direct naar inhoud van 4.8 Ecologie
Plan: Bentinckspark, deelplan Kalkoven 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20087016002-OH01

4.8 Ecologie

Door Tauw is een quick scan uitgevoerd die inzicht verschaft in de consequenties die de natuurbeschermingswetgeving heeft ten aanzien van de toekomstige herontwikkeling van De Vos van Steenwijklaan 28 t/m 38 te Hoogeveen.

Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied bevindt zich op een afstand van circa 1,5 kilometer en betreft een gebied ten noordoosten van de onderzoekslocatie (tussen Pesserdijk, Siberiƫ en Stuifzand) Het beschermde gebied behoort tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Een negatieve invloed van de toekomstige herontwikkeling op het beschermde natuurgebied wordt niet verwacht, doordat de locatie van het natuurgebied is gescheiden door reeds bestaande bebouwing.

In het plangebied is de Flora- en faunawet van toepassing. Uit de toetsing aan de Flora- en faunawet volgt:

  • Vogels
    Wanneer er vogels broeden in het plangebied dan dienen de werkzaamheden in de betreffende gedeeltes van het plangebied te worden uitgevoerd buiten de broedperiode (15 maart-15 juli). Indien werkzaamheden in het broedseizoen worden voorzien, dan kan vooraf aan de broedperiode worden voorkomen dat vogels in het plangebied gaan nestelen door te zorgen voor voldoende verstoring, bijvoorbeeld door het plaatsen van wapperende linten.
  • Vleermuizen
    Tijdens het veldbezoek is geconstateerd dat zich mogelijk in de nissen van het oude bedrijfspand vaste verblijfplaatsen bevinden van de Laatvlieger en de Gewone dwergvleermuis. Hier is nader onderzoek naar gedaan.

Naar aanleiding van de voornoemde conclusies is met een vleermuizenonderzoek onderzocht of in de gebouwen vaste verblijfplaatsen aanwezig zijn. De uitkomsten van dat onderzoek zijn als volgt.

Op 26 september en op 17 oktober 2007 is het plangebied onderzocht op aanwezigheid van vleermuizen. Op basis van deze twee onderzoeken wordt geconcludeerd dat de in het plangebied aanwezige gebouwen niet worden gebruikt als vaste verblijfplaats voor vleermuizen. Het plangebied dient in de onderzoeksperiode ook niet als foerageergebied voor vleermuizen, waardoor negatieve effecten van de voorgenomen ontwikkeling niet worden verwacht. De vliegroute aan de achterzijde van de grote loods wordt door een kleine groep Gewone dwergvleermuizen gebruikt. Bij de aantasting van deze vliegroute worden op basis van deze onderzoeksgegevens geen negatieve gevolgen op populatieniveau verwacht.

De conclusie van het onderzoek is besproken op 27 november 2007 met Dienst Landelijk Gebied-noord. De conclusie van het onderzoek is dat de te slopen gebouwen niet in gebruik zijn als winterverblijfplaats van vleermuizen. Het onderzochte gebied heeft tevens geen andere belangrijke functies voor de soort. De sloopwerkzaamheden kunnen doorgang vinden, mits de sloop wordt uitgevoerd in de winterrustperiode van vleermuizen. Als de gebouwen voor april worden gesloopt, zijn er geen bezwaren bij DLG-noord. Vindt de sloop in april of na april plaats, dan kunnen in theorie vleermuizen zich hebben gevestigd en moet voor de sloop een vleermuizenonderzoek worden uitgevoerd. DLG gaat akkoord met de hier voorgestelde werkwijze.

De sloop van de gebouwen heeft in overeenstemming met de voorwaarden van DLG in de winterrustperiode van de vleermuizen plaatsgevonden.

Voor meer informatie wordt verwezen naar ecologische rapportages van Tauw. Zie Bijlage 10.