direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Buitengebied Zuid Hoogeveen, zonnepark Joh Poststraat 8 te Nieuwlande
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2020PB9000003-VG01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel van het project

De Veenkoloniën zijn door mensenhanden gemaakt. Het gebied is van oudsher een energielandschap, gevormd door het afgraven van turf. Als kans daarin ligt in een nieuw verdienmodel die er is in de transitie naar een duurzame energievoorziening. GroenLeven biedt dit nieuwe verdienmodel door middel van de realisatie van een nieuw energielandschap. Zonne-energie biedt bij uitstek de mogelijkheid voor dit nieuwe landschap. Dit omdat:

  • zonne-energie (PV) altijd gecombineerd kan worden met een andere functie, zoals:
    • 1. agrarisch gebruik;
    • 2. natuurontwikkeling;
    • 3. waterberging;
  • het opwekken van elektriciteit door middel van zonne-energie (PV) geen milieuhinder oplevert;
  • zonne-energie (PV) per hectare gebruikt gebied de hoogte energieopbrengst oplevert; zonne-energie (PV) geen blijvende effecten heeft op het landschap en omgeving en is daarmee een veilige keuze (no regret-strategie).

Voor een locatie ten zuiden van de A37, nabij afrit 2 Nieuwlande, met een oppervlakte van ca. 18,3 hectare, ontwikkelt en verzorgt GroenLeven zonne-energie gevestigd in Heerenveen de voorbereidings- en uitvoeringsprocedure om te komen tot een omgevingsvergunning. Door Lindemans Landschapsarchitecten is een landschappelijke inpassing opgesteld.

1.2 Locatie

Het projectgebied ligt ten zuiden van de A37, in de gemeente Hoogeveen. De locatie bestaat uit een drietal kavels gelegen nabij afrit 2 Nieuwlande.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000003-VG01_0001.png"

Figuur 1. Fragment ligging projectgebied

De kavels hebben een bruto oppervlakte van 23 ha, waarop een zonnepark van ca 20 ha wordt ontwikkelt. Rekening houdend met schaduwwerking en aanwezige bosschages is het geschatte bebouwingsoppervlak 18,3 ha. De ligging van het projectgebied is aangegeven op navolgend figuur (rood), met geel omlijnd het geschatte bebouwingsoppervlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000003-VG01_0002.png"

Figuur 2. Luchtfoto projectgebied

De locatie is kadastraal bekend, gemeente Hoogeveen sectie K met nummers: 4290, 4876, 4977, 5094, 5095, 5096, 5099, 5100 en 5341.

1.3 Nut en noodzaak

De uitstoot van broeikasgassen als gevolg van de energiebehoefte kan worden beperkt door energiebesparing en door grootschalige inzet van duurzame energie bronnen. Een dergelijke omschakeling in de Nederlandse elektriciteitsvoorziening betekent een forse inspanning. Nederland heeft voor wat betreft de doelstelling op het gebied van duurzame energie aansluiting gezocht bij de taakstelling die in Europees verband is geformuleerd.

Deze EU-taakstelling voor duurzame energie bedraagt voor Nederland 14% van het energiegebruik in 2020.

De Nederlandse regering heeft met het Nationaal Energieakkoord die Europese taakstelling voor Nederland verhoogd naar 16% in het jaar 2023. In 2023 moet dus 16% van het totale jaarlijkse energieverbruik afkomstig zijn uit duurzame energiebronnen. Voor de overheid is zonne-energie, naast andere vormen van duurzame energie, een van de bronnen van duurzame energie die benut moet worden om aan die doelstelling te kunnen voldoen.

Zonne-energie zal een belangrijk aandeel gaan leveren in de toekomstige duurzame energievoorziening. Zonne-energie is degelijk en betrouwbaar, flexibel te ontwikkelen en kan dicht bij de gebruiker worden gerealiseerd. Maar zonne-energie vraagt ook om ruimte. Deels kan die ruimte gevonden worden door bestaande bouwwerken te benutten en door extra functies aan een ruimte toe te voegen. Een goed voorbeeld hiervan is een parkeerterrein met zonnecarports. Maar dan nog is er veel extra ruimte nodig. Voor de komende 10 jaar wordt de behoefte op zonne-energie ingeschat op 14 gigawatt (getallen gebaseerd op de Nationale Energieverkenning 2016). Wanneer daarvan een derde op daken van woningen en bedrijfspanden wordt gerealiseerd, blijft er nog steeds circa 10 gigawatt over die op land zal moeten worden opgesteld. Dit komt overeen met circa 10.000 hectare zonnestroom.

1.4 Planologische regeling

Voor het projectgebied is de beheersverordening 'Buitengebied Zuid Hoogeveen 2018' van toepassing (vastgesteld op 27 februari 2020). Het projectgebied is daarin voorzien van de bestemming 'Schoonhoven I'. Het bestaand bos is aangeduid middels 'bestaand bos'. Een fragment van de verbeelding van de beheersverordening is in navolgend figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000003-VG01_0003.png"

Figuur 3. Fragment verbeelding vigerende beheersverordening Buitengebied Zuid Hoogeveen 2018

Binnen de regels die gelden op grond van de huidige beheersverordening is het niet mogelijk een zonnepark op te richten. Er zal dus van de vigerende beheersverordening moeten worden afgeweken.

1.5 Afwijken van het bestemmingsplan

Voor de gevallen, waarbij buitenplans afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 1°of 2° Wabo niet mogelijk is, biedt artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3° Wabo de mogelijkheid om van het bestemmingsplan af te wijken met een omgevingsvergunning, als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. In deze ruimtelijke onderbouwing komen alle relevante aspecten vanuit de ruimtelijke ordening voor dit project aan de orde en toont aan dat het project in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

1.6 Planmethodiek en verbeelding

Volgens de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening is een analoog en digitaal besluitvlak van het plangebied gemaakt. Er zijn geen bouw- en gebruiksregels opgesteld voor dit plan. De omgevingsvergunning (het besluit) –inclusief deze ruimtelijke onderbouwing- vormen namelijk de directe bouwtitel voor het plan.

1.7 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk geeft de beschrijving van de bestaande situatie en het project weer. Het derde hoofdstuk gaat in op het van toepassing zijnde beleidskader. Hoofdstuk vier behandelt de omgevingsaspecten. Hoofdstuk vijf gaat in op de procedurele aspecten en de economische uitvoerbaarheid. Het zesde en laatste hoofdstuk geeft de conclusies van de onderbouwing weer.

Hoofdstuk 2 Gebieds- en projectbeschrijving

2.1 Het projectgebied

Het projectgebied beslaat een drietal kavels, ten zuiden van de A37 nabij afrit 2 Nieuwlande. De meeste noordelijke kavel grenst direct aan de afrit van de A37. De zuidelijke kavels zijn meer langgerekt en liggen verscholen tussen enkele smalle bospercelen. De kavels hebben een totale oppervlakte van ca 23 hectare. De percelen zijn in de huidige situatie agrarisch in gebruik. Op het meest noordelijk deel bevindt zich een bosschage.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000003-VG01_0004.png"

Figuur 4. Zicht op het plangebied vanaf de A37 (noordwesten)

De meest noordelijke kavel is zichtbaar vanaf de snelweg A37. Twee woningen aan de oostzijde aan de Job Poststraat hebben uitzicht op dit zuidelijk deel van het projectgebied. Verder is er geen enkele bebouwing in de omgeving met zicht op de kavel. Wel is er vanaf camping 't Groene dak (gelegen even ten zuiden van het projectgebied) zicht op een klein gedeelte van het projectgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000003-VG01_0005.png"

Figuur 5. Ligging woningen (oostzijde) ten opzichte van het plangebied (globaal aangegeven in rood)

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000003-VG01_0006.png"

Figuur 6. Zicht op het zuidelijk deel van het plangebied vanaf Johannes Poststraat (oosten)

2.2 Projectbeschrijving

Het voornemen is om het projectgebied in te richten met zonnepanelen. Het projectgebied heeft een totale oppervlakte van 23,0 hectare. Rekening houdend met enig verlies als gevolg van schaduw van de aanwezige bospercelen en sloten, kan ca 18,3 hectare effectief worden bebouwd. Dit biedt ruimte voor opwekking van ca 22 MWp aan elektriciteit. Hiermee kunnen bijna 6.000 huishoudens van elektriciteit worden voorzien. De realisatie van het energielandschap levert daarmee een bijdrage aan de energievoorziening in de gemeente Hoogeveen.

De opstelling van het zonnepark zal een zuidopstelling worden. Doordat de kavels exact oost-west liggen, volgen de panelen op deze manier de lengteas van de drie percelen. De bestaande kavelrichting en vorm blijven in het zonnepark behouden. De panelen hebben een hoogte van 1,80 m hoog en hebben een onderlinge afstand van ca 2 m.

Zij hebben hierdoor maximale opbrengst bij een hellingshoek tussen de 10 en 15º.

Landschappelijke inpassing

Voor het projectgebied is een ontwerp met landschappelijke inpassing gemaakt door Lindemans Landschapsarchitecten. Hieruit blijkt dat een zonnepark op deze locatie goed is in te passen. De landschappelijke inpassing is onderbouwd in het rapport Zonnepark Hollandscheveld-oost - landschappelijke inpassing, Lindemans Landschapsarchitecten, zoals opgenomen als bijlage 1. Onderstaand wordt het ontwerp en de gewenste landschappelijke inpassing weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000003-VG01_0007.png"

Figuur 7. Weergave ligging zonnepark en landschappelijke inpassing

In de landschappelijke inpassing wordt nader toegelicht welke ruimtelijke waarden in het plangebied van invloed zijn op de vormgeving van het zonnepark. De ruimtelijke waarden hebben betrekking op de beleving van het landschap. De waarden beschrijven de wijze waarop mensen in het gebied het project zien, in relatie tot de omgeving en in relatie tot andere landschappen.

De gemeente Hoogeveen heeft in juni 2017 de Energievisie Afwegingskader zonne-energie Hoogeveen opgesteld (actualisatie maart 2019). In dit document worden de uitgangspunten geformuleerd waaraan een zonneweide in Hoogeveen moet voldoen. Het zonnepark is zo vormgegeven dat deze past binnen de door de gemeente gestelde uitgangspunten. Hierbij geldt dat de aanvraag is ingediend op basis van het afwegingskader van eind 2017. In deze ruimtelijke onderbouwing wordt de toetsing aan het afwegingskader inzichtelijk gemaakt, zie hiervoor paragraaf 3.3.

Daarnaast levert de komst van het zonnepark een bedrage aan de natuurontwikkeling op de projectlocatie. Er komen natuurvriendelijke oevers en doorgangen voor o.a. in het projectgebied aanwezige reeën. Op het meest zuidelijke perceel wordt nieuwe natuur aangeplant en eveneens vindt binnen het projectgebied vernatting van het terrein plaats. Over de plannen voor natuurontwikkeling en vernatting is overleg geweest met respectievelijk een vertegenwoordiger van het Drents Landschap en het Waterschap Vechtstromen.

Tijdens de voorbereidingen van het beoogde zonnepark werd duidelijk dat een andere ontwikkelaar bezig is met de voorbereiding van een zonnepark op de percelen ten westen van het projectgebied. Om eenheid in het landschap te creëren is in de landschappelijke inpassing waar mogelijk naar samenhang tussen beide zonneparken gezocht. Dit neemt niet weg dat het in deze ruimtelijke onderbouwing bedoelde zonnepark ook op zichzelf staand goed landschappelijk is in te passen, zoals ook uit het rapport over de landschappelijke inpassing blijkt. Het zonnepark wordt met zorg voor natuur en landschap ingericht.

Beheer en onderhoud

In Landschappelijke inpassingsplan is ingegaan op de aanleg, het beheer en onderhoud van de inpassing van het zonneveld. Hiernaast vindt natuurlijk ook onderhoud van de technische installatie plaats. Dit betreft het normaal onderhoud van de panelen en omvormers. Daarnaast vindt er een constante monitoring van het functioneren van het zonnepark plaats.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De rol van de rijksoverheid in het ruimtelijke beleid voor nationale elektriciteitsvoorziening is gelegen in het zorgen voor voldoende ruimte voor een adequate infrastructuur. Energiezekerheid is een belangrijk economisch goed. De verdere integratie van de Europese energiemarkt maakt dat er een steeds groter beroep op internationale verbindingen wordt gedaan en hoogspanningsverbindingen mogelijk om uitbreiding vragen. Het Rijk wijst daarbij de tracés van hoogspanningsverbindingen (vanaf 220 kV) en locaties voor de opwekking van elektriciteit (vanaf 500 MW) aan en zorgt voor de inpassing hiervan. Het project valt hier niet onder, aangezien circa 22 MWp zal worden opgewekt.

 

Het Rijk zet in op een transitie naar een duurzame, hernieuwbare energievoorziening en het geschikt maken van de elektriciteitsinfrastructuur op de langere termijn voor meer decentrale opwekking van elektriciteit.

 

In de Structuurvisie wordt aangegeven dat het aandeel van duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie in de totale energievoorziening omhoog moet. De ambitie is dat Nederland in 2040 een robuust internationaal energienetwerk kent en dat de energietransitie ver gevorderd is.

 

Het is primair de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening (zoals zonne-energie en biomassa). Het ruimtelijk rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Voor andere energiefuncties is geen nationaal ruimtelijk beleid nodig, naast het faciliteren van ontwikkelingen door het aanpassen van wet- en regelgeving en het delen en ontwikkelen van kennis.

Het project betreft de realisatie van een grootschalig zonnepark. Het project levert daarmee een positieve bijdrage aan de duurzaamheidsdoelstelling zoals in het rijksbeleid geformuleerd is.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De borging van de uitspraken uit de SVIR heeft in juridische zin plaatsgevonden in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn de verschillende nationale belangen vastgelegd die doorwerking moeten krijgen bij lagere overheden. Het gaat om de volgende nationale belangen: rijksvaarwegen, project Mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, defensie, Ecologische Hoofdstructuur, erfgoederen van universele waarden, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeer-gebied.

 

Het onderhavige project heeft geen betrekking op de voornoemde rijksbelangen, aangezien circa 22 MWp zal worden opgewekt. Het project is daarmee in overeenstemming met het rijksbeleid, zoals opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. Daarin staat dat pas als herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende ruimte biedt om aan de ruimtevraag van het plan te voldoen, er sprake kan zijn van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het begrip “stedelijke ontwikkeling” is daarbij als volgt gedefinieerd: “ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.”

Afweging

Een zonnepark betreft geen stedelijke functie in de zin van de ladder voor duurzame verstedelijking, zoals hiervoor genoemd. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 februari 2015 (201400570/1/R6) bevestigt dat functies die niet onder begripsbepaling zijn genoemd en ook niet in de handreiking zijn genoemd, niet als verstedelijking worden aangemerkt. Daarbij merkt de Afdeling op dat de strekking van de regeling gericht is op het tegengaan van leegstand. Het zonnepark leidt niet tot leegstand elders. De ladder van duurzame verstedelijking is op dit project niet van toepassing.

Energieakkoord voor duurzame groei

In september 2013 sloten meer dan 40 organisaties het Energieakkoord voor duurzame groei. Eén van de doelen is het vergroten van het aandeel van hernieuwbare energieopwekking (nu ruim 4%) naar 14% in 2020. Een verdere stijging van dit aandeel naar 16% is beoogd in 2023. Om dit te bereiken, is een tiental pijlers geformuleerd. Pijler 3: gaat over het stimuleren van decentrale duurzame energie, waaronder zonne-energie. In het Energieakkoord is aangegeven dat voor deze vorm vooral belemmeringen weggehaald moeten worden. Belemmeringen zijn onder meer (niet uitputtend) een goede ruimtelijke inpassing om belemmeringen bij vrijwaringsgebieden waar mogelijk weg te nemen, het actualiseren van bouwregelgeving aan een grotere inzet van hernieuwbare energie, het actualiseren van vergunningsprocedures gericht op snellere toepassing van innovaties en het verkorten van project doorlooptijden. Het project betreft de realisatie van een grootschalig zonnepark. Het project sluit daarmee aan bij de doelstellingen van het Energieakkoord.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie

Provinciale Staten hebben op 3 oktober 2018 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2018. De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De provincie beschrijft hierin wat de gewenste ruimtelijk-economische ontwikkeling tot 2030 is. Daarbij is de volgende missie geformuleerd: "Het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten". De provinciale missie laat zien dat er wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit, door nieuwe ontwikkelingen en bestaande kwaliteiten in samenhang te bezien. In beleid worden zes verschillende kernkwaliteiten benoemd die de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van deze kernkwaliteiten.

Omdat niet alle kernkwaliteiten goed te duiden zijn in het fysiek-ruimtelijk domein zijn deze vertaald naar indicatoren.

Kernkwaliteiten   Indicatoren  
Rust   Stilte
Duisternis  
Ruimte   Openheid van het landschap  
Natuur   Biodiversiteit  
Landschap   Diversiteit
Gaafheid van landschappen  
Oorspronkelijkheid   Cultuurhistorische waarden
Archeologische waarden
Aardkundige waarden  
Veiligheid   Sociale veiligheid
Externe veiligheid
Verkeersveiligheid  
Noaberschap, Menselijke maat, Kleinschaligheid (Drentse schaal)   Leefbaarheid
Passend bij Drenthe  

De Drentse kernkwaliteiten zijn kaderstellend en vormen de inspiratie om te komen tot een ontwikkeling die passend is bij Drenthe. Het landschap is hierbij het vertrekpunt. Het projectgebied ligt op grond van de kernkwaliteit 'Landschap' in het landschapstype 'Landschap van de veenkoloniën'. Van provinciaal belang is de orthogonale samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.

Het provinciaal beleid is gericht op het behouden en versterken van de samenhang en de openheid met de wijken en de rechtlijnige landschapsstructuur. Dit is meegenomen in het landschappelijk inpassingsplan dat voor dit project is opgesteld.

Het bosschage in het plangebied maakt deel uit van het NNN. De provincie is direct verantwoordelijk voor de kwaliteit en kwantiteit van de natuur binnen het Natuurnetwerk Nederland. De provinciale ambitie is uitgewerkt in het robuust natuursysteem. Het behouden en versterken van biodiversiteit is hierin van provinciaal belang. Binnen het projectgebied wordt nieuwe natuur aangeplant, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de robuustheid als ook verjonging van de bosstructuren ter plaatse. Samen met de aanleg van natuurvriendelijke oever wordt een blijvende landschappelijke impuls gerealiseerd en biodiversiteit gestimuleerd.

Ten aanzien van cultuurhistorie valt het projectgebied in Deelgebied 9: Hollandscheveld en Hoogeveen. Structuren van provinciaal belang uit dit deelgebied zijn:

  • Ontginningsassen als lijnen georiënteerd op en verbonden met de (Verlengde) Hoogeveensche Vaart;
  • Centraal groot 'blok' met daaromheen uitwaaierend (latere) blokken, onderling herkenbaar door de assen en de verschillende kavelrichtingen die 'botsen' bij de achtergrenzen;
  • Bossen bij Hollandscheveld die de smalle kavelstructuur en –richting volgen, met rafelige begrenzingen.

Richtinggevend voor dit deelgebied is het behouden van het onderscheid tussen de verschillende ontginningsblokken in het veengebied. Dit is vooral zichtbaar te maken op de grenzen van de blokken. De provincie stuurt daarom op:

  • Het gebruik maken van de randen en contrasten tussen de verschillende ontginnings-blokken bij nieuwe ontwikkelingen, en in het bijzonder de achtergrenzen van de ontginningsblokken, waar verschillende kavelrichtingen bij elkaar komen;
  • Het zichtbaar houden van de plaatsing van de bospercelen van het bos bij Hollandscheveld binnen de oude perceelsstructuren, en het in stand houden van de rafelige, verspringende randen van dit bos.

Er geldt ten aanzien van deze aspecten een beheerregime 'respecteren'. Dit is meegenomen in het inrichtingsplan voor de projectlocatie. Tevens wordt in paragraaf 4.6 is een verantwoording van de cultuurhistorische inpassing opgenomen. In deze paragraaf wordt ook ingegaan op het aspect archeologie waarvoor in het projectgebied een op provinciaal niveau generiek beleid geldt.

Ter plaatse van het projectgebied is ten aanzien van de kernkwaliteit 'Aardkundige waarden' eveneens sprake van een generiek beschermingsniveau. In deze gebieden wil de provincie de lokale aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren. Van gemeenten wordt verwacht dat zij in deze gebieden nagaan welke kenmerkende aardkundige waarden aanwezig zijn en dat zij hieraan bescherming geven via het gemeentelijk bestemmingsplannen en initiatieven daar op beoordelen. Het planontwerp houdt rekening met deze kernwaarden en is passend daarin.

Energieneutraal Drenthe

Om de verstoring van het klimaatsysteem te beperken, moet de uitstoot van broeikasgassen sterk naar beneden. In de omgevingsvisie is de ambitie uitgesproken dat Drenthe in 2050 volledig energieneutraal wil zijn. Daarmee conformeert de provincie zich aan het klimaatakkoord van Parijs. Dat betekent dat Drenthe in 2050 100% van het energiegebruik hernieuwbaar produceert. Daarmee wordt in 2050 gestreefd naar een reductie van de CO2-uitstoot van 80 tot 95% ten opzichten van 1990. De provincie werkt in stappen naar dit doel toe, waarbij het aandeel hernieuwbare energie in 2030 op 40% moet liggen. De ambities zijn tevens verwoord in de Energieagenda 2016-2020 “Op weg naar een duurzame Drentse energiehuishouding”.

Om deze doelen te bereiken, zetten de provincie volop in op energiebesparing, waardoor de vraag naar energie wordt beperkt. In de resterende energievraag in Drenthe willen we voorzien door de productie van hernieuwbare energie, mét behoud van leveringszekerheid en betaalbaarheid.

Drenthe wil de energieopgave realiseren, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. Uit de omgevingsvisie spreekt een 'Ja-mits'-benadering voor opstellingen van zonnepanelen. Voor grondgebonden opstellingen wordt als voorwaarde gehanteerd dat er sprake moet zijn van een combinatie met andere functies en/of dat het op gebiedsniveau tot integrale meerwaarde leidt. Bij de realisatie van zonneakkers streeft de gemeente naar een balans tussen zonneakkers en landschap, om de afwisseling van het landschap en de herkenbaarheid van de landschapstypen te behouden, inclusief de natuurlijke en cultuurhistorische aspecten. Aandachtspunt hierbij is voldoende afstand tussen de individuele zonneakkers (of clusters van zonneakkers). De benodigde afstand is afhankelijk van schaal van het landschap. Daarnaast moet de maat van het individuele zonneveld passen bij het landschap.

De voorgenomen ontwikkeling is uitgewerkt met aandacht voor de kernkwaliteiten uit het provinciaal beleid, en met oog voor de ruimtelijke en cultuurhistorisch context. Hierdoor ontstaat een zorgvuldige inpassing in het landschap. Uit het rapport Zonnepark Hollandscheveld-oost - landschappelijke inpassing, Lindemans Landschapsarchitecten blijkt eveneens dat het zonnepark een ecologische meerwaarde zal realiseren. Realisatie van het zonnepark past daarmee binnen de uitgezette beleidslijn in de Omgevingsvisie Drenthe 2018.

Omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar concrete regels. Op 3 oktober 2018 is de actualiseerde versie door Provinciale Staten vastgesteld.

In de omgevingsvisie is opgenomen dat de provincie inzet op duurzame energievoorziening en CO2-reductie. De inpassing in het landschap van ruimtelijke ontwikkelingen behorende bij de energietransitie vraagt om een zorgvuldige benadering. Met de realisatie van zonne-akkers worden installaties aan het landschap toegevoegd. In artikel 2.24 is opgenomen onder welke voorwaarden een ruimtelijk plan kan voorzien in de realisatie van zonne-akkers. Artikel 2.24 van deze verordening luidt als volgt:

Een ruimtelijk plan kan voorzien in de realisatie van zonne-akkers indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat:

  • a. dit gebeurt op een wijze die passend is binnen het landschap, en;
  • b. er sprake is van een combinatie met andere functies, en/of er sprake is van een meerwaarde voor andere provinciale doelen en belangen
  • c. geborgd is dat op de gebruikte locatie de installatie(s) na uit gebruik name worden verwijderd.

De locatie specifieke aspecten (waaronder de mate van openheid) en het omliggend gebied vormen de ruimtelijk-fysieke context voor een zonne-akker. Deze locatie specifieke aspecten dienen te worden betrokken bij de ruimtelijke en landschappelijke inpassing. De vorm, dichtheid en hoogte van de opstelling, de mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik en aandacht voor het ontwerp van de randen vragen daarin specifieke aandacht. Voor de landschappelijke inpassing is nadrukkelijk aansluiting gezocht bij het provinciaal beleid op dit punt.

In het ruimtelijk plan moet worden geborgd dat de gebruikte zonne-akkers worden opgeruimd als ze niet meer worden gebruikt voor het opwekken van zonne-energie. De installaties moeten worden verwijderd, dit betekent ook de ondergeschikte onderdelen en hetgeen hiervoor in de bodem is aangebracht. Landschapselementen die landschappelijke meerwaarde opleveren, dienen te worden gehandhaafd. Uitgangspunt is dat het zonnepark na exploitatie wordt verwijderd. Afspraken hieromtrent kunnen worden opgenomen in de anterieure overeenkomst.

Het beoogde zonnepark wordt zorgvuldig ruimtelijke ingepast en draagt bij aan het provinciale belang om de natuurontwikkeling ter plaatse te versterken. Het voornemen is daarmee ook passend binnen de uitgangspunten van de toekomstige Provinciale Omgevingsverordening Drenthe 2018.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De gemeenteraad heeft in de vergadering van 13 december 2012 voor het grondgebied van Hoogeveen de Structuurvisie Hoogeveen 2.0 vastgesteld. De bestaande fysieke Structuurvisie “Hoogeveen ruim gezien 2015-2030” vastgesteld in 2004 is daarmee geactualiseerd en op onderdelen bijgesteld. Het resultaat staat in de oplegnotitie Structuurvisie Hoogeveen 2.0 met de structuurvisiekaart Hoogeveen 2015-2030. Op de structuurvisiekaart is het projectgebied onderdeel van het 'semi besloten veenlandschap (oude verkaveling in smalle stroken)'.

De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzaamheid loopt als rode draad door de gehele Structuurvisie. Hoogeveen streeft naar een ecologische, economische en sociale duurzaamheid. Een duurzame leefomgeving waarin de kwaliteit van leven voor inwoners en bedrijven nu en voor de toekomst geborgd is. Voor een leefbare en duurzame samenleving zijn energiebesparing, gebruik van duurzame energie, vermindering van de uitstoot van schadelijke stoffen en materiaalkeuze belangrijke uitgangspunten voor Hoogeveen. De leefomgeving moet de lange-termijnveranderingen in het klimaat en weersextremen zo veel mogelijk kunnen opvangen door vergroening en voldoende waterberging. Groen en water krijgen aandacht vanwege de rol bij een veranderend klimaat, maar ook om de biodiversiteit en aantrekkingskracht van Hoogeveen te vergroten. De ambities op het gebied van duurzaamheid zijn nader uitgewerkt in onder andere de milieuvisie en het klimaatbeleid.

Het klimaatbeleid van 2010 stelt dat de gemeente Hoogeveen haar eigen organisatie in 2020 CO2-neutraal wil hebben ingericht. Daarnaast is de ambitie om het gehele grondgebied van Hoogeveen in 2040 CO2-neutraal ingericht te hebben inclusief de industrie. Het streven is naar een energiehuishouding die betrouwbaar en betaalbaar is, met een minimum aan uitstoot van broeikasgassen. Voor de realisatie hiervan zullen alle vormen van duurzame energie (grootschalig) 60 ingezet moeten worden: zonne-energie, geothermie, warmte-koudeopslag, warmtenetten, biomassa, waterkracht en windenergie.

In het verlengde hiervan heeft de gemeente Hoogeveen op 7 december 2017 het Afwegingskader zonne-energie Hoogeveen vastgesteld. In maart 2019 is dit geactualiseerd. Het planvoornemen wordt verderop in deze paragraaf aan dit afwegingskader getoetst. . Hierbij geldt dat de aanvraag is ingediend op basis van het afwegingskader van eind 2017, zodat toetsing aan het daarin opgenomen beleid dient plaats te vinden.

Nota Ruimtelijke Kwaliteit

De Nota Ruimtelijke Kwaliteit vervangt de gemeentelijke welstandsnota uit 2007 met de oplegnotitie welstandsvrij bouwen. De pilot welstandsvrij bouwen is succesvol verlopen en krijgt nu vervolg in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

Op grond van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit gelden voor het projectgebied geen welstandscriteria.

Toekomstvisie

Aanvullend op de Structuurvisie Hoogeveen 2.0 heeft de gemeente de Toekomstvisie vastgesteld. Hierin is aangegeven welke ontwikkelingen en opgaven zij op het gebied van bestuur, veiligheid, sociaal, omgeving en economie zien. In deel 3 van de toekomstvisie is de gemeentelijke visie ten opzichte van de omgeving opgenomen. Hierin wordt ook ingegaan op de fysieke leefomgeving. Met de fysieke leefomgeving wordt bedoeld de directe omgeving in Hoogeveen inclusief de thema's klimaat, duurzaamheid, energie, en gezondheid en veiligheid. Hoogeveen kiest voor een duurzame ontwikkeling, inrichting en beheer van het landelijk gebied, de dorpen en de stad. Een duurzame leefomgeving waarin de kwaliteit van leven voor nu en in de toekomst geborgd is en waarin kinderen duurzaam kunnen opgroeien. Hoogeveen streeft ernaar in 2040 een CO2 neutrale gemeente te zijn. Een ander concreet doel qua leefomgeving is dat de gemeente klimaatrobuust willen zijn in 2050. Het volgende is belangrijk voor een gezonde, circulaire en veilige samenleving: energiebesparing, energietransitie, duurzame materiaalkeuze, hergebruik van middelen en grondstoffen, vermindering van de uitstoot van schadelijke stoffen en het voorkomen van geluidsoverlast.

De gemeente regelt hiervoor wat nodig is en laat los waar dat kan. Bij knelpunten biedt zij maatwerkoplossingen, die zowel recht doen aan het algemeen belang, de belangen van de initiatiefnemers als de belangen van omwonenden en betrokkenen. De gemeente benut hierbij de lokale afwegingsruimte die landelijke wet- en regelgeving hiervoor biedt.

Het project draagt bij aan de gewenste energietransitie. Ten aanzien van zonne-energie heeft de gemeente een specifiek afwegingskader. Hierop wordt navolgend ingegaan.

Afwegingskader Zonne-energie Hoogeveen

De gemeente Hoogeveen heeft als doelstelling om in 2040 klimaatneutraal te zijn.

Om aan de gemeentelijke klimaatdoelstelling te kunnen voldoen dient in 2040 circa 6.000 Tj aan duurzame energie opgewekt te worden. Dit komt overeen met het huidige energieverbruik in de gemeente. Op één hectare kunnen circa 3.000 zonnepanelen worden geplaatst. Hiermee kan jaarlijks ongeveer 3,7 Tj duurzame energie mee werden opgewekt. Om Hoogeveen energieneutraal te krijgen met zonneparken is 1621 hectare aan zonnepark nodig. Dit komt overeen met circa 4.863.000 zonnepanelen. Dit is geen realistisch scenario.
De gemeente zet daarom in op het opwekken van duurzame energie op daken (stap 1) en zoveel mogelijk op andere plaatsen in het bebouwde gebied (stap 2). Met deze stappen is de gemeente al enkele jaren zeer intensief bezig, in de vorm van tal van projecten en regelingen gericht op het stimuleren van bedrijven, inwoners, organisaties en verengingen. Hoewel het aantal zonnepanelen op daken en binnen de bebouwde kom aanzienlijk is toegenomen de laatste jaren is zeker dat stap 3 ook nodig is (buiten bebouwd gebied) om energieneutraal te worden. De urgentie van de energietransitie is dermate hoog dat inzet op de bovengenoemde drie stappen van de zonneladder tegelijkertijd nodig is en de gemeente geen afwachtende houding kan aannemen tot de capaciteit van stap 1 en 2 volledig zijn benut. Hieronder wordt een nadere toelichting gegeven op de inspanningen met betrekking tot stap 1, 2 en 3.

Stap 1: Op daken

De gemeente Hoogeveen faciliteert eigenaren van zowel woningen als bedrijfsgebouwen zoveel mogelijk om zonnepanelen op daken aan te brengen. Op de gemeentelijke website is een zonnekaart voor alle daken binnen de gemeente te raadplegen. Hieruit blijkt of er voldoende zoninstraling op het dak aanwezig is voor zonnepanelen. Met een rekenmodule kan berekend worden wat de investering in zonnepanelen zal gaan opleveren. Er zijn verschillende campagnes voor huiseigenaren geweest, bijvoorbeeld “Zon zoekt Drent” om mensen bewust te maken van het voordeel van zonnepanelen. De gemeente biedt hiervoor leningen aan om de aanschaf van zonnepanelen te kunnen financieren.
De Hoogeveense bedrijven zijn uitgenodigd voor bijeenkomsten over het plaatsen van zonnepanelen. Diverse bedrijven hebben opdracht gegeven voor het plaatsen ervan. Na de bouwvakantie volgt een nieuwe bijeenkomst. Het aantal zonnepanelen op daken is in de afgelopen jaren behoorlijk toegenomen. In 2012 waren er nog slechts 1.000 zonnepanelen aanwezig, in 2017 waren dit al 15.000 geregistreerde zonnepanelen. De verwachting is dat dit aantal de komende jaren nog flink gaat toenemen. Uit dit aantal blijkt wel dat er nog een lange weg te gaan is om hiermee een significante rol te spelen bij het behalen van de klimaatdoelstelling.

Stap 2: Binnen bebouwd gebied

Er wordt door de gemeente naar mogelijkheden gezocht om binnen het bebouwde gebied
zonnepanelen te kunnen plaatsen. Voorbeeld hiervan is het overkappen van parkeerterreinen. Hiervoor zijn gesprekken gevoerd met ontwikkelaars.

Stap 3: Buiten bebouwd gebied

Uit de bovenstaande getallen blijkt dat het, vanwege de klimaatopgave, noodzakelijk is om ook zonne-energie op te wekken in het buitengebied. Hier kunnen significante hoeveelheden duurzame energie worden opgewekt. De gemeente zet daarom gelijktijdig in op het opwekken van zonne-energie op daken, binnen bebouwd gebied en buiten bebouwd gebied.

Er komen ook steeds meer verzoeken bij de gemeente binnen voor de realisatie van (grootschalige) zonneparken, ook wel zonneweides of zonneakkers genoemd. De gemeente heeft hiertoe een gemeentebreed afwegingskader opgesteld waaraan de initiatieven voor de realisatie van (grootschalige) zonneweides kan worden getoetst: afwegingskader Zonne-energie Hoogeveen.

Het Hoogeveense beleid kenmerkt zich door een uitnodigend karakter; op voorhand worden geen locaties aangewezen en slechts enkele locaties worden uitgesloten. Voor het toestaan van zonneweides worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • waar mogelijk inzetten op multifunctioneel ruimtegebruik;
  • koppeling tussen de plek waar de energie wordt opgewekt en verbruikt;
  • omvang van een zonneweide sluit in maat en schaal aan bij de omgeving;
  • een zonneweide is altijd ingepast in de omgeving;
  • zonneweide initiatieven vanuit de dorpen (met maatschappelijk draagvlak en meerwaarde) hebben voorrang op initiatieven van derden;
  • geen zonneweides in landschappelijk, natuurlijk of cultuurhistorisch waardevol gebied.

Initiatiefnemers van een zonneweide moeten de keuze voor hun locatie motiveren aan de hand van de zonneladder (zie de navolgende figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000003-VG01_0008.png"

Figuur 8: Weergave zonneladder

Stap 0

Het projectgebied ligt voor het grootste deel niet in een uitzonderingsgebied. Het bosschage op het noordelijk perceel behoord tot het NNN en valt daarmee in een uitzonderingsgebied met oog op de natuurlijke waarden. Het bosschage blijft binnen de projectlocatie behouden. Hiermee wordt het project volledig buiten het uitzonderinggebied gerealiseerd.

Stap 1

Zoals bovenstaand reeds aangegeven zet de gemeente gelijktijdig in op het opwekken van zonne-energie op daken, binnen bebouwd gebied en buiten bebouwd gebied. Om de klimaatopgave te halen, is het noodzakelijk om ook zonne-energie op te wekken in het buitengebied. Hier kunnen significante hoeveelheden duurzame energie worden opgewekt. Het project gaat om de realisatie van een zonnepark van netto ca 18,3 ha. Een zonnepark met dergelijke omvang kan niet op daken worden gerealiseerd. Binnen het projectgebied zijn ook geen gebouwen aanwezig, die gebruikt kunnen worden voor het opwekken van zonne-energie.

Stap 2

Het projectgebied is niet gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Het is ook niet realistisch om te verwachten dat een zonnepark met een netto oppervlakte van bijna 18,3 ha, binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

Stap 3

Het project komt daarmee uit in stap 3 en wordt gerealiseerd buiten bestaand stedelijk gebied. Het realiseren van zonneweides buiten bebouwd gebied dient altijd te voldoen aan de voorwaarde dat het initiatief op draagvlak vanuit de directe omgeving kan rekenen en er aandacht is besteed aan de inbedding van een zonneweide in het landschap. Als een zonneweide vrijliggend in het landschap van Hoogeveen wordt gerealiseerd, moet er een blijvende landschappelijke impuls aan het gebied worden gegeven. Daarnaast geldt als randvoorwaarde dat de zonneweide geen afbreuk doet aan aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden (zoals vastgelegd in de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart) en aan aanwezige natuurwaarden.

Onderhavig zonnepark ligt vrij in het buitengebied. Er geldt een maximummaat voor het totaal aan zonneweides in het landelijk gebied. Deze maat is afhankelijk van het landschapstype. Het project ligt in het landschapstype 'besloten veen'. In dat geval mag maximaal 20% van de totale oppervlakte van het landschapstype worden benut als zonneweide. Daarnaast is een maximale hoogte van 1,8 m toegestaan.

De zonnepanelen hebben een hoogte van 1,8 m en het zonnepark beslaat minder dan 20 % van het landschapstype 'besloten veen'.

Om een blijvende landschappelijke impuls te kunnen geven aan het landschap is in voorkomende gevallen een goede landschappelijke inpassing van groot belang. De manier waarop dat het best passend is, is afhankelijk van het landschapstype. Het projectgebied ligt in het landschaptype 'besloten veen'. Voor het project is een landschappelijke inpassing opgesteld. Dit rapport is bijgevoegd. Het beoogde zonnepark is uitgewerkt aan de hand van de inpassingsprincipes behorende bij het landschapstype 'besloten veen'.

Bovenstaand is het beoogde zonnepark getoetst aan het afwegingskader zonne-energie uit 2017. Hieraan wordt voldaan, waarmee het project in de basis passend is binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Om te beoordelen of sprake is van een goede ruimtelijke ordening dienen eveneens de milieugevolgen van het project te worden meegewogen. Het gaat hierbij om aspecten als bodemkwaliteit, water en ecologie. In dit hoofdstuk komen de diverse milieuaspecten aan bod.

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk.

 

Een zonnepark vormt geen milieuhinderlijke bedrijfsactiviteit in termen van milieuzonering. Eventuele geluidhinder zou door transformatoren kunnen ontstaan. Het betreft transformatoren die vergelijkbaar zijn aan die in woonwijken. Voor transformatorstations (een buitengewoon conservatieve benadering van de te plaatsen transformatoren) geldt een te hanteren afstand van 30 m. Binnen een afstand van 30 m vanaf het zonnepark is geen woonbebouwing afwezig. De afstand tot de ten oosten van het zonnepark gelegen woonbebouwing is ruim 150 m. De afstand van de transformatorstations is daardoor voldoende ten opzichte van de dichtstbijzijnde woning. Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de ontwikkeling niet in de weg staat.

4.2 Reflectie en duisternis

Zonnepanelen worden vaak in verband gebracht met reflectie van licht. Moderne zonnepanelen hebben echter niet veel reflecties om de eenvoudige reden dat licht dat gereflecteerd wordt niet effectief is voor het opwekken van elektriciteit. Het percentage reflecties gaat om 3 à 5% bij een normale lichtinval, zie http://www.recgroup.com/sites/default/files/documents/reflectivity_and_iam.pdf. De reflecties (voor zover nog aanwezig) hangen daarbij af van de locatie (stand en hoogte spiegelend vlak) en de stand van de zon (de tijd en de tijd van het jaar). De hoek van de invallende lichtstraal bepaalt de hoek van de uitvallende lichtstraal. Hoe steiler de helling van de panelen, hoe groter de kans op hinder. Wanneer de panelen vrij vlak (35 graden of minder) worden opgesteld, gaat de reflectie veelal omhoog. Dan is er voor de omgeving geen hinder door reflectie. Logischerwijs is achter de zonnepanelen (noordzijde) ook geen sprake van een spiegelend effect. De zonnepanelen op deze locatie zijn worden gerealiseerd in een hellingshoek van 10 (tot 15) graden. Hinder door reflectie is bij de gekozen opstelling daarom niet te verwachten.

Met betrekking tot duisternis kan worden opgemerkt dat het project geen lichtuitstraling zal hebben. Er is op het terrein geen sprake van verlichting.

4.3 Geluid

Een zonnepark vormt een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Het zonnepark is een type A-inrichting. De inrichting valt daarmee onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit maar er is geen melding of omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu nodig. Op voorhand kan worden geconstateerd dat deze inrichting geen relevante geluidbelasting veroorzaakt. De transformatoren produceren weliswaar geluid, maar geluidsoverlast op naastgelegen woningen zal, zoals ook in paragraaf 4.1 is aangegeven, niet optreden. Specifiek geluidsonderzoek is dan ook niet aan de orde.

 

Een zonnepark is geen geluidgevoelig object, waardoor onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder achterwege blijft. Het plan is wat betreft geluidshinder uitvoerbaar.

4.4 Water

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin dient te worden ingegaan op de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het projectgebied ligt in het beheergebied van het waterschap Vechtstromen.

Inrichting projectgebied

Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het zonnepark toe. Het gaat hierbij primair om paaltjes waarop de panelen rusten. Er worden geen gesloten oppervlakten gecreëerd. Het hemelwater kan tussen de panelen door in de bodem infiltreren. Wel zal er een transformatorhuisje gebouwd worden. Het totale oppervlak aan verharding blijft beneden de compensatienorm van 1.500 m2.

Beschrijving gevolgen waterhuishouding

De waterhuishoudkundige situatie zal door de realisatie van het zonnepark niet tot nauwelijks wijzigen. Het regenwater zal van de zonnepanelen afspoelen op de bodem. Het regenwater stroomt af de vrije ruimte tussen de opstellingen. Daar wordt geen gesloten verharding aangelegd; het regenwater kan onbelemmerd infiltreren. Compensatie van verharding is daardoor ook niet aan de orde. De zonnepanelen en de constructie wordt uitgevoerd van niet-uitloogbare materialen. Het plan zal een geringe invloed hebben op de waterhuishouding.

Watertoetsprocedure

Op 1 augustus 2018 is de digitale watertoetsprocedure voor het project doorlopen (zie bijlage 2). Uit deze watertoets komt naar voren dat de korte watertoetsprocedure kan worden gevolgd. Dit betekent dat kan worden volstaan met het toepassen van de standaard waterparagraaf, zoals onderstaand opgenomen. De procedure in het kader van de watertoets is daarmee goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.

STANDAARD WATERPARAGRAAF

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de

waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark A37.

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) van de gemeente Hoogeveen richt zich op de aspecten Stedelijk afvalwater, Hemelwater en Grondwater. Het vGRP is vooral gericht op de bebouwde omgeving van de gemeente Hoogeveen. De situatie ten aanzien van het hemel- en grondwater wordt onderstaand daarom bezien aan de hand van het voorkeursbeleid van het Waterschap Vechtstromen. Hierbij wordt opgemerkt dat, zoals bovenstaand aangegeven, er eigenlijk geen wijzigingen in de waterhuishouding optreden als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling.

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Wateraspecten plangebied

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via (de gekozen optie wordt hieronder bevestigd met ja):

  • een gemengd stelsel
  • een gescheiden stelsel: hemelwater wordt geïnfiltreerd. Ja
  • een gescheiden stelsel: hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater.
  • hemelwater wordt afgevoerd naar een hemelwaterriool van een verbeterd gescheiden stelsel.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.

4.5 Bodem

Het Besluit Bodemkwaliteit streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet de vraag worden gesteld of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

Het projectgebied bestaat uit grasland. De locatie is gelegen in de bodemkwaliteitszone "buitengebied" van de zonekaart van de gemeente Hoogeveen. De bodemfunctieklasse is: "overig", de te verwachten bodemkwaliteit is op basis van de ontgravingskaart "landbouw/natuur". Dit komt overeen met de huidige landbouwfunctie van de locatie.

Op de locatie zijn dempingen aanwezig deze zijn in navolgend figuur met blauw aangegeven. Het is niet bekend met welk materiaal deze voormalige watergangen zijn gedempt. Binnen de kom van Hoogeveen gebeurde dit veelal met gebiedseigen grond. Demping met verontreinigd materiaal is niet uit te sluiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000003-VG01_0009.png"

Figuur 9 Vermoedelijke ligging dempingen.

Het zonnepark wordt gevormd door bouwwerken, waar geen personen verblijven. Er worden geen verblijfsruimten gerealiseerd. Daarnaast zijn er geen grootschalige bodemingrepen aan de orde, waardoor grond moet worden afgevoerd of iets dergelijks. De huidige bodemkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor het gebruik van het terrein als zonnepark.

Het gebruik van het projectgebied als zonnepark heeft eveneens geen invloed op de bodemkwaliteit of op een eventueel hernieuwd agrarisch gebruik in de toekomst. Bodemonderzoek kan derhalve achterwege blijven. De kwaliteit van de bodem staat daardoor de uitvoerbaarheid van de omgevingsvergunning niet in de weg.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd dat bij ruimtelijke planontwikkelingen een samenhangende afweging van alle belangen moet plaatsvinden. Tot die belangen wordt ook het cultureel erfgoed gerekend. In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is daarom sinds 1 juli 2012 de verplichting opgenomen om in de ruimtelijke ordening "rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten". De gemeente Hoogeveen heeft in navolging hiervan eigen cultuurhistorisch beleid ontwikkeld op het terrein van de deelgebieden archeologie, historische geografie en historische bebouwing. Op 24 november 2016 heeft de gemeenteraad de cultuurhistorische beleidskaarten en onderliggende rapporten voor archeologie, historische geografie en bebouwing vastgesteld.

Archeologie

Op de archeologische verwachtingskaart behoort het projectgebied tot het landschapstype Veen (Veenkoloniale ontginningsvlakte (relatief laaggelegen)) en geldt er een lage verwachtingswaarde (Waarde – Archeologie 5). Er wordt hier geen archeologisch onderzoek verlangd. Binnen de begrenzing van het plangebied zijn geen bijzonder archeologische waarden aangegeven. De realisatie van het zonnepark leidt niet te een verstoring van mogelijk aanwezige archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000003-VG01_0010.png"

Figuur 10 uitsnede verwachtingskaart

Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet blijft voor bodemverstoringen wel de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschap, dan wel bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

Cultuurhistorie

Op de cultuurhistorische beleidskaart van de gemeente Hoogeveen is aan de projectlocatie geen bijzondere waarde toegekend. Het beoogde zonnepark volgt de bestaande verkavelingsstructuur, zodat deze herkenbaar blijft. Realisatie van het zonnepark op de projectlocatie leidt niet tot verstoring van cultuurhistorische elementen.

4.7 Ecologie

De Wet natuurbescherming is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden.

Om de uitvoerbaarheid van het project te toetsen, is inzicht gewenst in de effecten van het project op natuurwaarden in het gebied. Hiertoe is een inventarisatie van natuurwaarden (soortenbescherming en gebiedsbescherming) uitgevoerd (zie bijlage 3). Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 28 augustus 2018 en, voor aanvullend onderzoek naar eekhoorn, op 29 maart 2019 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat ten aanzien van soortenbescherming op grond van de Wet natuurbescherming een aanvullend onderzoek noodzakelijk is naar de aan- of afwezigheid van poelkikker in het plangebied. Aan de hand van het aanvullend onderzoek kan worden bepaald of ontheffing en/of maatregelen in het kader van de Wet natuurbescherming nodig zijn.

Van de grote modderkruiper is bekend dat hij in de omgeving voorkomt. Deze soort kan voorkomen in de watergangen langs de randen van het plangebied en brede (waterschaps-) sloot die midden (oost-west) door het plangebied loopt. Indien wordt gewerkt volgens de gedragscode voor de grote modderkruiper kan worden voorkomen dat deze soort tijdens de graafwerkzaamheden aan de slootoevers wordt verstoord.

Met inachtneming van het broedseizoen van vogels is een ontheffing voor beschermde soorten of een vergunning op grond van de gebiedsbescherming van de Wet natuurbescherming voor de beoogde activiteit op voorhang niet nodig.

Uit de ecologische inventarisatie is tevens naar voren gekomen dat een aanvullend onderzoek naar gebiedsbescherming in het kader van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk is. De beoogde ontwikkeling is namelijk niet van invloed op Natura 2000-gebieden. Het dichtst bijgelegen N2000-gebied is Mantingerzand dat op ca. 8 km ten noorden van het projectgebied ligt.

De ontwikkeling is niet in strijd met de Omgevingsverordening Drenthe, tenzij het bosperceel dat wordt betrokken bij de ontwikkelingen als NNN blijft aangeduid. Dit perceel bos van circa 0,5 ha ligt momenteel binnen de begrenzing van het NNN, maar de begrenzing wordt mogelijk gewijzigd. Als het perceel NNN blijft, dan is een nadere analyse van de gevolgen van het plan voor NNN aan de orde.

Nader onderzoek poelkikker

Naar aanleiding van de uitkomst van de ecologische inventarisatie is nader onderzoek naar de poelkikker uitgevoerd. Op grond van een eerste veldbezoek is vastgesteld dat de poelkikker in het plangebied voorkomt. In de Notitie nader ecologisch onderzoek Zonnepark langs A37 bij Nieuwlande, van BügelHajema Adviseurs bv (d.d. 24-07-2019, zie bijlage 4) zijn zowel de bevindingen als de gevolgen van deze uitkomst voor het project beschreven. Onderstaand worden de conclusies op basis van dit onderzoek aangehaald.

“In de watergangen grenzend aan de geplande zonnevelden is poelkikker aangetroffen verspreid door het gebied. Het is niet uit te sluiten dat poelkikkers overwinteren in de akkers waar de zonnevelden zijn gepland. In de gebruiksfase blijft het plangebied geschikt als overwinteringsplaats, en zal naar verwachting zelfs in kwaliteit verbeteren. Indien aanleg van het zonnepark in de overwinteringsperiode (half oktober tot en met half april) plaatsvindt, kunnen individuen van poelkikker worden verstoord of gedood. Verstoren of doden van poelkikker is in strijd met artikel 3.5 lid 2 van de Wnb.

Met de volgende maatregelen wordt negatief effect ten gevolge van aanleg van het zonnepark voorkómen:

  • Indien aanleg van het zonnepark buiten de overwinteringsperiode (half oktober tot en met half april) plaatsvindt en geen oevers van watergangen worden vergraven, treedt ook in de aanlegfase geen negatief effect op.
  • Aanvullend dient, om te voorkomen dat incidenteel door de akkers trekkende dieren worden gedood, een week voorafgaand aan de werkzaamheden een amfibieënscherm tussen watergang en akker te worden geplaatst. Een dergelijk amfibieënscherm dient minimaal 50 cm hoog te zijn en moet tevens minimaal 10 cm in de grond worden ingegraven. Door deze voorzorgsmaatregelen treedt ook in de aanlegfase geen negatief effect op. Vanwege broedvogels dient aanleg ook buiten de broedtijd (ongeveer april-juli) plaats te vinden.

Indien aanvullend op het plan voor zonneakkers ook oevers van een of meerdere watergangen worden vergraven, kan voortplantingsbiotoop en voedselgebied worden verstoord waarbij mogelijk individuen van poelkikker worden verstoord of gedood. Dit is in strijd met artikel 3.5 lid 2 van de Wnb. Er dient op basis van artikel 3.8 van de Wnb een ontheffing te worden aangevraagd voor uitvoering van deze optie.

De conclusie is dat een ontheffing niet nodig is indien de aanleg van de zonnevelden plaatsvindt in de periode augustus – half oktober, én indien geen oevers van watergangen worden vergraven.

Voor bastaardkikker geldt een vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Drenthe. Voor deze soort hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt ook voor deze soort de zorgplicht van de Wet natuurbescherming.”

Er worden natuurvriendelijke oevers in het projectgebied aangelegd. Dit betekent dat deze oevers deels vergraven zullen worden (afvlakking van het talud). De aanleg van natuurvriendelijke oevers alsmede de aanleg van de zonnevelden zelf hebben tijdens de aanleg mogelijk negatief effect op poelkikker en grote modderkruiper. Om de aanleg mogelijk te maken zal er - aan de hand van een activiteitenplan - ontheffing in het kader van de Wnb aangevraagd worden. Deze aanvraag heeft zowel betrekking op poelkikker als op grote modderkruiper. Er is op voorhand geen reden om aan te nemen dat de ontheffing niet verleend wordt. De natuurvriendelijke oevers zijn immers bedoeld ter verbetering van het habitat voor beide soorten, en het zonnepark zelf zal in de gebruiksfase geen negatieve effecten op deze soorten hebben. Het activiteitenplan wordt opgesteld in overleg met de provincie Drenthe. Onderhavig projectvoornemen wordt op dit punt dan ook uitvoerbaar geacht.

AERIUS

Als gevolg van de bouwactiviteiten van dit zonnepark worden stikstofoxiden (NOx) naar de lucht geëmitteerd. In het kader van de Wet Natuurbescherming dienen de effecten van stikstofdepositie op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden als gevolg van deze activiteiten te worden onderzocht. Het dichtst bijgelegen Natura 2000-gebied is Mantingerzand dat op ca. 8 km ten noorden van het plangebied ligt. Vanwege deze grote afstand is er in het ecologisch onderzoek vanuit gegaan dat de ontwikkeling niet van invloed is op Natura 2000-gebieden. Gezien de huidige stikstofproblematiek is volledigheidshalve toch nader onderzoek gedaan naar de stikstofdepositie van het project. Door Royal HaskoningDHV is dit onderzoek uitgevoerd. De berekening van de stikstofdepositie is uitgevoerd in week 50 van 2019 met het rekenmodel AERIUS Calculator (versie 2019). De berekening heeft geen depositieresultaten opgeleverd boven 0,00 mol/ha/jaar. Voor meer details zie bijlage 5. In deze notitie worden eveneens de uitgangspunten en resultaten van het stikstofdepositie onderzoek gepresenteerd.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen, waterwegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.

Het zonnepark valt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van de A37 (direct ten noorden van de projectlocatie). Omdat een zonnepark niet als verblijfsobject wordt aangemerkt, is een groepsrisicoverantwoording niet aan de orde. Een zonnepark is geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (er zijn geen personen aanwezig). Bovendien ligt het plangebied ruimschoots buiten de belemmeringenstrook van de in oostelijke en zuidelijke richting gelegen buisleidingen. Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn dan ook geen belemmeringen aan de orde.

4.9 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

 

Het project gaat in de gebruiksfase niet gepaard met verbranding van (fossiele) brandstoffen. Ook is er geen sprake van een significante verkeersaantrekkende werking. Er vinden enkel verkeersbewegingen plaats in de aanlegfase. In de gebruiksfase vindt incidenteel verkeer plaats die samenhangt met het beheer en onderhoud van de zonneparken. Luchtverontreiniging is daardoor niet aan de orde. Het aspect luchtkwaliteit staat de realisatie van het zonnepark dan ook niet in de weg.

4.10 Milieueffectrapportage

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEGrichtlijn milieueffectbeoordeling.

Een zonnepark valt niet onder één van de onderdelen van de bijlagen bij het Besluit milieueffectrapportage. Voor een zonnepark geldt daarom geen MER-plicht of moet een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling uitgevoerd worden. Omdat in het geval van dit project natuurontwikkeling deel uitmaakt van het voornemen en deze activiteit wel zou kunnen vallen onder één van de onderdelen, is in dit geval voor de volledigheid toch een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd.

De natuurinrichting rondom en in het zonnepark zouden de kenmerken kunnen bevatten van een landinrichtingsproject. Daarmee zou de activiteit geschaard kunnen worden onder onderdeel D 9 van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Onderdeel D 9 betreft: 'een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan'. De drempelwaarde van de betreffende categorie wordt niet overschreden (een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw). Omdat het in deze situatie tot discussie zou kunnen leiden of de inrichting van het landschap als landinrichtingsproject aangemerkt kan worden is door de initiatiefnemer volledigheidshalve het document voor een m.e.r.-beoordeling voorbereid.

In artikel 2 lid 5 Besluit m.e.r. is geregeld dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie. BugelHajema Adviseurs heeft een aanmeldnotitie voor het project opgesteld. Deze is door de initiatiefnemer bij de omgevingsvergunningsaanvraag aan de gemeente voorgelegd (zie bijlage 6).

De aanmeldnotitie beschrijft de gevolgen van de voorgenomen activiteit voor het milieu

en geeft een conclusie omtrent de noodzaak tot een m.e.r.-procedure. Aan de hand van deze informatie kan het bevoegd gezag een beslissing nemen of voor de voorgenomen activiteit een MER dient te worden opgesteld.

In de aanmeldnotitie wordt de volgende conclusie ten aanzien van het project getrokken: “Het project is in vergelijking met de drempelwaarde van een landinrichtingsproject van een relatief geringe omvang. Wanneer er geen 'belangrijke nadelige gevolgen' zijn voor het milieu is het conform de wetgeving en de vigerende praktijk niet nodig om een volledige m.e.r.-procedure te doorlopen.

Uit de uitgevoerde analyse blijkt dat er geen relevante effecten zijn die het doorlopen van de m.e.r.-procedure noodzakelijk maken. Om bovenstaande reden is het doorlopen van een m.e.r.-procedure niet nodig.”

De aanmeldingsnotitie is voorgelegd aan het bevoegd gezag, in dit geval de gemeente. De gemeente stelt zich echter op het standpunt dat ook de ontwikkeling van dit zonnepark, met daarbij de beoogde natuurontwikkeling, niet zodanig is dat er sprake is van een landinrichtingsproject. En daarmee het project niet onder het besluit m.e.r. valt. Het bevoegde gezag heeft daarbij kennis kunnen nemen van de aanmeldingsnotitie en is tot de conclusie gekomen dat gelet op de kenmerken van het project en de aard van de milieu-effecten (zeer beperkt), er geen aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling.

Hoofdstuk 5 Procedure en uitvoerbaarheid

5.1 Procedure

Bij de verlening van een omgevingsvergunning die strijdig is met het geldende bestemmingsplan is wettelijk vastgelegd welke stappen doorlopen moeten worden.

Vooroverleg

Bij de voorbereiding van de omgevingsvergunning is vooroverleg gepleegd met andere overheden, het waterschap en natuurorganisaties waarvan door de aanleg van het zonnepark mogelijk belangen in het geding zijn. De opmerkingen die daaruit voortkwamen zijn in deze versie van de ruimtelijke onderbouwing verwerkt (zie bijlage 7).

Zienswijzen

De ontwerp omgevingsvergunning heeft vervolgens van 10 september 2020 tot en met 21 oktober 2020 terinzage gelegen. Een ieder is in die periode in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen. Op de ontwerp omgevingsvergunning zijn twee zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn van een gemeentelijke reactie voorzien in de reactienota zienswijzen zonnepark Joh. Poststraat 8 (zie bijlage 8).

5.2 Participatie

De initiatiefnemer vindt participatie van de omwonenden belangrijk uit het oogpunt van draagvlak en betrokkenheid van de omgeving. Daarvoor is een participatieplan opgesteld. Dit is als opzichzelfstaand plan bijgevoegd bij de omgevingsvergunning. In de plannen wordt dit concreet in de vorm van een mogelijk postcoderoosproject dat in het ontwerp is meegenomen. Hiervoor lijkt interesse vanuit de omgeving te zijn. Mocht onverhoopt het postcodeproject niet in uitvoering slagen, is GroenLeven bereid middels een gebiedsfonds een bijdrage aan de omgeving te geven. Dit gebeurt via de gedragscode Zon op Land, wat de hoogte van het gebiedsfonds vastzet op € 1.000,- per opgesteld vermogen in MWp per jaar, gedurende 15 jaar. Vooralsnog wordt samen met de omgeving volledig ingezet op de totstandkoming van het postcoderoosproject.

Op 12 juni 2019 is er een informatieavond gehouden. Omwonenden zijn hiervoor per brief uitgenodigd. Andere geïnteresseerden waren eveneens welkom. De informatieavond is hiervoor aangekondigd in de Hoogeveensche Courant. Een verslaglegging van de informatieavond is als separate bijlage bij de omgevingsvergunning gevoegd.

5.3 Economische uitvoerbaarheid

Gelet op de aard (geen gebouw) en omvang van het planvoornemen kan een exploitatieplan voor dit project achterwege blijven. De uitvoering van het planvoornemen en daarmee samenhangende kosten komen voor rekening van de initiatiefnemer. Het ontwikkelrisico ligt daarmee bij de initiatiefnemer, die hiervoor een sluitende businesscase heeft opgesteld.

Er zijn voor dit project geen gemeentelijke kosten (met uitzondering van de kosten voor het in procedure brengen van de omgevingsvergunning) aan het plan verbonden. De kosten die de gemeente maakt voor de procedure worden gedekt met de door de initiatiefnemer te betalen leges. Met de gemeente is aanvullend een planschadeovereenkomst afgesloten, zodat de initiatiefnemer eventuele planschadekosten ook aan de gemeente vergoed.

5.4 Aansluiting op het netwerk

Conform het afwegingskader zonne-energie van de gemeente Hoogeveen ligt de verantwoordelijkheid voor aansluiting van het zonnepark op het elektriciteitsnetwerk bij de initiatiefnemer. De exacte uitwerking van de netwerkaansluiting zal worden uitgewerkt aan de hand technische vormgeving van de projecten en de tracés. Door GroenLeven zijn rondom Hoogeveen twee projecten in ontwikkeling. Dit betreft het zonnepark Pesse en het zonnepark A37 (het voorliggende project). Nabij deze projecten is in schakelstation bij de Toldijk een aansluitingen gecontracteerd door GroenLeven. Dit betreft een aansluiting van 30 MVA. Met dit gecontracteerd vermogen is voldoende aansluitcapaciteit zeker gesteld voor beide projecten.

Afhankelijk van het moment van realisatie van het park zal de uiteindelijke aansluiting op het netwerk worden uitgewerkt. Verwacht wordt dat in de nabije toekomst het netwerk rondom Hoogeveen wordt verzwaard. Door de netwerkbeheerder is de congestie op het netwerk gepubliceerd, Zie: https://www.rendonetwerken.nl/aansluitingen/nieuwe-aansluiting/congestie-hoogeveen/. Afgezien hiervan is de wetgeving rondom toelevering van duurzame energie in beweging. Dit heeft betrekking op het N-1 principe van het elektriciteitsnet. De transportnetten in Nederland kennen een enkelvoudige storingsreserve. Dat betekent dat bij uitval van één kabel, het elektriciteitstransport gewoon door kan gaan. Dat maakt het elektriciteitsnet in Nederland zeer betrouwbaar. Besproken wordt of dezelfde betrouwbaarheid ook gegarandeerd moet worden voor het kunnen leveren van elektriciteit aan het netwerk. Of dat voor opwekfaciliteiten een betrouwbaarheid van N=0 kan gaan gelden. Deze wettelijke mogelijkheid zou de al aanwezige storingsreserve vrij maken voor opwekinstallaties en daarmee op korte termijn de netwerkcapaciteit vergroten, zie bijvoorbeeld: http://www.nvde.nl/wp-content/uploads/2019/01/NVDE-overzicht-versnellingsopties-2020-1.pdf.
Voor het voorliggende project wordt daarom voorlopig ervan uitgegaan dat er op termijn voldoende netwerkcapaciteit in de nabijheid van het zonnepark aanwezig is. Voor de kortere termijn kan in beginsel worden volstaan met het gecontracteerde vermogen van 30 MVA op de locatie Toldijk voor zowel de locatie Pesse als de locatie A37.

De capaciteit van het gecontracteerde vermogen in de locatie Toldijk zal voor de kortere termijn voldoende zijn voor de zonneparken Pesse en A37. Dit wordt hierna toegelicht. De beide parken hebben een gezamenlijk op te stellen vermogen van zonnepanelen van 48 MW (30 MW en 18 MW). De verhouding opgesteld vermogen zonnepanelen (gelijkstroom) versus het vermogen van de omvormers (wisselstroom) is 1,12:1. In de ideale situatie is het aansluitvermogen voor de twee locaties 42,8 MVA. Voor zonneparken is een aansluitcapaciteit van 70% voldoende om 97% van de opgewekte energie te kunnen transporteren. Vergelijk hieronder de data van de kwartiergegevens van het zonnepark 2e Exloërmond. Deze gegevens worden representatief geacht voor de omgeving van Hoogeveen. De blauwe grafiek is de opgewekte energie en de oranje lijn is 70% van het maximum vermogen van het zonnepark. Dit laat zien dat slechts 3% van de opgewekte elektriciteit 70% van de aansluiting te boven gaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000003-VG01_0011.png"

Figuur 12. Grafiek kwartierproductie zonnepark 2e Exloërmond

Wanneer de voornoemde situatie wordt teruggerekend naar de projecten rondom Hoogeveen dan komt dit neer op de onderstaande berekening. Het gecontracteerde vermogen is 30 MVA, het ideale vermogen zou 42,8 MVA zijn. Het gecontracteerde vermogen op locatie Toldijk komt daarmee overeen met 70% van het ideale vermogen voor de beide projecten. Daarmee zou het huidige gecontracteerde vermogen voldoende zijn voor 97% van de energie van de beide zonneparken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000003-VG01_0012.png"

Geconcludeerd kan worden dat voor de zonnestroomprojecten van GroenLeven (Pesse en A37) er voldoende aansluitcapaciteit is gecontracteerd. De exacte uitwerking is mede afhankelijk van de mogelijkheden voor het gebruik van aansluitcapaciteit op de middellange termijn. Zie hiervoor de bijgevoegde memo inzake Netaansluiting. In de basis is de gecontracteerde capaciteit op het schakelstation Toldijk voor de locaties voldoende.

5.5 Crisis en herstelwet

Sinds 25 april 2013 heeft de Crisis- en herstelwet (Chw) een permanent karakter gekregen. Voor deze omgevingsvergunning is deze wet relevant. In Bijlage I Chw is een aantal categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten opgenomen. Eén daarvan is "Duurzame energie". Als een project onder één van de (sub)categorieën (en de bijbehorende voorwaarden) valt, dan is voor alle besluiten en dus ook besluiten op grond van de Wabo de stroomlijning van procedures voor projecten van afdeling 2, hoofdstuk 1 Chw van toepassing (zoals bijvoorbeeld toepassing van het relativiteitsbeginsel bij beoordelen beroepsgronden).

Hoofdstuk 6 Conclusies

In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is de voorgenomen bouw en het gebruik van het zonnepark getoetst aan het ruimtelijk beleid en het beleid en de normstelling ten aanzien van relevante sectorale aspecten. Uit de toetsing blijkt het volgende:

  • De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met het rijks-, provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid;
  • De beoogde ontwikkeling past binnen de bestaande ruimtelijke en functionele structuur;
  • De diverse omgevingsaspecten staan de uitvoering van het project niet in de weg;
  • Op basis van de businesscase, en het uitblijven/vergoeden van gemeentelijke kosten, blijkt dat sprake is van een economisch uitvoerbaar project;
  • Het project levert een bijdrage aan de ambities met betrekking tot het opwekken van duurzame energie.