direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wolfsbos, deelplan Leeuweriklaan 33-35, 2020
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2020BP8008004-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer is eigenaar van een deel van het perceel behorende tot de Leeuweriklaan 33-35 te Hoogeveen. Op de locatie is momenteel de Oosterkerk gevestigd. Wegens een teruglopend bezoekersaantal is de Oosterkerk voornemens het programma terug te schalen, waarbij een kleiner gebouw voldoet. Daarom is de Oosterkerk voornemens het gebouw kleiner te maken, waardoor er aan de zuidzijde van het perceel ruimte ontstaat om een vestiging van Het Gastenhuis in te passen. Het Gastenhuis is een nieuwe, kleinschalige zorgformule voor mensen met dementie. Zij biedt zorg aan hen die een Wet Langdurige Zorg-indicatie hebben en daarmee recht op het wonen in een instelling. Het Gastenhuis voorziet in deze woonbehoefte. Elk Gastenhuis wordt geleid door een inwonend zorg(echt) paar.

Elk Gastenhuis heeft 19 appartementen voor mensen met dementie (17 appartementen rond de 35 m² en 2 grotere appartementen voor dubbele bewoning van circa 50 m²) en 1 logeerkamer. Elk appartement heeft een eigen badkamer en een pantry.

Een locatie valt onder een huisnummer; de appartementen van de bewoners hebben geen eigen huisnummering of aparte voorzieningen zoals een eigen meter voor (G)WL. Feitelijk gezien kan het appartement niet zelfstandig worden bewoond.

De organisatie van Het Gastenhuis heeft een analyse verricht om inzichtelijk te maken of er vraag naar het type zorg is dat door Het Gastenhuis wordt aangeboden. Uit deze inventarisatie is gebleken dat er in Hoogeveen geen vergelijkbare zorg wordt aangeboden. Uit diverse analyses blijkt daarnaast dat de komende jaren vergrijzing optreedt in Hoogeveen. De realisatie van Het Gastenhuis komt zodoende tegemoet aan een actuele vraag vanuit de markt.

De realisatie van een nieuw woon- zorggebouw kan mogelijk gemaakt worden middels een herziening van het bestemmingsplan. De gemeente Hoogeveen heeft aangegeven hieraan in principe medewerking te willen verlenen. Voorliggende document betreft de toelichting van het Bestemmingsplan Gastenhuis Leeuweriklaan te Hoogeveen.

1.2 Opgave bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan betreft de planologische regeling om een woon- zorggebouw op de hoek van de Leeuweriklaan en de Buizerdlaan mogelijk te maken. Dit gebied ligt in het zuidoosten van de kern Hoogeveen en wordt globaal gezien begrenst door de Leeuweriklaan en de Buizerdlaan. Een deel van de bestaande bebouwing zal worden gesloopt, waardoor er ruimte ontstaat in de stedelijke structuur. Voor het complex wordt rekening gehouden met het volgende woningbouwprogramma:

  • 19 appartementen met verschillende oppervlakten
  • 1 bedrijfswoning ten behoeve van het inwonend zorg(echt) paar.

1.3 Opbouw toelichting

Na de inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie in het plangebied weergegeven. Hoofdstuk 3 bevat het beleidskader van het Rijk, de provincie Drenthe en de gemeente Hoogeveen. In hoofdstuk 4 wordt de gewenste situatie beschreven. Hoofdstuk 5 behandelt de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de bestemming zoals die in de planregels is opgenomen. Tenslotte gaat hoofdstuk 7 in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Huidige plangebied

Het plangebied is gelegen in de wijk Wolfsbos, aan de zuidoostzijde van Hoogeveen. De wijk Wolfsbos is gelegen ten zuidoosten van het centrum van Hoogeveen en ten noorden van Rijksweg A37, Hoogeveen - Emmen (en Duitsland).

Het plangebied staat kadastraal bekend als HGV, sectie D, nummer 3849. Parkeren vindt plaats op naast gelegen gronden met nummer HGV-D-4657.

In de jaren ‘70 is het gebied ontwikkeld tot woonwijk als onderdeel van de plaats Hoogeveen met op de huidige locatie een kerk. De huidige locatie is sindsdien grotendeels ongewijzigd gebleven (zie afbeelding 2.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8008004-VG01_0001.jpg"

luchtfoto plangebied

2.2 Vigerend recht

Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan “Wolfsbos 2006”. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 8 januari 2009 door de gemeenteraad van Hoogeveen. In dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als ‘Maatschappelijke doeleinden’. Daarnaast is de parkeervoorziening bestemd als ‘Verkeer’.

In afbeelding 2.2 is een uitsnede van de verbeelding behorende bij het geldende bestemmingsplan opgenomen. Het plangebied is daarbij indicatief weergegeven met de magenta kaders. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8008004-VG01_0002.png"

uitsnede bestemmingsplan Wolfsbos

2.2.1 Beschrijving bestemmingen en aanduidingen

Maatschappelijke doeleinden’

De op de plankaart voor “Maatschappelijke doeleinden (M)” aangewezen gronden zijn ondermeer bestemd voor gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en bijgebouwen. Deze gronden zijn ook bestemd voor bijvoorbeeld daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en groen- en parkeervoorzieningen zijn.

Voor het bouwen van gebouwen gelden bepalingen ten hoeve van het bouwen conform bouwklasse 2 en 9. Voor beide klassen geldt dat gebouwen enkel gebouwd mogen worden binnen het daarvoor bestemde bouwvlak.

Bouwklasse 2:

  • een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 en 3,5 meter;
  • een maximale dakhelling van 0º;
  • een maximaal bebouwingspercentage van 100%;
  • er is een (boven)woning toegestaan.

Bouwklasse 9:

  • een maximale goot- en bouwhoogte van 9 meter;
  • een maximale dakhelling van 40º;
  • een maximaal bebouwingspercentage van 50%;
  • ten behoeve van de realisatie van een kerktoren maximaal 16 meter.

‘Verkeersdoeleinden’

De op de plankaart voor “Verkeersdoeleinden” aangewezen gronden zijn ondermeer bestemd voor groen- en parkeervoorzieningen en wegen, straten en paden. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.

2.2.2 Strijdigheid

Het voornemen is om op de aangegeven locatie een nieuw woon- zorggebouw te realiseren. Het gebouw zal deels buiten het bouwvlak worden gerealiseerd. Ook zullen de goot- en bouwhoogte hoger zijn dan de maximale goot- en bouwhoogte zoals vastgelegd in het vigerende bestemmingsplan. De gemeente Hoogeveen heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan de wijziging van het bestemmingsplan om voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken. Dit bestemmingsplan voorziet in gewenste juridische planologische kaders om voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken.

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

Het plangebied ligt aan de oostzijde van de wijk Wolfsbos. Deze wijk kent een ruime stedenbouwkundige opzet die gebaseerd is op een rechthoekig verkavelingssysteem met watergangen en veel openbaar groen. De verkavelingsrichting (45 graden ten opzichte van de as van de Buizerdlaan) is gebaseerd op de structuur van het voormalige veenkoloniale gebied dat hier was gelegen.

De Buizerdlaan is een belangrijke verkeersroute door Wolfsbos en deelt de wijk op in twee delen. Het plangebied ligt direct aan de zuidzijde van de Buizerdlaan. Het bestaande gebouw heeft een alzijdige orientatie en vormt een verbijzondering in het haaks georienteerde stedenbouwkundige weefsel.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Algemeen

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het europees, rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.

3.2 Europees beleid

Op Europees niveau is er beleid dat als doel heeft het archeologische erfgoed veilig te stellen (verdrag van Malta). Daarnaast geldt de Flora- en faunawet voor wat betreft het veiligstellen van beschermde soorten (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Dit bestemmingsplan is aan het Europees beleid getoetst. Een nadere beschrijving van de thema’s archeologie en ecologie staat in Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten.

3.3 Rijksbeleid

3.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio’s, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:

  • Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheidvan de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • Efficient gebruik van de ondergrond;
  • Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen;
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s;
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten;

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio’s rondom de mainports, brainports, greenports en de valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Geconstateerd wordt dat het bestemmingplan Gastenhuis Leeuweriklaan te Hoogeveen geen rijksbelangen raakt. Derhalve wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.3.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking.

De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (“ladder duurzame verstedelijking”).

De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit genoemde ladder hebben betrekking op de vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden (trede 2) en als dat niet mogelijk is op andere locaties (trede 3), die vooral goed ontsloten moeten zijn.

Actuele regionale behoefte

De organisatie van Het Gastenhuis heeft een analyse verricht om inzichtelijk te maken of er vraag naar het type zorg is dat door Het Gastenhuis wordt aangeboden. Uit deze inventarisatie is gebleken dat er in Hoogeveen geen vergelijkbare zorg wordt aangeboden. De verwachting is daarnaast dat het aantal personen met dementie de komende jaren fors zal toenemen. Het aanbod aan kleinschalige zorgvoorzieningen in Hoogeveen en omgeving is echter beperkt. Zodoende kan worden gesteld dat er tegemoet gekomen wordt aan een regionale behoefte.

Inpassing in bestaand stedelijk gebied

De ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaande stedelijk gebied. Door een deel van de Oosterkerk te slopen kan een deel van het perceel worden herontwikkeld ten behoeve van de realisatie van een Gastenhuis. Met voorgenomen ontwikkeling is zodoende geen sprake van nieuw ruimtebeslag. Daarmee voldoet de ontwikkeling aan de eisen zoals opgenomen in de SVIR.

3.4 Provinciaal beleid

De Omgevingsvisie is voor Drenthe een centraal visiedocument. Deze Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De ambitie ziet toe op het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. Deze ambitie vormt het hart van ons beleid waarmee wordt ingezet op ‘ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit’, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. In de omgevingsvisie worden zes verschillende kernkwaliteiten benoemd die de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe. Even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid, en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid. De provincie wil met haar beleid voorwaarden cre‘ren voor het ontwikkelen van een robuuste sociaaleconomische structuur van Drenthe. Daarbij wordt rekening houden met de economische en demografische ontwikkeling. De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag.

3.4.1 Landschap en cultuurhistorie

Drenthe kent een voor Nederland uniek cultuurhistorisch landschap en telt veel archeologische en aardkundige waarden. De (pre) historische waarden van de provincie zijn zeer bepalend voor de identiteit en de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe. Ze worden daarom ook van grote betekenis als ‘drager’ voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het beleid ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas. Twee doelstellingen staan hierin centraal: het herkenbaar houden van cultuurhistorie en de ruimtelijke identiteit versterken.

Op de landschappelijke kaart is het plangebied onderdeel van het gebied dat door de provincie Drenthe wordt aangeduid als “Veenkolonien”. Dit landschapstype beslaat in totaal ongeveer een kwart van het gehele grondgebied van de provincie, waaronder de regio Hoogeveen-Hollandscheveld. De meeste veenontginningen in Drenthe zijn onderling verbonden doorkanalenstelsels. Kenmerkend voor deze hoogveengebieden is de strakke orthogonale verkaveling, de bebouwingslinten langs kanalen en monden en de grote, weidse ruimtes met wijken. Deze ontstaansgeschiedenis is in Wolfsbos nog altijd af te lezen. Zo heeft het gebied rondom het plangebied een verkavelingsrichting (45º ten opzichte van de as van de Hoofdstraat) die is gebaseerd op de structuur van het voormalige veenkoloniale gebied dat hier was gelegen.

Van provinciaal belang is daarom de orthogonale samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.Omdat het Gastenhuis gerealiseerd zal worden op de locatie van de Oosterkerk verandert er in ruimtelijk opzicht weinig. De verkavelingsstructuur en orientatie van de bebouwing zullen worden gehandhaafd.

Binnen de kernkwaliteit Cultuurhistorie, is de plangebied gelegen in het deelgebied ‘het Hollandscheveld en Hoogeveen - kruising van richtingen’. Het plangebied is onderdeel van het deelgebied ‘respecteren’. De categorie is vooral van toepassing in gebieden waar de ontwikkelingen meer kleinschalig zijn en in een laag tempo zich voltrekken. Bij ontwikkelingen ligt de inzet bij het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten voor ontwikkelingen. In het voorliggende geval wordt de bestaande ruimtelijke structuur gehandhaafd. De voorgenomen ontwikkeling past zodoende bij de ambities voor cultuurhistorie.

3.4.2 Archeologie

Archeologie houdt zich bezig met de reconstructie van oude culturen. Het archeologisch erfgoed is de enige bron van informatie over de bewonings-geschiedenis van de provincie. Het merendeel van het archeologisch erfgoed is onzichtbaar en is daardoor zeer kwetsbaar bij ruimtelijke ontwikkelingen die om bodemingrepen vragen. Archeologische waarden zijn onvervangbaar en niet te compenseren.

Het provinciaal beleid voor de Drentse archeologie is gericht op instandhouding, bescherming, beleven en benutten van archeologische waarden. Het archeologisch erfgoed behoort tot het ruimtelijk erfgoed en wordt gewaardeerd als een belangrijke bouwsteen van de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van Drenthe.

In de provinciale omgevingsvisie is de plangebied aangeduid met een generiek verwachtingsniveau. Dit betekend dat er het plangebied niet wordt aangemerkt als van provinciaal archeologisch belang. De gemeente Hoogeeveen is daarom het bevoegd gezag. Het aspect archeologie wordt nader beschouwd in het hoofdstuk omgevingsaspecten.

3.4.3 Aardkundige waarden

Drenthe heeft een eigen karakter, een eigen (ruimtelijke) identiteit, die door inwoners en bezoekers hoog gewaardeerd wordt. Het aardkundige landschap van Drenthe is hiervoor in belangrijke mate bepalend. Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter dienen daarom te worden behouden en, waar mogelijk, herstelt. Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteit aardkundige waarden. De provincie wil inhoud geven aan ruimtelijke kwaliteit, om de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe te behouden en te versterken.

Het doel van de Provincie is de archiefwaarde van de bodem te behouden en de landvormen, die karakteristiek zijn voor het Drentse landschap, te behouden en te versterken, als onderdeel van de kernkwaliteit oorspronkelijkheid. Deze ambitie zijn verwoord en uitgewerkt in de beleidsnota wAARDEvol Drenthe (2013) en de toelichting daarop (2018).

Het plangebied bevindt zich in een gebied met een generiek beschermingsniveau. Over het algemeen geldt dat bij ontwikkelingen de aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron kunnen worden gebruikt. In deze gebieden wil de provincie de lokale, aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren. Aangezien Het Gastenhuis zal worden gerealiseerd ter plaatse van bestaande bebouwing van de Oosterkerk, kan worden gesteld dat er geen aardkundige kwaliteiten worden geschaad.

3.4.4 Rust

Bij de kernkwaliteit rust worden ‘stilte’ en ‘duisternis’ als indicatoren benoemd. Het plangebied ligt niet in een aangewezen ‘Stilte’ of ‘Duisternis’ gebied. Er zijn dan ook geen specifieke normen opgenomen waaraan dient te worden voldaan. Het aspect Rust hoeft voor voorgenomen ontwikkeling daarom niet verder te worden uitgewerkt.

3.4.5 Robuust sociaal-economisch systeem

De verschillen in bevolkingsontwikkeling tussen de stedelijke gebieden en ook in het landelijk gebied worden groter. De zuidelijke as van Drenthe (waaronder Hoogeveen) laat in de prognoses een sterk verloop zien. Op de woningmarkt worden de verschillen tussen stad en platteland, zand en veen en gebieden met wel of geen krimp groter. Vraag en aanbod passen niet altijd goed meer bij elkaar, wat leidt tot een vraag naar nieuwe woningen.

Het plangebied wordt in het kader van het sociaal-economisch systeem aangeduid als gebied ten behoeve van ‘Hoogeveen’, ‘Dutch Techzone Zuid Drenthe en ‘Gebiedsgericht grondwaterbeheer’. Gezien de maat en schaal van voorgenomen ontwikkeling wordt deze enkel beschouwd in relatie tot het aspect Hoogeveen. De ambities voor dit aspect zijn om het brede aanbod van basisvoorzieningen zoals zorg, onderwijs, sport en cultuur te behouden. De realisatie van een woon- zorggebouw sluit aan bij deze ambities.

3.4.6 Robuust landbouw systeem

Het plangebied is niet onderdeel van een gebied dat wordt aangeduid als Landbouwgebied. De voorgenomen ontwikkeling brengt ook geen beperkingen mee voor landbouwgronden in de nabije omgeving. Zodoende sluit de ontwikkeling aan bij de beschreven ambities van de provincie Drenthe.

3.4.7 Robuust natuur systeem

Het plangebied maakt geen deel uit van een gespecificeerd natuursysteem. Ook heeft de nieuwbouw van een woonhuis geen externe werking op de dichtstbijzijnde natuurgebieden. De ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met het robuuste systeem ‘Natuur’.

3.4.8 Robuust klimaatbestendig watersysteem

De provincie streeft naar een robuust, duurzaam, veerkrachtig en klimaatbestendig watersysteem voor landbouw, natuur en wonen. Dit is zodanig ingericht dat de risico’s op wateroverlast en watertekort tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

Het plangebied is gelegen naast een bestaand vijverstelsel. Deze grote vijvers en bijbehorende groenstructuur zullen worden behouden. Gezien de kleinschaligheid van voorgenomen ontwikkeling valt niet te verwachten dat deze een onevenredige impact zal hebben op de waterhuishouding binnen dit gebied. Om dit te toetsen wordt het aspect water nader beschouwd als onderdeel van de milieuaspecten.

3.4.9 Multifunctionele gebieden

Voorgenomen ontwikkeling bevindt zich niet op gronden die zijn aangewezen als multifunctioneel gebied. Er zijn voor het plan daarom geen specifieke uitgangspunten beschreven. Zodoende sluit de ontwikkeling aan bij de beschreven ambities van de provincie Drenthe.

3.4.10 Conclusie provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Drenthe 2018 verwoordde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

Duurzame kwaliteit is de rode draad voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Hoogeveen in de jaren tot 2030. De gemeente gaat uit van een beheerste groei naar 57.000 tot 58.000 inwoners in 2030. Om deze groei te kunnen realiseren is volgens de gemeente Hoogeveen ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid nodig. De gemeente blijft zich inzetten op het behouden en versterken van regionale voorzieningen in de kern Hoogeveen, waaronder zorgvoorzieningen. Beperkte financi‘le middelen vraagt om het maken van keuzes die leiden tot effectieve investeringen.

Zowel landelijk als in Hoogeveen is er sprake van vergrijzing (meer ouderen) de komende jaren. Mensen blijven lang zelfstandig wonen en liefst in de eigen woning of eigen woonomgeving. De vergrijzingstrend leidt vooral bij 85 plussers tot een grotere behoefte aan intramurale zorg. Over 30 jaar is de vergrijzing over zijn piek heen. Om deze piek op te vangen is er behoefte aan geschikte, flexibele woningen, die daarna aantrekkelijk blijven voor andere groepen.

Daar komt bij dat dementie de snelst groeiende progressieve ziekte in Nederland is. In 2030 zal Nederland 320.000 mensen met dementie tellen. Ook van deze mensen kiest een steeds groter aantal ervoor zo lang mogelijk een vorm van autonomie te behouden en de gang naar een verpleeghuis uit te stellen. Blijkt verhuizen uiteindelijk onafwendbaar, dan is er sterke voorkeur voor kleinschalige woonvoorzieningen. Het Gastenhuis kan voor deze mensen een uitkomst bieden. De realisatie ervan maakt het mogelijk dat zorgbehoefenden in hun eigen woonomgeving woonachtig blijven. Daarnaast biedt het lokale werkgelegenheid.

Het Gastenhuis streeft naar een lokaal verzorgingsgebied, zodat het kan uitgroeien tot een veilige haven voor de inwoners daarvan. Het Gastenhuis biedt een geleidelijke overgang van thuis wonen naar wonen in het Gastenhuis, en vormt een kenniscentrum voor de gemeenten. Elk Gastenhuis wordt geleid door een zorgvuldig geselecteerd zorg(echt)paar. Zij zijn volledig verantwoordelijk voor hun eigen vestiging en runnen het bedrijf als een onderneming. In de zorg voor hun gasten werken zij niet alleen samen met mantelzorgers, maar ook met de plaatselijke zorgaanbieders en middenstand.

Het Gastenhuis richt zich op de specifieke doelgroep van dementerende ouderen en heeft in kaart gebracht dat er behoefte is aan een dergelijke woon- zorgvoorziening. De realisatie van Het Gastenhuis op de aangegeven locatie sluit goed aan op de ambities van de gemeente Hoogeveen om woon- zorgvoorzieningen te realiseren.

3.5.2 Toekomstvisie 2018

In de toekomstvisie 2018 beschrijft de gemeente Hoogeveen trends en ontwikkelingen die zij van belang vindt voor de toekomst, waaronder die voor het sociale domein. De visie omschrijft een samenleving van meer samenredzaamheid, waarin inwoners een verantwoordelijkheid voelen samen te werken en elkaar te helpen. De gemeente Hoogeveen wil hierin een faciliterende rol innemen. Men wil graag bouwen aan netwerken van sociale gemeenschappen, maatschappelijke organisaties, ondernemingen, overheid en andere betrokkenen.

Voorgenomen ontwikkeling is een initiatief van een woon- zorgvoorziening vanuit een marktpartij. Omdat Het Gastenhuis streeft naar een lokaal verzorgingsgebied kunnen sociale banden van zijn bewoners in stand gehouden worden. Zo biedt Het Gastenhuis een geleidelijke overgang van thuis wonen naar wonen in het Gastenhuis, en vormt het een kenniscentrum voor de gemeenten. De ontwikkeling draagt daarmee bij aan het netwerk van sociale gemeenschappen zoals de gemeente Hoogeveen die omschrijft in zijn Toekomstvisie 2018.

Ten behoeve van de ontwikkeling faciliteerd de gemeente Hoogeveen waar nodig, zodat voorgenomen ontwikkeling mogelijk gemaakt kan worden. Ook dit is in overeenstemming met de ambities van de gemeente Hoogeveen zoals omschreven in de Toekomstvisie 2018.

3.5.3 Woonvisie Hoogeveen 2017-2020

De nieuwe Woonvisie 2017-2020 is vastgesteld in maart 2017. Deze vervangt het gelijknamige beleidskader dat werd vastgesteld in 2011 en zet de ingezette koers door naar 2025. In de woonvisie is wonen in Hoogeveen in een breed perspectief geplaatst. Het gaat dan niet alleen om voldoende beschikbare woningen. Maar ook om de betaalbaarheid en duurzaamheid, de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad en de woonomgeving, de toegankelijkheid daarvan en de zelfredzaamheid van haar inwoners. Daartoe heeft de gemeente een viertal ambities geformuleerd;

  • behoud van kwaliteit en gewildheid
  • toevoegen wat gevraagd wordt
  • voor iedereen betaalbaar
  • ouderdom of zorg; ook dan goed wonen

Hoogeveen vergrijst en dit leidt tot meer mensen met een zorgvraag. Zowel jonge als oudere zorgvragers wonen steeds vaker zelfstandig. Daarvoor zijn passende woningen in een passende omgeving nodig.

Hoogeveen verwelkomt particulier initiatief voor zorgwonen. Aanvullend op het verruimen van regels, verwacht men obstakels te moeten wegnemen voor particulieren, ontwikkelaars en corporaties die anders willen bouwen dan gebruikelijk. Dat bestaat uit het verruimen van mogelijkheden, maar ook het daadwerkelijk uitnodigen om er gebruik van te maken, en te communiceren daarover (website, bijeenkomsten).

Het past bij de rol van een moderne overheid om initiatiefnemers te begeleiden. Initiatiefnemers van bijzondere plannen met bijzondere toegevoegde waarde, kunnen rekenen op een vast aanspreekpunt. Diegene helpt hen bij het doorlopen van procedures en helpt bij het vinden van praktische oplossingen bij het ontwikkeltraject. De basishouding is dat men zoekt naar maximale ruimte binnen regels om een initiatief mogelijk te maken. Wel stelt men enkele randvoorwaarden op om bijzondere, gewenste projecten te kunnen herkennen.

Voorgenomen ontwikkeling richt zich op een aanvulling op het bestaande (betaalbare) woon- zorgaanbod in Hoogeveen. De gemeente Hoogeveen heeft aangegeven graag medewerking te willen verlenen aan een dergelijke woon- zorgvoorziening. De realisatie van Het Gastenhuis op de aangegeven locatie is daarmee in overeenstemming met het beleid zoals omschreven in de Woonvisie Hoogeveen 2017-2020.

3.5.4 Nota Ruimtelijke Kwaliteit

De welstandsnota is ervoor bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit in Hoogeveen te behouden en te versterken. Bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit zijn onder meer de gebouwen en bouwwerken, het totaalbeeld van de gebouwen en bouwwerken en de erfinrichting. De welstandstoets is een belangrijk instrument voor de sturing van deze kwaliteiten. De zorg voor de architectonische kwaliteit is nadrukkelijk een overheidstaak. Het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit is een onderwerp van permanente zorg en aandacht van het gemeentebestuur. In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit heeft de gemeente Hoogeveen het kader voor de welstandstoetsing vastgesteld.

De locatie aan de Leeuweriklaan 33-35 is onderdeel van de vrije gebieden. Deze gebieden zijn vrijgesteld van de criteria van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Als een bouwwerk vergunningplichtig is moet nog steeds een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Ook dient rekening gehouden te worden gehouden met de regels van het bestemmingsplan. Bovendien kan de excessenregeling in deze gebieden worden toegepast.

Deze excessenregeling is bedoeld om excessen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit tegen te gaan. Een exces is een ‘evidente en ook voor niet-deskundigen duidelijk kenbare buitensporigheid van het uiterlijk van het bouwwerk.’

Voorgenomen ontwikkeling gaat uit van de realisatie van een woon- zorggebouw. Het architectonisch ontwerp zal worden afgestemd op de ruimtelijke kwaliteit zoals die in en rondom het plangebied te vinden is. Dit ontwerp zal ten behoeve van voortoets door de stedenbouwkundige van de gemeente Hoogeveen worden ingezien en beoordeeld. Met name de architectonische samenhang met naburige pand zal bij deze beoordeling leidend zijn.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling

4.1 Ruimtelijke structuur

4.1.1 Ruimtelijke structuur

Voor de nieuwbouw van een Gastenhuis zijn door B+O een tweetal modellen ontwikkeld op basis van het in samenwerking met Het Gastenhuis opgestelde programma van eisen. Het resultaat is een tweetal modellen, namelijk een 2-laagse en 3-laagse model. Afhankelijk van de bebouwingskenmerken rondom het plangebied is een van de twee modellen beter geschikt. Gezien de beperkte hoogte en dichtheid van de woningbouw rondom het plangebied gaat voorgenomen ontwikkeling uit van de realisatie van een 2-laagse standaard model, waarbij de architectuur aansluit op de bebouwingskenmerken die ter plekke aanwezig zijn.

De ruimtelijke impact van het 2-laagse Gastenhuis en het resterende deel van de Oosterkerk is vergelijkbaar met de massa van de bestaande Oosterkerk, hetzij in twee losse volumes. De voorzijde van het woon- zorggebouw is op de openbare ruimte gericht, ten oosten van het plangebied. De entree van het gebouw zal aan de zijde van het parkeerterrein zijn gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8008004-VG01_0003.jpg"

gewenste ontwikkeling

4.1.2 Ontsluiting en parkeren

In Het Gastenhuis wonen mensen die geen auto (meer) rijden, personeel komt bij voorkeur uit de directe omgeving (met de fiets). Het zorgechtpaar woont “aan huis”. Het bezoeken van bewoners door familie en vrienden kan elke dag op ieder tijdstip. Medewerkers zijn gedurende de dag wisselend aanwezig in het rooster. Ervaring in andere Gastenhuizen leert dat in totaal 10 parkeerplaatsen op eigen terrein of in de openbare ruimte meer dan voldoende is om aan de behoefte te voldoen. Deze 10 parkeerplaatsen worden gerealiseerd ter plaatse van de bestaande parkeervoorziening en zullen in eigendom van de gemeente Hoogeveen blijven.

Voor de medewerkers en bezoekers van het Gastenhuis zal een fietsenstalling gerealiseerd worden waarin ruimte is voor circa 10-15 fietsen. Hiermee wordt voorzien in de additionele parkeerbehoefte van het personeel en omwonenden uit de directe omgeving, zodat de realisatie van 10 parkeerplaatsen volstaat. De fietsenstalling zal worden ingepast middels een inrichtingsplan.

Daarnaast is de capaciteit en omvang van de omliggende wegen ruim voldoende voor de verkeersbewegingen die dit plan met zich mee brengt. Er hoeven zodoende geen wijzigingen in de bestaande infrastructuur te worden gedaan.

4.1.3 Water en Groenstructuur

Het bestaande vijverstelsel ten westen van het plangebied maakt onderdeel uit van het stedelijk watersysteem. In het nieuwe inrichtingsplan wordt de bestaande vijver gehandhaafd. Ook de omliggende groenstructuur wordt gehandhaafd.

4.2 Functionele structuur

In Wolfsbos zijn veel voorzieningen centraal gelegen in de wijk. Daarnaast zijn langs de Buizerdlaan diverse maatschappelijke functies aanwezig, waaronder de Oosterkerk. De kerk is een op zichzelfstaande maatschappelijke functie te midden van een woongebied. Doordat de kerk in programma wordt terug gebracht, ontstaat er ruimte voor een woon- zorggebouw. Dit is ook een maatschappelijke functie en sluit zowel aan bij de maatschappelijke bestemming van het plangebied als bij de woonfunctie van het omliggende gebied.

Elk Gastenhuis betekent een substantieel aantal nieuwe banen in de gemeente. Minimaal zullen er 20 tot 25 mensen werkzaam zijn. Het zorgechtpaar stuurt op aanname van medewerkers uit de gemeente; in de directe omgeving van het Gastenhuis. Onnodig autogebruik wordt ontmoedigd.

Naast gespecialiseerde verpleegkundigen en verzorgenden biedt het Gastenhuis ook mensen met een andere achtergrond als gastheer/vrouw of kok een werkplek. Ook wordt op locaties veel gewerkt met opleidingsinstituten om mensen de kans te geven werken en leren te combineren (met intensieve begeleiding en boventallig aan het vaste team). Mensen met een participatie behoefte zijn ook welkom.

4.3 Beeldkwaliteit en welstandscriteria

De locatie is gelegen in de wijk Wolfsbos. In het kader van het Stimuleringsplan Bouw Hoogeveen is de welstand in bepaalde gebieden, waaronder de wijk Wolfsbos, afgeschaft. De locatie aan de Leeuweriklaan 33-35 is onderdeel van de vrije gebieden. Deze gebieden zijn vrijgesteld van de criteria van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Wel kan de excessenregeling in deze gebieden worden toegepast. Deze excessenregeling is bedoeld om excessen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit tegen te gaan. Een exces is een ‘evidente en ook voor niet-deskundigen duidelijk kenbare buitensporigheid van het uiterlijk van het bouwwerk.’

Voorgenomen ontwikkeling gaat uit van de realisatie van een woon- zorggebouw. Het architectonisch ontwerp zal worden afgestemd op de ruimtelijke kwaliteit zoals die in en rondom het plangebied te vinden is. Dit ontwerp zal ten behoeve van voortoets door de stedenbouwkundige van de gemeente Hoogeveen worden ingezien en beoordeeld. Met name de architectonische samenhang met naburige pand zal bij deze beoordeling leidend zijn.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieu- en omgevingsaspecten en ruimtelijke ordening.

5.2 Bodemkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. De RUD heeft voor deze locatie een advies uitgebracht.

Het gebied was altijd in gebruik als onontgonnen gebied totdat het in de 19e eeuw ten bate van de veenwinning is droog gelegd doormiddel van het aanleggen van sloten en wijken. Tegen het eind van de 19e eeuw werd het gebied geleidelijk ontwikkeld voor agrarische doeleinden. Rond die tijd kwam de eerste bebouwing tot stand veelal ten bate van agrarische bedrijvigheid. Door de jaren heen zijn de sloten en wijken in de omgeving omgelegd, vergraven en/of gedempt. In de jaren 70 is het gebied tot woonwijk als onderdeel van de plaats Hoogeveen met op de huidige locatie een kerk. De huidige locatie is sindsdien grotendeels ongewijzigd gebleven. Er zijn ter plaatse geen verdachte (historische) activiteiten of bodemonderzoeken bekend.

De bestemming zal wijzigen van kerk naar kerk met zorgbestemming. De gronden zullen worden overgedragen voorzien van een schoon-grondverklaring. Voor de aanvraag van de omgevingsvergunning zal deze rapportage aan de gemeente worden overlegd, waarmee wordt aangetoond dat de bodem geschikt is voor de realisatie van een woon- zorggebouw.

Advies in het kader van de voorgenomen of te beeindigen activiteiten

In het kader van het activiteitenbesluit dient bij bodembedreigende activiteiten die ter plaatse van de projectlocatie uitgevoerd zullen worden een nulsituatie onderzoek te worden uitgevoerd. Omdat er geen sprake is van activiteiten die als bodembedreigend beschouwd worden kan een bodemonderzoek in het kader van het activiteitenbesluit achterwege blijven.

Bij bodembedreigende activiteiten die beeindigd worden dient een eindsituatie onderzoek te worden uitgevoerd. Omdat er geen sprake is van activiteiten die als bodembedreigend beschouwd worden kan een bodemonderzoek in het kader van het activiteitenbesluit achterwege blijven.

5.3 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Op grond van de Erfgoedwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Erfgoedwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig kunnen zijn.

De gemeente Hoogeveen heeft het plangebied bestemd als Archeologie Waarde - 5. Dit betekend dat hier een lage archeologische verwachting is. Daaruit volgt dat er in het kader van voorgenomen ontwikkeling geen archeologisch onderzoek nodig is.

Cultuurhistorie

Het gebied was een onontgonnen gebied totdat het in de 19e eeuw ten bate van de veenwinning is droog gelegd doormiddel van het aanleggen van sloten en wijken. Tegen het eind van de 19e eeuw werd het gebied geleidelijk ontwikkeld voor agrarische doeleinden. Rond die tijd kwam de eerste bebouwing tot stand veelal ten bate van agrarische bedrijvigheid. Door de jaren heen zijn de sloten en wijken in de omgeving omgelegd, vergraven en/of gedempt. In de jaren ‘70 is het gebied ontwikkeld tot woonwijk als onderdeel van de plaats Hoogeveen met op de huidige locatie een kerk. De huidige locatie is sindsdien grotendeels ongewijzigd gebleven. Er zijn geen cultuurhistorische aspecten aanwezig in het plangebied waarmee rekening gehouden dient te worden.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er vanuit de aspecten archeologie en cultuurhistorie geen beperkingen zijn voor de uitvoering van voorgenomen ontwikkeling.

5.4 Waterhuishouding / watertoets

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te ‘toetsen op water’, de zogenaamde watertoets. Om te toetsen of de ontwikkeling voldoet aan de eisen van het waterschap Drents Overijsselse Delta is de online Watertoets worden doorlopen. De resultaten zijn te vinden in Bijlage 4 Watertoets

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Waterschappen hebben een speciale verantwoordelijkheid voor het water. Ze hebben wettelijk vastgelegde taken die aangeven wat de maatschappij van hun mag verwachten. Namelijk het zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, voor een goed functionerend regionaal watersysteem en voor het zuiveren van afvalwater. In het waterbeheerplan 2016-2021 staat beschreven hoe het waterschap Drents Overijsselse Delta hier uitvoering aan gaat geven en welke maatregelen hiervoor nodig zijn.

Het beleidsplan van het waterschap Drents Overijsselse Delta is opgesteld in gezamenlijkheid met de waterschappen Rijn en IJssel en Vechtstomen, dit door de ligging in het deelstroomgebied Rijn-Oost welke behoort tot het internationale stroomgebied van de Rijn. Voor dit stroomgebied zijn de doelen van het waterbeheer en de aanpak ervan in grote lijnen gelijk. Per waterschap zijn aanvullingen of uitvoeringsmaatregelen voor het eigen beheergebied toegevoegd.

Het waterschap Drents Overijsselse Delta richt zich op de volgende aspecten:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: veilig water
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: voldoende water
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: schoon water
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: afvalwater

Het waterschap adviseert bij ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) om te komen tot een duurzame ruimtelijke inrichting. Dit is een van de manieren om de vorengenoemde aspecten mee te laten wegen in de diverse besluitvormingsprocessen. Tevens wordt de betrokkenheid en de waterschapsbelangen gewaarborgd met het doorlopen van de digitale watertoets.

Veilig water

De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het op orde brengen en houden van de dijken om overstromingen en wateroverlast te voorkomen. Dit met het oog op de waterveilige regio, waarin inwoners veilig kunnen wonen, werken en recreëren. Door klimaatverandering is de kans op overstromingen vergroot. Om de gevolgen te beperken adviseert het waterschap bij ruimtelijke ontwikkelingen en werkt zij aan het vergroten van de bewustwording van risico's op wateroverlast en overstromingen.

Afvalwaterketen

Het waterschap Drents Overijsselse Delta zorgt voor het opvangen en zuiveren van het afvalwater van bijna alle inwoners en bedrijven. Zo draagt zij bij aan de volksgezondheid en een goede waterkwaliteit. De afvalwaterbehandeling is een gedeelde zorg met de gemeente, omdat de gemeente verantwoordelijk is voor de riolering. Hoofddoel van het waterschap is een effectieve en efficiënte behandeling van afvalwater en een effectieve en efficiënte (afval)waterketen. Er is een functionele samenhang tussen het rioolstelsel, de rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI's) en het oppervlaktewater. De waterschappen en gemeenten in Rijn-Oost hechten daarom veel belang aan goede samenwerking binnen deze samenhang. Samenwerking leidt tot optimalisatie van de afvalwaterketen, betere dienstverlening, betere waterkwaliteit en tot kostenbesparing. Dit alles kan leiden tot een duurzamer afvalwaterketen.

Specifiek is in het waterschapsbeleid ten aanzien van de opvang en transport van afvalwater het volgende opgenomen:

- Waterkwaliteitsspoor

Het waterkwaliteitsspoor wordt gebruikt om de kwaliteit van het water in het stedelijk gebied te verbeteren door inzicht te krijgen in de vervuilingsbronnen (bijv. overstorten)


- Afkoppelen verhard oppervlak

Optimaliseren van bestaand bergingscapaciteit in het stedelijk gebied door het regenwater van de riolering af te koppelen en het bestaande rioleringsstelsel te optimaliseren ;


- Verminderen rioolvreemd water

Het terugdringen van rioolvreemd water (bijv. drainage en/of bronneringswater) draagt bij aan minder lozingen uit overstorten, een betere kwaliteit van het gezuiverde afvalwater en een lager energieverbruik.

Watertoetsproces

Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien reguliere wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Voorkeursbeleid hemelwater

In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als de hemelwaterafvoer:

  • niet wordt aangesloten op een gescheiden rioolstelsel; of
  • niet wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel,

is oppervlakkige afvoer en infiltratie in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

conclusie

De gemeente heeft het waterschap geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Het onderhavige plan heeft geringe invloed op de waterhuishouding. "De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies". Het aspect water leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.5 Flora en fauna

De in het plangebied aanwezige bebouwing wordt gesloopt om ruimte te maken voor de nieuwbouw van Het Gastenhuis. Omdat overtreding van de Wet natuurbescherming op voorhand niet uitgesloten kan worden, is Natuurbank Overijssel gevraagd de wettelijke consequenties van de wenselijke ontwikkeling, in het kader van soort- en gebiedsbescherming, in beeld te brengen. In de toelichting is een samenvatting van de bevindingen opgenomen. Voor een volledige uiteenzetting wordt verwezen naar Bijlage 1 Natuurwaarden onderzoek.

Het plangebied is op 21 april 2020 onderzocht op de (potentiele) aanwezigheid van beschermde planten en dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingsplaatsen en andere beschermde functies, zoals foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen en foerageergebied van vogels met jaarrond beschermde nesten zoals huismus en steenuil. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied zoals het Natuurnetwerk Nederland en Natura2000.

Wettelijke consequenties m.b.t. gebiedsbescherming:

Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Drenthe. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten, en de ligging van het plangebied op enige afstand van het meest nabijgelegen het Natura2000-gebied (Mantingerzand), is het niet aannemelijk, dat voorgenomen activiteiten zullen leiden tot een negatief effect. Nader onderzoek, zoals een stikstofberekening, wordt niet noodzakelijk geacht om de wettelijke consequenties vast te kunnen stellen.

Wettelijke consequenties m.b.t. soortbescherming:

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied tot een ongeschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot functioneel leefgebied van verschillende beschermde diersoorten. Mogelijk nestelen er jaarlijks vogels in de toegankelijke gebouwen, bezetten sommige beschermde grondgebonden zoogdiersoorten er een verblijf- en voortplantingsplaats, bezetten sommige amfibieensoorten er een (winter)verblijfplaats en bezetten vleermuizen er een verblijfplaats.

Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Werkzaamheden die leiden tot het beschadigen/vernielen van vogelnesten, dienen buiten de voortplantingsperiode uitgevoerd te worden.

Voor de beschermde grondgebonden zoogdier- en amfibie- en/of voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen het - en voortplantingslocatiesomdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling.

Samenvattende conclusie

Het plangebied bestaat uit bebouwing, omgeven door een parkachtige omgeving met solitaire bomen, gazon, struiken, heesters en vaste planten. De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot functioneel leefgebied van verschillende beschermde diersoorten, zoals vleermuizen, grondgebonden zoogdieren, amfibieën en vogels.

Mits bezette vogelnesten niet negatief beïnvloed worden, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties. Voor de beschermde dieren die mogelijk gedood worden, en waarvan de vaste verblijf- en/of voortplantingsplaats mogelijk beschadigd of vernield wordt, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen omdat de werkzaamheden uitgevoerd worden in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling.

Vleermuizen en hun verblijfplaatsen zijn jaarrond beschermd. Op basis van het uitgevoerde onderzoek (visuele inspectie) kan de aanwezigheid van een verblijfplaats van vleermuizen in het gebouw niet uitgesloten worden. De bouwstijl (apart gebouw) en potentiële invliegopeningen, maken het gebouw tot een potentiële verblijfplaats voor verschillende vleermuissoorten. Om de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten vast te kunnen stellen zal nader onderzoek uitgevoerd worden. Dit onderzoek kan gelijktijdig aan de bestemmingsplan procedure worden uitgevoerd. Om nadelige effecten voor beschermde soorten te voorkomen dienen eventuele wettelijke consequenties inzichtelijk gemaakt te zijn alvorens er sloop- en/of bouwwerkzaamheden plaats vinden.

5.6 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidsgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

Met dit bestemmingsplan wordt er met een nieuw woon- zorggebouw een geluidsgevoelig object mogelijk gemaakt. De gemeente Hoogeveen heeft aan de RUD gevraagd een inschatting te maken betreffende het aspect geluid. De maximale geluidsbelasting op de gevel van het woon- zorggebouw mag maximaal 48 dB bedragen. Uit het vooronderzoek van de RUD blijkt dat zowel de 50 km/u wegen als de A37 geen belemmeringen met zich meebrengen voor wat betreft het aspect geluid. Zodoende zal er geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, zoals omschreven in de Wet geluidhinder, plaats vinden.

Het onderdeel industrielawaai heeft betrekking op de aanwezigheid van het tankstation aan de Mr. Cramerweg/Buizerdlaan. Deze vormt geen belemmering aangezien de andere woningen reeds beperkend werken voor het tankstation. Ook vormt de oprichting van een nieuwe geluidsgevoelige bestemming geen belemmering voor het tankstation. Daarmee zijn er vanuit het aspect geluid geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van voorgenomen ontwikkeling.

5.7 Milieuzonering

Wettelijk kader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd die de nieuwbouw belemmeren. Anderzijds worden bedrijven ook niet beperkt in hun ontwikkelingen door de voorgenomen ontwikkeling. In dit geval hoeft geen aanvullende toetsing aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ plaats te vinden.

Conclusie

Het aspect milieuhinder staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

5.8 Luchtkwaliteit en fijnstof

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);

Gelet op de aard en omvang van dit project in vergelijking met Wet Milieubeheer beschreven categorie‘n, kan worden aangenomen dat het project ‘niet in betekenende mate bijdraagt’ aan de luchtverontreiniging. Voor een provinciale weg wordt daarnaast onderzoekszone waarin luchtkwaliteitsonderzoek nodig is gehanteerd van 50 meter. Gezien de geruime afstand tot de enige provinciale weg is dit niet van toepassing. Daarnaast zijn er geen bedrijven gelegen die door het voorgenomen plan worden beperkt in hun bedrijfsvoering. Zodoende kan worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

5.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico’s die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen.

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico. Hiervoor heeft de RUD een inventarisatie verricht, deze is hier beknopt opgenomen. De volledige inventarisatie is te vinden in Bijlage 2 Externe veiligheid A.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8008004-VG01_0004.png"

Risicokaart

Er bevinden zich in de directe omgeving van het plangebied enkele risicobronnen. In noordelijke richting van het plangebied ligt op circa 100 meter vanaf de kerk een LPG-tankstation. In westelijke richting ligt een hoge druk aardgastransportleiding van Gasunie. Ten zuiden van de woonwijk Wolfsbos ligt de rijksweg A37, een route waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

De buisleiding heeft een invloedsgebied van 70 meter. De grens van de planlocatie ligt op ruim 105 meter van de buisleiding. Hieruit volgt dat de hoge druk aardgasleiding niet relevant is voor deze ruimtelijke ontwikkeling. Daarnaast bedraagt het invloedsgebied van de A37 355 meter. Het plangebied is gelegen op ca. 380 meter vanaf de A37. Hieruit volgt dat de ruimtelijke ontwikkeling buiten het invloedsgebied van de A37 ligt en het aspect externe veiligheid hier niet aan de orde is.

Het woon- zorggebouw wordt beschouwd als een zeer kwetsbaar object. Daarom moet worden getoetst aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar. Het ruimtelijk plan voldoet aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar.

Het zeer kwetsbare gebouw, zijnde het gastenverblijf met 24 uurszorg is binnen het invloedsgebied en het explosieaandachtsgebied geprojecteerd. Van uit externe veiligheid beoordeeld is een dergelijke ontwikkeling ongewenst, tenzij er aan het gebouw of in het overdrachtsgebied zodanige maatregelen worden getroffen waarmee wordt voorkomen dat binnen het gebouw slachtoffers kunnen ontstaan als gevolg van een calamiteit bij het LPG-tankstation.

De Veiligheidsregio Drenthe (VRD) is verzocht om een inventarisatie op stellen aangaande het invloedsgebied van het LPG-station. Beoordeeld wordt dat de personen woonachtig in het zorggebouw niet zelfredzaam zijn. Hierdoor is men niet in staat, wanneer men bij een scenario snel wordt gewaarschuwd, te vluchten tot buiten de letaliteitsgrens. Daarom gaat de VRD vanwege de beperkte zelfredzaamheid uit van de ‘bescherming’ van de bewoners van het woon- zorggebouw. Daarop doen zij de aanbeveling om het kerkgebouw (als beperkt kwetsbare functie) tussen het LPG-tankstation en het woon- zorggebouw te behouden. Hierdoor ‘beschermd’ het kerkgebouw de minder zelfredzamen in het woon- zorggebouw en wordt voldoende voldaan aan eisen vanuit externe veiligheid. De volledige inventarisatie is te vinden in Bijlage 3 Externe veiligheid B.

Tot slot voegt voorgenomen ontwikkeling zelf geen risicobron aan het plangebied toe. Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving aangaande de externe veiligheid.

5.10 Verkeer en vervoer

In Het Gastenhuis wonen mensen die geen auto (meer) rijden, personeel komt bij voorkeur uit de directe omgeving (met de fiets). Het zorgechtpaar woont “aan huis”. Het bezoeken van bewoners door familie en vrienden kan elke dag op ieder tijdstip. Medewerkers zijn gedurende de dag wisselend aanwezig in het rooster. Ervaring in andere Gastenhuizen leert dat in totaal 10 parkeerplaatsen op eigen terrein of in de openbare ruimte meer dan voldoende is om aan de behoefte te voldoen. Deze 10 parkeerplaatsen worden gerealiseerd ter plaatse van de bestaande parkeervoorziening en zullen in eigendom van de gemeente Hoogeveen blijven. Daarnaast wordt er voor medewerkers en bezoekers van het Gastenhuis een fietsenstalling gerealiseerd, waarin ruimte is voor circa 10-15 fietsen. Hiermee wordt voorzien in de additionele parkeerbehoefte van personeel en omwonenden uit de directe omgeving, zodat de realisatie van 10 parkeerplaatsen volstaat. Het aspect parkeren is daarmee ruimtelijk goed ingepast.

Daarnaast betekend de zeer beperkte verkeersgenererende werking van het Gastenhuis dat de aanwezige infrastructuur meer dan voldoende is. De capaciteit en omvang van de omliggende wegen is ingericht voor het gebruik van de kerk en daarmee ruim voldoende voor de verkeersbewegingen die dit plan met zich mee brengt. Er hoeven zodoende geen wijzigingen in de bestaande infrastructuur te worden gedaan.

5.11 Overig

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiele effecten.

Voorgenomen ontwikkeling gaat uit van vervangende nieuwbouw. Het gebruik van het plangebied wordt niet gewijzigd en blijft binnen de bestemming maatschappelijk. Tevens gaat de nieuwbouw niet gepaard met een uitbreiding van het bebouwde oppervlak. Er is dus geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit mer. Toetsing aan het Besluit mer kan verder achterwege blijven.

Voor dit bestemmingsplan is geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Bij dit bestemmingsplan wordt aangesloten op de plansystematiek van het moederplan ‘Wolfsbos, 2006’. Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd. Het plan is opgesteld conform de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).

6.2 Regels

In de “Bestemmingsregels” zijn de bestemmingen en de gebruik- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. In de “Algemene regels” staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende gebruiksregels en de algemeen geldende afwijkingsregels.

In de “Overgangs- en slotregels” staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

Onder de bestemming “Maatschappelijk” vallen in dit geval sociaal-medische voorzieningen. Maar ook ander functies zoals scholen, kinderopvang, gezondheidszorg, religieuze, levensbeschouwelijke, educatieve, culturele voorzieningen kunnen er gevestigd worden.

Verder is er binnen dit plan de bestemming “Verkeer”. De bestemming verkeer is hoofdzakelijk opgenomen ten behoeve van het parkeren, maar ook functies als wegen en (fiets)paden kunnen hieronder vallen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak en overleg

In de toelichting van een bestemmingsplan moet ook zijn neergelegd een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Provincie Drenthe

Er is vooroverleg met de provincie Drenthe gevoerd om te toetsen of voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met de voorwaarden en ambities zoals beschreven in de Omgevingsvisie Drenthe 2018. De provincie Drenthe heeft aangegeven in haar vooroverleg reactie akkoord te zijn met voorliggend bestemmingsplan.

Waterschap Drents Overijsselse Delta

Ten behoeve van de toetsing aan de uitgangspunten van het Waterschap Drents Overijsselse Delta is de online Watertoets doorlopen. Hieruit komt naar voren dat de korte procedure doorlopen dient te worden. Onderdeel hiervan is een vooroverleg met het waterschap betreffende voorgenomen ontwikkeling. Naar aanleiding van de vooroverleg reactie is de waterparagraaf tekstueel verder uitgewerkt.

Burgerparticipatie

In het kader van burgerparticipatie heeft de initiatiefnemer voorafgaand aan de tervisielegging direct omwonenden per brief geïnformeerd over de planontwikkeling. Daarnaast zullen voorgenomen plannen via de gemeentelijke website en het lokale huis-aan-huis-blad 't Torentje worden gepubliceerd.

Zienswijzen

Het voorliggend bestemmingsplan zal als ontwerp gedurende een periode van 6 weken ter visie worden gelegd. Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid een zienswijze op het plan in te dienen.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan.

De economische uitvoerbaarheid komt volledig voor de rekening van de initiatiefnemer. De gemeente Hoogeveen en de initiatiefnemer hebben een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin de gemeentelijke kosten zijn opgenomen. Daarnaast wordt als onderdeel van de anterieure overeenkomst ook een planschade overeenkomst gesloten, waardoor de gemeente planschadeclaims bij de initiatiefnemer kan verhalen.