direct naar inhoud van 5.1 Algemeen
Plan: Meppel - Ziekenhuis e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.ZiekenhuisEO-BPC1

5.1 Algemeen

5.1.1 Wat is een bestemmingsplan?

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing en regels voor het verrichten van werken en werkzaamheden.

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening en de Wet milieubeheer zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.

5.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende bestemmingsregels worden gegeven.

Voorts kunnen gebruiksmogelijkheden nog op twee andere manieren regeling vinden:

  • a. met een dubbelbestemming. Voor gronden kunnen meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één (basis)bestemming en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de basisbestemmingen.
  • b. met een aanduiding. Een aanduiding is op de planverbeelding aangegeven. Via een aanduiding wordt 'iets' geregeld en dat kan betrekking hebben op extra gebruiksmogelijkheden, een bijzondere bebouwing, of juist beperkingen van gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden.
5.1.3 Hoofdstukindeling van de regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

Hoofdstuk 1.

Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2). De inhoudelijke opzet van deze regels wordt grotendeels voorgeschreven in de SVBP2008.

Hoofdstuk 2.

In het tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een omgevingsvergunningstelsel voor werkzaamheden opgenomen. Zo nodig worden er ook dubbelbestemmingen in dit hoofdstuk opgenomen. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen en aansluitend volgen afwijkingsmogelijkheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. In bepaalde gevallen kan er aanleiding zijn om een omgevingsvergunningstelsel voor werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden op te nemen.

Hoofdstuk 3.

In dit hoofdstuk zijn 'algemene regels' opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het betreft dan doorgaans een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4.

In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen. De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de geldende SVBP.

5.1.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving.

De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning.

Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. De in 'oude' bestemmingsplannen nog voorkomende begrippen als bouwvergunning, aanlegvergunning, sloopvergunning en ontheffing zijn vervangen door het begrip 'omgevingsvergunning'.