direct naar inhoud van Regels
Plan: Meppel - Buitengebied, wijziging Bramenweg 2
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.Bramenweg2-WPC1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan Meppel - Buitengebied, wijziging Bramenweg 2, Nijeveen met identificatienummer NL.IMRO.0119.Bramenweg2-WPC1 van de gemeente Meppel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en de daarbij behorende bijlagen);

1.3 bestemmingsplan Buitengebied

het op 3 september 2009 door de gemeenteraad van Meppel vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied' met identificatienummer NL.IMRO.01190000BuitengebiedVG- van de gemeente Meppel;

1.4 verbeelding

de verbeelding van het wijzigingsplan 'Meppel - Buitengebied, wijziging Bramenweg 2', bestaande uit de kaart met identificatienummer NL.IMRO.0119.Bramenweg2-WPC1;

1.5 aanbouw

een gebouw dat:

  • a. als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;
  • b. en met dat hoofdgebouw in directe verbinding staat;
  • c. in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.6 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in:

  • a. bollenteelt: in hoofdzaak de teelt van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten, met uitzondering van sierteelt, alsmede van vollegrondstuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij:
    het houden van melk- en ander vee waarbij de veehouderij geheel of in overwegende mate afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel: onder grondgebonden veehouderij wordt tevens verstaan paardenfokkerij en geitenfokkerij;
  • c. paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege;
  • d. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt en bosbouw;
  • e. intensieve veehouderij: het houden van fok-, leg- of pelsdieren en vleesvee in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de veehouderij niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • f. glastuinbouw: de teelt van tuinbouw- of siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • g. fruitteelt: de teelt van fruit in boomgaarden;
  • h. sierteelt: de teelt van siergewassen, zoals onder andere een boomkwekerij, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  • i. bosbouw: de teelt van bomen op agrarische gronden ten behoeve van de houtproductie;
  • j. intensieve kwekerij: de teelt van vissen of de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
1.9 agrarisch deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw.

1.10 agrarische activiteiten bij wijze van hobby (hobbyboeren)

agrarische activiteiten, voornamelijk bij wijze van liefhebberij.

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.12 bebouwing

gebouwen en/of bouwwerken, die geen gebouw zijn.

1.13 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt, dat door de bewoner:

  • a. in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij:
    - de gebruiksoppervlakte maximaal 30% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning beslaat, met een maximum van 50 m2;
    - de ruimte die gebruikt wordt voor bed & breakfast niet gebruikt wordt voor zelfstandige bewoning;
  • b. en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.14 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.15 bestaande bouwwerken

bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.16 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.19 bijgebouw

een niet voor zelfstandige bewoning bestemd gebouw dat:

  • a. als afzonderlijke ruimte of gebouw is gebouwd aan of bij een hoofdgebouw;
  • b. en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw;
  • c. en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.20 bio-energie-installatie

een installatie waarbij uit een biologische grondstof energie wordt gewonnen in de vorm van warmte of elektriciteit, zoals bijvoorbeeld biomassavergistingsinstallaties, mestvergistingsinstallaties, bio-olie-installaties of bio-ethanol-installaties.

1.21 bouwen

een bouwwerk:

  • a. plaatsen;
  • b. geheel of gedeeltelijke oprichten;
  • c. vernieuwen;
  • d. veranderen;
  • e. vergroten.

of een standplaats:

  • a. geheel of gedeeltelijk oprichten;
  • b. vernieuwen;
  • c. veranderen;
1.22 bouwvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak, waarbinnen het bouwen van gebouwen en bouwwerken is toegestaan; bouwvlakken ten behoeve van agrarische bedrijven die verbonden zijn door middel van de aanduiding "bij elkaar behorend", worden geacht één bouwvlak voor één bedrijf te vormen.

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die op de plaats van bestemming:

  • a. direct of indirect met de grond is verbonden;
  • b. indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.25 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.

1.26 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.27 dienstwoning

een woning in of bij een andere bestemming bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.

1.28 erf- en terreinafscheiding

een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen 2 of meer erven of terreinen zoals muren, schuttingen en hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en vergelijkbare omvang.

1.29 erker

een aanbouw of uitbouw aan een hoofdgebouw die:

  • a. een hoekige of ronde vorm heeft;
  • b. bouwkundig bestaat uit een "lichte" constructie;
  • c. en een overwegend transparante uitstraling heeft.
1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte aan 1 of meer zijden met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 hoofdgebouw

een gebouw dat in architectonisch opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.32 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van:

  • a. dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse;
  • b. logies.
1.33 huishouden

één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen;

1.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.35 kleinschalige dagrecreactieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.36 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine, foyer en dergelijke), logies- en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.37 natuur- en landschapsdeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.

1.38 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna.

1.39 neventak/nevenfunctie

onderdelen van een agrarisch bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/-activiteiten afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen

1.40 nutsvoorziening

het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor het openbare nut zoals de winning en levering van gas, water en elektriciteit, telecommunicatie, radio en televisiesignalen, afvoer en verwerking van rioolwater of voorzieningen van vergelijkbare aard en vergelijkbare omvang.

1.41 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.42 paardenstalling

het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden; onder paardenstalling worden geen maneges verstaan.

1.43 peil
  • a. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
  • b. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst;
  • c. wanneer in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil ter plaatse.
1.44 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt.

1.45 prostitutie

het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.46 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.47 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 bij de planregels van het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen.

1.48 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die als Bijlage 2 bij de planregels van het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen.

1.49 standplaats

een kavel voor het plaatsen van woonwagens of kampeermiddelen, waarop al dan niet voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven of andere instellingen kunnen worden aangesloten.

1.50 tijdelijke teeltondersteundende voorzieningen

bouwwerken en voorzieningen die ten behoeve van het verbeteren van de productie en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende maximaal 4 maanden per jaar worden geplaatst ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt en/of sierteelt.

1.51 uitbouw

een gebouw dat:

  • a. als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;
  • b. in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.52 verkoop streekeigen producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf of in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf of in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

1.53 volwaardig agrarisch bedrijf

een duurzaam agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht die binding heeft met het agrarische bedrijf, met een daarbij passende bedrijfsomvang.

1.54 voorgevel

een gevel aan de voorzijde van een gebouw, te bepalen op basis van onderstaande criteria in volgorde van belangrijkheid:

  • a. de gevel die de voorzijde van het gebouw is;
  • b. de gevel die gezien de naastliggende gebouwen duidelijk als de voorzijde van het gebouw wordt aangemerkt;
  • c. de gevel waar of waarvoor het huisnummer of de brievenbus is gelegen;
  • d. de gevel waar of waarvoor de hoofdontsluiting van het bouwperceel is gelegen;
  • e. de gevel waarin de hoofdentree van het gebouw is gelegen.
1.55 voorgevelrooilijn

de lijn die - evenwijdig aan de openbare weg - in het verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichtst bij de weg gelegen is, gebouwen kleiner dan 6 m2 niet meegerekend.

1.56 weg

alle voor de openbaar rij- of ander verkeer openstaande:

  • a. wegen of paden;
  • b. bruggen, dammen, duikers, tunnels die in deze wegen of paden liggen;
  • c. bermen, bermsloten en wegkanten;
  • d. parkeerterreinen.
1.57 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.58 zorgboerderij

de opvang van volwassenen of gehandicapten, zonder nachtverblijf, hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwvlak, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie en therapie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 (verticale) diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, vanaf het peil omlaag tot aan de bovenzijde van de laagst gelegen vloer.

2.3 gebruiksoppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten

De oppervlakte gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande scheidingsconstructies, die de ruimte(n) omgeven.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen bouwdeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwdelen zoals schoorstenen, antennes of bouwdelen van vergelijkbare aard.

2.7 hoogte van een windmolen

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen:

  • a. de buitenkant van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
  • b. de buitenkant van de daken en dakkapellen.
2.9 de lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenkant van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren) neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor ‘Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van:
    • 1. een grondgebonden veehouderijbedrijf;
    • 2. een paardenfokkerij;
    • 3. een akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf;
    • 4. een sierteeltbedrijf;
    • 5. een intensieve kwekerij;

met een maximale ammoniakemissie zoals opgenomen in de vigerende Natuurbeschermingswetvergunning d.d. 5 augustus 2013 met kenmerk 31/VTH/2013005664, een en ander in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten , met dien verstande dat:

  • kassen met een maximaal oppervlak van 500 m² uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding kassen toegestaan, en
  • dat kassen met een maximaal oppervlak van 1.550 m² uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding kassen toegestaan met een afwijkende bouwoppervlakte;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende:
    • 1. cultuurhistorische waarden in de vorm van monumenten en archeologisch waardevolle gebieden;
    • 2. natuurwaarden in de vorm van vogelsoorten die op grond van de externe werking van het Natura 2000-gebied De Wieden beschermd zijn;

alsmede voor de volgende agrarische nevenfuncties:

  • c. grondgebonden veehouderij (inclusief paardenfokkerij);
  • d. akkerbouw en vollegrondstuinbouw;
  • e. sierteelt;
  • f. intensieve kwekerij;

alsmede voor de volgende niet -agrarische nevenfuncties:

  • g. verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;
  • h. veearts/hoefsmederij;
  • i. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);
  • j. kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500 m² bebouwing mag worden gebruikt;
  • k. paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/-paardenpension), waarvoor maximaal 1.200 m² bebouwing mag worden gebruikt;
  • l. kano-, boot- en fietsenverhuur;
  • m. bed & breakfast in hoofdgebouw;

en ook voor:

  • n. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
  • o. kleinschalige natuurontwikkeling;
  • p. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • q. (ontsluitings)wegen;
  • r. nutsvoorzieningen;
  • s. groenvoorzieningen;
  • t. parkeervoorzieningen;
  • u. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
  • v. speelvoorzieningen;
  • w. tuinen, erven en terreinen;
  • x. gebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken;

met dien verstande dat:

  • y. intensieve kwekerij (hoofd- en nevenfunctie) uitsluitend mag plaatsvinden op bestaande bouwvlakken en binnen de bestaande bebouwing.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen en daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. bouwwerken.

Voor het bouwen geldt het volgende:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de nadere aanduiding is een windmolen toegestaan met een maximale ashoogte van 53 m;
  • d. gebouwen mogen binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;
  • e. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte   dakhelling  
dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen   één, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven   250 m   4,5 m   12 m   20° - 70° *  
overige gebouwen (niet zijnde kassen) en overkappingen       4,5 m   12 m   20° - 70° *  
(voeder- (kunst)mest)silo's         12 m  
 
installaties voor bijvoorbeeld mestvergisting         8m
 
 
erf- of terreinafscheidingen:- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen  
     

1 m

2 m  
 
overige bouwwerken         3 m    

* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0° toegestaan.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Grotere goothoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de in lid 3.2 sub e aangegeven maximale goothoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. afwijking wordt uitsluitend toegepast indien een grotere goothoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
3.3.2 Serrestallen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de in lid 3.2 sub e aangegeven maximale goot- en bouwhoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bouw van serrestallen, met diens verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 6 m en 8 m;
  • b. van de afwijkingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • c. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch- en de cultuurhistorisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub b wordt voldaan.
3.3.3 Afstanden zijerfscheidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.2 sub d teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

  • a. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

1. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;

2. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.

3.3.4 Overschrijding agrarische bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de afwijkingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de overschrijding van het bouwvlak voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien de overschrijding van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;
  • b. de grenzen van het bouwvlak mogen eenmalig en aan één zijde met ten hoogste 500 m2 worden overschreden;
  • c. van de afwijkingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
  • e. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub a is voldaan;
  • f. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub c wordt voldaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden om:

  • a. de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
    • 2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
    • 3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
    • 4. het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;
    • 5. hergebruik van een recreatieverblijf ten behoeve van permanente bewoning;
    • 6. het gebruik van bouwwerken als binnenrijbaan;
    • 7. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
    • 8. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;
    • 9. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
  • b. nieuwe bouwwerken in gebruik te nemen zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen en erfinrichting conform het als Bijlage 1 van de regels opgenomen Ruimtelijk kwaliteitsplan, teneinde te komen tot een goed landschappelijke inpassing en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mogen nieuwe bouwwerken in gebruik worden genomen onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het als Bijlage 1 van de regels opgenomen ruimtelijk kwaliteitsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
  • d. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder b indien in plaats van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
      • de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in het erfinrichtingsplan in Bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
      • er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Nevenfuncties
  • a. In tabel 1 is aangegeven welke niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid 3.5.2.

Tabel 1 Nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden'

    maximaal aantal m2  
  toelaatbaar   gebruik onbebouwde gronden   bebouwing  
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid        
agrarische handels- en exportbedrijven (transport en opslagbedrijven, koelhuizen)   V   -   500  
opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag voor eigen bedrijfsvoering)   V   -   500  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   V   -   500  
veehandelsbedrijven, foeragehandel, paardenhandel, africhtingbedrijf voor paarden   V   1.200   200  
verwerken van mest en andere agrarische producten (bio-energie-installatie)   V   -   1.500  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten        
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   V   -   200  
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   V   -   500  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   V   -   200  
recreatieve functies/agrotoerisme        
kleinschalige horecagelegenheid (theeschenkerij, restaurant, boerderijcafé, wijnproeverij) in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten   V   500   200  
kampeerboerderij (natuur- en milieukampen, groepsaccommodatie)   V   -   200  
kleinschalig kamperen (boerderijcamping)   V   2.500   100  
boerengolf/pitch & put   V   50.000   50  
poldersport (met uitzondering van motorcross)   V   20.000   50  
overige dienstverlening        
sociale functie bijv. resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij (zonder nachtverblijf)   V   -   200  
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen   V   -   100  
tentoonstellingsruimte, museum, galerie, atelier   V   500   200  
dierenpension; hondenfokkerij   V   -   200  

V: Alleen toelaatbaar onder voorwaarden (afwijking).

-: Niet van toepassing

3.5.2 Voorwaarden nevenfuncties toestaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van de in tabel 1 genoemde nevenfuncties, welke alleen toelaatbaar zijn onder voorwaarden (aanduiding V), met inachtneming van het volgende:

  • a. van de afwijkingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • b. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • c. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
  • d. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van dit lid wordt voldaan;
  • e. in tabel 1 is aangegeven welk oppervlak ten behoeve van de nevenfunctie mag worden bebouwd en mag worden gebruikt;
  • f. per bouwvlak mag het oppervlak dat totaal in gebruik is ten behoeve van nevenfuncties niet meer dan 4.000 m2 bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde in sub f mag het oppervlak dat in gebruik is voor de nevenfunctie boerengolf/pitch&put en voor de nevenfunctie poldersport respectievelijk maximaal 50.000 m2 en 20.000 m2 bedragen;
  • h. per bouwvlak mag ten behoeve van de nevenfuncties niet meer dan 800 m2 aan bedrijfsgebouwen worden gebouwd, met uitzondering van mestvergistingsinstallaties;
  • i. een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, ook niet binnen de bouwvlakken;
  • j. de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
  • k. het plaatsen van kampeermiddelen op agrarische bouwvlakken is toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. het aantal kampeermiddelen per terrein mag niet meer dan 15 per bedrijf bedragen;
    • 2. de kampeermiddelen mogen uitsluitend in de periode 15 maart tot en met 31 oktober worden geplaatst;
    • 3. het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
    • 4. ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen op het bouwvlak sanitaire voorzieningen worden gebouwd;
    • 5. er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 6. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing door middel van opgaande randbeplanting van een gebiedseigen assortiment over een breedte van ten minste 3 m;
    • 7. op agrarische bouwvlakken gelegen in de lintbebouwing van Nijeveen (Dorpsstraat), Nijeveense Bovenboer, Kolderveen, en Kolderveense Bovenboer, mag het kleinschalig kampeerterrein uitsluitend achter het hoofdgebouw worden gevestigd;
  • l. voor opslag mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen bestaande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;
  • m. buitenopslag is in geen geval toegestaan;
  • n. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.
3.5.3 Algemene afwijkingsbevoegdheid nevenfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid 3.1.

3.5.4 Algemene afwijkingsbevoegdheid vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de categorieën vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 3, ten einde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 3 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid 3.7.2.

3.5.5 Nieuwbouw bij vervolgfunctie in ruil voor afbraak bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.7.2, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de afwijkingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de bedrijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;
  • b. en of van de bedrijfsgebouwen geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;
  • c. de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m2;
  • d. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.
3.5.6 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Bedrijfsactiviteiten , zoals genoemd in tabel 1 en tabel 3, af te wijken, teneinde:

  • a. bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 en tabel 3 algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in tabel 1 en tabel 3 genoemd.
3.5.7 Hogere ammoniak emissie

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 3.1 onder a voor het veranderen van de ammoniak emissie, met dien verstande dat:

  • a. de vereiste Wet natuurbescherming vergunning is verleend, dan wel een melding hiervoor is geregistreerd;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvind van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvind van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de in tabel 2 aangegeven werken of werkzaamheden aan te leggen of uit te voeren.

Tabel 2 Vergunningvereisten

werken of werkzaamheden   toelaatbaarheid   vervallen  
ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren   TM   A  
graven, vergroten, herprofileren of dempen van sloten of ander oppervlaktewater   TM   N  
aanbrengen opgaande beplantingen (met uitzondering van erfbeplanting)   A   A  
omzetten van grasland in bouwland   TM   N  
aanleg van verharde wandel- en fietspaden en overige verhardingen
> 50 m2 (niet zijnde kavelpaden)  
A   A  
aanleg van kavelpaden   TM   A  
aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur   TM   A  
het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren   TM   A  

N: Niet toelaatbaar

TM: Zonder meer toelaatbaar

A: Vereiste van omgevingsvergunning

3.6.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 is niet vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
  • d. werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of afwijking.
3.6.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als in lid 3.6.1 en tabel 2 bedoeld, wordt verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend;
  • b. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie zoals deze in lid 3.6.1 sub b tot uitdrukking zijn gebracht;
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vervolgfuncties

In tabel 3 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming 'Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden' na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in lid 3.7.2 passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid 3.7.2.

aard van de vervolgfunctie   ter plaatse van agrarische bouwvlakken  
wonen/hobbyboeren   W  
aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid    
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   W  
mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   W  
opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande bebouwing   W  
veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel   W  
veearts/hoefsmederij   W  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   W  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten    
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   W  
opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing   W  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   W  
recreatieve functies    
kinderboerderij   W  
paardenstalling/paardenpension   W  
kano-, roeiboot- of fietsenverhuur   W  
horeca in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten   W  
kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf   W  
overige dienstverlening    
sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)   W  
tentoonstellingsruimte; museum   W  
dierenpension; hondenfokkerij   W  

W: Toelaatbaar na planwijziging.

3.7.2 Planwijziging

Voor de in tabel 3 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet mogelijk;
  • b. volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden verlangd;
  • c. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen;
  • f. voordat toepassing wordt gegeven aan planwijziging ten behoeve van agrarisch verwante of niet-agrarische vervolgfuncties, wordt door de agrarisch deskundige in eerste instantie bezien of het betreffende bouwvlak geschikt is voor de hervestiging van een agrarisch bedrijf overeenkomstig de mogelijkheden uit artikel 3 tot en met 5 uit het bestemmingsplan Buitengebied. Indien blijkt dat het betreffende bouwvlak niet geschikt is voor agrarisch hergebruik wordt door de agrarisch deskundige vervolgens bezien of hergebruik ten behoeve van een agrarisch verwante vervolgfunctie mogelijk is;
  • g. indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlakken geldt het volgende:
    • 1. in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwregels bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor ingevolge de navolgende bepalingen een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen;
    • 2. in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;
  • h. ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 3 bedoelde functies - ongeacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven. Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 3 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid 3.5.5;
  • i. er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gegeven planregels woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal aanwezig op het moment van de aanvraag mag niet worden uitgebreid. Van aanwezige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt. Bij planwijziging ten behoeve van de bestemming 'Wonen', als bedoeld in artikel 21 van het bestemmingsplan Buitengebied wordt het gehele agrarische bouwvlak bij de wijziging betrokken;
  • j. voor de in tabel 3 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toegestaan;
  • k. een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, ook niet binnen de bouwvlakken;
  • l. de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
  • m. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan. Hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.
3.7.3 Vergroten agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven de op de verbeelding aangegeven begrenzing van het bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:
    • 1. indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien wijziging van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;
    • 2. indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is in verband met de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
    • 3. indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is voor het op een doelmatige wijze uitoefenen van een nevenfunctie; bij het wijzigingsbesluit wordt bepaald dat deze vergroting alleen gebruikt mag worden voor de betreffende nevenfunctie;
  • b. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • c. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
  • d. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub a van dit voorschrift wordt voldaan;
  • e. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub b van dit voorschrift wordt voldaan.
3.7.4 Nieuwe agrarische bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe bouwvlakken binnen de agrarische bestemming, met inachtneming van het volgende:

  • a. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 sub 6 onder a, b, c, d en g van het bestemmingsplan Buitengebied;
  • b. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:
    • 1. in geval van gedwongen bedrijfsverplaatsingen als gevolg van natuur- en landschapsontwikkeling, stads- en dorpsuitbreiding, ruilverkaveling, en milieuhygiënische knelsituaties;
    • 2. wanneer te verwachten is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden';
    • 3. indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
    • 4. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven niet worden beperkt;
  • c. per bouwvlak mag maximaal één dienstwoning worden gebouwd;
  • d. een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub a en in sub b onder 1, 2 en 4 van dit voorschrift;
  • e. een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub a en in sub b onder 1, 2 en 4 van dit voorschrift;
  • f. er dient in ieder geval voldaan te worden aan het bepaalde in de artikelen 27 t/m 30 van het bestemmingsplan Buitengebied;
  • g. op nieuwe bouwvlakken is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing;
  • h. de oppervlakte van het bouwvlak mag maximaal 1,5 ha bedragen.
3.7.5 Nieuw bouwvlak ten behoeve van bio-energie-installatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe bouwvlakken voor de bouw van een collectieve bio-energie-installatie, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • b. de oppervlakte van het nieuwe bouwvlak mag maximaal 1 ha bedragen;
  • c. op het bouwvlak mag geen dienstwoning worden gebouwd;
  • d. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;
  • e. een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub a van deze planregel;
  • f. nieuwe bouwvlakken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van goed ontsloten gebieden;
  • g. de bio-energie installatie moet aantoonbaar onderdeel uitmaken van één of meerdere bestaande volwaardige agrarische bedrijven;
  • h. de bio-energie installatie dient landschappelijk te worden ingepast.
3.7.6 Ecologische verbindingszone/natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones de bestemming 'Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden' te wijzigen in de bestemming 'Natuur', met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden voor dit doel zijn verworven en als ecologische verbindingszone kunnen worden ingericht;
  • b. een besluit tot planwijziging wordt ook genomen als de betreffende grondeigenaar zelf de gronden als ecologische verbindingszone heeft ingericht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

  • a. Gronden die in aanmerking zijn of moeten worden genomen bij een te verlenen bouwvergunning, mogen, behoudens intrekking van die bouwvergunning, niet nog eens bij een nieuwe aanvraag voor het verkrijgen van een bouwvergunning in aanmerking worden genomen.
  • b. Met betrekking tot dienstwoningen voor agrarische bedrijven, geldt overigens het volgende:
    • 1. indien ten behoeve van een bedrijf reeds een of meerdere woningen aanwezig zijn, wordt het bouwplan voor een nieuwe dienstwoning aangemerkt als bouwplan voor een tweede respectievelijk volgende dienstwoning;
    • 2. tenzij het de vervanging van een woning betreft, worden met een bij het bedrijf reeds aanwezige woning gelijkgesteld:
      • de woning die op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan reeds op het bouwvlak van het betrokken bedrijf aanwezig is, ook als deze woning inmiddels niet meer functioneert als dienstwoning bij/van het betrokken agrarisch bedrijf;
      • de woning, die na de tervisielegging van het ontwerpplan als dienstwoning op het bouwvlak van het betrokken bedrijf is of wordt gebouwd, ook als deze woning inmiddels niet meer functioneert als dienstwoning bij/van het betrokken agrarisch bedrijf.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Nieuwe woningen binnen 48 dB-contour wegverkeerslawaai en/of 55dB contour spoorweglawaai
  • a. In geval van nieuwe woningen ingevolge planwijziging of afwijking of herbouw van een woning elders op een bouwvlak, mag de woning (inclusief aanbouwen) ter beperking van geluidshinder niet worden opgericht binnen de op de verbeelding aangegeven 48 dB-contour wegverkeerslawaai en 55 dB-contour spoorweglawaai.
  • b. Nieuwe woningen ingevolge planwijziging of afwijking mogen in afwijking van het bepaalde onder a binnen de 48 dB-contour wegverkeerslawaai en de 55 dB-contour spoorweglawaai worden gebouwd, indien:
    • 1. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;
    • 2. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico vanwege wegen en spoorwegen niet wordt overschreden.
  • c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder a teneinde herbouw van woningen toe te staan binnen de 48 dB-contour wegverkeerslawaai en de 55 dB-contour spoorweglawaai, indien:
    • 1. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;
    • 2. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico vanwege wegen en spoorwegen niet wordt overschreden.
5.2 Afstand tussen woningen en agrarische bouwvlakken
  • a. Bij (ver)bouw van woningen (inclusief aanbouwen) die niet tot het eigen agrarische bedrijf behoren, mag de afstand tot aanwezige gebouwen op binnen een straal van 400 m gelegen agrarische bouwvlakken niet minder bedragen dan de afstand, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid a, mits de (ver)bouw van woningen niet leidt tot beperkingen voor de betreffende agrarische bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
  • c. De op het tijdstip van inwerkintreding van het plan bestaande voorgevelrooilijn mag in geval van herbouw of nieuwbouw van gebouwen en bouwwerken niet worden overschreden.
5.3 Bestaande afstanden en maten
  • a. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die meer bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die minder bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

  • a. Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van:
    • 1. de in de regels en op de verbeelding gegeven:
      • maten;
      • afmetingen;
      • percentages;

en toestaan dat een overschrijding plaatsvindt van maximaal 10%;

    • 1. de bestemmingsbepalingen; en toestaan dat geringe aanpassingen worden gedaan in:
      • het beloop of profiel van wegen;
      • de aansluiting van wegen onderling;

wanneer dit nodig is vanuit:

      • de verkeersveiligheid;
      • de verkeersintensiteit;
    • 1. de bestemmingsbepalingen; en toestaan dat worden gebouwd:
      • openbare nutsgebouwtjes;
      • wachthuisjes voor het openbaar vervoer;
      • telefooncellen;
      • gebouwtjes voor (de bediening van) kunstwerken;
      • toiletgebouwtjes;
      • (jongeren)ontmoetingsplekken;
      • gebouwtjes van vergelijkbare aard;

wanneer de inhoud per gebouwtje maximaal 75 m3 is en de bouwhoogte van de gebouwtjes maximaal 3,5 m is;

    • 1. de bestemmingsbepalingen; en toestaan dat bergbezinkbassins worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
      • het bergbezinkbassin wordt beneden peil gebouwd, behalve waar het ondergeschikte bouwdelen betreft;
      • ondergeschikte bouwdelen, zoals ontluchtingspijpen of bouwdelen van vergelijkbare aard, mogen maximaal 1 m boven peil uitsteken;
    • 2. de bestemmingsbepalingen; voor de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn en toestaan dat:
      • de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, wordt vergroot tot maximaal 10 m, wanneer het niet gaat om een overkapping;
      • de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, voor zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 12 m;
    • 3. de maximale (bouw)hoogte van gebouwen; en toestaan dat de (bouw)hoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen wordt vergroot, zoals:
      • luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
      • of bouwdelen van vergelijkbare aard;

wanneer de vergroting maximaal 20 m is per plaatselijke verhoging en de maximale hoogte van de plaatselijke verhoging niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw is;

    • 1. het bouwvlak; en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenkant worden overschreden door:
      • plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
      • gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
      • erkers en ingangspartijen over maximaal de halve gevelbreedte, wanneer de grens van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden en de erker niet wordt gebouwd ter plaatse van de voorgevelrooilijn;
      • luifels, balkons en galerijen, wanneer de grens van het bouwvlak niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
6.1 Afwijkingsbevoegdheid extra woning/vergroten inpandige woning
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het plan af te wijken voor het onderbrengen van één extra woning in een bestaande woning, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de bestaande woning dient groter te zijn dan 250 m3;
    • 2. er dient in ieder geval voldaan te worden aan het bepaalde in de artikelen 27 t/m 30;
    • 3. de extra woning dient te worden gerealiseerd binnen het bestaande hoofdgebouw.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de maximale oppervlakte van woningen, indien het een woning betreft die onderdeel uitmaakt van een veel groter hoofdgebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid.

Artikel 7 Overige regels

7.1 Aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

    • 1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
    • 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
    • 3. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
    • 4. erf- en terreinafscheidingen.
7.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van tervisielegging van dit plan.

7.3 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen mogen slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  • b. Bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Gemeente Meppel bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub a) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen Gemeente Meppel (sub b) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Nota Parkeernormen Gemeente Meppel opgenomen regels en voorwaarden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.1.2

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

8.1.3

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
8.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.2.4

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Meppel - Buitengebied, wijziging Bramenweg 2' van de gemeente Meppel.