een afstand van circa 24 meter niet aan voldaan. Het maatgevende aspect betreft geluid. Hiervoor is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 5.3).

Als gevolg van de beoogde ontwikkeling worden geen bedrijven belemmerd en ter plaatse van het plangebied.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

6.1 Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Almelo, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.

6.2 Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Partiele herziening omgevingsvisie voor kaderrichtlijn water en richtlijn overstromingsrisico's

Gemeentelijk

  • Verbreed gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 (GRP4)
  • Waterplan Almelo (2002)

Waterschapsbeleid

Waterschap Vechtstromen verzorgt sinds 1 januari 2014 het waterbeheer in Twente, Noordoost Overijssel en Zuidoost Drenthe. Vechtstromen is ontstaan door de fusie van de waterschappen Velt en Vecht en Regge en Dinkel. Op het gebied is het waterbeheerplan 2016-2021 van toepassing.

Het waterschap is verantwoordelijk voor een optimaal waterbeheer en voor de instandhouding van het voor Twente karakteristieke bekensysteem. Dat betekent dat ervoor gezorgd wordt dat het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en kwantitatief aansluit bij het maatschappelijk gebruik van de grond. Het waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft hoe het waterschap de doelstellingen wil realiseren.

Door klimaatverandering komen extreme buien vaker voor, met als gevolg grotere risico's op wateroverlast. Daarmee ligt een opgave om in de toekomst extreme situaties die vaker gaan voorkomen het hoofd te kunnen bieden. Daarom zijn maatregelen niet alleen nodig in het watersysteem en in de ruimtelijke ordening maar wil het waterschap ook werken aan een groter bewustzijn bij inwoners over de risico's op wateroverlast.

KlimaatActieve Stad (KAS)

Als Klimaat Actieve Stad Stedenband Twente, kortweg KAS, hebben de gemeenten Almelo, Enschede en Hengelo, waterschap Vechtstromen en provincie Overijssel de krachten gebundeld. De rode draden uit de ‘Klimaatagenda: weerbaar, welvarend en groen’ zijn als uitgangspunten genomen.

De gemeente Almelo streeft een grondwaterstand na, die geen structurele overlast veroorzaakt bij bewoners en bedrijven. Nieuwe ontwikkelingen, zowel openbaar als particulier, moeten zodanig worden ontworpen en ingericht dat de toekomstige bewoners/gebruikers geen hinder ondervinden van (te) hoge grondwaterstanden. Het oplossen van grondwaterproblemen achteraf kost een veelvoud van maatregelen tijdens de bouwfase. De grondwateroverlast wordt bestreden (en bij nieuwbouw voorkomen) volgens de voorkeursstrategie:

  • ophogen;
  • aanleggen extra oppervlaktewater;
  • aanleggen grondwatertechnische maatregelen.

Pas als ophogen of extra oppervlaktewater in een deelgebied niet realistisch is, komen grondwatertechnische maatregelen zoals drainages, in beeld. Bij nieuwbouw worden in principe geen grondwatertechnische maatregelen aangelegd. Voor de ontwatering gelden de volgende criteria:

  • wegen minimaal 0,80 m boven de GHG;
  • openbaar groen minimaal 0,50 m boven de GHG;
  • vloerpeilen minimaal 1,00 m boven de GHG.

Verbreed gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020

De gemeentelijke doelstellingen op gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater staan in het verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (vGRP) 2011-2015. Met dit vGRP geeft de gemeente Almelo invulling aan een duurzame inzameling en verwerking van afvalwater, hemelwater en overtollig grondwater en een duurzaam beheer van het gemeentelijk rioolstelsel. Riolering draagt namelijk bij aan de Volksgezondheid, de kwaliteit van de leefomgeving en beschermt de bodem, het grond- en oppervlaktewater. De aanleg en het beheer van riolering zorgt dat verontreinigd afvalwater uit de directe leefomgeving wordt verwijderd en voorkomt de directe ongezuiverde lozing van afvalwater op bodem- of oppervlaktewater. Daarnaast zorgt riolering voor de ontwatering van de bebouwde omgeving door naast het afvalwater van huishoudens en bedrijven ook het overtollige regenwater van daken, pleinen, wegen e.d. en het overtollige grondwater apart in te zamelen en af te voeren.

Waterplan Almelo

Het Waterplan is in 2002 vastgesteld en beschrijft de samenhangende visie op het integrale watersysteem en de waterketen in de omgeving. Het plan zet in op het verbeteren van milieukwaliteit, het vergroten van belevingswaarde en het scheiden van waterstromen in waterketen en watersysteem.

6.3 Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied ligt in het (binnen)stedelijk gebied van Almelo en bestaat uit drie plangedeeltes: Bornerbroeksestraat, Parallelweg en Thorbeckelaan.

Bodem en grondwater

Locatie Bornerbroeksestraat

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem in de omgeving uit lemig fijn zand. Er is sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de hoogste grondwaterstand tussen de 40 en 80 cm beneden de maaiveldhoogte bevindt en de laagste meer dan 120 cm beneden het maaiveld.

Uit de grafieken van http://publiek.twentswaternet.mosgeo.com/ blijkt dat tussen de plangedeeltes peilbuis: pb10.07 aanwezig is. Het normpeil bedraagt 10.43, RHG 10.24 en het RLG 9.72. Het maaiveld op deze locatie is +11.13 m (NAP).

Locatie Parallelweg

Vanwege de ligging in de bebouwde kom is het plangebied niet gekarteerd. In de omgeving is er voornamelijk sprake van zwaklemig fijn zand. Ook wat betreft de grondwatertrap is het plangebied niet gekarteerd. In de omgeving van het plangebied is er voornamelijk sprake van grondwatertrap III. Dit wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand 40 centimeter onder maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand schommelt tussen 80 en 120 centimeter.

De grondwaterstanden zijn voor het overgrote deel afhankelijk van het peil van het oppervlaktewater en de hoogteligging van het maaiveld ten opzichte van het waterpeil. Het maaiveld ligt op circa 11 meter boven NAP.

Uit de grafieken van http://publiek.twentswaternet.mosgeo.com/ blijkt dat in de nabije omgeving van de Parallelweg peilbuis: pb14.10 aanwezig is. Het normpeil bedraagt 10.35, GHG 9.93 en GLG 9.53. Het maaiveld op deze locatie is +11.05 m (NAP).

Locatie Thorbeckelaan

Dit gedeelte van het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging in de bebouwde kom is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. In de omgeving bestaat de grond uit zavel met homogeen profiel. Met betrekking tot grondwater is in de omgeving van het plangebied sprake van grondwatertrap Vb. Dit betekent dat de hoogste gemiddelde grondwaterstand schommelt tussen 25 en 40 centimeter onder maaiveld. De gemiddelde laagste grondwaterstand ligt op 120 centimeter onder maaiveld. Het maaiveld ligt op circa 3,8 meter +NAP.

Waterkwantiteit

Locatie Bornerbroeksestraat

In de nabijheid van de woningbouwlocatie Bornerbroeksestraat zijn geen watergangen aanwezig die zijn opgenomen op de legger.

Locatie Parallelweg

Ook in de nabijheid van de woningbouwlocatie Parallelweg zijn geen watergangen aanwezig die zijn opgenomen op de legger.

Locatie Thorbeckelaan

Ook in de nabijheid van de woningbouwlocatie Thorbeckelaan zijn geen watergangen aanwezig die zijn opgenomen op de legger.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen de plangebieden of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszones zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van de plangebieden.

Veiligheid en waterkeringen

De plangebieden bevinden zich niet in de kernzone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

De locatie aan de Bornerbroeksestraat is aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel. De locatie aan de Parallelweg bestaat momenteel uit grasland en is niet aangesloten op het rioleringsstelsel. De locatie aan de Thorbeckelaan is momenteel ook aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.

6.4 Toekomstige situatie

Algemeen

Locatie Bornerbroeksestraat

De locatie Bornerbroeksestraat was tot 10 jaar geleden volledig bebouwd zoals weergegeven in figuur 6.1. De locatie bestaat in de huidige situatie grotendeels uit een grasveld met daarbij een appartementencomplex met achterliggende garageboxen en naastgelegen oprit/parkeerplaats. Op basis van het vigerende bestemmingsplan kan dit gebied deels worden bebouwd. Het gebied beschikt over een 15 meter diep bouwvlak langs de Bornerbroeksestraat dat volledig mag worden bebouwd. Daarnaast zijn buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken toegestaan waarbij maximaal 50% van het bouwperceel dat buiten het bouwvlak is gelegen mag worden bebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.00117-BP31_0027.png"Figuur 6.1 Situatie locatie Bornerbroeksestraat 2005

Parallelweg

Ook de locatie Parallelweg was tot enkele jaren geleden nog deels bebouwd. Op basis van het geldende bestemmingsplan kunnen binnen drie bouwvlakken woningen met bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.

Thorbeckelaan

Op basis van het geldende bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Wonen'. Op deze locatie staan momenteel een aantal woonblokken met gestapelde woningen. De twee woonblokken in het plangebied worden gesloopt. In deze woonblokken zijn in totaal 48 woningen gevestigd. Er worden geen nieuwe woningen gebouwd, het plangebied wordt omgezet naar 'Groen'.

Waterkantiteit

Locatie Bornerbroeksestraat

Ten opzichte van de eerdere inrichting van de locatie Bornerbroeksestraat (2005) is geen sprake van een toename van de hoeveelheid oppervlakteverharding. Om te voorkomen dat bij hevige regenval een grote druk ontstaat op het bestaande rioolleringsnetwerk, wordt ten behoeve van de infiltratie van hemelwater het parkeerterrein uitgevoerd met waterdoorlatende straatstenen. Zo kan het water gemakkelijk weglopen in de ondergrond. Het kratten systeem wordt hier toegepast, hiermee wordt een ondergrondse waterbuffer gecreëerd.

De grondwateroverlast wordt voorkomen volgens de voorkeursstrategie van de gemeente.

Parallelweg

Op dit moment is het perceel geheel onverhard. Met de realisatie van de 22 eengezinswoningen zal er sprake zijn van een toename in verharding. Wanneer binnen het plan het verhard oppervlak met meer dan 1.500 m2 toeneemt, dienen hiervoor compenserende maatregelen te worden genomen. Waterschap Vechtstromen hanteert hierbij de 10% vuistregel. Dit betekent dat 10% van de toename verhard oppervlak voor waterberging ingericht dient te worden. Met de realisatie van de beoogde ontwikkeling zal de toename van verharding onder de grens van 1.500 m2 blijven. Ook in de eerdere situatie (2017) was reeds sprake van verharding van een groot deel van het plangebied. Er hoeft niet gecompenseerd te worden.

Ten behoeve van de berging van het hemelwater wordt voor de Parallelweg ook het krattensysteem c.q. wadi toegepast. Een wadi is een greppel of sloot waarin hemelwater langzaam de grond in kan zakken. Het water stroomt van daken en wegen dus niet in de bestaande riolering, maar via bovengrondse goten of greppels in de wadi. Wadi’s kunnen tevens als natuurgebied, speelterrein, evenemententerrein of park worden gebruikt.

Thorbeckelaan

Op dit moment is het perceel geheel verhard. Er zal ten op zichte van de eerdere inrichting van de Thorbeckelaan sprake zijn van een afname in verharding.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkelingen vinden niet plaats binnen of nabij een waterkering en heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Het afvalwater zal voor de Bornerbroeksestraat afgevoerd worden naar de straatzijde. Voor de eengezinswoningen aan de Parallelweg wordt het afvalwater aan de voorzijde aangesloten op het bestaande riool. De afvoer voor de pakhuizen zal via de pleinzijde richting de straatzijde lopen.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone van 5 meter niet zonder vergunning van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige ontwikkelingen is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

Voor de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen zijn de gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse onderzocht. Hieruit blijkt dat er geen compensatie voor verharding nodig is, omdat de toename van verharding onder de grenswaarde van 1.500 m2 blijft. Ook grenzen de plangebieden niet aan watergangen, beschermingszones of keringen. Hierdoor kunnen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse uitgesloten worden.

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

7.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Bornerbroeksestraat, Parallelweg en Thorbeckelaan' bestaat uit een verbeelding (plankaart), planregels en deze plantoelichting. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische deel van het bestemmingsplan. Deze vormen het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van gronden en bebouwing. In de regels worden de mogelijkheden in artikelen vastgelegd. Op de verbeelding worden de bestemmingen, bouw- en gebruiksmogelijkheden aangeduid. Het bestemmingsplan is opgesteld in aansluiting op de vigerende bestemmingsplannen 'Centrum Zuid' en 'Kerkelanden e.o.' en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.

In dit hoofdstuk zal de juridische systematiek van het bestemmingsplan worden toegelicht. Ook wordt een beschrijving per artikel en een toelichting op de algemene bepalingen en de overgangs- en slotbepalingen gegeven.

7.2 Juridische systematiek

Dit bestemmingsplan maakt een appartementengebouw van 32 woningen en 22 eensgezinswoningen mogelijk aan de randen van het centrumgebied van Almelo.

De regels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen wordt ingegaan:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

7.3 Verantwoording van de planregels

Inleidende regels

Begrippen

In het eerste artikel zijn de noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen die worden gebruikt in de regels. het bevat definities om misverstanden te voorkomen.

Wijze van meten

Het tweede artikel regelt hoe er gemeten moet worden.

Bestemmingsregels

Groen

De woonblokken aan de Thorbeckelaan die gesloopt worden, krijgen een groenbestemming. Met het vervallen van de woonbestemming op deze locatie kan de plancapaciteit op de andere locaties in het plangebied ingezet worden. Bebouwing binnen de groenbestemming is enkel toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen. Daarnaast zijn regels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Tuin

Deze bestemming is opgenomen aan de voorzijde van de woningen en vormt veelal de voortuin. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Verkeer en Verkeer - 1

Het plangebied Parallelweg is conform het geldende bestemmingsplan en de omliggende wegen voorzien van de bestemming 'Verkeer' en het plangebied Bornerbroeksestraat van de bestemming 'Verkeer - 1'. De verkeersbestemming is bedoeld voor de in het plangebied opgenomen wegen, straten, fiets- en voetpaden. De gronden zijn mede bestemd voor groen- en speelvoorzieningen, voorzieningen ter wering van het wegverkeerslawaai, parkeervoorzieningen en straatmeubilair. De regeling spitst zich vooral toe op bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Wonen

Het plangebied Parallelweg is conform de voormalige en omliggende woonbebouwing voorzien van de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming is het oprichten van woningen toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Op de verbeelding zijn ook het maximale aantal wooneenheden en de maximum goot- en bouwhoogte aangegeven. Binnen de woonbestemming is bij recht een aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit op kleine schaal en ondergeschikt aan de woonfunctie toegestaan.

Wonen - Gestapeld wonen

Het plangebied Bornerbroeksestraat is conform de omliggende woonbebouwing voorzien van de bestemming 'Wonen - Gestapeld'. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend gestapelde woningen met bijbehorende voorzieningen toegestaan.

Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarbinnen het woongebouw mag worden opgericht. De schetsmodellen zijn hiervoor als uitgangspunt genomen. Zowel het maximale aantal wooneenheden als de maximum bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen omtrent de afstand tot de perceelsgrenzen voor hoofdbebouwing en oppervlakte- en hoogtematen van bijbehorende bouwwerken.

Leiding - Riool 

Deze dubbelbestemming is gericht op de bescherming van de (hoofd)leidingen. De dubbelbestemming schort de werking van de onderliggende (basis)bestemming in eerste instantie op. Een afwijkingsregeling maakt het echter mogelijk om toch binnen deze dubbelbestemming te bouwen ten behoeve van de onderliggende enkelbestemming. De omgevingsvergunning om af te wijken kan alleen worden verleend, mits het functioneren van de leiding niet in het geding komt.

Waarde - Archeologische verwachting middelhoog

Om verstoring en vernietiging van mogelijke aanwezige archeologische waarden te voorkomen zijn dubbelbestemmingen opgenomen. Gebieden welke een archeologische waarde en archeologische vindplaatsen herbergen kennen het zwaarste beschermingsregime. Voordat aan bouwinitiatieven medewerking kan worden verleend, moet eerst zijn aangetoond dat er geen archeologische waarden verloren gaan. Deze dubbelbestemming is van toepassing op de zuidelijke helft van het plangebied Parallelweg en het oostelijke deel van het plangebied Thorbeckelaan. Ter plaatse van deze percelen geldt dat in ieder geval een omgevingsvergunning benodigd is wanneer het te bebouwen oppervlak groter is dan 5.000 m2 of dieper steekt dan 50 centimeter.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Door middel van dit artikel wordt voorkomen dat grond, die betrokken is geweest bij het toestaan van ene bouwplan, bij de beoordeling van een later bouwplan wederom betrokken is.

Algemene gebruiksregels

Hierin is specifiek vermeld welk gebruik als strijdig wordt gezien.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Kleine afwijkingen (tot 10%) van de in de regels opgenomen, dan wel op de verbeelding aangegeven maten kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt met een binnenplanse omgevingsvergunning.

Overige regels

In dit artikel zijn regels met betrekking tot parkeren opgenomen om te garanderen dat het benodigde aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd op eigen terrein. Door middel van een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken.

Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de regels van dit bestemmingsplan. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie van het artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden (titel van het bestemmingsplan). De redactie van het artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend plan heeft betrekking op particuliere initiatieven. De kosten van dit plan komen voor rekening van de initiatiefnemer. Voor zover de gemeente kosten maakt, zullen deze kosten door leges worden gedekt. Bovendien zijn afspraken over kostenverhaal vastgelegd in een anterieure overeenkomst. Verder wordt met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst gesloten. Hiermee komen eventuele planschadeclaims voor rekening van de initiatiefnemer.

Omdat het verhaal van exploitatiekosten en planschade is verzekerd door gesloten anterieure overeenkomsten met de initiatiefnemer, is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig.

Het plan wordt als economisch uitvoerbaar beschouwd.

Hoofdstuk 9 Procedure

9.1 Inspraak- en vooroverlegprocedure

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Bornerbroeksestraat, Parallelweg en Thorbeckelaan' zal niet ter inzage worden gelegd. Voor de directe omgeving worden informatiebijeenkomsten gehouden. Daarnaast wordt op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) het voorontwerpbestemmingsplan voor vooroverleg toegezonden aan diverse overleginstanties.