direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Meppel - Oevers E 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.OeversE2015-BPC1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Na de inwerkingtreding van nieuwste Wet ruimtelijke ordening in 2008 is de gemeente Meppel begonnen met een herziening van de verouderde bestemmingsplannen. Het gaat daarbij vooral om plannen die op 1 juli 2013 ouder zijn dan 10 jaar. In het kader van die actualisatie is ook een groot deel van de bedrijventerreinen Oevers van Meppel voorzien van een nieuwe juridisch-planologische regeling; de beheersverordening Meppel - Bedrijventerreinen (2013).

Het plangebied van het bedrijventerrein Oevers E is hier echter buiten gehouden, omdat het gebied nog in ontwikkeling is. Het bestemmingsplan voor dit gebied is verouderd. De plankaart (tegenwoordig ruimtelijke verbeelding van het plan) is partieel herzien. Deze partiële herziening wordt in 2016 ouder dan 10 jaar. De gemeente heeft gekozen om voor het bedrijventerrein Oevers E een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Met dit bestemmingsplan heeft het gebied weer een actueel juridische-planologisch kader.

1.2 Plangebied

Het plangebied betreft het bedrijventerrein Oevers E aan de noordwestzijde van Meppel. Het plangebied wordt begrensd door de Bremenbergweg (N375), de Handelsweg, de Zomerdijk en het gebied rond de Willem Barendszstraat. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.OeversE2015-BPC1_0001.jpg"

Ligging en begrenzing van het plangebied 

1.3 Geldende bestemmingsplan

Voor het plangebied gelden het bestemmingsplan Meppel - Bedrijventerrein Oevers E (vastgesteld 15 september 2005, goedgekeurd 21 december 2005) en de Partiële herziening Meppel - Bedrijventerrein Oevers E (vastgesteld 30 november 2006, goedgekeurd 5 februari 2007). De gronden hebben in het bestemmingsplan en de partiële herziening daarvan verschillende bestemmingen en daaraan hangende regelingen.

Het geldende bestemmingsplan was ten tijde van vaststelling gericht op de realisatie van het bedrijventerrein als een woon-werk terrein en voor het vastleggen van de begraafplaats en de kuikenbroederij (het bedrijf van Probroed & Sloot). Een deel van het woon-werk terrein is inmiddels ingevuld, een deel ligt echter nog braak.

Dit nieuwe bestemmingsplan geeft een regeling voor de actualisatie van de geldende regeling, maar geeft ook voldoende mogelijkheden om het braakliggende terrein nog in te vullen. De regeling van het geldende bestemmingsplan is een belangrijke basis voor het nieuwe plan. Inhoudelijk wordt daarbij rekening gehouden met de meest recente wensen voor het terrein.

1.4 Juridische vorm

Het gemeentelijke handboek is leidend voor de plansystematiek van dit bestemmingsplan. Dit handboek geeft aanwijzingen voor de systematiek van het juridisch bindende deel van dit bestemmingsplan; de ruimtelijke verbeelding en de planregels. Een geringe aanpassing daarvan is mogelijk, wanneer hiervoor een gegronde reden is.

Tot slot voldoet het bestemmingsplan aan de wettelijke vereisten zoals die gesteld zijn in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), waar onder meer de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) onder valt. Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Rsro 2012.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels, verbeelding en eventuele bijlagen. Deze toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de bestaande ruimtelijke en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 is het beleidskader geschetst op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 gaat in op de planologische- en milieutechnische aspecten die betrekking hebben op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 is de planologisch juridische opzet van het plan behandeld. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan komen aan bod in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 is ten slotte een bespreking van de resultaten van de procedure opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

In dit hoofdstuk vindt een beschrijving van het plangebied plaats. De bestaande (planologische) situatie is het uitgangspunt voor de regeling die dit bestemmingsplan geeft. Vanaf 2005 is een start gemaakt met de ontwikkeling van het gebied Oevers E. Een deel van dit gebied is ontwikkeld, een groot deel van de gronden is nog niet verkocht en daarom nog niet ontwikkeld als bedrijventerrein.

Het plangebied ligt globaal tussen de Zomerdijk, de provinciale weg N375 en de Handelsweg. De begraafplaats en het oostelijk ervan gelegen bedrijf aan de Zomerdijk vallen ook binnen dit plangebied. Het gebied is bedoeld voor bedrijven in de lichtere milieucategorieën. In de onderstaande luchtfoto is de huidige situatie op het bedrijventerrein te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.OeversE2015-BPC1_0002.png"

Huidige situatie bedrijventerrein Oevers E

2.1 Functies

Zoals aangegeven is een deel van het gebied nog in ontwikkeling. Dit is de woon-werk locatie Oevers E. Ongeveer 10 kavels zijn hier inmiddels in gebruik. Volgens het bestemmingsplan "Meppel - Bedrijventerrein Oevers E" van 2005 is het mogelijk op deze woon-werk locatie bedrijven in de categorie 1 en 2 te vestigen in combinatie met bedrijfswoningen. Met een afwijking zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3 mogelijk (uit de bij het bestemmingsplan horende VNG-lijst uit 1999). Vanuit de VNG-lijst van 2009 betekent dit een milieucategorie 3.2. Het gaat hierbij om relatief kleinschalige en lichte bedrijvigheid. Het terrein is vooral ontwikkeld als een bedrijventerrein waar wonen en werken gecombineerd kunnen worden, voor ambachtelijke en (zakelijk) dienstverlenende bedrijven. De woon-werk locatie vormt de afronding van het bedrijventerrein Oevers en is een overgang naar het woongebied rond de watertoren.

Oostelijk van de woon-werk locatie Oevers E ligt een begraafplaats. Daarbij zijn, naast de begraafvelden, een uitvaartcentrum (met crematorium) en een bedrijfswoning aanwezig. De begraafplaats heeft aan de westzijde nieuwe velden. Aan de Archimedes is een grote parkeerplaats aanwezig, die dienst doet voor de begraafplaats en het daarop aanwezige uitvaartcentrum.

Direct ten oosten van de begraafplaats ligt een groot bedrijf (ProBroed & Sloot) dat eendagskuikens levert voor de vleeskuikenhouderij. Het bedrijf bestaat uit grote bedrijfsloodsen en buitenruimte. Langs de Zomerdijk zijn bij dit bedrijf twee bedrijfswoningen aanwezig. Het voormalige kantoorgebouw van het bedrijf doet dienst als (tijdelijk) kantoor van het Waterschap Reest en Wieden.

2.2 Bebouwing

Op de woon-locatie is verschillende bedrijfsbebouwing aanwezig. Het gaat daarbij om bedrijfsgebouwen waarbij de bebouwing gericht is op de functionaliteit van de bebouwing. Dit betekent onder meer dat bedrijfsloodsen zijn gebouwd met een grotere oppervlakte en bouwhoogte. Bij enkele bedrijfsgebouwen is een bedrijfswoning aanwezig, dit is het geval langs de Fahrenheit, de Ampere en de Edison. Deze staan vooral centraal in het gebied, langs het water. De bedrijfswoning is daarbij nadrukkelijk voor de bedrijfsbebouwing geplaatst, waarbij het beeldkwaliteitplan en het voorheen geldende bestemmingsplan gevolgd. De bedrijfswoningen zijn qua omvang vergelijkbaar met reguliere woningen in Meppel.

Op de begraafplaats staat een uitvaartcentrum. De bebouwing is op één plaats geconcentreerd en heeft een relatief lage bouwhoogte. De afmetingen daarvoor zijn afgestemd op de functie ervan. Aan de Zomerdijk zit een oud entreegebouw, dat bestaat uit een poort met aan weerszijden gebouwen. Daarnaast is aan de Zomerdijk nog een vrijstaande bedrijfswoning aanwezig.

De bedrijfshal van het bedrijf voor eendagskuikens is grootschalig in oppervlakte en heeft een bouwhoogte van ongeveer 10 meter. Ook hierbij zijn bedrijfswoningen aanwezig langs de Zomerdijk. De bedrijfswoningen langs de Zomerdijk hebben over het algemeen één bouwlaag met een kap. Aan de Zomerdijk staat verder een gebouw dat bestaat uit een drietal gebouwen (één bouwlaag met hoge kap) die met elkaar verbonden zijn en zo één eenheid vormen.

De bestaande bebouwing blijft door een passende regeling mogelijk in dit bestemmingsplan. Het handboek is leidend voor de regeling.

2.3 Verkeer

In het plangebied zijn meerdere wegen en straten aanwezig. Deze hebben verschillende functies. Zo is de provinciale weg N375 (80 km/uur) noordelijk van het plangebied niet alleen van belang voor de ontsluiting van het bedrijventerrein, maar ook voor Meppel en het gebied om de stad heen. Daarnaast zijn rondom het plangebied straten aanwezig die van belang zijn voor de ontsluiting van onder meer het centrum van Meppel, dit zijn de Handelsweg en de Zomerdijk (50 km/uur). De overige wegen en straten (50 km/uur) in het plangebied hebben vooral een functie als erfontsluitingsweg voor de bedrijventerreinen en/of de andere functies in het plangebied.

Kleinere voet- en fietspaden zijn niet specifiek geregeld, deze horen of bij het naastgelegen (bedrijfs)perceel of bij de openbare weg.

Parkeren voor de bedrijven, bedrijfswoningen en andere functies in het plangebied vindt plaats op eigen erf bij die betreffende functie. Het grote parkeerterrein aan de Archimedes is bedoeld voor het crematorium en de begraafplaats.

De wegen hebben overwegend de bestemming "Verkeer". Dit zijn wegen waarop 50 km/uur of sneller gereden mag worden. De overige wegen hebben een bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied", waarbij naast de verkeersfunctie sprake is van een verblijfsfunctie. Het parkeerterrein voor het crematorium heeft vanwege de specifieke functie een eigen bestemming.

2.4 Bijzonderheden

Tussen Oevers E en de begraafplaats staat De Grafhorst, een voormalig agrarisch bedrijf. De bebouwing heeft een authentieke uitstraling (voormalige boerderij) en bestaat uit één bouwlaag met een kap. De geldende bestemming Bedrijventerrein blijft voor dit perceel gehandhaafd. Daarbij wordt de regeling voor de gebruiks- en bouwmogelijkheden aangepast aan het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente Meppel.

Rond dit voormalige agrarische bedrijf liggen kleinere weilanden die bij De Grafhorst horen. Het bij de voormalige boerderij horende onbebouwde erf heeft de bestemming 'Tuin' gekregen.

Voor het terrein Oevers E is voor de realisatie, samen met het bestemmingsplan, een stedenbouwkundig plan (par. 3.3.3) en beeldkwaliteitplan (par. 3.3.4) vastgesteld. Deze zijn indertijd vertaald in het bestemmingsplan door de groen en waterstructuur op te nemen. Deze groen- en waterstructuur zijn van ruimtelijk belang voor de uitstraling van het terrein en wordt daarom voorzien van een passende regeling. Het handboek is hierin leidend.

2.5 Uitgangspunten

Het uitgangspunt in dit bestemmingsplan voor bestaande situaties is dat deze worden bestemd in lijn met de geldende regeling en met het handboek bestemmingsplannen van de gemeente Meppel. Een deel van het plangebied, de woon-werk locatie Oevers E, is echter nog ontwikkelgebied. Hieronder zijn de uitgangspunten benoemd voor de bestaande situaties en voor de woon-werk locatie in dit nieuwe bestemmingsplan.

De conclusie van de Structuurvisie is dat voor een woon-werk-locatie de kavels van Oevers E erg groot zijn. Dit leidt tot moeilijk verkoopbare kavels. Belangrijk is daarom dat de omvang van de kavels kan variëren en flexibel kan worden aangepast. Het geldende en nieuwe bestemmingsplan bieden hiervoor ook ruimte. De kavels zijn niet specifiek vastgelegd op de verbeelding, wel de vlakken waarbinnen gebouwd kan worden (bouwvlakken). Binnen deze vlakken kan de verkaveling worden aangepast aan de vraag. De groen- en verkeersstructuur blijft bestaan en is al grotendeels gerealiseerd.

Uit de praktijk blijkt dat de verplichting voor de locatie van de bedrijfswoningen op de kavels in de geldende regeling te strikt is. Bedrijven kunnen hiermee lastig uit de voeten. Enige flexibiliteit is nodig. Dit is in lijn met de wens vanuit de Structuurvisie om deze unieke woon-werk locatie te herontwikkelen binnen de bestaande signatuur. Daarom wordt de strikte verplichting voor de specifieke locatie van de bedrijfswoningen aangepast en op sommige plekken losgelaten. Hierdoor kunnen de resterende percelen gemakkelijker uitgegeven worden zonder dat de karakteristiek van de woon-werk locatie verloren gaat. Zo wordt beter aangesloten bij de wensen uit de markt.

Langs de Volta, Celsius, Ampere, Edison en Fahrenheit wordt het (deels bestaande) ruimtelijke beeld van 'woonstraat' verder versterkt door hier de locatie van de bedrijfswoningen op het perceel vast te leggen, maar met een flexibele invulling. Dit betekent dat de voorzijde van het perceel bedoeld is voor wonen, daarna een strook voor de combinatie van wonen en werken aanwezig is en achterop het perceel bedrijvigheid. Voor de overige percelen in Oevers E worden aanwijzingen gegeven voor de locatie van een bedrijfswoning op het perceel, maar ligt deze niet vast.

Voor de woon-werk locatie worden milieucategorieën 1 en 2 in dit bestemmingsplan bij recht toegestaan. Met een afwijking is ook onder voorwaarden milieucategorie 3.1 mogelijk. Dit sluit aan bij de geldende regeling en past bij de karakteristiek van de woon-werklocatie Oevers E. Bedrijven met een hogere milieucategorie kunnen terecht op de andere bedrijventerreinen van Meppel. De kuikenbroederij krijgt een specifieke regeling.

Een deel van de woon-werk locatie Oevers E moet nog bebouwd worden. De regeling van het geldende bestemmingsplan is grotendeels overgenomen in dit bestemmingsplan. Verder geldt een aangepast beeldkwaliteitsplan als kader voor toetsing van bouwplannen aan redelijke eisen van welstand. Een nadere toelichting is toegevoegd in 3.3.4.

De begraafplaats en het parkeerterrein aan de Archimedes worden specifiek bestemd. De groen- en waterstructuur van Oevers E wordt overgenomen in dit bestemmingsplan. De voormalige agrarische boerderij, de Grafhorst, krijgt een bedrijfsbestemming, zodat het functioneel in de omgeving past en geen belemmeringen oplevert voor omliggende bedrijven. Het bij de voormalige boerderij horende onbebouwde erf krijgt de bestemming 'Tuin'.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft het van belang zijnde rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Daarbij worden, waar nodig uitgangspunten voor dit bestemmingsplan geformuleerd.

3.1 Rijksbeleid

Binnen het rijksbeleid zijn de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, de Ladder voor duurzame verstedelijking en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening van belang.

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. De Structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 13 nationale belangen zijn:

  • Rijksvaarwegen
  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Kustfundament
  • Grote rivieren
  • Waddenzee en waddengebied
  • Defensie
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

De visie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze geeft voor het plangebied geen direct bindende regels.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Voor de ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke functies gaat de SVIR uit van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De resterende invulling van het bedrijventerrein Oevers E vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Bovendien is de behoefte aan dergelijk terrein in een eerder stadium aangetoond. De invulling van het gebied is wel flexibeler, zodat beter ingespeeld kan worden op de gewijzigde huidige behoefte aan een kleiner areaal per bedrijf. Dit past binnen het bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid schept in veel gevallen een beleidskader, dat door de gemeenten verder uitgewerkt wordt. Daarnaast blijft algemeen provinciaal beleid een toetsingskader, in dit geval de Omgevingsvisie Drenthe 2010 en de Provinciale omgevingsverordening Drenthe.

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2010

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is hét strategisch kader voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De provincie heeft inmiddels op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. Inhoudelijk voorziet de Actualisatie in een beperkte inhoudelijke bijstelling van de teksten en kaarten. Een belangrijke verandering is dat de bedrijvigheid beter in de visie verwerkt is.

Het doel van de omgevingsvisie is het koesteren van kwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij die kwaliteiten. Het is een streven naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en behoud van bestaande kwaliteiten.

Het hele plangebied ligt binnen het stedelijk gebied van Meppel. Op de visiekaart zijn de ambities van de provincie voor Meppel opgenomen. Meppel maakt deel uit van de "stedelijke netwerken". De stedelijke centra maken Drenthe voor haar inwoners en voor bezoekers extra aantrekkelijk. De provincie streeft naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische kenmerken of gebiedskenmerken. Dat geldt ook voor ontwikkelingen die bijdragen aan het bruisende karakter van de steden. De ontwikkelingen moeten passen bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is.

Voor het plangebied zijn de volgende kernkwaliteiten van toepassing. De kernkwaliteiten zijn verder inhoudelijk uitgewerkt in de visie, waarbij per kernkwaliteit algemeen en specifiek beleid is opgenomen.

  • 'landschap'; wegdorpen van de laagveenontginningen

Het beleid richt zich op het behoud en de versterking van het open karakter en de smalle verkavelingsstructuur.

  • 'aardkundige waarden'; generiek beschermingsniveau: respecteren

Het beleid richt zich hierbij op het bewaren van de lokale aardkundige kenmerken voor de toekomst. De gemeente bekijkt per plangebied of er sprake is van kenmerkende waarden en beschermen deze waar nodig via het bestemmingsplan.

  • 'archeologie'; generiek:

Het beleid schrijft voor dat alle behoudenswaardige vindplaatsen die op de Archeologische Monumentenkaart van Drenthe (AMK) en nieuw ontdekte (behoudenswaardige) vindplaatsen niet ongezien verdwijnen. Bij nieuwe ontwikkelingen is onderzoek naar waarden vaak nodig. Eventueel moet het bestemmingsplan een beschermende regeling bieden.

  • 'cultuurhistorie'; respecteren.

Het beleidsuitgangspunt respecteren geldt voor de hele cultuurhistorische hoofdstructuur. Bij ontwikkelingen wordt ingezet op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst.

Daarnaast valt het plangebied grotendeels onder "Bedrijventerrein". De provincie streeft - naast behoud van bestaande bedrijvigheid - naar de ontwikkeling van een dynamische, vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is het kunnen bieden van voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties. Ontwikkelingen die positief zijn voor de werkgelegenheid en behoud / vestiging van bedrijven en instellingen zijn voor Drenthe van bijzonder belang. Het plangebied valt volledig binnen het door de provincie aangewezen geluidgezoneerd bedrijventerrein. Specifiek beleid is hierbij echter niet gegeven, de gemeente is de beheerder van de geluidzone.

Met de genoemde beleidsuitgangspunten is in dit bestemmingsplan waar nodig en mogelijk rekening gehouden. Dit staat onder meer beschreven in hoofdstuk 2 en de paragrafen 4.2 en 4.3.

3.2.2 Provinciale omgevingsverordening Drenthe

In de Provinciale omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe de Omgevingsvisie Drenthe (deels) door naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsvisie als structuurvisie bindt alleen de provincie zelf.

Binnen de verordening komt aan gemeenten een belangrijke rol toe. Inhoudelijke bepalingen zijn veelal als verantwoordingsplicht ingericht en niet normstellend. Aan gemeenten komt ruimte toe om inhoudelijk - tot op zekere hoogte - een eigen invulling te geven, mits deugdelijk onderbouwd.

Zoals in de vorige paragraaf aangegeven is voor een deel van het plangebied de aanduiding "Beekdal" van toepassing. Voor het gebied met die aanduiding geldt in alle gevallen dat ruimte voor water moet blijven bestaan. De waterhuishoudkundige inrichting mag niet leiden tot wateroverlast benedenstrooms en tot een vermindering van de grondwatervoorraad. Dit heeft geen directe gevolgen voor de regeling in dit bestemmingsplan, omdat het een herziening van de bestaande regeling betreft. Nieuwe ontwikkelingen die leiden tot wateroverlast en vermindering van de grondwatervoorraad worden niet voorzien. Het plangebied voorziet in voldoende oppervlaktewater voor de opvang van afstromend regenwater.

De provinciale omgevingsverordening wordt geactualiseerd. Het ontwerp hiervan heeft eind 2014 en begin 2015 ter inzage gelegen.

3.3 Gemeentelijk beleid

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het gemeentelijk beleid dat voor de ontwikkeling in het plangebied van belang is. Hierbij zijn onder andere de Structuurvisie 2030, de Detailhandelsvisie en het Beeldkwaliteitplan Oevers E (2014) van belang.

3.3.1 Structuurvisie 2030

De op 7 november 2013 vastgesteld Structuurvisie 2030 is een lange termijnplan (tot 2030) dat aangeeft welke ruimtelijke, sociaal-maatschappelijke en economische ontwikkelingen de komende jaren gewenst zijn. Meppel werkt de komende jaren aan duurzame verbindingen. Verbindingen in de brede regio, verbindingen met omliggende gemeenten en verbindingen met de eigen inwoners. Meppel wil de leefbaarheid in de wijken blijven garanderen door bereikbare zorg en voorzieningen in de wijken goed te organiseren.

Voor het plangebied, zijn verschillende opgaven opgenomen in de structuurvisie. Een belangrijke die hierin opgenomen is, is de herverkaveling voor Oevers E, met als doel de nog braakliggende gronden uit te kunnen geven. De prioriteit hiervan is hoog, deze opgave moet in 2024 afgerond zijn.

Wanneer de economie verder verbeterd, wordt een uitbreiding van de haven voorzien. Hierdoor vergroot de verkeersdruk op de Handelsweg en onstaat naar verwachting behoefte aan een nieuwe ontsluiting van Oevers C. Deze weg gaat mogelijk door het plangebied lopen.

Toekomstmogelijkheden bedrijventerreinen Meppel

In dit onderzoek, wat uitgevoerd is voor de structuurvisie, zijn de toekomstmogelijkheden voor de verschillende bedrijventerreinen in Meppel aangegeven. Voor Oevers E wordt een antwoord gegeven op oplossingsmogelijkheden voor de verbetering van de uitgifte van bedrijfskavels. Daarbij is onder meer gekeken naar de schaalgrootte van de bedrijfskavels en het verkavelingsplan. De conclusies daarbij zijn als volgt:

  • Oevers E blijven inzetten als woon werklocatie;
  • Ruimte bieden aan kleinschalige woon-werkeenheden en aan complexen met meerdere woon-werkeenheden;
  • Twee mogelijke ontwikkelingsstrategieën:
    • 1. Een grote kavel uitgeven aan een ontwikkelaar van een complex met meerdere woon-werkeenheden.
    • 2. Een grote kavel opdelen in kleinere kavels die de gemeente afzonderlijk uitgeeft. Op elke kleinere kavel kan dan een woon-werkeenheid worden gerealiseerd.
  • Oevers E onderscheidt zich van een soortgelijke ontwikkeling op de locatie Oude Vaart; daar wordt gestreefd naar een binnenstedelijk milieu met bouwblokken met aaneengesloten bebouwing, terwijl Oevers E het karakter heeft aan een nieuw stedelijk gebied met afzonderlijke bouwmassa’s die van elkaar gescheiden zijn.

Naar aanleiding van dit onderzoek zijn voor de structuurvisie bepaalde conclusies getrokken. De opzet van het bestemmingsplan is naar aanleiding hiervan flexibeler gemaakt. Daarbij wordt onder meer de verplichting voor de locatie van de bedrijfswoningen op enkele plaatsen aangepast. Hierdoor kunnen de resterende percelen op een andere manier en gemakkelijker uitgegeven worden.

3.3.2 Detailhandelsvisie

In het laatste detailhandelsbeleid (2013) was een onderliggend uitgangspunt dat zorgvuldig gefaseerde en geplande groei van winkelmeters mogelijk was. Dat is anno 2016 niet meer aan de orde. Ambitie van de gemeente Meppel blijft echter om de regionale positie van Meppel vast te houden. Daarmee wordt Meppel aantrekkelijk en levendig gehouden. Doelstelling is dat de binnenstad van Meppel over vijf jaar met circa 42.000 vierkante meters winkelvloeroppervlak een in omvang zelfde bezoekersgroep aantrekt als nu het geval is.

Logischerwijs vormt de binnenstad de top van de detailhandelsstructuur in de gemeente. Er is gekozen voor een nieuwe afbakening van de binnenstad. Uitgangspunt voor de aanloopstraten is dat het vanuit het versterken van de binnenstad de voorkeur heeft dat winkels van de aanloopstraten naar de binnenstad verhuizen. De structuur van ondersteunende centra (boodschappenfunctie in de wijkwinkelcentra) in Meppel is op orde. De grootschalige detailhandel in de periferie is geclusterd op twee locaties: Blankenstein en Rogat.

In de afgelopen jaren heeft de internethandel een grote groei doorgemaakt, ook in Meppel. Een steeds groter deel van de consumptieve aankopen vindt via internetwinkels plaats waardoor er minder geld wordt uitgegeven in de fysieke winkels in de binnenstad. Vanwege de invloed van internetwinkelen op het detailhandelslandschap is het zaak dit veranderingsproces actief te volgen en daar waar nodig middels kaders bij te sturen. Niet alle internetwinkels zijn gelijk. Er zijn verschillende vormen te onderscheiden. Belangrijk is de fysieke verschijningsvorm en de invloed op de directe leefomgeving.

Onderstaande uitgangspunten zijn van toepassing in Meppel:

  • 1. Internetwinkels met showroom en/of afhaalmogelijkheid: Internetwinkels die een showroom hebben en/of de mogelijkheid bieden om de, op internet gekochte goederen, af te halen, gelden als reguliere winkels. Voor dit type internetwinkels gelden dezelfde regels als voor reguliere, fysieke winkels.
  • 2. Internetwinkels zonder showroom en zonder afhaalfunctie: Internetwinkels zonder showroom, waarbij de op internet gekochte artikelen worden bezorgd (en dus niet kunnen worden afgehaald) gelden als detailhandelsbedrijven. Er is immers sprake van verkoop aan particulieren. Gezien de activiteiten en de invloed op de fysieke leefomgeving zijn ze echter meer te vergelijken met groothandelsbedrijven dan met reguliere winkels. Voor dit type internetwinkels geldt daarom dat ze zich daar mogen vestigen waar groothandelsbedrijven zijn toegestaan.
  • 3. Afhaalpunten: Afhaalpunten (Pick Up Points) zijn locaties waar de op internet gekochte goederen door de consument kunnen worden afgehaald. Bij een afhaalpunt mag geen reguliere voorraad aanwezig zijn. Het gaat puur om het afhalen van al verkochte -, en voor afhalen klaargezette producten. Een afhaalpunt heeft geen fysieke relatie met de verkopende internetwinkel. Afhaalpunten zijn wenselijk in - en direct grenzend aan de binnenstad, op plaatsten waar reguliere detailhandel is toegestaan en bij de wijkwinkelcentra. Vestiging op bedrijventerreinen is niet toegestaan, met uitzondering van de grootschalige detailhandelslocaties Blankenstein en Gamma/Welkoop.
  • 4. Kleinschalige internetverkoop: Voor internetverkoop met een beperkte afhaal- en afrekenmogelijkheid is een flexibiliseringsregeling bedacht voor Oevers E, die het voor ondernemers mogelijk maakt zich op deze nieuwe markt te begeven zonder in concurrentie te zijn met de detailhandel in de binnenstad. De insteek hierbij is kleinschaligheid om zo te borgen dat de fysieke verschijningsvorm en de invloed op de directe leefomgeving beperkt blijven. De openingstijden voor het afhalen van de goederen is daarom beperkt, namelijk maximaal twee uur per dag, net als de ruimte waarin het afhalen en afrekenen plaatsvindt, te weten maximaal 15 m2. Als er sprake is van 'ondergeschikte productie gebonden detailhandel” (denk bijvoorbeeld aan een meubelmakerij met een beperkte winkelfunctie) mogen de toegestane oppervlaktes (productieruimte en verkoopruimte) niet bij elkaar worden opgeteld.
    Deze flexibiliseringsregeling is niet van toepassing op de zware bedrijventerreinen (Oevers A, B, C en D) om te voorkomen dat, door een mix van activiteiten op een bedrijventerrein, belangen botsen en de mogelijkheden van de gevestigde bedrijven negatief beïnvloed worden.

De regels van dit bestemmingsplan zijn in overeenstemming met het detailhandelsbeleid. De volgende vormen van internetverkoop zijn toegestaan op Oevers E: internetverkoop waar een elektronische transactie via internet tot stand komt, internetverkoop met een opslag- en verzendfunctie en internetverkoop waar beperkte afhaal- en afrekenmogelijkheid is. Verdergaande vormen van internetverkoop zijn niet toegestaan.

3.3.3 Stedenbouwkundig plan Oevers E

Voor het bedrijventerrein Oevers E is, voor de aanleg ervan, het Stedenbouwkundig plan Oevers E (20 juni 2002) opgesteld. ProBroed is daarbij buiten beschouwing gelaten. De stedenbouwkundige visie heeft geleid tot de huidige functionele en ruimtelijke structuur op het terrein, zoals dit al in hoofdstuk 2 beschreven is. In de visie zijn de volgende uitgangspunten vastgelegd:

  • 1. Een menging van bedrijvigheid en wonen vindt plaats;
  • 2. Ruimte wordt gereserveerd voor een uitbreiding van de begraafplaats, waarbij het groen van de begraafplaats en overige functies op Oevers E zo sterk mogelijk wordt gemaakt;
  • 3. Vanaf de Handelsweg wordt een nieuwe ontsluitingsweg gerealiseerd, die de belangrijkste ontsluiting van het terrein en de begraafplaats wordt;
  • 4. De ruimtelijke structuur van het terrein is op zichzelf staand en enigzins in zichzelf gekeerd, met uitzondering van de in het plan opgenomen doorgaande fietsverbindingen;
  • 5. De langzaam verkeerverbinding tussen de N375 en de Zomerdijk moet aantrekkelijk, efficiënt en sociaal veilig zijn.

De hiervoor genoemde uitgangspunten zijn inmiddels gerealiseerd en daarmee deel van de bestaande situatie, zoals deze ook is beschreven in hoofdstuk 2 van deze toelichting.

Een deel van het terrein Oevers E is nadrukkelijk bedoeld voor woon-werklocaties. Om dit wonen zo aantrekkelijk mogelijk te maken en een sociaal veilige omgeving te creëren, zijn deze locaties langs de doorgaande fiets- en wandelpaden gesitueerd. In het plangebied zijn dit de Ampere, Edison en Fahrenheit.

Het parkeren voor de woningen en bedrijven vindt plaats op eigen terrein. In bijzondere situaties kan het parkeerterrein bij de begraafplaats dienen als overloopterrein. Zo wordt parkeeroverlast op de wegen van Oevers E voorkomen.

3.3.4 Beeldkwaliteitplan Oevers E

Voor de ontwikkeling van Oevers E is in 2005 een beeldkwaliteitplan vastgesteld. Dit beeldkwaliteitplan is in oktober 2015 geactualiseerd (zie bijlage 1). In dat plan staan regels over de uiterlijke kenmerken van de bouwplannen op het bedrijventerrein. De eisen zijn niet voor alle kavels hetzelfde. Het kan dus zijn dat wat op de ene kavel wel kan, op een andere niet of moeilijker kan.

De ruimtelijke opzet van Oevers E kent twee hoofdelementen; de Kamers en de Eilanden. Binnen deze elementen worden de nieuwe bedrijven gerealiseerd. De uitstraling van de bebouwing is niet op alle locaties van Oevers E gelijk. De verschillende locaties hebben hun eigen eisen (algemene eisen, +locaties en entree locatie). Per niveau is aangegeven op welke (delen) van kavels de niveaus van toepassing zijn. De volledige eisen per niveau zijn opgenomen in het beeldkwaliteitplan.

Een deel van de eisen waaraan voldaan moet worden heeft te maken met de situering van de kavel. De kavels aan de Zomerdijk vergen bijvoorbeeld extra aandacht door hun ligging aan deze oude dijk. Daarbij geldt altijd dat een duidelijk onderscheid is gemaakt tussen voorzijdes, woonzijdes en bedrijfszijdes. Dit vindt zijn vertaling ook in dit bestemmingsplan. Hoekkavels zijn bijzondere situaties met bijzondere mogelijkheden. Het is de bedoeling dat de bebouwing hier specifiek voor de hoek wordt ontworpen. Daarom gelden voor hoekkavels aanvullende eisen, ook voor erfafscheidingen.

De doorwerking van het beeldkwaliteitplan in dit bestemmingsplan vindt onder meer plaats via specifieke bouwregels die gekoppeld zijn aan aanduidingen.

3.3.5 Nota parkeernormen en Herijking parkeerbeleid 2013

Met de wijziging van de wetgeving rond de ruimtelijke ordening heeft de gemeente beleid geformuleerd voor parkeernormen. Deze parkeernormen zijn van belang voor de nieuw op te stellen bestemmingsplannen, omdat dit voorkomt dat bij elk afzonderlijk bestemmingsplan discussie ontstaat over de toe te passen parkeernormen. De uitgangspunten voor het geformuleerde beleid zijn dat:

  • 1. de parkeercapaciteit voldoet aan de gestelde parkeernorm;
  • 2. de parkeercapaciteit op eigen terrein wordt gerealiseerd om te voorkomen dat de parkeervraag wordt afgewenteld op de openbare ruimte.

Het parkeerbeleid richt zich op alle mogelijke stedelijke functies. In dit bestemmingsplan is een regeling opgenomen waarbij moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

In 2013 heeft een herijking van het parkeerbeleid plaatsgevonden. Reden hiervoor is dat het inwoneraantal van Meppel, maar ook de regiofunctie van de stad, zal toenemen. Om de bereikbaarheid van het centrum per auto ook in de toekomst te kunnen garanderen noodzaakt tot maatregelen op het gebied van bereikbaarheid en parkeren.

3.3.6 Beleidsvisie externe veiligheid

Op 15 januari 2009 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Meppel vastgesteld. Deze is geactualiseerd, waarbij de geactualiseerde versie is vastgesteld op 5 februari 2015. Het doel van de beleidsvisie is om een duidelijk kader te geven voor het omgaan met risico's en externe veiligheid. De visie geeft aan waar ontwikkelingen mogelijk zijn en onder welke voorwaarden. De visie behandelt externe veiligheid rond inrichtingen, transportroutes en buisleidingen. In 4.7 wordt meer concreet ingegaan op het aspect externe veiligheid in het plangebied.

Bedrijventerreinen

Op de bestaande bedrijventerreinen zijn diverse bedrijven gevestigd die werken met gevaarlijke stoffen en daardoor een ruimtebeslag op de omgeving veroorzaken. Clustering van risicobedrijven op de bedrijventerreinen en de mogelijkheid van nieuwe bedrijven ligt daarom voor de hand. Via het vergunningenstelsel worden de PR contouren zoveel mogelijk beperkt en vastgelegd om de ruimte op de bedrijventerreinen zo goed mogelijk te kunnen benutten. Buiten deze contouren kunnen zich (beperkt) kwetsbare objecten als grotere kantoren vestigen, daarbinnen niet. Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor dit gebied moet de sturingsfilosofie uit de Beleidsvisie Externe Veiligheid en de actualisatie ervan tot uiting komen.

De vestiging van nieuwe kwetsbare objecten in het gebied binnen bestaande risicocontouren wordt uitgesloten. De vestiging van nieuwe Bevi-bedrijven is alleen onder strenge voorwaarden mogelijk. In het plangebied van dit bestemmingsplan is de nieuwvestiging van Bevi-inrichtingen uitgesloten.

Transportzones spoor, weg en water

Over Meppeler grondgebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd per schip, per spoor en over de weg. De volgende transportroutes hebben een directe doorwerking op het plangebied, namelijk:

  • transport per schip over het Meppelerdiep;
  • transport over de N375.

Het transport over het Meppelerdiep heeft geen invloed op het plangebied, omdat deze vaarweg op een ruime afstand van het plangebied ligt.

In het huidige beleid van de gemeente zijn geen specifieke routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door en langs de gemeente Meppel aangegeven. Het uitgangspunt is de bestaande situatie. Zoals aangegeven is het vervoer van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg N375 richting de verschillende bedrijventerreinen van belang. De aansluiting Meppel-Noord is aangepakt, onder meer in verband met dit vervoer. De voorrangskruispunten zijn vervangen door rotondes. Dit komt de doorstroming bij de aansluiting ten goede en wordt daarmee een aantrekkelijke route voor het vrachtverkeer. Daarnaast is een zuidelijke ontsluitingsweg aangelegd. Dit is een verbindingsweg tussen de A32 en industrieterrein de Oevers. Het transport van gevaarlijke stoffen over de genoemde wegen wordt niet expliciet in dit bestemmingsplan geregeld. De wet- en regelgeving regelt hiervoor voldoende.

3.3.7 Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan

Op 22 april 2010 heeft de gemeenteraad van Meppel het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan 2010 (GVVP) vastgesteld. Het doel van het GVVP is het vastleggen van de beleidsuitgangspunten voor het verkeer en vervoer in de gemeente Meppel voor de periode tot 2015. Daarbij wordt een doorkijk gegeven naar een langere periode, wat aansluit bij de (ruimtelijke) ambities die de gemeente Meppel heeft.

De gemeente Meppel is momenteel voor alle modaliteiten goed bereikbaar vanuit de omgeving. Deze goede bereikbaarheid blijft minimaal behouden.

De bereikbaarheid binnen Meppel, vooral die van bestemmingen in de historische binnenstad is niet optimaal. Dit geldt voor het gemotoriseerde en het langzaam verkeer. De bereikbaarheid van het plangebied daarentegen is goed en wijzigt na de realisatie van de ontwikkeling in het plangebied niet. Het behoud van de goede bereikbaarheid is belangrijk.

Daarnaast zet de gemeente in op de verdere verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en de verkeersveiligheidssituatie. De categorie-indeling van het gemeentelijk wegennet is hiervoor de basis. De wegen in het plangebied vallen binnen het wensbeeld voor de wegencategorisering onder de 'erftoegangswegen'.

3.3.8 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Het archeologisch beleid van de gemeente is verwoord in de archeologische beleidskaart. Hierop wordt in paragraaf 4.3.1 nader ingegaan.

Het cultuurhistorisch beleid is verwoord in de Cultuurhistorische inventarisatie en waardestelling Meppel Uitbreidingswijken & Buitengebied. Dit beleid heeft kort geleden ter inzage gelegen en wordt binnenkort vastgesteld. Het beleid is bedoeld om een beter begrip van de ruimtelijke essenties van verschillende plekken in de gemeente Meppel te kweken bij de bewoners ervan. Het geeft daarom een inventarisatie en waardering van de cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten van het landelijk gebied met de dorpen Nijeveen, Kolderveen en Rogat, en de uitbreidingswijken van de gemeente Meppel.

Oevers E maakt in dit beleid deel uit van het deelgebied C2. In het gebied C2 zijn meerdere historische waarden aanwezig. Een voorbeeld hiervan is de Zomerdijk die zuidelijk langs het plangebied loopt. In het plangebied van dit bestemmingsplan zelf zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.

3.3.9 Nota beleid begraafplaatsen Meppel

De gemeente Meppel is eigenaar van en verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de algemene begraafplaatsen in Meppel en Nijeveen. Het voormalige beleid voor begraafplaatsen is geactualiseerd in de Nota beleid begraafplaatsen (vastgesteld 2013). Deze nota geeft achtergronden en aanbevelingen met betrekking tot de onderwerpen: grafrusttermijnen, ruiming van graven, historische graven en tarieven grafrecht. Voor de begraafplaats in Oevers E is aangegeven dat een uitbreiding plaatsvindt. Dit gaat om de uitbreiding die al heeft plaatsgevonden. Deze wordt in het bestemmingsplan inbestemd. Verder geeft het beleid geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

3.4 Waterbeleid

3.4.1 Europees beleid

De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 Europees van kracht en maakt het mogelijk om waterverontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De kaderrichtlijn is geen vrijblijvende richtlijn, ze vormt een Europese verplichting, waar de waterbeheerder (Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten) niet omheen kan. De belangrijkste doelstellingen van de KRW zijn:

  • van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
  • de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
  • het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging;
  • de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.

De KRW is vertaald in de Nederlandse wetgeving via de Waterwet (2009). In de Europese Kaderrichtlijn Water is de Europese Unie opgedeeld naar de stroomgebieden van de grote rivieren. Eén daarvan is de Rijn. De EU heeft het lange traject van Rijn naar Noordzeedelta onderverdeeld in vier stroomgebieddistricten. Die zijn weer gesplitst in deelstroomgebieden, waarvan Rijn Oost er één is.

3.4.2 Rijksbeleid

Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in het nationaal waterplan (2009). Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode 2009-2015. Het NWP beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. Het NWP bouwt voort op de nota Waterbeheer 21e eeuw. Hierin wordt gesteld dat aan het watersysteem meer aandacht moet worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie “vasthouden - bergen - afvoeren” staat hierbij centraal. Van belang is dat overtollig water zoveel mogelijk wordt vastgehouden in de "haarvaten" van het bestemmingsplangebied. Wanneer dit ontoereikend is moet worden gezocht naar bergingsmogelijkheden. Pas in laatste instantie is afvoer van overtollig water naar benedenstroomse gebieden aan de orde.

3.4.3 Regionaal beleid

In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's ten aanzien van oppervlaktewater waar het waterschap zich mee bezighoudt, vastgelegd in het Waterbeheerplan 2010-2015:

  • Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld;
  • Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we de nota Waterbeheer in de 21e eeuw (WB21). Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert. Het plangebied ligt niet in een beekdal of in de lagere delen van het beheergebied van Reest en Wieden. Wateroverlast en schade zijn dan ook niet aannemelijk;
  • Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in Flora en Faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. In of in de nabijheid van het plangebied is geen enkel waterlichaam aanwezig waarop de doelen direct van toepassing zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.OeversE2015-BPC1_0003.jpg"

Fragment beleidskaart water (bron: Waterschap Reest en Wieden).

Dit bestemmingsplan maakt ten opzichte van voorgaande bestemmingsplannen geen nieuwe bebouwde en verharde gronden mogelijk. Bovendien is op het bedrijventerrein veel oppervlaktewater aanwezig waarin afstromend regenwater opgevangen kan worden.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

Het uitgangspunt is dat in de beoogde situatie en tijdens de uitvoering van het plan, een goede omgevingssituatie bestaat. Dit hoofdstuk geeft in relatie tot het plan een omschrijving van ieder omgevingsaspect.

4.1 Bodem

Beleid en Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

Voor het nog te ontwikkelen deel van Oevers E is al een bodemonderzoek uitgevoerd. Voor het geschikt maken van de bodem voor de daar gewenste functie zijn bij het bouwrijp maken de nodige maatregelen getroffen. Met voorliggende bestemmingsplan wordt ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan geen bestemmingswijzigingen mogelijk gemaakt. Belemmeringen in het kader van het aspect bodem worden voor de invulling van het plangebied niet verwacht en een bodemonderzoek is voor dit bestemmingsplan dan ook niet meer nodig.

4.2 Geluid

Beleid en normstelling

Bij het aspect geluid zijn in dit bestemmingsplan de volgende onderdelen van belang: industrielawaai en wegverkeerslawaai. De wet en regelgeving rond deze geluidsbronnen is opgenomen in de Wet geluidhinder.

Onderzoek en conclusie

Industrielawaai

Oevers E maakt deel uit van het totale bedrijventerrein Oevers. Oevers is een geluidgezoneerd bedrijventerrein (artikel 40 Wet geluidhinder). Dat wil zeggen dat gevoelige objecten binnen het geluidgezoneerde bedrijventerrein geen bescherming hebben vanuit de Wet geluidhinder. Buiten het bedrijventerrein, maar binnen de geluidszone mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden opgericht. Buiten de zone mag de geluidsbelasting vanwege het gezoneerde bedrijventerrein de 50 dB(A) niet te boven gaan.

Oevers A t/m D zijn op grond van de Wet geluidhinder vastgesteld als geluidgezoneerd bedrijventerrein per koninklijk besluit van 15 juni 1993. Het gaat om het geluidgezoneerde industrieterrein Meppel - Staphorst. Oevers E bestond toen nog niet. Bij de besluitvorming van de vaststelling van het geldende bestemmingsplan in 2005 en de herziening in 2007 is verzuimd om Oevers E toe te voegen aan het geluidgezoneerde bedrijventerrein. Het nu toevoegen van Oevers E aan geluidgezoneerd bedrijventerrein Oevers heeft geen gevolgen voor de omliggende zone, omdat er op Oevers E geen grote lawaaimakers worden toegestaan. Oevers E is immers een woon-werk locatie. De zone is al opgenomen in de verbeelding en regels van de omliggende bestemmingsplannen (zoals Nieuwveense Landen) en Oevers E is indertijd aan het model van de geluidszone toegevoegd. Het besluit om Oevers E op te nemen in geluidgezoneerd bedrijventerrein Oevers is echter formeel nooit genomen. Dit besluit wordt met de vaststelling van dit nieuwe bestemmingsplan door de raad alsnog worden genomen (artikel 41 Wet geluidhinder).

Dit betekent dat op basis van de geldende planologische regelingen rond het bedrijventerrein een geluidzone is vastgesteld. Deze geluidzone mag door de vaststelling van dit bestemmingsplan niet wijzigen. Concreet betekent dit dat dit bestemmingsplan maximaal dezelfde geluidproducerende bedrijvigheid toestaat die in de geldende bestemmingsplannen ook was toegestaan. Dit hangt nauw samen met de toegestane milieucategorieën op het bedrijventerrein, deze mogen niet verhoogt worden. Omdat het gaat om een gezoneerd terrein waar geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan is de gebiedsaanduiding overige zone - gezoneerd terrein opgenomen (zie ook 5.3.9).

In de regels van dit bestemmingsplan is opgenomen dat de categorieën bedrijven die bij recht zijn toegestaan 1 en 2 betreffen. Bij afwijking worden bedrijven in de categorie 3.1 mogelijk gemaakt. De bedrijven zijn alleen mogelijk, mits ze passen binnen de geluidsruimte van de rond het terrein aanwezige en vastgelegde geluidzone. Hiermee is geborgd dat wordt voldaan aan de geluidszone.

Op het grootste deel van het bedrijventerrein kunnen bedrijfswoningen worden gerealiseerd, in een deel van het terrein zijn deze verplicht. Dergelijke geluidgevoelige functies zijn op grond van de Wet geluidhinder niet beschermd, omdat het terrein met de vaststelling van dit bestemmingsplan wordt aangewezen als geluidgezoneerd terrein.

Wegverkeerslawaai

In en direct rond het plangebied zijn wegen aanwezig waarvoor een wettelijk geluidszone geldt. Het gaat daarbij in ieder geval om de wegen waarop een snelheid van meer dan 30 km/uur is toegestaan. In de Wet geluidhinder zijn voor deze wegen inventarisatieafstanden met betrekking tot ontwikkeling van geluidsgevoelige objecten (bijvoorbeeld bedrijfswoningen) opgenomen. Dit betekent dat, wanneer een nieuw geluidgevoelig object mogelijk wordt gemaakt binnen een dergelijke inventarisatieafstand van de weg, hiervoor een geluidsonderzoek nodig is.

In dit bestemmingsplan levert het wegverkeerslawaai geen belemmering op voor de bestaande geluidsgevoelige objecten. Hier is sprake van een al mogelijke situatie, die opnieuw planologisch wordt vastgelegd. In het plangebied worden wel nieuwe bedrijfswoningen mogelijk gemaakt. Deze mogen echter niet binnen de geluidzone van de omliggende wegen komen. Hiervoor is dan ook binnen dit bestemmingsplan een regeling opgenomen.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

Bij het bestemmingsplan is het van belang om bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden in beeld te brengen. Het bestemmingsplan moet hiervoor waar nodig een bescherming bieden. Archeologie is onder meer wettelijk verankerd in de Monumentenwet.

4.3.1 Archeologie

De gemeente Meppel heeft een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart beschikbaar. Daarmee heeft de gemeente Meppel een instrument in handen op basis waarvan zij op een verantwoorde manier met haar bodemarchief kan omgaan. Het beleid geeft een indicatie van de trefkans voor archeologische waarden. Op hoofdlijnen worden drie verwachtingszones onderscheiden: lage verwachting, middelhoge verwachting en hoge verwachting. In onderstaande afbeelding staat een fragment van de archeologische beleidskaart met daarop de verwachtingszones.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.OeversE2015-BPC1_0004.png"

Fragment beleidskaart archeologie

Archeologische beleidskaart

Zoals op het hiervoor opgenomen fragment te zien is, is in het plangebied sprake van verschillende verwachtingswaarden. Het gaat daarbij om middelhoog, laag en geen verwachting. Daarin is voor middelhoog een onderscheid gemaakt, waarbij het in het plangebied gaat om "Stuwwal, zandgronden".

Voor de verschillende gebieden is beleid geformuleerd, waarbij sprake is van een meer of mindere mate van bescherming van mogelijke waarden en daaraan gekoppelde onderzoeksplicht. De vrijstellingsgrenzen voor onderzoek zijn als volgt:

  • Middelhoog - Stuwwal, zandgronden: Wanneer bodemingrepen niet voorkomen kunnen worden, moet bij ingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 0,30 meter een onderzoek plaatsvinden;
  • Laag - Natte laagte: Wanneer bodemingrepen niet voorkomen kunnen worden moet bij ingrepen groter dan 10 ha (100.000 m2) en dieper dan 0,30 meter een onderzoek plaatsvinden;
  • Geen verwachting: hier is geen onderzoeksplicht.

Waar nodig zijn in dit bestemmingsplan dubbelbestemmingen opgenomen voor de genoemde gebieden met archeologische verwachtingswaarde. Het onderscheid tussen de bestemmingen wordt gevormd door de drempel voor de onderzoeksplicht zoals hiervoor genoemd. Het aan de bestemmingen gekoppelde onderzoek, is niet voor ieder gebied gelijk.

4.3.2 Cultuurhistorie

Zoals aangegeven in paragraaf 3.3.8 is in het plangebied geen sprake van cultuurhistorische waarden. Om het plangebied is dit wel het geval, bijvoorbeeld in de vorm van de Zomerdijk. Dit heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan, omdat deze buiten het plangebied ligt.

4.4 Waterhuishouding

Water is een belangrijk ordenend principe in de ruimtelijke ordening. Bij ruimtelijke plannen is het van belang inzicht te krijgen in de waterkwantiteit en de waterkwaliteit. In het kader van dit bestemmingsplan is een advies aangevraagd bij het beherend waterschap Reest en Wieden.

Het waterschap vindt het bij conserverende plannen belangrijk dat de bestaande situatie van het watersysteem goed is omschreven. Verder let het waterschap op de mogelijkheden voor toekomstige ontwikkelingen. In wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingen m.b.t. grotere oppervlaktes (>1.500 m2) moet ook worden gekeken naar de waterhuishouding.

Het waterschap toetst een bestemmingsplan op basis van de toetsingscriteria uit de Handreiking Watertoets III die door het Rijk is opgesteld. Bij een conserverend plan zijn de thema's minder belangrijk, omdat de bestaande situatie gehandhaafd blijft. 

In het bestemmingsplan wordt de bescherming van de primaire waterkering geregeld. Voor de overige waterkeringen wijst het waterschap op de in de 'Legger' en het 'Keur' opgenomen regels. Dit zijn regels waaraan ook derden zich moeten houden. Dit houdt o.a. in dat werkzaamheden in de nabijheid van een waterlichaam of waterkering vergunningplichtig kunnen zijn. Voorafgaand aan de werkzaamheden toetst het waterschap of een dergelijke activiteit wenselijk is en of de uitvoering op een juiste manier wordt uitgevoerd. Met uitzondering van de primaire waterkering zijn de regels uit de Legger en het Keur dus niet opgenomen in het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.OeversE2015-BPC1_0005.jpg"

Fragment uit legger Waterschap

In dit bestemmingsplan zijn de ruimtelijk en waterhuishoudkundig van belang zijnde waterlopen opgenomen in de bestemming "Water". Ter bescherming van de waterkerende functie van de Zomerdijk is daarvoor een dubbelbestemming opgenomen. Deze bepaalt dat werken en/of werkzaamheden niet zonder meer mogelijk zijn. De overige wateren en waterkeringen zijn geregeld in de Legger en het Keur en behoeven daarom geen regeling in dit bestemmingsplan.

De opvulling van de nog lege kavels zorgt voor een toename in verharding. In het vigerende plan zijn reeds maatregelen opgenomen om negatieve effecten ten gevolge van de toename in verharding te voorkomen. In het plangebied wordt 10% van het te ontwikkelen gebied ingevuld met water als compensatie. Hiermee wordt voldaan aan de eis van het waterschap.

4.5 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient te worden onderzocht of de Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

4.5.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Natura 2000-gebied De Wieden, tevens EHS, ligt wel op zeer korte afstand van het plangebied. Daarom is voor dit bestemmingsplan een voortoets opgesteld (bijlage 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0119.OeversE2015-BPC1_0006.png"

Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000

Uit de voortoets blijkt dat areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring niet optreden. Het is niet uit te sluiten dat significant negatieve effecten als gevolg van vermesting/verzuring door stikstofdepositie optreden. Stikstofberekeningen moeten dit nog uitwijzen.

4.5.2 Soortenbescherming

Het plangebied biedt mogelijk verblijfs-, doorvlieg- en foerageergebied voor beschermde soorten. Bijvoorbeeld voor vleermuizen, door de aanwezigheid van bepaalde groenstructuren. Voor bedrijventerrein Oevers E is door middel van een onderzoek aangetoond dat geen beschermde soorten worden geschaad met de ontwikkeling ervan. Hoewel het onderzoek is verouderd, is de situatie op de nog te ontwikkelen gronden in het plangebied niet veranderd. De braakliggende terreinen worden intensief beheerd, onder meer door het te maaien. Het is niet aannemelijk dat zich beschermde soorten hebben gevestigd op de te ontwikkelen kavels. Een nader onderzoek naar beschermde soorten is daarom bij dit bestemmingsplan niet nodig. De Wet Natuurbescherming staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.6 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

NIBM

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2014 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Bremenbergweg (als maatgevende doorgaande weg in de omgeving van het projectgebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de wetgeving zijn gelegen (NO2: 16,8 µg/m³, PM10: 18,4 µg/m³ PM2,5: 11,5 µg/m³). Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het projectgebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Door opvulling van de nog lege kavels is er een toename in verkeersbewegingen van 1.970 mvt/etmaal. Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 19%. Uit de Nimb-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht met 5,97 µg/m³ en van fijn stof met 0,90 µg/m³. De toename van stikstof is groter dan 1,2 µg/m³. Het plan draagt dus in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide in de lucht. Aangezien de jaargemiddelde concentraties stikstof en fijn stof ter plaatse van het plangebied in de huidige situatie lager zijn dan 20 µg/m³, zal de totale concentratie stikstof door door de opvulling van de nog lege kavels onder de grenswaarden van 40 µg/m³ blijven. Er wordt dus voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.7 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Daarbij kan het gaan om stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en mobiele bronnen (transportroute gevaarlijke stoffen). Bij externe veiligheid worden het plaatsgebonden risico (dat zich in hoofdzaak richt op de kans op een ramp) en het groepsrisico (dat zich vooral richt op het aantal mogelijke slachtoffers) onderscheiden.

Onderzoek en conclusie

De risicokaart van Nederland geeft een goede indicatie van aanwezige inrichtingen, transportroutes en transportleidingen voor gevaarlijke stoffen.

In het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen, transportroutes en transportleidingen aanwezig. Wel zijn in de omgeving van het plangebied inrichtingen (zie 4.7.1) en transportroutes (zie 4.7.2) aanwezig die mogelijk invloed hebben op de ontwikkelingen die in het plangebied nog mogelijk zijn. Vooral waar het gaat om de realisatie van (beperkt) kwetsbare objecten. De eerder opgenomen paragraaf "Beleidsvisie externe veiligheid" is hierbij ook van belang.

Onderzoek

Ten behoeve van de actualisatie van het bestemmingsplan heeft de Regionale uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) een externe veiligheidsadvies uitgebracht. Hieruit blijkt dat er binnen het plangebied geen risicovolle inrichtingen of transportroutes aanwezig zijn. Buiten het plangebied zijn wel een aantal risicobronnen aanwezig.

Risicovolle inrichtingen

Net buiten het plangebied zijn twee LPG-tankstations gesitueerd. Namelijk ten westen het LPG-tankstation Joontjes aan de Setheweg 2 en ten zuiden het LPG-tankstation Tamoil Groeneveld aan de Groeneveld 1. Van laatstgenoemde tankstation Tamoil zal op korte termijn geregeld zijn dat er geen LPG meer verkocht mag worden. Het invloedsgebied van het LPG-tankstation Joontjes bedraagt 150 meter en deze valt in zijn geheel buiten het plangebied. Hierdoor heeft het LPG-tankstation geen invloed op de veiligheidssituatie in het plangebied. Ten zuidoosten tegen het plangebied aan is het bedrijf Agrifirm gevestigd. Hiervoor speelt externe veiligheid echter geen rol. Ten zuiden van en ruim buiten het plangebied is het bedrijf Joontjes aan de Pieter Mastebroekweg 20 gevestigd. Het invloedsgebied hiervan loopt niet over het plangebied en vormt hiermee geen belemmering.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Ten noorden van het plangebied loopt de Bremenbergweg. De aantallen transporten van gevaarlijke stoffen over deze weg zijn dusdanig laag dat deze geen invloed heeft op de veiligheidssituatie in het plangebied.

Conclusie

De conclusie is dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.7.1 Inrichtingen

Rond het plangebied zijn meerdere risicovolle inrichtingen aanwezig. Het gaat daarbij om inrichtingen die opgenomen zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en andere inrichtingen. In het fragment zijn de inrichtingen aangegeven met een rode driehoek of stip, al dan niet met een begrenzing van de inrichting erbij.

De verschillende risicovolle inrichtingen rondom het plangebied hebben veiligheidszones. Het gaat daarbij om het plaatsgebonden risicocontour (PR) en het invloedsgebied van het groepsrisico (GR). De plaatsgebonden risicocontouren van de inrichtingen zijn op voorgaande afbeelding zichtbaar (zwarte cirkels). Deze hebben geen invloed op het plangebied, omdat ze hier niet overheen gaan.

Naast een PR-contour is rond inrichtingen sprake van een invloedsgebied van het groepsrisico, de GR-contour. Bij de LPG-tankstations is hiervoor in het Bevi een vaste contour van 150 meter opgenomen. Ook deze contour reikt niet tot het plangebied en levert dus geen beperkingen op.

4.7.2 Transportroutes

Zoals in 4.7 aangegeven en op het fragment van de risicokaart te zien is, zijn in en direct rond het plangebied geen officiële transportroutes voor gevaarlijke stoffen over de weg aangewezen. Toch vindt wel transport van gevaarlijke stoffen rond het plangebied plaats. De LPG-tankstations nabij het plangebied moeten bijvoorbeeld bevoorraad worden. De frequentie van dit soort transporten is echter laag. De PR-contour rond de wegen ligt op de rand van de weg, waardoor de risico's voor de omgeving minimaal zijn. Dit heeft geen invloed op de mogelijkheden in het bestemmingsplan.

4.8 Bedrijven en milieuhinder

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

De toegestane milieucategorieën op het bedrijventerrein zijn afgstemd op de VNG-brochure. Het bestemmingsplan staat bij recht bedrijven in de categorieën 1 en 2 toe. Via een afwijking mogen ook bedrijven in de categorie 3.1 worden gerealiseerd. Gelet op de afstand tot omliggende (bedrijfs)woningen is deze categorie aanvaardbaar en biedt wat meer flexibiliteit voor de te vestigen en bestaande bedrijven.

4.9 Laagvliegroute

Boven Nederland zijn laagvliegroutes aangewezen ten behoeve van Defensie. Laagvliegroute 10a loopt van Drachten, via Meppel, naar Deventer. Deze route loopt over het plangebied. Het gebruik van de route is met ingang van oktober 2002 opgeschort. Na beoordeling van de evaluatie van het laagvliegen wordt de knoop definitief doorgehakt. De minimumvlieghoogte op de laagvliegroute voor jachtvliegtuigen en transportvliegtuigen bedraagt 75 meter.

In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan (industrieterrein) "Oevers D" heeft het Ministerie van Defensie bij brief van 17 september 2009 aanwijzingen gegeven, die ook voor het plangebied van dit bestemmingsplan van belang zijn. Het ministerie geeft aan dat de gemeente Meppel in het bestemmingsplan rekening moet houden met deze bestaande militaire laagvliegroute. Uit veiligheidsoogpunt acht Defensie de bouw van obstakels hoger dan 40 meter onder de laagvliegroute niet toelaatbaar.

In het plangebied is nergens een bouwhoogte toegestaan die hoger is dan 40 meter. De laagvliegzone ondervindt dus geen hinder van de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden in dit bestemmingsplan. Voor de laagvliegroute is een specifieke regeling opgenomen.

4.10 Onderzoeksplicht vanwege mer-wetgeving

Mer-(beoordelings)plicht

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

De verdere invulling het bedrijventerrein leidt niet tot een overschrijding van de drempelwaarden voor de mer-(beoordelings)plicht. Volgens het Besluit milieueffectrapportage is een bedrijventerrein pas mer-beoordelingsplichtig wanneer sprake is van de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein (categorie D 11.3). In het geval van Oevers E is het bedrijventerrein al aangelegd en wijzigt de structuur niet. Verder wordt in de planregels de realisatie van mer-(beoordelings)plichtige activiteiten uitgesloten (zie artikel 3.1 onder o). Zodoende is geen sprake van een rechtstreekse mer-(beoordelings)plicht. Voor projecten onder de drempelwaarde, moet wel een vormvrije mer-beoordeling worden uitgevoerd.

4.11 Kabels, leidingen en straalpaden

Afwegingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek en conclusie

In het plangebied zijn geen kabels, water-, riool- en gastransportleidingen aanwezig die een ruimtelijk belang hebben.

Over het plangebied loopt wel een straalpad. Ter plaatse van het straalpad geldt een maximale bouwhoogte van circa 40 meter. Zoals ook al aangegeven bij 4.9, wordt de bebouwing lager dan deze 40 meter. Bebouwing die wel hoger is, is specifiek aangeduid en in de totale oppervlakte van het straalpad slechts gering van oppervlakte. Het straalpad ondervindt geen hinder van de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de gronden en bouwwerken in het plangebied. Het straalpad is om die reden niet opgenomen en geregeld in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

In dit hoofdstuk staat een toelichting op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. In paragraaf 5.1 staat een algemene toelichting op de betekenis en opbouw van het bestemmingsplan en de achtergronden daarvan. In paragraaf 5.2 wordt de bestemmingsregeling van dit bestemmingsplan toegelicht.

5.1 Algemeen

5.1.1 Wat is een bestemmingsplan

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen.

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt daarom:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken (aanleggen).
5.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een (enkel)bestemming. De gronden met een bepaalde bestemming zijn begrensd door het bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Aanvullend daarop kunnen de toegekende gebruiksmogelijkheden op twee manieren verder worden ingevuld:

  • Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en daarnaast soms een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.

  • Via een aanduiding. Een aanduiding is een vlak of een teken op de ruimtelijke verbeelding van het plan. Bij het vlak kan het gaan om een functieaanduiding. Het teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden en/of beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing. De (on)mogelijkheden van aangeduide gebieden kunnen zijn geregeld in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels, maar ook in een eigen regel in de Algemene aanduidingsregels.

Een toelichting op de in dit bestemmingsplan opgenomen enkel- en dubbelbestemmingen en aanduidingen staat in 5.2.

5.1.3 Hoofdstukindeling van de regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (Artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de manier waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (Artikel 2) bepaald. De inhoudelijke opzet van de begrippen wordt deels voorgeschreven in de SVBP2012.

  • Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Hierbij is een landelijk een hiërarchie afgesproken, waarbij eerst de enkelbestemmingen (alfabetisch) aan de orde komen en vervolgens de dubbelbestemmingen (ook alfabetisch). Per bestemming geven de bestemmingsomschrijving en de (specifieke) gebruiksregels aanwijzingen voor het gebruik. De bouwregels geven per bestemming aanwijzingen voor het bouwen van gebouwen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Eventueel zijn hierbij flexibiliteitsbepalingen - mogelijkheden voor afwijken met een omgevingsvergunning en/of wijzigingsbevoegdheden - opgenomen. Daarnaast kan het voorkomen dat een bestemming voorzien is van een omgevingsvergunningstelsel. Dit bepaalt bijvoorbeeld welke werken en/of werkzaamheden alleen mogelijk zijn na verlening van een omgevingsvergunning. Vaak zijn de flexibiliteitsbepalingen en het omgevingsvergunningstelsel gekoppeld aan randvoorwaarden en/of eisen waaraan voldaan moet worden.

  • Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Deze gelden in principe voor het hele plangebied. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel (Artikel 13), algemene bouwregels (Artikel 14), algemene gebruiksregels (Artikel 15), algemene aanduidingsregels (Artikel 16) en algemene afwijkingsregels (Artikel 17).

  • Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn het overgangsrecht (Artikel 20) en de slotregel (Artikel 21) opgenomen. Hoewel het hier in feite algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen. De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de geldende SVBP.

5.2 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting (met bijbehorende bijlagen). De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide plandelen worden in onderlinge samenhang bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Inhoudelijke opzet

Door de gemeente Meppel is een handboek opgesteld. Dit handboek vormt de basis voor de inhoudelijke opzet van de regels en verbeelding van dit bestemmingsplan. Met dien verstande dat de uitgangspunten van de (voorheen) geldende bestemmingsplannen zo veel mogelijk gehandhaafd zijn. Dit komt de vergelijkbaarheid ten goede met de regelgeving in de omgeving van het voorliggende plangebied .

Regels

De opbouw van de regels van de verschillende bestemmingen is overal hetzelfde, deze is als volgt:

  • Bestemmingsomschrijving: In dit onderdeel worden de toegestane doeleinden en het toegestane gebruik omschreven.
  • Bouwregels: Hierin worden de regels voor wat betreft het bouwen uitgewerkt.
  • Nadere eisen: In deze bepaling is opgenomen dat Burgemeester en Wethouders nadere eisen kunnen stellen inzake de plaats en afmeting van gebouwen, bijvoorbeeld in het kader van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Deze bepaling maakt het mogelijk voor het gemeentebestuur om waar nodig sturing te geven aan de ruimtelijke ontwikkeling.
  • Afwijking bouwregels: In dit onderdeel kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels, waarmee ruimere bouwmogelijkheden kunnen worden gegeven.
  • Specifieke gebruiksregels: In dit onderdeel kunnen enkele specifieke ongewenste gebruiksmogelijkheden uitgesloten, zoals zelfstandige bewoning van bijgebouwen en stortplaatsen.
  • Afwijking van de gebruiksregels: In dit onderdeel zijn mogelijkheden voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels opgenomen, bijvoorbeeld voor het toestaan van bedrijven van categorie 3.1.
  • Wijzigingsbevoegdheid: In dit onderdeel kunnen mogelijkheden op worden genomen voor het wijzigen van de bestemming.
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden: Dit onderdeel (de voormalige aanlegvergunning) is alleen van toepassing voor de dubbelbestemmingen voor archeologie.

Verbeelding

Voor de vormgeving van de verbeelding geldt een aantal uitgangspunten. Zo worden de kaarten in kleur opgezet, waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding. De kleuren en letters zijn afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). De schaal van de analoge kaarten is 1:1.000.

Ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid en digitale raadpleegbaarheid wordt waar mogelijk informatie op de verbeelding gezet (bouwvlakken, goot-/bouwhoogtes, eventueel bebouwingspercentages).

5.3 Regels

De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven. Dit bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:

5.3.1 Bedrijventerrein

De gemeente kiest voor het behoud van de bestaande rechten voor de bedrijven op het terrein. De meeste gronden in het plangebied hebben dan ook de bestemming "Bedrijventerrein". Deze bestemming maakt de realisatie van de woon-werklocatie Oevers E mogelijk. De categorieën die bij recht zijn toegestaan zijn 1 t/m 2, mits de bedrijven passen binnen de geluidsruimte van de rond het terrein aanwezige en vastgelegde geluidzone. Via een afwijking is categorie 3.1 toegestaan. Wanneer een bedrijf in de huidige situatie een afwijkende categorie heeft of niet binnen de bestemmingsomschrijving past, is deze specifieke functie aangeduid. Detailhandel op het bedrijventerrein is in beginsel niet toegestaan.

Een deel van het bedrijventerrein Oevers E moet nog bebouwd worden. De bebouwing moest daarbij voldoen aan de hiervoor geldende regeling en het daarbij vastgestelde beeldkwaliteitplan. De regeling van dat bestemmingsplan is grotendeels overgenomen in dit bestemmingsplan. Het eerdere beeldkwaliteitplan is herzien en opgenomen in Bijlage 1. Deze wordt als onderdeel van de welstandsnota vastgesteld door de gemeenteraad.

In dat bestemmingsplan is langs het grootste deel van de wegen is een strikte regeling opgenomen opgenomen voor de plaatsing van bedrijfswoningen bij de bedrijfsbebouwing. Ook dit komt voort uit het genoemde beeldkwaliteitplan. Met uitzondering van de strook langs de Fahrenheit, Ampere en Edison, waar al bedrijfswoningen aanwezig zijn, vervalt deze strikte regeling. Het is wenselijk het bestaande ruimtelijke beeld langs de Fahrenheit, Ampère en Edison (verder) te versterken door hier de locatie van de bedrijfswoningen en de bedrijfsbebouwing op het perceel vast te leggen waarbij wel wat meer flexibiliteit wordt geboden ten opzichte van de hiervoor geldende regeling. Voor de overige percelen in Oevers E worden aanwijzingen gegeven voor de locatie van een bedrijfswoning op het perceel, maar ligt deze minder vast. In sommige gebieden zijn bedrijfswoningen juist niet gewenst, deze gebieden worden aangeduid. De regeling hiervoor is opgenomen om te voorkomen dat op de bedrijfswoningen een te hoge geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai is.

De gebouwen die voor de bedrijven gebouwd mogen worden, moeten binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd. De regeling voor de exacte plaatsing van de bedrijfsgebouwen is daarbij flexibel. Daarnaast zijn bedrijfswoningen bij recht toegestaan bij een bedrijf. Op enkele plaatsen is de plaatsing van de bedrijfswoningen meer vastgelegd dan op andere. Dit heeft te maken met de beeldkwaliteit op die plaatsen.

Op het terrein zijn geen mogelijkheden voor detailhandel die concurrerend is met het centrum van Meppel en detailhandel in volumineuze goederen. Wel zijn groothandel, productiegebonden detailhandel en bepaalde vormen van internetwinkelen mogelijk. De mogelijkheden voor internetverkoop staan uitgelegd in paragraaf 3.3.2. Verder worden risicovolle bedrijven uitgesloten, om te voorkomen dat de veiligheidssituatie op het terrein wijzigt. Voor de bebouwing van de percelen zijn de bestaande rechten waar nodig en mogelijk overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan.

Bedrijfswoningen regeling

Aan de Edison en Ampère is voor bedrijfswoningen een speciale regeling opgenomen. Daarbij is een aanduiding opgenomen, waaraan een specifieke regeling is gekoppeld. Deze regeling is gericht op een getrapte functieindeling van de percelen. Bij de bedrijven moeten bedrijfswoningen worden gebouwd. De eerste 10 meter van de percelen, gezien vanaf de voorerfgrens, is alleen bedoeld voor bedrijfswoningen. In de daaropvolgende 15 meter zijn bedrijfswoningen en bedrijfsbebouwing mogelijk, dit is de flexibele zone. Op het achterliggende terrein zijn bedrijfswoningen niet meer wenselijk en zijn de gronden alleen bedoeld voor bedrijfsbebouwing. Zo kan het gewenste ruimtelijke beeld van een woonstraat gerealiseerd worden.

Een vergelijkbare regeling vindt plaats op de bedrijfspercelen aan de zuidzijde van de Fahrenheit. De regeling wijkt echter iets af, omdat de kavels hier kleiner en vierkanter uitgegeven kunnen worden. De zones zijn in dit gebied iets kleiner dan langs de Edison en Ampère, namelijk 10 meter voor alleen de bedrijfswoningen en 10 meter voor de flexibele zone. Deze zones zijn beperkter, omdat de uit te geven kavels minder diep (kunnen) zijn.

Voor de bedrijfswoningen is verder de maximale inhoud vastgelegd op 1.000 m3. Daarnaast moet een bedrijfswoning inpandig of verbonden aan het bedrijfsgebouw worden gebouwd. Splitsing van bedrijfswoning en bedrijfsgedeelte is niet toegestaan. Hiermee wordt geregeld dat nieuwe bedrijfswoningen in het bestaande ruimtelijke beeld passen en de ingezette karakteristiek van het terrein.

5.3.2 Groen

De grotere groenstructuren met een ruimtelijk en/of functioneel belang hebben in dit bestemmingsplan de bestemming "Groen". Daarbij worden de groenvoorzieningen en daarbij horende voorzieningen (ondergeschikt) mogelijk gemaakt. Ondergeschikt is bijvoorbeeld sprake van in- en uitritten. Het groen behoudt daardoor zijn functie en/of ruimtelijke uitstraling.

Bouwen is binnen deze bestemming niet geheel uitgesloten, mits het gaat om bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een voorbeeld van een dergelijk bouwwerk is een terreinafscheiding. De maximale maten voor deze bebouwing zijn in de regels opgenomen, zodat de regeling voldoende flexibiliteit biedt.

5.3.3 Maatschappelijk - Begraafplaats

De begraafplaats en het crematorium/uitvaartcentrum zijn mogelijk via de bestemming "Maatschappelijk - Begraafplaats". Deze maakt de daarbij horende functies en voorzieningen (ondergeschikt) mogelijk, daarbij gaat het om onder meer parkeervoorzieningen en paden. Indirect aan de hoofdfunctie gekoppelde functies zijn specifiek aangeduid, bijvoorbeeld de bedrijfswoning Zomerdijk 12.

Een specifieke regeling is opgenomen voor de verschillende bouwwerken binnen de bestemming. Dit is gebaseerd op de eerder geldende regeling hiervoor. De bouwregels geven aanwijzingen voor de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bij de bestemming is bepaald dat voor het uitvoeren van enkele werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning verplicht is. Deze regeling is vooral gericht op het behoud van de ruimtelijke structuur van de begraafplaats, waarbij de al gerealiseerde uitbreidingen meegenomen zijn. Voordat de vergunning verleend wordt, moet aangetoond zijn dat voldaan kan worden aan de voorwaarden die in de regels zijn gesteld.

5.3.4 Tuin

Rondom het voormalige agrarische bedrijf is grond aanwezig die als buffer dient naar het bedrijventerrein toe. Het is land dat in gebruik als tuin en heeft daarom de bestemming "Tuin". Ook voor de bedrijfswoningen aan de Fahrenheit, Ampere en Edison is deze bestemming aangegeven. Ondergeschikt is het gebruik van de gronden voor andere voorzieningen mogelijk, bijvoorbeeld groenvoorzieningen en water.

Bouwen is binnen dergelijke gronden alleen mogelijk wanneer het gaat om erfafscheidingen en overige bouwwerken. Hieraan zijn echter beperkingen verbonden, om te voorkomen dat de gronden volledig wordt volgebouwd. De bouwregels geven aanwijzingen voor de maximale afmetingen van de mogelijk gemaakte bebouwing.

Op de gronden is een aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' gelegd. Dit maakt het mogelijk het terrein in de toekomst te wijzigen naar de bestemming Bedrijventerrein, om zo een verdere uitbreiding van het bedrijventerrein mogelijk te maken. Bestaande rechten worden met deze wijzigingsbevoegdheid overgenomen.

5.3.5 Verkeer

De infrastructuur in het plangebied bestaat uit verschillende vormen, bijvoorbeeld wegen, voetpaden, pleinen, parkeerterreinen en dergelijke. In dit bestemmingsplan is onderscheid gemaakt in de volgende verkeersbestemmingen: "Verkeer", "Verkeer - Verblijfsgebied" en "Verkeer - Parkeerterrein". De bestemming is bepaald op grond van de hoofdfunctie van de onderliggende gronden, maar maakt daarnaast ondergeschikt bijbehorende functies en voorzieningen mogelijk. Voorbeelden daarvan zijn groenvoorzieningen en water.

Bouwen binnen de bestemming is alleen mogelijk wanneer het gaat om overige bouwwerken. Deze bouwwerken staan ten dienste van de bestemming.

5.3.6 Water

In het plangebied zijn, zoals aangegeven in hoofdstuk 2 aangegeven, ruimtelijk en waterhuishoudkundig van belang zijnde waterwegen aanwezig. Deze hebben een dusdanig ruimtelijk en/of functioneel belang, dat ze specifiek mogelijk zijn gemaakt in de bestemming "Water". De bestemming maakt daarnaast functies mogelijk die direct gekoppeld zijn aan het water, bijvoorbeeld havens, watergangen, bermen en waterhuishoudkundige doeleinden.

Bouwen is binnen de bestemming mogelijk wanneer het gaat om gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een directe koppeling hebben met de binnen de bestemming mogelijk gemaakte functies. Aanlegsteigers vallen onder de overige bouwwerken.

5.3.7 Leiding - Water

Door het plangebied loopt, ter hoogte van de begraafplaats, een waterleiding. Dit is een hoofdtransportleiding die beschermd moet worden. Deze bescherming krijgt het in de vorm van de bestemming "Leiding - Water".

De bescherming vindt onder meer plaats door bebouwing en diepwortelende beplanting tegen te gaan. Daarnaast is het niet zonder meer toegestaan om zonder vergunning werken en werkzaamheden ter hoogte van de leiding uit te voeren. Hiervoor is in veel gevallen een omgevingsvergunning nodig, die alleen onder voorwaarden verleend kan worden.

5.3.8 Waarde - Archeologie

Zoals aangegeven in 4.3 is in het plangebied sprake archeologische verwachtingswaarden. Wanneer sprake is van een ontwikkeling in het plangebied, is daarom een onderzoek naar de archeologische waarden nodig. Afhankelijk van de verwachtingswaarde (laag of midden) is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3" op de gronden gelegd.

Deze bestemming attendeert de gebruiker erop dat er mogelijk archeologische waarden in de bodem zitten. De bestemming is erop gericht om deze mogelijk aanwezige waarden een minimale bescherming te bieden.

In de bestemming is, ter voorkoming van aantasting van waardevolle informatie in de bodem, een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Dit betekent dat het niet is toegestaan om zonder omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren.

Een omgevingsvergunning is binnen deze bestemming alleen verplicht wanneer de te verrichten (bouw)werkzaamheden een bepaalde oppervlakte beslaan en diepte (onder het maaiveld) bereiken. Deze oppervlakte en diepte zijn afhankelijk van de verwachtingswaarde (laag, midden, hoog, monument). De omgevingsvergunning kan pas worden verleend, wanneer voldaan is aan de toetsingscriteria. Dit betekent onder andere dat uit archeologisch onderzoek moet blijken of de werken en/of werkzaamheden geen aantasting van de archeologische waarden van de gronden met zich mee brengen.

5.3.9 Algemene regels

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld algemene afwijkingen en het overgangsrecht. Over het algemeen gaat het om min of meer standaardregels. Deze worden hier verder niet toegelicht. Enkele specifiek regels komen wel aan bod. De algemene regels gelden bovenop de regels van de onderliggende bestemmingen.

Het industrieterrein is een geluidgezoneerd terrein. Dit terrein is daarvoor aangeduid, de regels hierbij staan toe dat de gronden hiervoor gebruikt mogen worden, ook als onderliggende bestemmingen dit niet expliciet toestaan. De geluidzone rondom het terrein ligt niet binnen de plangrens van het plangebied en is daarom in dit bestemmingsplan niet specifiek geregeld. Met de aanwijzing als gezoneerd terrein vervalt de bescherming van geluidgevoelige objecten die deel uitmaken van het terrein. Dit is wettelijk bepaald in de Wet geluidhinder.

In het plangebied zijn enkele vrijwaringszones aanwezig, die beperkingen geven in de bouwhoogte van gebouwen. Het gaat daarbij om een vrijwaringszone voor de laagvliegroute. Voor een optimaal functioneren hiervan mag bebouwing niet hoger worden dan de bij de aanduidingsregels opgenomen maximale bouwhoogte.

Vanaf 29 november 2014 is het noodzakelijk geworden een parkeernormbepaling voor het parkeren in bestemmingsplannen op te nemen. De grondslag voor het opnemen van stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening is komen te vervallen. In de overige regels is daarom een parkeernormbepaling opgenomen.

5.4 Verbeelding

Voor de vormgeving van de verbeelding gelden een aantal uitgangspunten die als volgt luiden:

  • De kaarten worden in kleur opgezet waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding (bijv. B- bedrijventerrein) een en ander afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012.
  • De schaal van de analoge kaarten is 1:1000.
  • Ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid en digitale raadpleegbaarheid wordt waar mogelijk informatie op de kaart gezet (bouwvlakken, goot-/bouwhoogtes, bebouwingspercentages).

In dit bestemmingsplan zijn deze vormgevende uitgangspunten toegepast. Dit bestemmingsplan biedt een nieuwe regeling waarbij de bestaande regeling in een nieuw jasje wordt gegoten. Daarbij worden het handboek en de SVBP 2012 als basis voor de regeling aangehouden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch en maatschappelijk uitvoerbaar is. Dit hoofdstuk beschrijft daarom deze aspecten.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

6.1.1 Financiële haalbaarheid

In het plangebied worden, ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen over het algemeen geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan. Voor Oevers E is een exploitatieopzet gemaakt, waaruit blijkt dat de ontwikkeling hiervan financieel haalbaar is. Daarna is aangetoond dat de verkoopbaarheid van de kavels verder verbetert wanneer de verkaveling aangepast wordt. Kleinere kavels verkopen beter dan grotere. De kleinere kavels zijn binnen dit bestemmingsplan, net als in het voorgaande plan, mogelijk. Kleinere ontwikkelingen op het bestaande bedrijventerrein worden gefinancierd door de particuliere eigenaren van de betreffende gronden en gebouwen.

6.1.2 Grondexploitatie

In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatieregeling opgenomen. Deze schrijft voor dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan, voor het regelen van het (gemeentelijk) kostenverhaal, een exploitatieplan moet worden vastgesteld. Voorwaarde daarbij is dat het bestemmingsplan een 'bouwplan' (Besluit ruimtelijke ordening) mogelijk maakt.

In dit bestemmingsplan worden bouwplannen volgens het Bro mogelijk gemaakt. Hiervoor was in een voorgaand bestemmingsplan echter ook al sprake, in dit bestemmingsplan wordt de bestaande regeling overgenomen. De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet nodig, omdat het kostenverhaal is gedekt via gronduitgifte. Alle gronden die onderdeel uitmaken van de grondexploitatie zijn in eigendom bij de gemeente.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om te achterhalen of dit bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en instanties kunnen reageren op het plan, namelijk; inspraak, overleg, zienswijzen en tot slot beroep. De uitkomsten hiervan kunnen ook nog nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. De bestemmingsplanprocedure ziet er globaal als volgt uit:

6.2.1 Voorontwerpbestemmingsplan

In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 van het Bro.

Het houden van inspraak is niet verplicht. De gemeente Meppel hecht er echter waarde aan en heeft in haar Inspraakverordening opgenomen dat een inspraakperiode van 6 weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is.

Het bestemmingsplan heeft van 20 augustus tot en met 30 september 2015 ter inzage gelegen voor inspraak. De publicatie ten behoeve van deze inspraakperiode vond plaats op internet, de Staatscourant en andere geschikte manier. Met deze publicatie voor de inspraakperiode is voldaan aan de publicatieplicht zoals opgenomen in artikel 1.3.1 van het Bro.

Het bevoegd gezag reageert op eventueel ingediende overleg- en inspraakreacties, deze worden waar nodig verwerkt in dit bestemmingsplan. In verband met de Wet bescherming persoonsgegevens is het mogelijk de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van indieners van inspraak niet in dit bestemmingsplan te vermelden.

6.2.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan is opgesteld, na de behandeling van het overleg en de inspraak. Nadat dit gepubliceerd is in de Staatscourant, op internet en andere geschikte manier,heeft het ontwerpbestemmingsplan zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid een zienswijze op het plan in te dienen. Eventueel ingediende zienswijzen worden door de gemeenteraad voorzien van een antwoord. De eventuele zienswijzen kunnen leiden tot wijzigingen in dit bestemmingsplan.

Deze procedure heet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Deze is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

6.2.3 Vastgesteld bestemmingsplan

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan vervolgens vastgesteld op 28 september 2017. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt in de Staatscourant, op internet en andere geschikte manier plaats (over het algemeen) binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

Hoofdstuk 7 Procedure

In dit hoofdstuk staan de resultaten van de bestemmingsplanprocedure beschreven. Daarbij wordt eerst ingegaan op het vooroverleg en de inspraakperiode op het voorontwerpbestemmingsplan. Vervolgens wordt ingegaan op de zienswijzen die zijn ingediend op het ontwerpbestemmingsplan.

7.1 Vooroverleg en inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft iin de periode van 20 augustus t/m 30 september 2015 ter inzage gelegen voor inspraak. Door twee personen en/of instanties is gebruik gemaakt van de mogelijkheid een inspraakreactie in te dienen. Daarnaast is het bestemmingsplan toegezonden aan verschillende overleginstantie. Twee instanties hebben een reactie ingediend, binnen de gestelde termijn.

De ingekomen reacties zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie in de Reactienota inspraak en overleg. Deze is toegevoegd in bijlage 3. De ingediende reacties leiden niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan.

7.2 Zienswijzen

Conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerp van het bestemmingsplan 'Meppel - Oevers E 2017' op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht voor een periode van zes weken van 26 mei tot en met 6 juli 2016 ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze met betrekking tot het ontwerp van het bestemmingsplan tijdig kenbaar maken bij de gemeenteraad. Ingevolge de Algemene wet bestuursrecht geldt een zienswijze als tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Binnen (en buiten) de termijn zijn geen zienswijzen binnengekomen.

De verbeelding van het bestemmingsplan wordt wel op één onderdeel ambtshalve aangepast. De wijze waarop staat verwoord in de Bijlage 5 Reactienota zienswijzen.