direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Elim, deelplan Carstensdijk 164
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2020BP8018005-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Carstensdijk 164 te Elim bevindt zich een PLUS-supermarkt met op de verdieping zes appartementen. Het voornemen is om de supermarkt in zuidelijke richting uit te breiden. Voor deze uitbreiding wordt een deel van de bestaande supermarkt en de woningen aan de Carstenswijk 73 en 75 gesloopt. In de uitbreiding komt het magazijn en een laad- en losvoorziening. Op de uitbreiding worden 5 appartementen gerealiseerd. De bergingen van zowel de bestaande als nieuwe appartementen worden tevens ondergebracht op de begane grond in de uitbreiding.

Met de uitbreiding en interne verbouwing van de bestaande bebouwing wordt de supermarkt vergroot met circa 322 m² tot een totaal bruto vloeroppervlakte van 1.363 m2. Hiermee zal de supermarkt weer voldoen aan alle maatstaven van de huidige winkelformule en voldoen aan de hedendaagse wensen en eisen van de consumenten.

Ter plaatse van de uitbreidingslocatie ontbreken de juiste gebruiks- en bouwregels om het plan te kunnen realiseren. Een herziening van het bestemmingsplan is dan ook noodzakelijk om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken. Opgemerkt wordt dat een deel van het aangrenzende openbaar terrein is meegenomen in het plangebied vanwege het voorzien in voldoende parkeerplaatsen.

1.2 Opgave bestemmingsplan

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een juridisch planologisch kader op basis waarvan de uitbreiding van de supermarkt en de vijf nieuwe appartementen met bijbehorende voorzieningen gerealiseerd kunnen worden.

1.3 Opbouw toelichting

Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:

  • hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en benoemt de huidige planologische regels;
  • hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant europees-, rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid;
  • hoofdstuk 4 geeft de gewenste ontwikkeling en de uitgangspunten van het plan weer;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieu aspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, water, etc.;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
  • hoofdstuk 7 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 8 gaat in op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied ligt in de kern Elim en omvat de percelen aan de Carstenswijk 73 en 75, Carstensdijk 164 en een deel van het aangrenzende openbaar gebied. In afbeelding 2.1 is de ligging van het plangebied in de kern en ten opzichte van de directe omgeving met respectievelijk een rode ster en een rode contour weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8018005-ON01_0001.png"  
Afbeelding 2.1: Ligging van het plangebied in de kern en ten opzichte van de directe omgeving (Bron: PDOK, bewerkt BJZ.nu)  

2.2 Vigerend recht

Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "Elim 2009”. Dit bestemmingsplan is op 30 september 2011 door de gemeenteraad van Hoogeveen vastgesteld. Daarnaast geldt ter plaatse ook het bestemmingsplan “kernen Hoogeveen, parapluherziening aan- en bijgebouwenregeling", welke op 15 mei 2014 is vastgesteld. Afbeelding 2.2 bevat een uitsnede van de verbeelding behorende bij het geldende bestemmingsplan. Hierin is het plangebied met de rode contour aangegeven. Het plangebied is voorzien van de bestemmingen 'Gemengd', 'Groen', 'Tuin', 'Wonen' en 'Verkeer'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8018005-ON01_0002.png"  
Afbeelding 2.2: Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan (Bron: ruimtelijkeplannen, bewerkt BJZ.nu)  


De beoogde uitbreiding van de supermarkt en de vijf nieuwe appartementen zijn voorzien ter plaatse van de bestemmingen 'Gemengd', 'Tuin' en 'Wonen'. Het voornemen is in strijd met het bestemmingsplan, omdat buiten het bouwvak wordt gebouwd en het realiseren van een supermarkt ter plaatse van de tuin- en woonbestemming qua gebruiksfunctie niet toegestaan is.

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

Het landschap rond Elim bestaat uit een rechtlijnig patroon van wegen, waterlopen (overwegend oost-west georiënteerd), bebouwing en beplanting, dat zijn oorsprong vindt in de vervening.

Het plangebied ligt aan één van de hoofdwegen van het dorp Elim, te weten de Carstensdijk.

De bebouwing in de omgeving vertoont over het algemeen een regelmatig beeld. De meeste bebouwing staat in één rooilijn. In dit deel van Elim, het oudere gedeelte van het dorp, staat de bebouwing veelal met de nokrichting haaks op de weg.

Het gebouw aan de Carstensdijk 164 bestaat uit twee bouwlagen. De bestaande supermarkt is op de begane grond gevestigd en op de verdieping zijn zes appartementen aanwezig. Aan de Carstenswijk 73 en 75 bevinden zich een twee-onder-een kapwoning. In afbeelding 2.3 is een luchtfoto opgenomen van de huidige situatie binnen het plangebied. Afbeelding 2.4 omvat enkele straatbeelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8018005-ON01_0003.png"  
Afbeelding 2.3: Luchtfoto huidige situatie (Bron: PDOK, bewerkt BJZ.nu)  

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8018005-ON01_0004.png"  

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8018005-ON01_0005.png"  
Afbeelding 2.4: Straatbeelden huidige situatie (bron; Google Streetview/Natuurbank Overijssel)  

2.4 Functionele structuur plangebied

Langs de Carstensdijk zijn van oudsher verschillende functies gevestigd. Naast woningen zijn hier detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke functies aanwezig. De functionele structuur rond het plangebied is dan ook gemengd te noemen.

Binnen het plangebied zijn een supermarkt, twee-onder-een kapwoningen en openbaar gebied (groen en infrastructuur) aanwezig.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees beleid

3.1.1 Verdrag van Malta

In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen. De uitgangspunten van het verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Erfgoedwet. Voor archeologische waarden geldt de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten. De gronden vallende binnen dit plan zijn getoetst aan de archeologische wet- en regelgeving. Voor de toetsing wordt verwezen naar hoofdstuk 5.

3.1.2 Wet natuurbescherming

De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna. Sinds 1 januari 2017 geldt de Wet natuurbescherming. De gronden vallende binnen dit plan zijn aan deze wet getoetst. Voor de toetsing wordt verwezen naar hoofdstuk 5.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale omgevingsvisie

Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Dit is nodig om de opgenomen doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.

1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Door deze ruimte zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.

2. Duurzaam economisch groeipotentieel

Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Er wordt ingezet op een innovatief en sterk vestigingsklimaat met een goede quality of life. Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair.

3. Sterke en gezonde steden en regio's

Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. In alle gevallen zetten we in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.

Geconstateerd wordt dat bestemmingplan Elim, deelplan Carstensdijk 164 geen rijksbelangen raakt. Derhalve wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor het onderhavig plangebied.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen.

In het gewijzigde Bro, van kracht sinds 1 juli 2017, is artikel 3.1.6, lid 2 gewijzigd in:

"De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied".

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Supermarkt

In een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 december 2014 (nr. 201402314/1/R1) is sprake van een uitbreiding van een supermarkt met 400 m² ter plaatse van gronden waarop dat ingevolge het vorige planologische regime niet was toegestaan.

De ABRvS is hier van oordeel dat, gelet op de kleinschalige bebouwing die het plan mogelijk maakt, de raad (van de betreffende gemeente) er in dit geval terecht vanuit is gegaan dat het plan niet voorziet in detailhandel of een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is.

In voorliggend geval is sprake van een uitbreiding van een bestaande supermarkt, waarbij de bebouwing ten behoeve van de supermarkt met circa 322 m² wordt vergroot. Aangezien de uitbreiding niet groter is dan 400 m² wordt gesteld dat met de uitbreiding van de supermarkt geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, zoals bedoeld in de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het toetsen aan de Ladder voor duurzame verstedelijking kan daarom op dit onderdeel achterwege worden gelaten.

Appartementen

Op basis van jurisprudentie blijkt dat de vraag of sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is.

  • 11 woningen geen nieuwe stedelijke ontwikkeling (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921)
  • 12 woningen wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling (ABRvS 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953).

Het begrip "woningbouwlocatie" (zoals opgenomen in de omschrijving van het begrip "stedelijke ontwikkeling" in artikel 1.1.1. Bro) is niet nader gedefinieerd. In de praktijk speelt daarom regelmatig de vraag, hoe bepaald moet worden wanneer woningen één woningbouwlocatie vormen. Er is sprake van één woningbouwlocatie als er tussen de te realiseren woningen, ruimtelijke en functionele samenhang bestaat. Uit de jurisprudentie volgt dat daarvoor onder meer betekenis toekomt aan de onderlinge afstand tussen de woningen.

Zoals hiervoor beschreven wordt door RvS een woningbouwontwikkeling tot en met 11 woningen niet gezien als een stedelijke ontwikkeling. Gelet op het feit dat de voorgenomen ontwikkeling uitgaat van de realisatie van maximaal 5 nieuwe appartementen, is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Het toetsen aan de Ladder voor duurzame verstedelijking kan daarom ook op dit onderdeel achterwege worden gelaten.

3.3 Provinciaal beleid

Provinciale Staten hebben op 3 oktober 2018 de Omgevingsvisie- en Omgevingsverordening Drenthe 2018 vastgesteld. Hierna wordt op beide documenten nader ingegaan.

3.3.1 Omgevingsvisie Drenthe 2018

De Omgevingsvisie is voor Drenthe een centraal visiedocument. Deze Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De ambitie ziet toe op het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. Deze ambitie vormt het hart van ons beleid waarmee wordt ingezet op ‘ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit’, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. In de omgevingsvisie worden zes verschillende kernkwaliteiten benoemd die de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Het plangebied is op de visiekaart niet voorzien van een nadere aanduiding. Wel is het plangebied aangeduid op de kernkwaliteitenkaarten voor wat betreft de aspecten:

  • 'Landschap' - landschap van de veenkolonien;
  • 'Cultuurhistorie' - deelgebied 9 (Het Hollandsche veld en Hoogeveen en respecteren);
  • 'Archeologie' - beschermingsniveau 1 generiek (archeologie);
  • 'Aardkundige waarde' - beschermingsniveau generiek (aw).

Hierna wordt puntsgewijs op de kernkwaliteiten ingegaan.

'Landschap' - landschap van de veenkolonien;

Kenmerken van het landschap

Het meest voorkomende landschapstype in de provincie is het hoogveenontginningslandschap. Dit landschapstype beslaat in totaal ongeveer een kwart van het gehele grondgebied van de provincie. Tot dit landschapstype behoren behalve de Drents-Groningse Veenkoloniën ook het Odoornerveen, Hoogeveen-Hollandscheveld, Smilde en enkele kleinere gebieden bij Dalen en Roden. De meeste veenontginningen in Drenthe zijn onderling verbonden door kanalenstelsels. Kenmerkend voor deze hoogveengebieden is de strakke orthogonale verkaveling, de bebouwingslinten langs kanalen en monden en de grote, weidse ruimtes met wijken. Elke ontginning heeft bovendien zijn eigen specifieke kenmerken, waaraan de tijd en de manier van ontginning is af te lezen. Zo heeft het gebied rond Hollandscheveld een kleinschalig, besloten karakter met veel verspreid voorkomende bebouwing en bosstroken. In Smilde vormt de Drentse Hoofdvaart de ruggengraat van de ontginning en zijn de Oude Veenkoloniën kleinschaliger dan de Veenkoloniën in de omgeving van Emmen.

Kenmerken van de nederzetting

Afhankelijk van het type dorp (enkellint of dubbellint) en de dichtheid van de bebouwing dringt het landelijk gebied diep of minder diep door in het dorp. Vanaf de hoofdontsluiting is het landelijk gebied in veel gevallen waarneembaar. Kenmerkend is de regelmaat. Het dorpssilhouet is een langgerekte strook waarvan de massa wordt gevormd door een aaneenschakeling van grote boerderijen en woningen met erfbeplantingen. Dominerend is de langgerekte beplanting van opgaande bomen langs de wegen, in een open vlak landschap.

Provinciaal belang

Van provinciaal belang is de orthogonale samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.

Beleid

Het provinciaal beleid is gericht op het behouden en versterken van de samenhang en de openheid met de wijken en de rechtlijnige landschapsstructuur.

Toetsing

De hiervoor beschreven kenmerken behorend bij het veenkolonienlandschap, waaronder de ortogonale samenhang tussen het systematische ontginningspatroon en de bebouwingslinten, ontbreekt ter plaatse van het plangebied en de directe omgeving. Van een aantasting van deze kernkwaliteit is dan ook geen sprake.

'Cultuurhistorie' - deelgebied 9 (Het Hollandsche veld en Hoogeveen en respecteren);

Omgevingsbeeld

De structuur van dit gebied heeft geen duidelijke drager. Dit komt door de relatief complexe en kleinschalige aanpak van de oudere veenontginningen, vanaf de 17de eeuw. De (verlengde) Hoogeveensche Vaart vormt de basis en verbindende schakel in de veenontginningen. De structuur hiervan is nog steeds herkenbaar aan de “opgaanden”, die als ontginningsas dienden, en aan de verschillende kavelrichtingen van de -vele- ontginningsblokken, die aan de achtergrenzen bij elkaar komen. Hoogeveen heeft zich ontwikkeld als stedelijke kern vanuit het kruispunt van twee belangrijke vaarten: de (verlengde)Hoogeveense Vaart en de inmiddels gedempte Zuidwoldiger Opgaande.

Ambitie

Richtinggevend voor dit deelgebied is het behouden van het onderscheid tussen de verschillende ontginningsblokken in het veengebied. Dit is vooral zichtbaar te maken op de grenzen van de blokken. Wij willen dan ook sturen op:

Het gebruik maken van de randen en contrasten tussen de verschillende ontginningsblokken bij nieuwe ontwikkelingen, en in het bijzonder de achtergrenzen van de ontginningsblokken, waar verschillende kavelrichtingen bij elkaar komen;

Het zichtbaar houden van de plaatsing van de bospercelen van het bos bij Hollandscheveld binnen de oude perceelsstructuren, en het in stand houden van de rafelige, verspringende randen van dit bos.

Toetsing

De hiervoor beschreven cultuurhistorische waarden, waaronder het onderscheidt tussen de verschillende ontginningsblokken, ontbreekt ter plaatse van het plangebied en de directe omgeving. Het betreft een ontwikkeling in het centrum van Elim. Van een aantasting van deze kernkwaliteit is dan ook geen sprake.

'Archeologie' - beschermingsniveau 1 generiek (archeologie);

Het beschermingsniveau Generiek richt zich op het algemene uitgangspunt dat alle behoudenswaardig archeologische vindplaatsen (waarden) die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van Drenthe staan en de nieuw ontdekte behoudenswaardige vindplaatsen niet ongezien kunnen verdwijnen.

Toetsing

Verwezen wordt subparagraaf 5.2.2 waar nader wordt ingegaan op het aspect archeologie. Op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid is het uitvoeren van archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

'Aardkundige waarde' - beschermingsniveau generiek (aw).

In deze gebieden wil de provincie de lokale, aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren. De provincie verwachten van gemeenten dat zij in deze gebieden nagaan welke kenmerkende aardkundige waarden aanwezig zijn en dat zij hieraan bescherming geven via het gemeentelijk bestemmingsplan en plannen en initiatieven daarop beoordelen. Bij ontwikkelingen kunnen aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron worden gebruikt.


Toetsing

Verwezen wordt subparagraaf 5.2.2 waar nader wordt ingegaan op de aspecten archeologie en cultuurhistorie. Het plangebied kent voor zover bekend geen aardkundige waarde. Het gebied is reeds bebouwd en ingericht als stedelijk gebied.


Naast de kernkwaliteiten is tevens het beleid op het gebied van detailhandel en wonen van belang. Hierna wordt op beide thema's nader ingegaan.


Detailhandel en Wonen

Ten aanzien van detailhandel en de detailhandelsstructuur heeft de provincie de ambitie de detailhandel te concentreren in de binnenstedelijke gebieden, waarbij de bestaande detailhandelsstructuur centraal staat. Het landelijk gebied wordt beschermd door geen weidewinkels buiten het bestaand stedelijk gebied toe te staan.

Voor wat betreft wonen heeft de provincie de ambitie om Drenthe als woonprovincie aantrekkelijker te maken met gevarieerde en leefbare woonmilieus, die voorzien in de woonvraag. De provincie verwacht dat gemeenten een gemeentelijke woonvisie opstellen en dat de lokale visies in een bovenlokale strategie, een regionale woonvisie wordt vervat.

Het plan vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied van Elim. De supermarkt vervult een belangrijke functie voor de kern en dient dan ook behouden te worden. Met het plan krijgt de supermarkt weer voldoende toekomstperspectief. Daarnaast voorziet het plan in levensloopbestendige appartementen. Binnen de kern is vraag naar woningen voor 1- en 2-persoonshuishoudens, starters en senioren. Het plan draagt hier dan ook goed aan bij.

Hiermee is het plan in overeenstemming met de omgevingsvisie en -verordening. Voor wat betreft de toetsing aan de gemeentelijke woonvisie wordt verwezen naar paragraaf 3.4.4.

Ten aanzien van de in de Omgevingsvisie genoemde milieuaspecten als water, bodem, luchtkwaliteit, geluid- en geurhinder en externe veiligheid heeft er een nadere beoordeling plaatsgevonden. Voor een nadere uitwerking wordt verwezen naar Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten. In dat hoofdstuk is eveneens nader uitgewerkt hoe de gemeente toepassing geeft aan het aspect duurzame woon- en leefomgevingskwaliteit.

3.3.2 Omgevingsverordening Drenthe 2018

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is uitsluitend artikel 2.17, lid 1 (woningbouw) van de Omgevingsverordening Drenthe 2018 noemenswaardig. Hierna is betreffende artikel opgenomen.

Artikel 2.17 Woningbouw

  • 1. Een ruimtelijk plan kan voorzien in nieuwe woningbouw mits de behoefte op basis van de gemeentelijke woonvisie kan worden aangetoond en aansluit bij bestaand stedelijk gebied. De gemeentelijke woonvisie ten aanzien van de woningvoorraad:
    • a. draagt bij aan balans tussen vraag en aanbod in de gehele Drentse woningvoorraad op de lange termijn en is hiertoe afgestemd binnen de woningmarktregio's;
    • b. benoemt tenminste de kwaliteit, kwantiteit, doelgroepen, duurzaamheid, kernenstructuur;
    • c. schetst de opgaven in de bestaande woningvoorraad;
    • d. geeft aan op welk wijze balans op lange termijn wordt gerealiseerd;
    • e. geeft een lange termijn beeld.

Het plan voorziet in vijf nieuwe woningen (appartementen), waarvan de behoefte is aangetoond middels de gemeentelijke woonvisie. Kortheidshalve wordt verwezen naar subparagraaf 3.4.4. Daarnaast ligt het plangebied binnen de bebouwde kom van Elim en zijn de gronden reeds bestemd ten behoeve van stedelijke functies. Het plangebied is dan ook aan te merken als bestaand stedelijk gebied. Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met artikel 2.17 van de Omgevingsverordening Drenthe 2018.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030

Op 23 december 2004 is door de gemeenteraad de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. De structuurvisie spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad. De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze Structuurvisie heeft daarom het oude POP II niet als vertrekpunt genomen, maar nam een voorschot op de nieuwe Omgevingsvisie Drenthe. Deze aanpak past overigens goed binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Het Rijk laat meer over aan gemeenten en provincies.

De Structuurvisie gaat in op verschillende onderdelen van de stad. Daarbij is een volgorde van binnen naar buiten aangehouden, vanuit het hart naar de stadsranden. De doelstelling is primair om het aantrekkelijke winkelbestand voor de toekomst te waarborgen door een prettiger verblijfsklimaat te scheppen.

In de Structuurvisie wordt niet expliciet ingegaan op de verschillende woonwijken die rondom het centrum liggen. De herstructurering van de oudere wijken wordt beschouwd als een autonoom proces, dat zich geleidelijk en over vele jaren zal voltrekken. Het woonprogramma wordt hierin uiteindelijk uitgewerkt, vanuit een onderbouwing in de Woonvisie 2011 – 2020. De Structuurvisie beschrijft hiervoor de ruimtelijke kaders en de uitgangspunten voor het proces van herstructurering, die neerkomen op het toepassen van maatwerk.

De visie op het wonen vanuit de Structuurvisie 2004, is daarentegen gericht op het verbeteren van de bestaande woningvoorraad en op het aanbieden van nieuwe woonmilieus in de stad, de dorpen en in het landelijk gebied. De aandacht voor de woonopgave verschuift van kwantiteit naar kwaliteit. De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied. De marktvraag bepaalt uiteindelijk welke woningen op welke beschikbare locatie, hoeveel en in welk tempo gebouwd gaat worden.

Het plangebied is in de structuurvisie aangewezen als 'bestaand stedelijk gebied en nieuwe woongebieden'. Het uitbreiden van de supermarkt en het realiseren van vijf nieuwe appartementen binnen het plangebied is passend binnen de ruimtelijke en functionele structuur van de omgeving. Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met het bepaalde in de Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030.

3.4.2 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en met “Structuurvisie Hoogeveen 2.0” op onderdelen is bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.

Winkelen

Een van de ontwikkelingen die gevolgen heeft voor de detailhandel is schaalvergroting. Dit is te zien in de supermarktbranche, maar speelt vrijwel in alle branches. Schaalvergroting gaat over meer vierkante meters verkoopvloeroppervlakte, maar gaat ook over ketens die grootschalig kunnen inkopen. Dit zorgt voor efficiëntie maar ook voor een verdringingsmarkt. Meer en meer verdwijnen (zelfstandige) speciaalzaken, ze worden verdrongen door de grotere supermarkt of worden overgenomen door landelijke winkelketens. Naar aanleiding hiervan is het te verwachten dat op termijn in een aantal wijken en dorpen winkelvoorzieningen onder druk komen te staan en mogelijk verdwijnen.

Wonen

In de geactualiseerde structuurvisie is de visie op wonen op de volgende punten aangevuld en bijgesteld: De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. Daarnaast kiest de gemeente voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied, passend bij de vraag. Voor het landelijk wonen zijn er kansen in de landgoederenzone en de kanalenzone. De oude plannen van havens in de kanalenzone en grote landschapsinvesteringen wordt losgelaten. Er wordt ingezet op kleinschaliger initiatieven. Het bebouwen van het Hollandsche Veld, Nijstad en Alteveer nabij de snelweg vervalt. Voor verdichting van de linten aan het Hollandscheveldse Opgaande en Zuideropgaande blijven we ruimte bieden.

In de structuurvisie wordt expliciet de trend van schaalvergroting in de supermarktenbranche genoemd. Deze trend is ook ter plaatse van het plangebied gaande. De uitbreiding is noodzakelijk om aan alle maatstaven van de huidige winkelformule en de toenemende wensen van de consumenten te kunnen voldoen. Het realiseren van de vijf nieuwe appartementen draagt bij aan het voorzien in voldoende (levensloopbestendige) woningen in de kern Elim. De appartementen zijn zowel geschikt voor 1- en 2-persoonshuishoudens, starters en senioren. Het plan is dan ook in overeenstemming met het bepaalde in de Structuurvisie Hoogeveen 2.0.

3.4.3 Toekomstvisie Hoogeveen en haar ambities (2018)

In de Toekomstvisie staat de kijk van de inwoners van Hoogeveen op de toekomst van de gemeente beschreven. Wat vinden inwoners belangrijk en waar moet de gemeente de komende jaren extra aandacht voor hebben? De toekomstvisie is samen met ruim 100 inwoners tot stand gekomen. In dit geval is met name de visie op het gebied van 'Visie Economie' en 'Visie op omgeving' van toepassing. Hierna wordt op beide thema's nader ingegaan.

Visie Economie

De visie economie samengevat:

  • De economie is van ons allemaal. Samenwerking in partnerschap is nodig om als sterke stad met vitale dorpen in een sterke regio te kunnen bloeien;
  • Jong Hoogeveen heeft de toekomst. De gemeente helpt onderwijs en ondernemers om kansen op de arbeidsmarkt voor jongeren te creëren;
  • Hoogeveen haalt haar dynamiek uit bedrijvigheid en bereikbaarheid.


De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan de toekomstbestendigheid van de supermarkt en hiermee ook de vitaliteit/leefbaarheid van Elim. Het bedrijf vervult een belangrijke economische rol in Elim en biedt werkgelegenheid aan jongeren. De gemeente geeft aan meer ruimte aan ondernemers te willen bieden en ze waar mogelijk faciliteren. Met voorliggend plan wordt hier invulling aan gegeven.

Visie op omgeving

De visie op omgeving samengevat:

  • Hoogeveen zet in op beheerste groei om in de toekomst aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. De groei die wordt voorzien is naar 57.000 in 2030;
  • Hoogeveen gaat haar positie als sterke regiogemeente ontwikkelen en versterken;
  • Hoogeveen zet in op ruimtelijke kwaliteitsverbetering. De cultuurhistorie en het DNA van Hoogeveen zijn de basis voor deze kewaliteitsverbetering.

Voorliggend plan voorziet in de toevoeging van 5 nieuwe woningen, in de vorm van levensloopbestendige appartementen. Hiermee wordt bijdragen aan de ambitie om beheerste wijze te groeien. Daarnaast voorziet het in een woningtype die geschikt is voor een brede doelgroep, waaronder starters, 1- en 2-persoonshuishoudens maar ook senioren. Daarnaast voorziet het plan in een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit doordat twee gedateerde woningen worden vervangen door de uitbreiding van de supermarkt, waarbij de uitbreiding in een zelfde stijl wordt gebouwd als het bestaande deel.

Geconcludeerd wordt dat het plan bijdraagt aan de ambities zoals genoemd in de Toekomstvisie.

3.4.4 Woonvisie 2017-2020

Met deze visie zet de gemeente de koers uit op het gebied van wonen voor de komende jaren. De visie bevat concrete ambities en acties voor de korte termijn. Deze ambities voor de komende vijf jaar is wel geplaatst in de ontwikkelingen en trends voor een langere termijn. Deze woonvisie vervangt het beleidskader dat werd vastgesteld in 2011. De richting ingezet in 2011 wordt doorgezet voor de periode richting 2025. Voor de periode 2016-2025 wordt rekening gehouden met een woningbehoefte van netto 1.100 woningen.

Dit is gebaseerd op een tussenscenario:

  • De ambitie en de verwachting is dat de binnenlandse vraag aantrekt tot een niveau dat weliswaar niet zo hoog is als voor de woningmarktcrisis, maar dat wel hoger ligt dan de laatste jaren: 950 woningen;
  • De verwachting dat het aantal blijvende statushouders terugvalt naar het langjarig gemiddelde: 165 benodigde woningen.

Om daadwerkelijk ruim 1.100 woningen te kunnen realiseren, moeten we enige overmaat aanhouden in onze woningbouwprogrammering. Niet alle plannen zijn even gemakkelijk ontwikkelbaar en niet alle locaties lenen zich voor elke type woningen. Gemiddeld komt 30% van de locaties later of helemaal niet tot ontwikkeling. We hebben daarom concrete bouwruimte nodig voor ca. 1.600 woningen in tien jaar. Zo bouwen we flexibiliteit en keuzevrijheid in om, ongeacht veranderingen of obstakels, toch in de behoefte te voorzien. Daarmee voorkomen we onnodige uitstroom van huishoudens uit Hoogeveen.

In de visie staat het volgende motto centraal: “Waar iedereen zijn thuis vindt”. Dat geldt voor iedereen, ongeacht zijn of haar leeftijd, inkomen, gezinssamenstelling, gezondheid of afkomst. Om die visie te verwezenlijken zijn vier hoofdambities benoemd.

  • 1. behoud van kwaliteit en gewildheid;
  • 2. toevoegen wat gevraagd wordt;
  • 3. voor iedereen betaalbaar;
  • 4. ouderdom of zorg: ook dan goed wonen.


Dit bestemmingsplan, wat ruimte biedt aan vijf nieuwe woningen (appartementen), kan binnen deze nog beschikbare capaciteit worden ontwikkeld. De appartementen zijn zowel via het trappenhuis als per lift bereikbaar en zijn dan ook aan te merken als levensloopbestendig. De appartementen zijn zowel geschikt voor 1- en 2-persoonshuishoudens, starters en senioren. Met het plan wordt dan ook voor een beperkt deel voorzien in de kwantitatieve als kwalitatieve behoefte aan (levensloopbestendige) appartementen in de kern Elim.

3.4.5 Nota Ruimtelijke Kwaliteit

In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit staat aan welke criteria nieuwe bouwwerken in gemeente Hoogeveen moeten voldoen zodat ze architectonisch passen in de omgeving. Voorheen stond dit in de Welstandsnota. In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit staan alleen de regels voor gebieden en gebouwen die cultuurhistorisch waardevol zijn en daarom beschermd moeten worden. Een groot deel van Hoogeveen blijft dus 'welstandsvrij'.

Het plangebied is gelegen het gebied 'Dorpen in de veenontginning'. Hierna is de beschrijving voor Elim opgenomen.

Elim

Elim is ontstaan aan een dwarsgat: een dwarsverbinding tussen een aantal wijken dieper (oostelijker) het veen in. Deze dwarsverbinding maakte het mogelijk om slechts één (verbindings) wijk met het Zuideropgaande te hoeven onderhouden, een efficiënte manier om onderhoudskosten te besparen.

De nota omvat welstandscriteria op de onderdelen; ligging, massa en vorm, gevelopbouw, materiaal en kleur. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen zal het plan aan de criteria worden getoetst door de welstandscommissie.

3.4.6 Conclusie

Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Voor dit bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan niet in strijd is met het geldende provinciale- en gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

Bij het doen van boodschappen hebben consumenten in toenemende mate behoefte aan gemak en efficiëntie. Om hierop in te spelen en te voldoen aan de maatstaven van de huidige winkelformule is de initiatiefnemer voornemens het filiaal in Elim aan de zuidzijde uit te breiden. Om de uitbreiding mogelijk te maken wordt een deel van de bestaande supermarkt en de twee-onder-een kapwoning (nr. 73/75) gesloopt.

De uitbreiding bestaat uit twee bouwlagen met een kap. De goot- en bouwhoogte zal respectievelijk circa 6,7 meter en 10,3 meter bedragen. Op de begane grond wordt de magazijn van de supermarkt ondergebracht evenals de laad- en losvoorziening en de bergingen voor de appartementen. Op de verdieping worden vijf appartementen gerealiseerd. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de supermarkt met circa 322 m² vergroot tot een totaal brutovloeroppervlakte van 1.363 m².

Van belang bij de stedenbouwkundige opzet is dat het ontwerp passend is in de omliggende omgeving en aansluit op bestaande bebouwingsstructuren. Door oog te hebben voor deze aspecten ontstaat er een stedenbouwkundig verantwoord beeld. Het nieuwe PLUS-pand zal qua schaal en verschijningsvorm aansluiten bij het bebouwingsbeeld van de omgeving. In afbeelding 4.1 zijn plattegronden van de begane grond en verdieping weergegeven. Afbeelding 4.2 omvat een gevelbeeld gezien vanaf de Carstensdijk.

De openbare ruimte wordt in beperkte mate gewijzigd in die zin dat de weg in beperkte mate wordt verschoven en er extra parkeerplaatsen worden aangelegd. Vanuit planologisch oogpunt krijgt de weg de bestemming 'Verkeer' en wordt daarmee bestaande groenbestemming in beperkte mate verkleind.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8018005-ON01_0006.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8018005-ON01_0007.png"  
Afbeelding 4.1 Plattegronden begane grond en verdieping (Bron: K3H architecten)  
afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8018005-ON01_0008.png"  
Afbeelding 4.2 Gevelbeeld (Bron: K3H architecten)  

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

5.1.1 Normstelling

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

5.1.2 Onderzoek en conclusie

In voorliggend geval heeft er een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden. Hierna is de conclusie uit het onderzoek opgenomen. Voor het volledige rapport wordt verwezen naar bijlage 1 bij deze toelichting.

In het bovengrondmengmonster (BM1) zijn lichte verhogingen zink, lood en PAK 10 VROM aangetroffen. In het ondergrondmengmonster (OM1) is een lichte verhoging PAK 10 VROM aangetroffen. In het bovengrondmengmonster (BM2) en in het ondergrondmengmonster (OM2) zijn geen verhogingen aangetroffen. In het grondwatermonster (PB1 WM1) is een lichte verhoging xylenen (som) aangetroffen.

In overleg met de Omgevingsdienst RUD zijn er op 23 april 2021 aanvullend 3 diepe boringen (boringen 10, 11 en 12) aan de zijde van de voormalige wijk geplaatst. Van deze boringen is een boven- en ondergrondmengmomster geanalyseerd. In zowel het boven- als ondergrondmengmonster (BM10 en OM11) zijn geen verhogingen aangetroffen.

Op basis van het onderhavige onderzoek wordt een nader bodemonderzoek voor deze locatie niet noodzakelijk geacht. De onderzoekslocatie wordt vanuit milieuhygienisch oogpunt voor dit onderdeel geschikt geacht voor het beoogde gebruik.

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

5.2.1 Normstelling

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn archeologische monumenten kaarten en gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten opgesteld.

De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig waarmee rekening gehouden dient te worden.

5.2.2 Onderzoek en conclusie

Het plangebied valt op basis van de archeologische waardenkaart binnen het gebied 'Waarde - Archeologie 5'. Gebieden met deze typering kennen een lage archeologische waarde. Binnen dergelijke gebieden geldt geen onderzoeksplicht ten aanzien van archeologie. Daarnaast zijn er geen monumenten in of naast het plangebied gelegen. De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen dan ook geen belemmering.

5.3 Water

5.3.1 Algemeen

In dit bestemmingsplan worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen, welke verantwoordelijk is voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.

5.3.2 Normstelling

De waterschappen Drents Overijsselse Delta en Vechtstromen vormen samen met waterschap Rijn en IJssel het waterschapsgebied Rijn-Oost. De waterschappen hebben hun beleid voor stedelijk waterbeheer vastgelegd in de gezamenlijke beleidsnotitie 'Water Raakt'. Deze notitie vormt op hoofdlijnen het beleid voor de wijze waarop de waterschappen in stedelijk gebied invulling geven aan het waterbeheer. Het waterbeheer richt zich op de volgende drie beleidsthema's:

  • 1. Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld;
  • 2. Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken is het WB21 opgesteld. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door enige goede redenen - de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken - niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert;
  • 3. Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in de Wet natuurbescherming). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.

Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er wordt gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, verdroging tegengaat en rekening houdt met de eisen vanuit de KRW. Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheer-plannen (waterbeheerder) en vergunningen.

Watertoetsproces

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Het Waterschap Vechtstromen is op 5 februari 2021 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Op basis daarvan is de normale procedure van toepassing.

5.3.3 Onderzoek en conclusie

Algemeen

Het plangebied is niet gelegen in een grondwaterbeschermings- of waterwingebied. Daarnaast bevindt het zich niet in een beekdal of risicogebied en in het verleden is geen grondwateroverlast of wateroverlast als gevolg van overstromingen geconstateerd.

Riolering

Binnen Elim is zowel een gemengd als een gescheiden rioolstelsel aanwezig. Het gescheiden stelsel bevindt zich in het centrum en is op kleine schaal toegepast.

Bij de uitbreiding zal rekening worden gehouden met de verdere mogelijkheden tot afkoppelen. Mocht in de toekomst ter plaatse van het plangebied een gescheiden stelsel worden aangelegd, dan is de voorziening reeds aanwezig om het terrein relatief makkelijk en snel af te kunnen koppelen. Om de kwaliteit van het grond- en oppervlakte water te waarborgen zal bij nieuwbouwprojecten geen gebruik gemaakt worden van milieubezwaarlijke bouwmaterialen, die de kwaliteit van het water en de waterbodem negatief kunnen beïnvloeden. Uitlogende materialen zoals zink, lood en dakmastiek behoren tot deze categorie.

Ten gevolge van het plan neemt het aantal woningen met 4 toe (6 nieuwe appartementen en 2 te slopen grondgebonden woningen). Deze toename vormt geen belemmering voor de capaciteit van het rioleringsstelsel.

Waterkwantiteit

Bij een toename van verhard oppervlak zoals daken en verharding, zal meer regenwater worden afgevoerd in plaats van infiltreren. In dergelijke gevallen dient er compensatie plaats te vinden.

In voorliggend geval is er geen sprake van een toename van verhard oppervlak. Immers is de uitbreidingslocatie reeds bebouwd met 2 woningen en ingericht met verharding.

Aanleghoogte van de bebouwing

Om wateroverlast en schade in bebouwing te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Dit kan in voorliggend geval wat lastiger.

Advies waterschap

Op 2 maart 2021 heeft het waterschap het volgende advies toegestuurd:

De ruimtelijk relevante wateraspecten voor het plan Carstensdijk 164 te Elim zijn voldoende belicht en beschreven. We hebben geconcludeerd dat met de uitbreiding van de bestaande bebouwing het relatief eenvoudig is om ook de bestaande bebouwing voor te bereiden op gescheiden riolering. M.a.w. het hemelwater van de daken en de terreinverharding scheiden van het vuilwaterriool en koppelen op de perceelsgrens.

Waterschap Vechtstromen heeft geen bezwaar tegen dit plan.

5.4 Natuur en Ecologie

5.4.1 Normstelling

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.

Provinciale Staten hebben op 20 november 2020 de beleidsregels Wet Natuurbescherming Drenthe gewijzigd vastgesteld voor gebiedsbescherming, soorten- en faunabescherming en houtopstanden. In dit document zijn alle bestaande beleidsregels, die gebaseerd zijn op regelgeving die in de Wet Natuurbescherming samen komen, in één document samengevoegd. Daarnaast zijn voor de nieuwe taken enkele nieuwe bepalingen opgenomen.

5.4.2 Onderzoek en conclusie

Quickscan natuurwaarden

Natuurbank Overijssel heeft in voorliggend geval een quickscan natuurwaarden uitgevoerd. Hierna zijn de resultaten uit het onderzoek opgenomen. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar bijlage 2 bij deze toelichting.

Het plangebied ligt buiten Natuurnetwerk Nederland en buiten Natura 2000. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten worden de kernkwaliteiten van het Natuurnetwerk Nederland niet aangetast. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten en de afstand tussen plangebied en Natura 2000-gebied, kan een direct negatief effect op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000 uitgesloten worden.

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde planten, maar wel tot een geschikt functioneel leefgebied van verschillende beschermde dieren. Beschermde dieren benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- en voortplantingsplaats, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats, nestelen er vogels en bezetten vleermuizen er een vaste rust- en voortplantingsplaats.

Er nestelen vermoedelijk vogels in het plangebied waarvan alleen het bezette nest beschermd is, niet het oude nest of de nestplaats, maar mogelijk nestelen er huismussen onder de dakpannen van de woningen. Nesten van huismussen zijn jaarrond beschermd. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden, de nestplaats van de huismus mag alleen met een ontheffing negatief beïnvloed worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Geadviseerd wordt de beplanting te verwijderen buiten de voortplantingsperiode. Om de functie van de bebouwing voor huismussen vast te kunnen stellen dient nader onderzoek uitgevoerd te worden.

De aanwezigheid van een verblijfplaats van vleermuizen in de te slopen bebouwing kan niet uitgesloten worden op basis van het uitgevoerde onderzoek. Vleermuizen en hun vaste rust- en voortplantingsplaatsen zijn beschermd en mogen alleen met een ontheffing negatief beïnvloed worden. Om de functie van de bebouwing voor vleermuizen vast te kunnen stellen dient aanvullend onderzoek conform het vleermuisprotocol uitgevoerd te worden. Dit onderzoek dient uitgevoerd te worden in de periode half mei-half september (half oktober).

Voor de amfibieën en beschermde grondgebonden zoogdieren, die vaste rust- of voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden' en het 'beschadigen en vernielen van vaste rust- en/of voortplantingsplaats'. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling.

Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor de in het plangebied foeragerende grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, amfibieën en vogels af, maar deze aantasting leidt niet tot wettelijke consequenties.

Nader onderzoek vleermuizen en huismus

Natuurbank Overijssel heeft in voorliggend geval nader onderzoek uitgevoerd naar de huismus en vleermuizen. Hierna zijn de resultaten uit het onderzoek opgenomen. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar bijlage 3 bij deze toelichting.

Uit het onderzoek is gebleken dat vleermuizen geen verblijfplaats bezetten in het onderzoekgebied en dat huismussen er geen nestplaats bezetten. Als gevolg van het slopen van de bebouwing, wordt geen verblijfplaats van een vleermuis en geen nestplaats van huismussen negatief beïnvloed.

Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing van de verbodsbepalingen aangevraagd te worden.

Stikstofonderzoek

BJZ.nu heeft in voorliggend project een stikstofonderzoek uitgevoerd. Hierna zijn de resultaten uit het onderzoek opgenomen. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 4 bij deze toelichting.

Geconcludeerd wordt dat voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het project is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig.

5.5 Geluid

5.5.1 Normstelling

De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:

  • woningen;
  • andere geluidsgevoelige gebouwen;
  • geluidsgevoelige terreinen.

Deze bescherming geldt als het gebruik van deze objecten is toegestaan volgens het bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.

Onder "woning" wordt verstaan (artikel 1 Wet geluidhinder): gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van de geldende planologische status (bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening). De Wet geluidhinder kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning is gewoon een woning, waarvoor het mogelijk is een hogere waarde (als nodig) te verlenen. Dit geldt natuurlijk alleen voor bedrijfswoningen die zijn gelegen in een geluidzone. Hotels, recreatiewoningen en kantoren zijn niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder.

In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen geluidhinder van inrichtingen die onder het Besluit vallen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten (gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen (artikel 1.1)). In artikel 1.1 is in de definitie van gevoelige gebouwen aangegeven dat gebouwen die bij de inrichting horen (dienst- of bedrijfswoningen) geen geluidsgevoelig object zijn waarvoor de grenswaarden uit het besluit gelden. Dienst- of bedrijfswoningen die niet tot de inrichting behoren zijn gewoon woningen van derden waarvoor de grenswaarden wel gelden.

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Wanneer niet aan deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.

5.5.2 Onderzoek en conclusie

In de omgeving zijn geen spoorlijnen of gezoneerde industrieterreinen gelegen. Rondom het plangebied liggen 30 km/uur wegen, welke in de basis geen wettelijke geluidszone hebben. Op basis van jurisprudentie moeten echter ook deze wegen worden onderzocht indien verwacht wordt dat de voorkeurswaarde van 48 dB worden overschreden. In dat kader heeft in voorliggend geval akoestisch onderzoek naar het aspect wegverkeerslawaai plaatsgevonden. Hierna is de conclusie uit het onderzoek opgenomen. Voor het volledige rapport wordt verwezen naar bijlage 5 bij deze toelichting.

De geluidsbelastingen ten gevolge van wegverkeerslawaai van de Cartenswijk, Dorpsstraat en Cartensdijk-Pereboomstraat voldoen aan de voorkeurswaarde van 48 dB. De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt bij de woningen ten hoogste 52 dB exclusief correctie artikel 110g Wgh. Bij de minimale geluidswering van 20 dB volgens het Bouwbesluit wordt hiermee voldaan aan het toelaatbare geluidsniveau in de woning van 33 dB. Wegverkeerslawaai vormt hiermee geen belemmering om de woningen te realiseren.

5.6 Milieuzonering bedrijven

5.6.1 Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

5.6.2 Onderzoek en conclusie

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast of het plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de bedrijven in de omgeving.

Een supermarkt wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' specifiek genoemd onder 'Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren – supermarkten, warenhuizen'. Een dergelijke inrichting valt onder categorie 1 en heeft, indien wordt uitgegaan van rustige woonwijk, een grootste richtafstand van 10 meter voor de aspecten geluid en gevaar. In voorliggend geval is echter sprake van een gemengd gebied en wordt de richtafstand voor het aspect geluid verkleind naar 0 meter. De richtafstand ten aanzien van gevaar mag niet worden teruggebracht. De afstand tussen de supermarkt en de dichtstbijzijnde woningen buiten het plangebied bedraagt meer dan 10 meter. Boven de supermarkt worden tevens woningen voorzien, waarbij niet aan de richtafstand wordt voldaan. Opgemerkt wordt dat er in de uitbreiding geen gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of andere risicovolle activiteiten plaatsvinden. Het aspect gevaar vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van de appartementen.

Ter plaatse van de supermarkt is sprake van geluidsemissie door laden- en lossen, installaties, winkelwagens en parkeervoorzieningen (dichtslaan autoportieren). In het kader van een goede ruimtelijke ordening is daarom akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hierna wordt nader op dit onderzoek ingegaan en voor de volledige inhoud wordt verwezen naar het volledige onderzoeksrapport in bijlage 6 van deze toelichting.


Akoestisch onderzoek

Uit het onderzoek blijkt dat er bij twee van de nieuwe appartementen en bij de bestaande appartementen boven de PLUS niet voldaan wordt aan de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. De overschrijding van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus bij de nieuwe appartementen wordt veroorzaakt door de laad- en losactiviteiten. Bij de bestaande appartementen worden de overschrijdingen zowel in de dag- als avondperiode veroorzaakt door het rijden van de winkelwagens.

Het geluid afkomstig van het laden en lossen wordt reeds zo veel mogelijk beperkt door dit inpandig uit te voeren. Onderzocht is of het laden en lossen volledig inpandig uitgevoerd kan worden of onder een overkapping. Dit blijkt praktisch niet haalbaar en is stedenbouwkundig niet gewenst. Het geluid afkomstig van de winkelwagens kan gereduceerd worden door de verharding voor de winkel te voorzien van asfalt of klinkers zonder vellingkanten. Hiermee kan een reductie van 4 dB(A) verkregen worden en zullen de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in de avondperiode voldoen aan 45 dB(A) en de maximale geluidsniveaus aan 65 dB(A). In dat geval wordt voldaan aan de richtwaarden voor gemengd gebied en de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. De gemeente dient te beoordelen of deze maatregel getroffen kan worden.

Rekening houdend met de geluidswering van de woningen is er in de woningen sprake van een aanvaardbaar geluidsniveau. Daarom wordt geadviseerd om de gemeente te verzoeken om maatwerkvoorschriften op te stellen, indien verdere maatregelen niet mogelijk en/of gewenst zijn. De benodigde maatwerkvoorschriften zijn opgenomen in de tabellen 9 en 10 van het rapport.

In de praktijk blijken overschrijdingen van de maximale geluidsniveaus door laad- en losactiviteiten gedurende de dagperiode in het algemeen niet tot hinder te leiden en hoeven daarom conform het Activiteitenbesluit niet beoordeeld te worden. In de toekomstige situaties zijn optredende maximale geluidsniveaus vergelijkbaar met de huidige geluidsniveaus. De optredende maximale geluidsniveaus als gevolg van laad- en losactiviteiten worden daarom in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij de bestaande woningen toelaatbaar geacht.

Bij de twee nieuwe appartementen die het meest oostelijk gelegen zijn (aangeduid met de nummers 4 en 5 in het rapport) is sprake van relatief hoge pieken als gevolg van de laad- en losactiviteiten. Geadviseerd wordt om deze woningen dusdanig te isoleren dat in de woningen geen sprake is van maximale geluidsniveaus hoger dan 55 dB(A). Indien het legen van de afvalcontainer, dat slechts enkele keren per week voorkomt, buiten beschouwing wordt gelaten, dient de geluidswering van appartement 4 minimaal 32 dB(A) te bedragen en voor appartement 5 minimaal 31 dB(A). In tabel 11 van het rapport is aangegeven met welke bouwkundige constructies dit bereikt kan worden.

Voor de appartementen gelegen aan de Dorpsstraat 2-11 en 2-12 worden nieuwe parkeervakken gerealiseerd. Het maximale geluidsniveau ten gevolge van dichtslaande autoportieren bedraagt in de dag- en avondperiode ter plaatse van de oostgevel van deze appartementen ten hoogste 74 dB(A). Het betreft relatief nieuwe appartementen met een minimale geluidswering van 20 dB(A). Hiermee wordt in de dagperiode voldaan aan het ten hoogste toelaatbare maximale geluidsniveau van 55 dB(A). In de avondperiode bedraagt het ten hoogste toelaatbare maximale geluidsniveau 50 dB(A). Om hieraan te kunnen voldoen dient de geluidswering van de gevel minimaal 24 dB(A) te bedragen. Uit dit onderzoek blijkt dat met de bestaande bouwkundige constructies hieraan voldaan wordt.

De nieuwe appartementen zijn voor een deel boven het magazijn van de PLUS gelegen. Hierdoor kan ook sprake zijn van inpandige geluidsoverdracht. Indien de voorzieningen worden getroffen zoals omschreven in hoofdstuk 7 van het onderzoek, wordt ruimschoots voldaan aan de geluidvoorschriften uit het Activiteitenbesluit.

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving.

Een supermarkt wordt niet aangemerkt als milieugevoelige functie. Omliggende milieubelastende functies vormen dan ook geen belemmering voor de uitbreiding van de supermarkt.

Woningen daarentegen worden wel beschouwd als een milieugevoelige functie. In de omgeving van de nieuwe woningen zijn -buiten het plangebied - detailhandelsvestigingen, dienstverlenende bedrijven en horecavoorzieningen toegestaan. Dergelijke functies zijn aan te merken als maximaal milieucategorie 2 inrichtingen. Voor dergelijke inrichtingen geldt, in omgevingstype 'gemengd gebied' een richtafstand van 10 meter. In alle gevallen wordt aan deze richtafstand voldaan. Voor wat betreft de invloed van de supermarkt op de nieuwe woningen is akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie onderdeel externe werking).

Vanuit het aspect milieuzonering is het bestemmingsplan uitvoerbaar.

5.7 Milieueffectrapportage (MER)

5.7.1 Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van vijf woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

5.7.2 Onderzoek en conclusie

In het voorliggende geval is een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Verwezen wordt naar bijlage 7 bij deze toelichting. Uit de notitie blijkt dat er geen sprake is van wezenlijke milieueffecten en dat het opstellen van een plan-MER niet noodzakelijk is.

5.8 Luchtkwaliteit

5.8.1 Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven.

Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
5.8.2 Onderzoek en conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een verandering die een significant negatieve bijdrage levert aan de luchtkwaliteit. Er is slechts sprake van een beperkte toename aan verkeersbewegingen (zie ook par. 5.10). Een verdere toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit hoeft niet plaats te vinden.

Doordat er geen significante verslechtering van de luchtkwaliteit plaatsvindt als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling is nader onderzoek naar dit aspect niet noodzakelijk en staat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

5.9 Externe veiligheid

5.9.1 Normstelling

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie externe veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied.

5.9.2 Onderzoek en conclusie

Ten noorden van het plangebied loopt een leidingtracé van 3 hoge druk aardgasleidingen en ten zuiden van het plangebied ligt één hoge druk aardgasleidingen. Deze aardgasleidingen zijn eigendom van de Gasunie.

Op basis van de leidinggegevens van de Gasunie en op basis van de risicokaart zijn van deze vier leidingen geen sprake van plaatsgebonden risico (PR10-6)-contouren. Ook ligt het plangebied niet binnen de belemmeringenzone (5 m aan weerszijden van de noordelijke leidingen en 4 meter voor de zuidelijke leiding) of in het invloedsgebied waarin het groepsrisico verantwoord moet worden. Voor het overige zijn er geen andere risicobronnen aanwezig in de nabije omgeving. Een verder toetsing op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen is dan ook niet nodig.

5.10 Verkeer en parkeren

5.10.1 Normstelling

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte die ontstaat als gevolg van de nieuwe ontwikkeling.

5.10.2 Onderzoek en conclusie

NDC heeft in voorliggend geval een parkeerdrukonderzoek uitgevoerd. Hieronder zijn de belangrijkste conclusies uit het rapport opgenomen. Voor het volledige rapport wordt verwezen naar bijlage 8 bij deze toelichting. Opgemerkt wordt dat nadien één nieuw aan te leggen parkeerplaats is komen te vervallen i.v.m. aanwezigheid van een nutsvoorziening (oftewel 13 in plaats van 14 nieuwe parkeerplaatsen).

Het drukste moment tot 100 meter loopafstand heeft plaatsgevonden op zaterdag 28 november om zowel 12.00 en 13.00 uur. Er stonden toen 52 voertuigen geparkeerd op 119 beschikbare plekken. Dat betekent een restcapaciteit van 67 parkeerplekken (binnen 100 meter) in de openbare ruimte en een bezettingsgraad van 44%.

Er is berekend dat de ontwikkeling een extra parkeervraag genereert van 21 parkeerplaatsen en er worden 13 extra parkeerplaatsen gerealiseerd.

Bovenstaande wordt samengevat in de volgende parkeerbalans waarin de huidige situatie (maximale parkeervraag tijdens het parkeeronderzoek), de extra parkeervraag van de ontwikkeling en de toekomstige situatie uiteen wordt gezet. Zelfs bij een maximale parkeervraag van 21 parkeerplaatsen van de ontwikkeling wordt de parkeernorm van 85% bezetting niet overschreden.

  Huidige situatie   Ontwikkeling   Toekomst  
Parkeercapaciteit   119   13   132  
Bezetting   52   21   73  
Bezettingsgraad   44%     55,3%  

Voor wat betreft het aspect verkeer wordt opgemerkt dat de laad- en losvoorziening wordt verplaatst. De nieuwe laad- en losvoorziening is goed zichtbaar en leidt dan ook tot een verbetering van de verkeersveiligheid. Het aantal extra verkeersbewegingen ten gevolge van het plan is beperkt gelet op de beperkte omvang van de ontwikkeling. De omliggende infrastructuur kunnen de beperkte extra verkeersbewegingen veilig en eenvoudig afwikkelen.

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.11 Duurzaamheid

5.11.1 Normstelling

De gemeente Hoogeveen heeft haar ambitie op het gebied van duurzaamheid verwoord in het klimaatbeleid en de Milieuvisie. In het klimaatbeleid is de ambitie uitgesproken om in 2040 als gehele gemeente CO2-neutraal te willen zijn. Door bij nieuwe ontwikkelingen duurzaamheid reeds in de ontwerp- en bouwfase mee te nemen kan optimaal invulling worden gegeven aan de duurzaamheidsdoelstelling.

Voor bestaande bouw kunnen er ook duurzaamheidsmaatregelen getroffen worden. De gemeente stimuleert het duurzaam verbouwen van bestaande woningen door middel van het verstrekken van een duurzaamheidslening. In de verordening 'Duurzaamheidslening gemeente Hoogeveen 2016' staan de voorwaarden vermeld om in aanmerking te kunnen komen voor een dergelijke lening. Tot de duurzaamheidsmaatregelen waarvoor een duurzaamheidslening kan worden toegekend, behoren energiebesparende en waterbesparende maatregelen, duurzame opwekking van energie en de stimulering van de biodiversiteit, zoals het aanbrengen van een vegetatiedak of vogelvides.

Ook kunnen de particulieren, die hun woning energiezuiniger willen maken, gratis een energiescan laten opstellen. Hierbij wordt voornamelijk gekeken naar de 'schil' van de woning, de verwarmingsinstallatie, verlichting, ventilatie en het gebruik van elektrische apparatuur. De mogelijk te treffen haalbare maatregelen worden opgenomen in de energiescan.

5.11.2 Onderzoek en conclusie

De nieuwe appartementen zullen gasloos worden uitgevoerd. Daarnaast wordt de mogelijkheid tot het plaatsen van PV-panelen op het dak bekeken.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot. In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.

Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt. In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduiding regels.

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

In dit bestemmingsplan komen 3 bestemmingen voor, te weten Gemengd, Groen en Verkeer.

Gemengd (artikel 3)

De uitbreiding van de supermarkt krijgt net als de bestaande supermarkt de bestemming 'Gemengd'. Bedrijfsmatige activiteiten verband houdende met de detailhandelsfunctie en dienstverlening en ondergeschikt hieraan, kunnen ook binnen deze bestemming worden uitgeoefend. Binnen deze bestemming zijn een bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte en een bebouwingspercentage opgenomen, afgestemd op de bestaande en de toekomstige bouwmassa. Tevens zijn in totaal 11 bovenwoningen toegestaan.

Groen (artikel 4)

In voorliggend bestemmingsplan wordt het openbare groen bestemd als "Groen". Naast groenvoorzieningen zijn fiets- en voetgangerspaden toegestaan, alsmede water, speelvoorzieningen en zend-/ontvangstinstallaties ten behoeve van de openbare orde. Daarnaast is bebouwing ten behoeve van nutsvoorzieningen toegestaan.

Verkeer (artikel 5)

Onder deze bestemming vallen de (delen van) wegen binnen het plangebied. Ook de parkeervoorzieningen en ondergeschikte groenvoorzieningen zijn ondergebracht in deze bestemming.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

7.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad van Hoogeveen heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. De gemeenschappelijke handhavings- en gedoogstrategie fysieke leefomgeving provincie Drenthe behandelt alle Wabo-taken in de gemeente Hoogeveen. De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het Wabo-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

7.3 Inzet gemeentelijk apparaat

De Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) is de uitvoeringsorganisatie op het gebied van handhaving voor de gehele provincie. De RUD werkt op basis van de Drentse handhavings- en gedoogstrategie.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg

Het conceptbestemmingsplan 'Elim, deelplan Carstensdijk 164' is ingestuurd voor vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro. Hierop is door de de provincie Drenthe, Rendo, Woon Advies Commissie en de Veiligheidsregio Drenthe een reactie gegeven.

De provincie Drenthe heeft aangegeven dat op basis van de geldende Omgevingsvisie Drenthe het aspect “detailhandel” van provinciaal belang is. Ten aanzien van detailhandel en de detailhandelsstructuur heeft de provincie de ambitie de detailhandel te concentreren in de binnenstedelijke gebieden, waarbij de bestaande detailhandelsstructuur centraal staat. Bij een kern, zoals Elim, is er sprake van een ruimtelijk kleinschalig centrumgebied waar het winkelaanbod beperkt is. In deze kernen is een supermarkt van groot belang voor de leefbaarheid en het verzorgingsniveau. Met de voorgestelde uitbreiding krijgt de supermarkt een toekomstbestendige maat. De voorgenomen uitbreiding is daarmee in overeenstemming met het provinciaal beleid en worden door de uitvoering van het bestemmingsplan de provinciale belangen niet geschaad.

De Rendo heeft geen bezwaar tegen de ontwikkeling. Wel heeft Rendo verzocht om de initiatiefnemer (projectontwikkelaar) contact op te laten nemen met Rendo in verband met werkzaamheden ten behoeve van het realiseren van het bouwplan. De reactie van Rendo is door gegeven aan de projectontwikkelaar.

Het Woon Advies Centrum heeft geen inhoudelijke reactie gegeven. De Veiligheidsregio Drenthe heeft aangegeven dat terecht is omschreven dat het aspect Externe Veiligheid niet speelt bij deze ontwikkeling. De VRD adviseert wel om de ontwikkeling te zijner tijd te toetsen aan het Bouwbesluit. Hieraan zal gehoor worden gegeven.

Voor het overige heeft de projectontwikkelaar samen met de gemeente in het najaar van 2020 een tweetal bewonersavonden gehouden voor direct omwonenden. Naar aanleiding van deze avonden zijn een aantal aanpassingen doorgevoerd in het plan.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

De kosten van de herziening van het bestemmingsplan zijn voor de initiatiefnemer. Daarom hoeft er geen exploitatieplan te worden vastgesteld en wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht. Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst afgesloten waarin tevens het aspect planschade wordt meegenomen. Hiermee zijn de kosten voor de gemeente anderszins verzekerd.