direct naar inhoud van Regels
Plan: Meppel - Oevers E 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.OeversE2015-BPC1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Meppel - Oevers E 2017 met identificatienummer NL.IMRO.0119.OeversE2015-BPC1 van de gemeente Meppel.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.6 afhaalpunt

een locatie waar de consument uitsluitend - voorafgaande aan het bezoek - via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van deze eerder bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en / of overige activiteiten;

1.7 archeologisch deskundige

de gemeentelijke (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.8 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.

1.9 archeologisch waardevol gebied

een gebied met daaraan toegekende archeologische waarde vanwege kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

een op de planverbeelding of in de planregels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel/bestemmingsvlak/bouwvlak dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen.

1.12 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van bedrijvigheid.

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die in loondienst is van het betreffende bedrijf of voorziening, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.15 bestaand
  • a. bij bouwen: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp
  • b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod.
1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bevi-inrichting

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid

inrichtingen.

1.19 bijbehorend bouwwerk

een op de grond staande uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of overkapping.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang die hetzij direct en duurzaam met de grond is verbonden.

1.27 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.28 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden voor houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden.

1.29 dagrecreatie

recreatie in de open lucht, niet zijnde verblijfsrecreatie of een dagrecreatieve voorziening.

1.30 dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.31 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping.

1.32 dakopbouw

ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen, zoals noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties, balkonhekken, ornamenten, privacy-schernen en reclame-uitingen.

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen (geen motorbrandstoffen zijnde) aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.34 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en instellingen, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.35 dienstverlening

het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden.

1.36 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw.

1.37 erf- en terreinafscheiding

een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen 2 of meer erven of terreinen, zoals muren, schuttingen, hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en omvang.

1.38 erker

een kleine grondgebonden uitbouw van maximaal één bouwlaag aan een voor- of zijgevel van een hoofdgebouw die in overwegende mate (minimaal 70%) een transparante uitstraling heeft.

1.39 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.40 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.42 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.43 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.44 ingangspartij

een gebouwde ruimte, waarin de hoofdtoegang van een gebouw is gesitueerd.

1.45 internetverkoop

een vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf goederen aan particulieren verhandelt via internet, niet zijnde detailhandel;

1.46 kampeermiddel
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.47 kantoor

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.48 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.49 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens.

1.50 nutsvoorzieningen

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen, inzamelpunten huishoudelijk afval, oplaadpalen accu's en zendmasten.

1.51 ondergeschikte productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.52 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.53 overkapping

een bijbehorend bouwwerk, geen gebouw zijnde, al dan niet aangebouwd aan een ander bouwwerk en bestaande uit een lichte constructie, die van boven geheel of gedeeltelijk is afgesloten c.q. afgedekt.

1.54 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. indien in, op, of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
  • d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.
1.55 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding.

1.56 restauratieve voorziening

voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa.

1.57 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.58 sport

sporten, niet zijnde gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren.

1.59 Staat van Bedrijfsactiviteitein bedrijventerrein

de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein die als bijlage deel uitmaakt van deze regels.

1.60 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van het gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

1.61 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.62 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.

1.63 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.64 vuurwerkbedrijf

inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is.

1.65 Wgh-inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht.

1.66 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenkant van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 2 van de in bijlage 1 bij de planregels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein, in combinatie met bedrijfswoningen, en bestaande bedrijven met een hogere categorie dan 2;
  • b. internetverkoop, al dan niet in combinatie met beperkte afhaal- en afrekenmogelijkheid;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kuikenbroederij', tevens een kuikenbroederij, in combinatie met ten hoogste 2 bedrijfswoningen;
  • d. het behoud en de bescherming van aanwezige en gerealiseerde groenstructuren;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. restauratieve voorzieningen ten dienste van de bestemming;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. vaarwegen en andere waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • l. erven en terreinen;
  • m. bebouwing;

met inachtneming van het volgende:

  • a. nieuwe Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. nieuwe vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  • c. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. 1994 zijn niet toegestaan.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Bedrijventerrein' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de in 3.1 onder a en b genoemde bedrijven;
  • b. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
3.2.2 Hoofdgebouwen

Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen, tenzij het gronden betreft binnen een zone van 5 m gerekend vanaf de bouwgrens gericht op de Zomerdijk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - representatieve zone', in welk geval de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5 m bedraagt;
  • c. het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel mag ten hoogste 70% bedragen;
  • d. de afstand van een gebouw tot de zij- en achterbouwperceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. er dient één bedrijfswoning per bouwperceel te worden gebouwd, tenzij het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'aantal bedrijfswoningen', in welk geval het aantal bedrijfswoningen per bedrijfsperceel ten hoogste het aangegeven aantal mag bedragen;
    • 2. 'bedrijfswoning uitgesloten', in welk geval geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • f. op bedrijfspercelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone bedrijfswoning' moeten bedrijfswoningen in het aanduidingsgebied worden gebouwd;
  • g. op bedrijfspercelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone gemengd' mogen zowel bedrijfswoningen als bedrijfsgebouwen in het aanduidingsgebied worden gebouwd;
  • h. de oppervlakte van een bouwlaag van een bedrijfswoning mag ten hoogste 150 m2 bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste 100% van de oppervlakte van de op het bouwperceel aanwezig bedrijfsgebouwen mag bedragen;
    • 2. het woonoppervlak van een bedrijfswoning ten hoogste 250 m2 mag bedragen;
  • i. een bedrijfswoning dient inpandig aan of onlosmakelijk verbonden met het bedrijfsgebouw moet worden gebouwd;
  • j. in afwijking van het bepaalde in sub b mag de bouwhoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 10 m bedragen;
  • k. per gebouw dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Met betrekking tot het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 meter bedragen en van een overkapping niet minder dan 1 meter;
  • b. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 70 m2 bedragen, met dien verstande dat op ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden gebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;
  • e. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 60° bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van overkappingen, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van hijsinstallaties, silo's en schoorstenen mag ten hoogste 20 meter bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 10 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.2 sub d en kan worden toegestaan dat de afstand tussen vrijstaande gebouwen wordt verkleind tot 0 meter;
  • b. lid 3.2.2 sub e onder 1 en kan worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' een bedrijfswoning wordt gebouwd, mits wordt voldaan aan de geldende voorkeursgrenswaarde.
3.4.2 Afwegingskader

De in lid 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, tenzij het bestaande bedrijven betreft in een hogere categorie;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. internetverkoop met beperkte afhaal- en afrekenmogelijkheid, waarbij een ruimte voor het afhalen en afrekenen van goederen tot maximaal 15 m2 is toegestaan en de openingstijden beperkt blijven tot maximaal 2 uur per dag;
    • 2. de verkoop van motorbrandstoffen (zonder LPG) en aanverwante artikelen;
  • c. het gebruik of het laten gebruiken van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf tot een maximum van 1.500 m²;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden anders dan in combinatie met de woonfunctie, tenzij het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • e. het gebruik of het laten gebruiken van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  • f. een bedrijfswoning door iemand anders laten bewonen dan de rechthebbende van het bedrijf;
  • g. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden over een breedte van 3 m vanuit de bouwperceelgrenzen voor opslagdoeleinden;
  • h. het gebruik van het laten van gebruiken van de gronden en bouwwerken voor internetverkoop waar:
    • 1. (beperkte) afhaal- en afrekeningsmogelijkheid is die niet voldoet aan het gestelde in sub b onder 1;
    • 2. sprake is van uitstalling van goederen en waar klanten de mogelijkheid hebben goederen ter plaatse te bekijken of uit te proberen;
    • 3. een afhaalpunt is;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een afhaalpunt;
  • j. het gebruik van de gronden tot 5 m vanaf de bestemmingsgrens aan de zijde van de Zomerdijk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - representatieve zone' voor opslag met een grotere hoogte dan 2 m.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.5 sub a en toestaan dat bedrijven kunnen worden toegestaan die niet voorkomen op de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het bedrijf qua aard en invloed op de omgeving gelijk gesteld kan worden met de volgens lid 3.1 toegelaten bedrijven;
  • b. lid 3.5 sub b en toestaan dat ondergeschikte ondergeschikte productiegebonden detailhandel wordt toegestaan, mits:
    • 1. maximaal 10% van het bedrijfsvloeroppervlak gebruikt wordt voor productiegebonden detailhandel, verminderd met het oppervlak dat op grond van lid 3.5 sub b onder 1 gebruikt mag worden voor het afhalen en afrekenen ten behoeve van internetverkoop;
  • c. lid 3.5 sub d en toestaan dat op een deel van het bouwperceel de gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor bedrijfsdoeleinden zonder dat dit plaatsvindt in combinatie met de woonfunctie, mits:
    • 1. het gebruik voor maximaal 5 jaar wordt toegestaan;
    • 2. de oppervlakte maximaal 40% van het bouwperceel betreft.
3.6.2 Afwegingskader

De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Vergunningplichtige werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het verwijderen en/of aanbrengen van laanbeplanting.
3.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud en/of beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.7.3 Toetsingscriteria

De in lid 3.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke structuur van het plangebied.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. parken en plantsoenen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. tuinen;

met de daarbij behorende:

  • i. bebouwing.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Groen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen..
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van in- en uitritten ten behoeve van de ontsluiting van aangrenzende bedrijfspercelen.

4.4.2 Toepasbaarheid

De in lid 4.4.1 genoemde afwijking kan slechts worden toegepast, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de groenstructuur;
  • c. de verkeersdoorstroming;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Maatschappelijk - Begraafplaats

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;
  • b. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. een crematorium;
    • 2. een uitvaartcentrum;
    • 3. onderhoud en beheer;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens het wonen in een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie- bijenschans', tevens een bijenschans;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. wegen en paden;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. erven en terreinen;
  • j. bebouwing.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Maatschappelijk - Begraafplaats' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in lid 5.1 sub a t/m d genoemde functies;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
5.2.2 Gebouwen lid 5.1 sub b

Voor het bouwen van de in lid 5.1 sub b genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen.
5.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 150 m² bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen.
  • a. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 meter bedragen en van een overkapping niet minder dan 1 meter;
  • b. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 70 m2 bedragen, met dien verstande dat op ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden gebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;
  • e. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 60° bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van overkappingen, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplichtige werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het verwijderen van laanbeplanting;
  • b. het verwijderen van haagbeplanting;
  • c. het dempen van sloten en waterlopen.
5.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud en/of beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.4.3 Voorwaarden

De in lid 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de inrichting van het terrein.

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden behorende hoofdgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. paden;
  • e. perceelontsluitingen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. verhardingen;
  • i. bebouwing.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de tot 'Tuin' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en ingangspartijen;
  • b. luifels en balkons ten dienste van de bestemming wonen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Gebouwen

Met betrekking tot het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • erkers en ingangspartijen van aangrenzende bestemmingen mogen tot een breedte van ten hoogste 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1,5 meter en een bouwhoogte van ten hoogste de eerste verdiepingsvloer.
6.2.3 Luifels en balkons

Met betrekking tot het bouwen van luifels en balkons ten dienste van de bestemming 'Bedrijventerrein ' gelden de volgende bepalingen:

  • a. voor luifels en balkons (van een bedrijfswoning deeluitmakende) bebouwing mag de (verlengde) bouwgrens over ten hoogste de halve gevelbreedte met ten hoogste 1,5 meter worden overschreden;
  • b. de afstand tussen de bebouwing en openbaar toegankelijk gebied mag niet minder bedragen dan 3 meter.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijkingsmogelijkheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • lid 6.2.2 voor het bouwen van erkers en ingangspartijen waarbij de breedte tot ten hoogste 75% van de breedte van de bedrijfswoningen wordt vergroot. De diepte mag ten hoogste 50% van de resterende voorgevel bedragen met een maximum van 1,5 meter.
6.4.2 Toepasbaarheid

Afwijking als bedoeld in lid 6.4.1 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. dit niet in strijd is met de algemene aanduidingsregels van dit plan.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
6.5.1 Wijzigingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Tuin' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein', mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigigingsgebied';
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van toepassing zijn.
6.5.2 Toepasbaarheid

Wijziging als bedoeld in lid 6.5.1 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. dit niet in strijd is met de algemene aanduidingsregels van dit plan.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. fiets- en voetpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. dagrecreatieve voorzieningen;
  • h. kunstwerken;

met de daarbij behorende:

  • i. bebouwing.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 15 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Verkeer - Parkeerterrein

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeerterreinen;

met de daarbij behorende:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. waterlopen en waterpartijen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Verkeer - Parkeerterrein' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6,00 m bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. fiets- en voetpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. dagrecreatieve voorzieningen;
  • g. erven en terreinen;
  • h. kunstwerken;
  • i. voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;

met de daarbij behorende:

  • j. bebouwing.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de tot 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 10 meter bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. waterberging;
  • c. waterhuishouding;
  • d. waterlopen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. dagrecreatieve voorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. kunstwerken;
  • i. oeververbindingen, zoals bruggen;

met de daarbij behorende:

  • j. bebouwing.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de tot 'Water' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,5 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Leiding - Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de leiding, alsmede:

  • (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van drinkwater.
11.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.

11.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  • c. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  • d. diepploegen dieper dan 30 cm;
  • e. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • f. het planten van hoogopgaande bomen en/of houtopstanden die dieper (kunnen) wortelen dan 30 cm;
  • g. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • i. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
11.3.2 Uitzondering op verbod

Het in lid 11.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatieuitwisseling ondergronde netwerken.
11.3.3 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een vergunning horen burgemeester en wethouders de betreffende leidingbeheerder(s).

Artikel 12 Waarde - Archeologie 3

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.

12.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft:

  • a. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).
12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2, indien:

  • a. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. uit het onderzoek genoemd in 12.3 sub a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Burgemeester en Wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    • 4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.


Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

12.4 Specifieke gebruiksregel

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Monumentenwet 1988.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven en/of egaliseren van gronden met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en een diepte van 0,3 meter;
  • b. het mengen of diepploegen van gronden met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en dieper dan 0,3 meter;
  • c. het graven of dempen van watergangen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, dieper dan 0,3 meter.
  • e. In de subleden a tot en met d wordt, in het geval de gronden zijn opgehoogd, de diepte vergroot met de in de Beleidsadvieskaart Archeologie van de gemeente Meppel opgenomen ophogingsdiepte.
12.5.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. activiteiten die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. activiteiten die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
  • c. activiteiten die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
12.5.3 Toetsingscriteria

De in lid 12.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. uit het onderzoek genoemd in 12.5.3 sub a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Burgemeester en Wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    • 4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.


Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Bestaande maatvoering
  • a. Bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken: In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, ouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als toegestaan.
  • b. Bestaande afstanden: In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
  • c. Bestaand bebouwingspercentage: In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
14.2 Ondergronds bouwen
  • a. Op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd, mag eveneens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat direct aansluitend ook in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken mogen worden gebouwd.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan het bouwen van ondergrondse bouwwerken worden toegestaan op andere locaties dan genoemd onder a, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
14.3 Bouwen buiten het bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de afzonderlijke bestemmingen geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
  • b. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  • c. (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter worden overschreden;

mits de bedoelde overschrijdingen niet in de weg staan aan:

  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. een goede woonsituatie;
  • f. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • g. de verkeersveiligheid;
  • h. de milieusituatie;
  • i. de sociale veiligheid.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en gebouwen als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  • b. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het gebruik of het laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 overige zone - gezoneerd industrieterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' zijn de gronden aangewezen als gezoneerd industrieterrein.

16.2 vrijwaringszone - laagvliegroute
16.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - laagvliegroute' zijn mede bestemd voor de bescherming van de laagvliegroutes.

16.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij bestemmingen mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht met een bouwhoogte van meer dan 40,00 m.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

17.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,50 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 10,00 m.
17.2 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijking als bedoeld in lid 17.1 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. dit niet in strijd is met de algemene aanduidingsregels van dit plan.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in díe zin dat:

  • a. de dubbelbestemming voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting vervalt, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. de dubbelbestemming voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting wordt aangebracht, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn;
  • c. de gebiedsaanduidingen worden verkleind, dan wel geheel worden verwijderd, indien blijkt dat de inrichting(en) ter plaatse is (zijn) beëindigd/ingeperkt met een omgevingsvergunning.

Artikel 19 Overige regels

19.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels met betrekking tot parkeren bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
19.2 Verwijzing naar wettelijke regelingen

De wettelijke regelen (en begrippen) waarnaar in deze regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Meppel - Oevers E 2017 '

van de gemeente Meppel.