direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitenvaart II, deelplan aansluiting Riegshoogtendijk, 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2018BP8027005-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het huidige bestemmingsplan Bedrijventerrein Buitenvaart II loopt de bedoelde rondweg rond het bedrijventerrein Riegmeer, waarna het aansluit op de Riegshoogtendijk.
Deze weg is enerzijds noodzakelijk ter ontsluiting van het bedrijventerrein Riegmeer en anderzijds om de toenemende verkeersdruk op te vangen en het doorgaande verkeer om het dorp Hollandscheveld te leiden.
Door verschillende ontwikkelingen is intussen gezocht naar een alternatief tracé voor de rondweg.
In het alternatieve tracé kruist nu het verlengde van de Mr. Cramerweg ten noorden van Riegmeer de Langedijk en steekt vervolgens het planologisch gebied voor het bedrijventerrein in. In het meest noordelijk gedeelte van het planologisch gebied van het bedrijventerrein buigt de weg af richting het oosten, waarna het aansluit op de Riegshoogtendijk. Die aansluiting op de Riegshoogtendijk wordt met onderliggende herziening mogelijk gemaakt (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8027005-VG01_0001.jpg"

1.2 Opgave bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan dient goed aan te sluiten bij de ruimtelijk-functionele gewenste invulling voor dit plangebied.

1.3 Opbouw toelichting

Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:

  • hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en benoemt de huidige planologische regels;
  • hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant provinciaal - en gemeentelijk beleid;
  • hoofdstuk 4 geeft de gewenste ontwikkeling en de plan uitgangspunten weer;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieuaspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, wateraspecten;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
  • hoofdstuk 7 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 8 gaat in op de maatschappelijke - en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied ten zuid-westen van Hollandscheveld is het gebiedje dat in het noorden wordt begrensd door de Langedijk en in het oosten door de Riegshoogtendijk. In het westen wordt het gebied begrensd door het planologisch geregelde bedrijventerrein Riegmeer en in het zuiden wordt het begrensd door een kavel aan de Riegshoogtendijk.


afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8027005-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 1: luchtfoto

2.2 Vigerend recht

Op het plangebied is het bestemmingsplan Bedrijventerrein Buitenvaart II van toepassing. Het plan is op 23 februari 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. Binnen het plangebied komen meerdere bestemmingen en aanduidingen voor.

De locaties binnen het plangebied hebben de volgende bestemmingen. De bestemmingen "Water", "Groenvoorzieningen" en "Groenvoorzieningen en leemopslag". Over de bestemming "Groenvoorzieningen en leemopslag" ligt een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van "Wonen".

De bestemming "Water" is bestemd voor onder andere ontwikkeling van natuur- en landschappelijke waarden, waterlopen, waterpartijen, waterbeheersing en waterberging.

De bestemming "Groenvoorzieningen" is bestemd voor onder andere groenvoorziening, water, schouwpaden en voet- en fietspaden, versterking van landschappelijke waarden en bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De bestemming "Groenvoorzieningen en leemopslag" is bestemd voor onder andere leemopslag, groenvoorzieningen met een recreatieve voorziening en voet- en fietspaden. Onder voorwaarden kan de bestemming gewijzigd worden ten behoeve van "Wonen".

In bestemmingsplan Bedrijventerrein Buitenvaart II ligt over onderliggend plangebied de aanduiding Contour 50 dB(A) geluidzone (industrielawaai).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8027005-VG01_0003.jpg"

Afbeelding 2: gedeelte geldend bestemmingsplan

2.3 Ruimtelijke- en functionele structuur plangebied

Onderliggend gebied valt binnen de plangrenzen van het huidige bestemmingsplan Bedijventerrein Buitenvaart II. De volgende beschrijving van de ruimtelijke- en functionele structuur van het gebied komt dan ook deels uit de toelichting van genoemd plan.

Ontwikkeling van Riegmeer

Het toekomstig bedrijventerrein Riegmeer ligt in het open landschap. Het veenkoloniale karakter is terug te vinden in deze openheid en het rechtlijnige patroon van kavels; noordelijk van de Langedijk, noord-zuid en zuidelijk van de Langedijk, oost-west gericht. Hierbij zijn de wijken op regelmatige afstand van elkaar gelegen en geven daarmee mede vorm aan het landschap. De lintbebouwing langs de Riegshoogtendijk en het Hollandscheveldse Opgaande geven blijk van de veenkoloniale historie. In de omgeving van het plangebied zijn enkele bospartijen aanwezig. De aanwezige bomengroepen passen in het landschap, doordat zij het slagenpatroon volgen en daarmee het beeld van de verkaveling versterken.

Randen van het te ontwikkelen Riegmeer

De autonomie, de eigen identiteit, van Riegmeer wordt voor een groot deel gemaakt door de functionele indeling, maar in de verschijning zal straks de buitenrand de grootste rol spelen. Een continue bomenrand van ca. 70 meter breed legt het interne patroon van kavels en straten vast in het landschap. De bomenrand geeft het blok zijn gezicht, zijn maat en zijn beleving. Men rijdt straks door een wijdmazig grid van bomen tussen enerzijds de bedrijfsgebouwen en anderzijds een continue bomenrand. Vanaf de Mr. Cramerweg is de watergang rond het bedrijventerrein niet in het zicht, omdat het achter het talud ligt, maar aan de zijde van de Langedijk en de Riegshoogtendijk is het water juist aan de buitenkant van de rand gesitueerd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Provinciaal beleid

Ten aanzien van het inrichten van onderliggend plangebied met de benodigde verkeersinvulling is er geen provinciaal beleid van belang.

3.2 Gemeentelijk beleid

Ten aanzien van het inrichten van onderliggend plangebied met de benodigde verkeersinvulling is er geen gemeentelijk beleid van belang.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

4.1 Ruimtelijke- en functionele structuur

Binnen het bestemmingsgebied wordt de oude structuur, zoals verwoord in paragraaf 2.3., zo veel mogelijk behouden. Het nieuwe wegprofiel wordt in het plangebied doorgezet. Dit houdt in dat de weg aan de noordkant wordt begeleid met drie rijen bomen op een talud en aan de zuidkant door één rij bomen. De waterpartij tussen het talud en de Langedijk zal ook doorgetrokken worden tot aan de Riegshoogtendijk. De oostkant van Riegmeer zal ook volgens de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein uitgevoerd worden, dit geld zowel voor de bomenrijen als de waterpartijen.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

5.1.1 Wettelijk kader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden onderzocht of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.


5.1.2 Onderzoek

Het betreft de aanleg van de rondweg Hollandscheveld en met name de aansluiting van de rondweg op de Riegshoogtendijk. Voor de totale aanleg van de rondweg en dus ook het plangebied heeft het adviesbureau MUG Ingenieursbureau een bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Verkennend (water)bodemonderzoek en civieltechnisch onderzoek Rondweg II Riegmeer te Hollandscheveld' (projectnr. 51149017) van 21 juli 2017 (Bijlage 1 Bodemonderzoek).

Bodem
Uit het onderzoek is gebleken dat de bovengrond van het onderzochte terrein bestaat uit humeus zand. Op basis van een indicatieve toets voldoet de grond aan de bodemkwaliteitsklasse 'altijd toepasbaar' uit het Besluit bodemkwaliteit. De lichte verontreinigingen met koper en minerale olie nabij de Albartsweg vallen binnen de verwachte kwaliteit op basis van de Bodemkwaliteitskaart.

De ondergrond van het terrein bestaat uit zand met plaatselijk leem- en veenlagen. Er zijn in de ondergrond (zand en leem) geen verontreinigingen gemeten. Op basis van een indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit valt deze ondergrond in de kwaliteitsklasse 'altijd toepasbaar'.

In het gedeelte van de ondergrond waarin veenlagen zijn aangetroffen, is een lichte verontreiniging met minerale olie aangetroffen. Op basis van een indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit is gebleken dat het veen 'niet toepasbaar' is. Er is geen aanwijsbare (antropogene) bron voor dit verhoogde gehalte aan minerale olie. Vermoedelijk wordt het verhoogde gehalte veroorzaakt door het hoge organisch stofgehalte.

Hergebruik van de boven- en ondergrond van zand en leem kan binnen de gemeente Hoogeveen plaatsvinden met gebruik van de bodemkwaliteitskaart. Indien grote hoeveelheden veen afgevoerd moeten worden, wordt aanbevolen een herbemonstering of een partijkeuring uit te laten voeren met een 'veen cleanup'.

In het grondwater is plaatselijk koper in een matig verhoogde concentratie aangetroffen. Koper wordt vaker verhoogd aangetroffen in het gebied. Bij het ontbreken van een antropogene bron wordt koper verondersteld van nature verhoogd te zijn. Nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Verder is een lichte verontreiniging aangetroffen met zware metalen.

Ter plaatse van een dam (nummer 5) is een kleine spot met sterk verontreinigde grond aangetroffen. Aanbevolen wordt voorafgaand aan de werkzaamheden een plan van aanpak op te stellen voor de voorgenomen werkzaamheden ter plaatse van deze dam en de ontgraving van de sterk verontreinigde grond uit te laten voeren onder milieukundige begeleiding. Deze grond dient vervolgens afgevoerd te worden naar een erkende verwerker. Bij de overige dammen zijn ten hoogste lichte tot plaatselijk matige (dam 2) verontreinigingen aangetroffen. Op basis van een indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit voldoet de grond aan de bodemkwaliteitsklasse 'industrie'. Aanbevolen wordt deze grond op of nabij de locatie te hergebruiken.

Watergangen
Zowel het slib uit de kavelsloten als de bermsloten mag verspreid worden op het aangrenzend perceel. De waterbodem en het slib uit de kavelsloten is altijd toepasbaar. Het slib uit de bermsloten valt in de kwaliteitsklasse 'industrie'. Op basis van de bodemkwaliteitskaart kan het slib binnen het gebied 'industrie' worden toegepast of het slib kan worden afgevoerd naar een erkende verwerker.

Aanbevolen wordt om voorafgaand aan het (eventueel) dempen van een watergang het aanwezige slib te verwijderen (afvoeren, verspreiden op het aangrenzend perceel of herbestemmen).

Riegshoogtendijk
In de berm komen matige verontreinigingen met PAK en lichte verontreinigingen met lood en minerale olie voor. Aanbevolen wordt de vrijkomende grond, die niet kan worden herschikt in de berm af te voeren naar een erkende verwerker. In het zand onder de fundatielaag onder het asfalt zijn geen verontreinigingen vastgesteld. Uit indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit is gebleken dat de grond voldoet aan de kwaliteitsklasse 'altijd toepasbaar'.

Algemeen wordt aanbevolen de werkzaamheden uit te voeren conform de CROW:132(400). Indien bij graafwerkzaamheden afwijkingen worden geconstateerd of het vermoeden van een bodemverontreiniging bestaat, dient contact te worden opgenomen met de gemeente Hoogeveen. Indien sprake is van vrijkomende grond en deze kan niet op de locatie worden verwerkt, dan kan mogelijk gebruik worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Hoogeveen. Als dat niet mogelijk is, dan dient in dat geval de hergebruiksmogelijkheid, ten behoeve van toepassing elders, vastgesteld te worden.

Vanaf 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit van kracht waarbij alle toepassingen van grond en baggerspecie voorafgaand aan de toepassing moeten worden gemeld (hierop zijn enkele uitzonderingen van toepassing) via het landelijk meldpunt www.meldpuntbodemkwaliteit.nl.


5.1.3 Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

5.2.1 Wettelijk kader

In de bodem kunnen ook aardkundige waarden aanwezig zijn. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige monumenten. Toetsing vindt plaats aan de archeologische monumenten kaart en de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten.

De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig waarmee rekening gehouden dient te worden.

Op basis van de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten, vastgesteld op 24 november 2016, ligt het plangebied grotendeels in een gebied met archeologische waarde 4, een middelhoge archeologische verwachting, waarvoor een inventariserend veldonderzoek moet worden uitgevoerd.

Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet blijft voor bodemverstoringen de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschap, dan wel bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

5.2.2 Onderzoek

Adviesbureau De Steekproef heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend archeologisch veldonderzoek (IVO-O) uitgevoerd voor een groot gebied ten zuiden van de Langedijk, waar het plangebied onderdeel van uitmaakt. Het plangebied ligt in het noordoostelijk deel van het gehele onderzochte terrein. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Hollandscheveld, Langedijk' (kenmerk 2014-10/01Z) 16 oktober 2014 (Bijlage 2 Archeologisch onderzoek.en Bijlage 3 Archeologisch onderzoek 2012)

Hollandscheveld ligt in veenkoloniaalgebied. Tijdens het neolithicum ontwikkelde zich in dit gebied een uitgestrekt veenmoeras, waar het plangebied midden in ligt. Binnen een kilometer rondom het terrein zijn geen archeologische waarden geregistreerd. Het gebied werd verveend in de periode 18e/19e eeuw. Voorafgaand aan de veenbedekking waren de droogste delen van het gebied de ringwal van de pingoruïne en enkele dekzandkoppen, waarvan er vier zijn gevonden. Juist deze hoge stukken zijn echter bij egalisatie overwegend verloren gegaan. Hierdoor zijn archeologische sporen naar verwachting sterk aangetast. Er is voor een drietal delen van het gehele onderzochte terrein vervolgonderzoek geadviseerd. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van deze drie terreindelen.

5.2.3 Conclusie

Uit het verkennend onderzoek blijkt de bodem in het plangebied grotendeels verstoord te zijn. De kans op het aantreffen van onaangetaste archeologische sporen is daardoor klein. Het plangebied kan worden vrijgegeven.

5.3 Water

5.3.1 Wettelijk kader

Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Waterschappen hebben een speciale verantwoordelijkheid voor het water. Ze hebben wettelijk vastgelegde taken, die aangeven wat de maatschappij van hun mag verwachten. Namelijk het zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, voor een goed functionerend regionaal watersysteem en voor het zuiveren van afvalwater. In het waterbeheerplan 2016-2021 staat beschreven hoe het waterschap Drents Overijsselse Delta hier uitvoering aan gaat geven en welke maatregelen hiervoor nodig zijn.

Het beleidsplan van het waterschap Drents Overijsselse Delta is opgesteld in gezamenlijkheid met de waterschappen Rijn en IJssel en Vechtstomen, dit door de ligging in het deelstroomgebied Rijn-Oost welke behoort tot het internationale stroomgebied van de Rijn. Voor dit stroomgebied zijn de doelen van het waterbeheer en de aanpak ervan in grote lijnen gelijk. Per waterschap zijn aanvullingen of uitvoeringsmaatregelen voor het eigen beheergebied toegevoegd.


Het waterschap Drents Overijsselse Delta richt zich op de volgende aspecten:
- Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: veilig water
- Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: voldoende water
- Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: schoon water - Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: afvalwater.

Het waterschap adviseert bij ruimtelijke plannen om te komen tot een duurzame ruimtelijke inrichting. Dit is één van de manieren om de vorengenoemde aspecten mee te laten wegen in de diverse besluitvormingsprocessen. Tevens wordt de betrokkenheid en de waterschapsbelangen gewaarborgd met het doorlopen van de digitale watertoets.

Afvalwaterketen
Het waterschap Drents Overijsselse Delta zorgt voor het opvangen en zuiveren van het afvalwater van bijna alle inwoners en bedrijven. Zo draagt zij bij aan de volksgezondheid en een goede waterkwaliteit. De afvalwaterbehandeling is een gedeelde zorg met de gemeente, omdat de gemeente verantwoordelijk is voor de riolering. Hoofddoel van het waterschap is een effectieve en efficiënte behandeling van afvalwater en een effectieve en efficiënte (afval)waterketen. Er is een functionele samenhang tussen het rioolstelsel, de rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI's) en het oppervlaktewater. De waterschappen en gemeenten in Rijn-Oost hechten daarom veel belang aan goede samenwerking binnen deze samenhang. Samenwerking leidt tot optimalisatie van de afvalwaterketen, betere dienstverlening, betere waterkwaliteit en tot kostenbesparing. Dit alles kan leiden tot een duurzamer afvalwaterketen.

Specifiek is in het waterschapsbeleid ten aanzien van de opvang en transport van afvalwater het volgende opgenomen:
- Waterkwaliteitsspoor
Het waterkwaliteitsspoor wordt gebruikt om de kwaliteit van het water in het stedelijk gebied te verbeteren door inzicht te krijgen in de vervuilingsbronnen (bijv. overstorten)
- Afkoppelen verhard oppervlak.
Optimaliseren van bestaand bergingscapaciteit in het stedelijk gebied door het regenwater van de riolering af te koppelen en het bestaande rioleringsstelsel te optimaliseren.
- Verminderen rioolvreemd water
Het terugdringen van rioolvreemd water (bijv. drainage en/of bronneringswater) draagt bij aan minder lozingen uit overstorten, een betere kwaliteit van het gezuiverde afvalwater en een lager energieverbruik.


5.3.2 Watertoetsproces

Algemeen
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta, dat verantwoordelijk is voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer. De gemeente heeft het waterschap Drents Overijsselse Delta door middel van het uitvoeren van de digitale watertoets en een overleg geïnformeerd over het plan.

Waterhuishouding
De rondweg Hollandscheveld ligt ten zuiden van de Langedijk in het bestemmingsplan Buitenvaart II zuidelijk blok (bedrijventerrein Riegmeer). De aansluiting van de rondweg op de Riegshoogtendijk in Hollandscheveld wordt geregeld in het voorliggend bestemmingsplan. Voor de volledigheid wordt de gehele waterhuishouding in verband met de aanleg van de rondweg in ogenschouw genomen.

De watergang tussen de rondweg en de Langedijk wordt op termijn, na de ontwikkeling van het bedrijventerrein Riegmeer, structureel onderdeel van de waterberging van het bedrijventerrein. Op ca. 120 meter vanaf de Riegshoogtendijk buigt de watergang af naar het zuiden. Ter plaatse van de kruising met de rondweg wordt een duiker aangebracht (Ø1000-9.25+). De waterbergingsopgave is bepaald voor de gehele invulling van het bedrijventerrein Riegmeer in het bestemmingsplan Buitenvaart II. Hiermee wordt rekening gehouden in dit plan.

Het profiel van de rondweg op het toekomstig bedrijventerrein Riegmeer bestaat uit een asfaltweg met een breedte van 7 meter met een kruinhoogte van 11.34+N.A.P. Aan beide kanten van de weg worden bermen aangelegd van 3 meter breedte en bermsloten met een slootbodem op 10.35+N.A.P. Tussen de rondweg en de Langedijk komt een groenzone en een waterpartij. De toekomstige waterberging krijgt een waterpeil van 10.30+N.A.P. en een bodemhoogte van 9.10+N.A.P. De bergingsvijver Riegmeer zal te zijner tijd gedoseerd gaan lozen op het peilvak 10.25-10.50+N.A.P. ten zuiden van de Langedijk. In de zomerperiode is hiervoor bemaling noodzakelijk. Voorlopig wordt de nieuwe watergang door middel van de bermsloot langs de zuidzijde van de Langedijk aangesloten op de watergang langs de Albartsweg.

Onderhoud
Het onderhoud van de watergang gebeurt vanaf de wal en het water. In het ambtelijk overleg tussen de gemeente en het waterschap Drents Overijsselse Delta is afgesproken dat voor het onderhoud vanaf het water met de maaiboot inlaatplaatsen worden aangebracht. Het waterschap gaat het toekomstig onderhoud van de watergangen uitvoeren.
De plasdras zone is 8 meter breed met een waterdiepte van 0,50 meter. Het onderhoud zal plaatsvinden door het waterschap op basis van een onderhoudsprotocol dat uitgaat van 'onderhoud op maat'.


5.3.3 Conclusie

De gemeente heeft het waterschap in een overleg en door middel van de digitale watertoets geïnformeerd over het plan. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Het waterschap geeft een positief wateradvies. Het aspect water leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.4 Natuur en Ecologie

5.4.1 Wettelijk kader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegd gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.

Provinciale Staten hebben op 14 december 2016 regels gesteld en vrijstelling gegeven over de soortenbescherming, faunabeheer en houtopstanden in de Provinciale omgevingsverordening Drenthe. In deze verordening zijn de vrijstelling voor beweiden en bemesten en de soortenvrijstellingen van het rijk overgenomen. Verder zijn er regels gesteld om faunabeheer mogelijk te maken. Ten slotte zijn de spelregels voor houtopstanden (voorheen Boswet) vastgelegd. Zo is bepaald aan welke eisen een compensatieverzoek moet voldoen en is de mogelijkheid voor het aanleggen van tijdelijk bos geregeld. Daarnaast hebben Gedeputeerde Staten op 20 december 2016 de beleidsregels Wet natuurbescherming Drenthe vastgesteld. Deze beleidsregels gaan over het toedelen van ontwikkelingsruimte in relatie tot de PAS (Natura 2000), soortenbescherming en houtopstanden.

5.4.2 Onderzoek

Het is noodzakelijk om op basis van de Wet natuurbescherming vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen en andere plannen en activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. Het adviesbureau Ecogroen heeft in het verleden al verschillende onderzoeken uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan Buitenvaart II. Voor de aanleg van de rondweg Hollandscheveld heeft Ecogroen een ecologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Aanleg ontsluitingsweg Riegmeer, Hollandscheveld' (kenmerk: 17-202) van 13 november 2017(Bijlage 4 Ecologisch onderzoek).

Gebiedsbescherming
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Ten noorden van het plangebied liggen de Natura 2000-gebieden, Dwingelderveld en Mantingerzand. Voor de aanleg van de rondweg en het gebruik van de rondweg is met behulp van het rekenprogramma AERIUS bepaald of er wel of geen significant negatieve effecten kunnen optreden op deze gebieden. Uit de berekening (Bijlage 5 Aerius onderzoek) blijkt dat de stikstofdepositie lager is dan de drempelwaarde van 0,05 mol N/ha/jaar. De ruimtelijke ontwikkeling heeft dan ook geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-gebieden.

Het plangebied ligt ook niet binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en in het kader van een goede ruimtelijke ordening is er geen sprake van aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.

Soortenbescherming
Uit het ecologisch onderzoek, dat een groter gebied betreft dan alleen het plangebied, is gebleken dat een baltsterritorium van de Gewone dwergvleermuis is aangetroffen in de woning aan de Langedijk 28. Belangrijke foerageergebieden van vleermuizen zijn niet aanwezig.
Verder is een jaarrond beschermde verblijfplaats van de Kerkuil aangetroffen in de schuur aan de Langedijk 28. Vaste verblijfplaatsen van overige vogels (zoals Huismus) zijn niet aangetroffen.
De sloten in het plangebied en daarbuiten vormen leefgebied van de beschermde Grote Modderkruiper.

Voor het overige zijn geen beschermde amfibieënsoorten aangetroffen en deze worden ook niet verwacht in het plangebied. In het plangebied zijn wel algemene amfibieën zoals Gewone pad, Kleine watersalamander, Bastaardkikker en Bruine kikker foeragerend en overwinterend te verwachten.

In het plangebied zijn geen wettelijk beschermde flora, amfibieën, reptielen en ongewervelden aangetroffen of te verwachten.

In het kader van de gehele aanleg van de rondweg is een ontheffing voor de soorten Gewone Dwergvleermuis, Kerkuil en Grote Modderkruiper aangevraagd en verleend door de provincie Drenthe bij besluit met kenmerk 201800094-00746991 van 19 maart 2018.

5.4.3 Conclusie

Het plan heeft geen effecten op de beschermde natuurgebieden. Voor de beschermde soorten waarvan de vaste verblijfplaatsen verloren gaan of leefgebied wordt verstoord, heeft de provincie Drenthe een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming verleend. Er kan geconcludeerd worden dat er ten aanzien van natuur geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.5 Geluid

5.5.1 Wettelijk kader

In het kader van de Wet geluidhinder is bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan mogelijk een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai.

Bij de aanleg van een nieuwe weg dient de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zone van deze weg te worden getoetst aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai op geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen, bedraagt Lden=48 dB

Er is sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- het gaat om wijzigingen op of aan een aanwezige weg;
- als gevolg van de wijzigingen neemt de geluidsbelasting vanwege de weg met 2 dB of meer toe waarbij een opvulling tot 48 dB altijd is toegestaan.

Bij een wijziging aan een weg hoeft er dus niet per definitie sprake te zijn van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Dit zal moeten worden aangetoond door middel van een akoestisch onderzoek. In dit onderzoek wordt de akoestische situatie in het jaar vóór reconstructie vergeleken met de toekomstige akoestische situatie. De toekomstige situatie betreft de situatie tien jaar ná de wijziging van de weg, waarbij rekening is gehouden met de toekomstige verkeersontwikkelingen.

Bij de beoordeling van het uitstralingseffect van de Riegshoogtendijk ten zuiden van de nieuwe rondweg is, hoewel de Wet geluidhinder hier niet van toepassing is, wel aangesloten bij de systematiek van de reconstructie van een weg. Dit met dien verstande dat hiervoor geen hogere waarden vastgesteld hoeven te worden.

5.5.2 Onderzoek

Voor de beschreven ontwikkeling is in het kader van de ruimtelijke procedure een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het plan maakt de aansluiting van de rondweg op de Riegshoogtendijk mogelijk. Deze weg is enerzijds noodzakelijk ter ontsluiting van het bedrijventerrein Riegmeer en anderzijds om de toenemende verkeersdruk op te vangen en het doorgaande verkeer om het dorp Hollandscheveld te leiden.

Ingenieursbureau Spreen heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resulaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'Akoestisch onderzoek Rondweg Hollandscheveld '(kenmerk: 20181252) van 23 februari 2018 (Bijlage 6 Akoestisch onderzoek) .

Wegverkeerslawaai
Bij de berekening van de geluidsbelasting is uitgegaan van de verkeerssituatie over 10 jaar (2028). Bij de toetsing of er sprake is van een reconstructie effect is tevens de geluidsbelasting in het jaar voor reconstructie berekend (2017). Bij de berekening is uitgegaan van de variant met 100% invulling van het bedrijventerrein Riegmeer. Aangezien deze prognose voor het jaar 2030 is opgesteld zijn de verkeersintensiteiten niet geïnterpoleerd naar 2028 en is uitgegaan van een 'worst case'.

Aanleg rondweg
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de hoogste geluidsbelasting als gevolg van de aanleg van de rondweg Hollandseveld 46 dB Lden (incl. aftrek art. 110gWgh) bedraagt op geluidgevoelig objecten. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Reconstructie
Verder is uit het akoestisch onderzoek gebleken dat als gevolg van de fysieke reconstructie van de aansluiting van de Riegshoogtendijk op de nieuwe rondweg de geluidsbelasting bij de woningen met minder dan 1,5 dB toeneemt en is er geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.

Uitstraling Riegshoogtendijk
Ten gevolge van de uitstraling van de rondweg op de Riegshoogtendijk neemt de geluidbelasting met 1,5 dB toe bij 17 woningen. Daarom zijn maatregelen overwogen om de geluidsbelasting te beperken. De geluidsbelasting kan met 2 tot 4 dB worden gereduceerd door het wegdek op de Riegshoogtendijk te vervangen door 'stil' asfalt. Het wegdek is echter onlangs in 2015 vervangen. Het aanbrengen van stil asfalt is daarom vooralsnog niet doelmatig. Het aanleggen van schermen of wallen is geen optie aangezien de woningen worden ontsloten op de Riegshoogtendijk.

Voor sanering geldt een minimum geluidwering van 18 dB. Dit betekent dat de woningen met een geluidbelasting van afgerond 56 dB (excl. aftrek art. 110gWgh) of hoger onderzocht dienen te worden en indien noodzakelijk maatregelen getroffen moeten worden om een binnenniveau te waarborgen van 38 dB. Dit geldt voor 1 woning aan de Jan Wintersdijkje en 14 woningen aan de Riegshoogtendijk.


5.5.3 Conclusie

Het aspect geluid leidt, met in achtneming van nader onderzoek en het eventueel treffen van geluidwerende maatregelen om het binnenniveau te waarborgen, niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.6 Luchtkwaliteit

5.6.1 Wettelijk toetsingskader

Ten aanzien van de luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. In deze wet en de daarop gebaseerde regelingen - Besluit NIBM (luchtkwaliteitseisen) en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) - is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2)en fijn stof (PM10). Het plan valt niet binnen projecten zoals genoemd in het besluit en de regeling NIBM. Daarom is een nader luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd door de RUD Drenthe (Bijlage 7 Luchtkwaliteitsonderzoek).

5.6.2 Beoordeling

Op basis van de verkeersgegevens die ook zijn gehanteerd bij het akoestisch onderzoek is met behulp van het rekenprogramma Geomilieu V4.30, overeenkomstig de Regeling beoordeling luchtkwaliteit, bepaald wat de gevolgen voor de luchtkwaliteit zijn. Langs de aan te leggen rondweg en langs het buiten de bebouwde kom gelegen deel van de Riegshoogtendijk, is bepaald wat de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide(NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) in 2018 en 2030 zullen zijn tot op een afstand van 50 meter aan weerszijden van de weg. In onderstaande tabellen zijn de resultaten voor stikstofdioxide, fijn stof en zeer fijn stof weergegeven.

Tabel 5.1 Berekende jaargemiddelde concentraties 2018

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8027005-VG01_0004.jpg"

Tabel 5.2 Berekende jaargemiddelde concentraties 2030

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8027005-VG01_0005.jpg"

Uit de tabellen blijkt dat de concentraties stikstofdioxide, fijn stof en zeer fijn stof in 2018 en 2030 ruimschoots onder de grenswaarden liggen. De concentraties voldoen ook aan de WHO-advieswaarden voor (zeer) fijn stof.

5.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.7 Externe veiligheid

5.7.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid gaat om het zoveel mogelijk beperken van de kans op het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:
- het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
- het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen en spoorwegen).

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

- Plaatsgebonden risico (PR)
Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een
ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

- Groepsrisico (GR)
Dit is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR
moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

5.7.2 Onderzoek

De RUD Drenthe heeft een onderzoek uitgevoerd naar het aspect externe veiligheid. In onderstaande afbeelding zijn de risicobronnen opgenomen. Het betreft een aantal buisleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP8027005-VG01_0006.jpg" 

Afbeelding 3: Ligging buisleidingen en plangebied

Direct ten oosten van het plangebied ligt een hoge druk aardgasleiding. Wanneer de rondweg binnen de belemmeringenstrook van 4 meter van de leiding (N-525-40) wordt aangelegd, dient hiervoor een klic melding te worden gedaan en dient contact te worden opgenomen met de leidingbeheerder Gasunie.

Ter hoogte van het plangebied ligt een PR-contour van de buisleiding. Voor de aanleg van een weg is deze contour echter niet relevant. Deze PR-contour kan overigens wel duiden op een minder goede gronddekking boven op de buisleiding.

Het plangebied maakt tot slot ook geen ontwikkeling van (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk. Toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen en Besluit externe veiligheid transportroutes is niet noodzakelijk.

5.7.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.8 Verkeer en vervoer

In 2017 heeft de gemeenteraad besloten dat de rondweg Hollandscheveld zal worden aangelegd. De rondweg zal de overlast van het (doorgaand) verkeer in het dorp sterk doen verminderen.
De rondweg biedt daarnaast de ontsluitingsmogelijkheid voor een toekomstige invulling van het bedrijventerrein Buitenvaart II, zuidelijk blok (Riegmeer).
Daartoe moet de nieuwe rondweg worden aangesloten op de bestaande Riegshoogtendijk.

Zoals met de provincie Drenthe in het verleden is afgesproken, wordt de aansluiting uitgevoerd als voorrangskruispunt, waarbij verkeer vanuit het zuiden automatisch de rondweg op wordt geleid. Auto's richting Hollandscheveld moeten een afslaande beweging maken.
De nieuwe weg krijgt een maximumsnelheid van 60 km/uur, net als de Riegshoogtendijk.

Door de aanleg van de rondweg en afsluiting van de Langedijk met landbouwsluizen, welke overigens gelegen zijn buiten dit plangebied, ontstaat er tevens een veilige fietsroute richting Hoogeveen over de Langedijk.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de huidige wettelijke regelgeving en volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt.

In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd, die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels .

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.

De algemene aanduidingsregels geven de mogelijkheid voor algemene aanduidingen, die als een extra laag over meerdere bestemmingen liggen. In dit bestemmingsplan is 1 van deze algemene aanduidingen aanwezig, te weten:

Geluidzone - Industrie 50 dB(A): het betreft een zone die behoort bij het bedrijventerrein Buitenvaart II, zuidelijk blok, waar lawaaimakers zijn toegestaan. Binnen de zone moet men bij nieuwbouw rekening houden met grenswaarde van geluid vanwege de bedrijvigheid of een hogere waarde aanvragen.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd, die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

Groen
Binnen deze bestemming zijn de structureel aanwezige groenvoorzieningen opgenomen. Het zogenoemde snipper-groen valt binnen de bestemming Verkeer, waaraan het groen ondergeschikt is.

Verkeer
Onder deze bestemming vallen alle wegen, een gedeelte van de (vrijliggende) fietspaden en een gedeelte van de voetpaden binnen het plangebied.

Water
Het water gelegen binnen het plangebied is belangrijk, zowel vanuit het oogpunt van beeldkwaliteit als vanuit de waterhuishouding. De bijbehorende bouwwerken, zoals bruggen en duikers vallen onder deze bestemming. Gebouwen zijn niet toegestaan.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst.
Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten danwel gebruik plaatsvinden en de afwijking niet op enige wijze kan worden gelegaliseerd en niet past binnen het gemeentelijk beleid, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

7.2 Beleidskeuzen

Door de gemeente Hoogeveen is een kadernota integrale handhaving vastgesteld. Deze nota is de start van programmatisch handhaven in de gemeente Hoogeveen.

Programmatisch handhaven is een structurele en integrale aanpak van de handhaving, waarbij de uitvoering onder andere is gebaseerd op een handhavingsprogramma. Daarbij worden door het bestuur de prioriteiten bepaald en worden handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. In deze aanpak worden beleid en uitvoering opgevolgd door evaluatie en bijsturing. Programmatisch handhaven is daarmee een cyclisch, democratisch, integraal en transparant proces.

7.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Aan de controle van het onderhavige plan wordt binnen de gemeente inhoud gegeven door een aantal ambtenaren die zich continu met handhaving bezighoudt.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Met dit bestemmingsplan worden de ontwikkelingsmogelijkheden van het plangebied vastgelegd.

De rondweg is een lang gekoesterde wens van het Dorp Hollandscheveld.  Het oorspronkelijk tracé  vanuit het bestemmingsplan Bedrijventerrein Buitenvaart II is aangepast om zo een efficiënte ontsluiting van het bedrijventerrein Riegmeer te kunnen combineren met de rondweg. Voorafgaande aan dit besluit heeft het college van B&W de bewoners van  Hollandscheveld in de gelegenheid gesteld om aan te geven hoe men aankijkt  tegen de mogelijke aanleg van de rondweg en het voorgestelde nieuwe  tracé (in maart/april 2017). De bewoners van de Riegshoogtendijk (tussen de oude en de nieuwe aansluiting van de rondweg) zijn apart per brief geïnformeerd  en op verzoek is er een persoonlijk toelichting gegeven. Eén en ander in nauw overleg met plaatselijk belang Hollandscheveld. 
Op 23 januari 2018 is er een informatieavond gehouden om omwonenden en andere belanghebbenden en belangstellenden te informeren over de aanleg van de totale rondweg, inclusief de inrichting van onderliggend plangebied, zijnde de aansluiting op de Riegshoogtendijk

Ook is het plan in het kader van het vooroverleg op basis van artikel 3.1.1 Bro voorgelegd aan verschillende instanties. Een aantal instanties heeft een reactie gezonden (zie Bijlage 8) Deze hebben geen aanleiding gegeven tot wijzigingen in het plan. Wel is een toelichting toegevoegd ten aanzien van archeologie (zieBijlage 3 )

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 6 september 2018 tm 17 oktober 2018. Hierop zijn geen zienswijzen ingediend. Het plan is ongwijzigd vastgesteld.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

In het kader van artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient de financieel-economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond.

De gemeente heeft in de begroting van 2018 en 2019 in totaal 3,5 miljoen ter beschikking gesteld ten behoeve van de aanleg van de rondweg en de noodzakelijke bestemmingplanprocedure.