direct naar inhoud van Regels
Plan: Erflanden, deelplan walwoningen Damhert 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2018BP8020004-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Erflanden, deelplan walwoningen Damhert 2018 met identificatienummer NL.IMRO.0118.2018BP8020004-VG01 van de gemeente Hoogeveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanbouw

een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.7 aan-huis-verbonden beroep:

het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, hieronder mede begrepen Bed & Breakfast;

1.8 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;

1.11 beeldkwaliteitsplan:

Document voor beeldkwaliteit;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats (Let op: indien van toepassing));

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang van hout, metaal, of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect en duurzaam met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond);

1.21 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.22 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 dove gevel

een gevel zonder te openen delen met uitzondering van die delen van de gevel die niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;

1.25 dwarskap:

een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen;

1.26 e-commerce:

vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald;

1.27 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.28 erf:

de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;

1.30 geluidbelasting vanwege een weg:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.31 geluidwal

een kunstmatig opgeworpen wal, die dient om overlast van verkeerslawaai te verminderen.

1.32 hogere (geluidsgrens)waarde:

een waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;

1.34 kap:

een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;

1.35 langskap:

een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen;

1.36 lessenaarsdak:

een dak bestaande uit één hellend dakvlak;

1.37 peil:
  • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
  • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.38 perceelgrens:

de scheiding tussen percelen die niet aan eenzelfde eigenaar behoren danwel niet door eenzelfde gebruiker worden gebruikt;

1.39 platdak:

horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak;

1.40 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.41 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.42 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.43 voorkeursgrenswaarde:

de streefwaarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.44 voorgevel:

het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;

1.45 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één (of meerdere) huishouden(s);

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Hieronder wordt tevens verstaan de hoogste zijde van een lessenaarsdak.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de afstand tot de perceelgrens

de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. water;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug';

met daaraan ondergeschikt:

  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. taluds;
  • h. nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
  • j. verhardingen;

met de daarbij behorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hieronder begrepen;
  • l. andere werken.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de in lid 3.1 sub h genoemde gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, mits:

    • 1. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
    • 2. de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m².
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hier niet onder begrepen, gelden den volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van de in lid 3.1 sub i (afvalopslag) genoemde bouwwerken mag, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedragen;
  • b. de bruto-oppervlakte van de in lid 3.1 sub i (afvalopslag) genoemde bouwwerken mag, voor zover het bouwwerk bovengronds wordt geplaatst, niet meer dan 2 m² bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid sub 1 j° artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden als standplaats van kampeermiddelen;
  • b. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden als speelvoorziening in de nabijheid van geluidswerende voorzieningen.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. toegangspad, balkons en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', mag uitsluitend een wal gerealiseerd worden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'erker toegestaan', mag een erker worden gerealiseerd;
  • e. parkeren;
  • f. geluidwerende voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. taluds;

met de daarbij ten dienste van de bestemming behorende:

  • h. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelafscheidingen;
  • i. andere werken.

Deze gronden dienen niet te worden beschouwd als achtererfgebied in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. gronden met de functieaanduiding 'erker toegestaan'. Hier zijn erkers met een maximale diepte van 1.5 meter en een maximale breedte van 2/3 van de breedte van de voor- en/of zijgevel van het bijbehorende hoofdgebouw toegestaan, mits de hoogte van de erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
4.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder een geluidscherm wordt verstaan mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte:
    • 1. maximaal 1 meter mag bedragen; of
    • 2. maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw.
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding 'geluidwal' mogen buiten een geluidwal geen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegverkeer;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug';

met daaraan ondergeschikt:

  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • j. verhardingen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • l. andere werken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

De in lid 5.1 sub f genoemde gebouwen, mits:

    • 1. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
    • 2. de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m²;
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van de in lid 5.1 sub h genoemde bouwwerken mag, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedragen;
  • b. de bruto-oppervlakte van de in lid 5.1 sub h genoemde bouwwerken mag, voor zover het bouwwerk bovengronds wordt geplaatst, niet meer dan 2 m² bedragen;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan die zoals genoemd onder lid 5.1 sub h en sub l en anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 5 meter bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid; en
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. water;
  • c. sluizen;
  • d. oever;
  • e. bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug';

met de daarbij behorende:

  • f. gebouwen ten behoeve van de waterbeheersing;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. taluds en groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, en zinkers.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van de waterbeheersing, waarvoor de volgende bepalingen gelden:

  • a. de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 25 m 2 bedragen;
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

met de daarbijbehorende:

  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. andere werken;
  • f. tuinen en erven.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende bepalingen gelden:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen dienen qua bouwaanduiding zoals weergegeven op de verbeelding en welke overeenkomt met de bouwaanduiding zoals genoemd in onderstaande matrix, en de daarbij behorende woningtype, aantal bouwlagen, kapvorm en maatvoering te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld;

bouw- aandui-
ding  
woning- type*   Bouwlagen   Goothoogte (m)   Bouwhoogte (m)   Dakhelling (O)   Kapvorm **  
    min   max   min   max   min   max   min   max    
sba-1   vrij     1     3,5     3,5       P  
sba-2   vrij     1     3,5     8   0   30   D/LA/P  
sba-3   vrij     2     6,5     6,5       P  
sba-4   vrij     2     6,5     6,5       P  
sba-5   vrij     2     6,5     6,5       P  
sba-6   vrij     2     6,5     6,5       P  

Woningtype*       Kapvorm **    
vrij   vrijstaand     D   dwarskap  
      P   platdak  
      LA   langskap  

  • c. ter plaatse van de aanduidingen sba-1 en sba-2 dient de afstand van het hoofdgebouw tot een niet aangebouwde zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter te bedragen;
  • d. op het bouwperceel van de woningen met de bouwaanduiding vrijstaand dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor ten minste twee parkeerplaatsen.
  • e. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding sba-4 geldt dat geluidgevoelige ruimten op de 2e bouwlaag, ter plaatse van de noordoostelijke gevelzijde, tenminste voor 7,5 meter gerekend vanaf de noordoostelijke grens van het bouwvlak, dienen te worden uitgevoerd als een dove gevel;
  • f. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding sba-5 geldt dat geluidgevoelige ruimten op de 2e bouwlaag, ter plaatse van de noordoostelijke gevelzijde, tenminste voor 7,5 meter gerekend vanaf de noordoostelijke grens van het bouwvlak en de zuidoostelijke gevelzijde dienen te worden uitgevoerd als een dove gevel;
  • g. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding sba-6 geldt dat geluidgevoelige ruimten op de 2e bouwlaag, ter plaatse van de noordoostelijke gevelzijde inclusief inspringende delen en de zuidoostelijke gevelzijde dienen te worden uitgevoerd als een dove gevel;

7.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, de volgende bepalingen gelden:

  • a. in het bestemmingsvlak behorende bij het bouwvlak met de bouwaanduiding sba-1 en sba-2 geldt dat:
    • 1. de gezamelijke oppervlakte aan bijgebouwen per hoofdgebouw bedragen maximaal:
      • 100 m2 bij bouwpercelen met een oppervlakte tot 750 m2;
      • 125 m2 bij bouwpercelen met een oppervlakte van 750 m2 tot 1.000 m2;
      • 150 m2 bij bouwpercelen met een oppervlakte van 1.000 m2 tot 1.500 m2;
      • 175 m2 bij bouwpercelen met een oppervlakte van 1.500 m2 tot 2.000 m2;
      • 200 m2 bij bouwpercelen met een oppervlakte van 2.000 m2 en groter;
      • met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd;
    • 2. de bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    • 3. de afstand van de bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen;
    • 4. de hoogte van het bijgebouw in het bestemmingsvlak mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de onderste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw met een maximum van 3,5 meter en dient te worden voorzien van een plat dak.

  • b. in het bestemmingsvlak behorende bij het bouwvlak met de bouwaanduiding  sba-3, sba-4, sba-5 en sba-6 geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per hoofdgebouw maximaal 30 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen bedraagt ten minste 1 m tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de hoogte van het bijgebouw mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de onderste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw met een maximum van 3,5 meter en dient te worden voorzien van een plat dak.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte:

  • a. maximaal 1 meter mag bedragen; of
  • b. maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en van dakkappellen en aan de vorm en de situering van daken ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid; en
  • e. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het betreffende beeldkwaliteitsplan is hierbij richtinggevend.

7.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 7.2.1 sub a en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op die hoofdgebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een bij vaststelling van dit bestemmingsplan verkregen hogere waarde;
    • 2. lid 7.2.1 sub e,f en g toestaan dat de dove gevels niet of gedeeltelijk hoeven te worden gerealiseerd, mits aangetoond kan worden dat de binnengrenswaarde van de woning de wettelijke norm van 33dB of minder bedraagt;
  • b. De in lid 7.4 sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het betreffende beeldkwaliteitplan is hierbij richtinggevend.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en/ of bouwwerken met bouwaanduiding sba-2, sba-3, sba-4, sba-5 en sba-6 overeenkomstig de in lid 7.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de geluidwal, met een hoogte van 4 meter, tenzij aangetoond kan worden dat door middel van geluidsbeperkende maatregelen de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op het hoofdgebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of de hoger verleende grenswaarde;
  • b. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van geluidsgevoelige ruimten met de bouwaanduiding sba-2 overeenkomstig de in lid 7.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg van de geluidwal en geluidsbeperkende scherm van tenminste 2,60 meter hoog en 0,74 meter lang naast het bouwwerk met de aanduiding sba-6, tenzij aangetoond kan worden dat door middel van geluidsbeperkende maatregelen de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op het hoofdgebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of de hoger verleende grenswaarde;
  • c. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 7.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    • 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
    • 3. het gebruik of laten gebruiken van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.
  • d. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
    • 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
    • 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    • 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • 1. het bepaalde in lid 7.5 sub a onder 1 en toestaan dat een al dan niet bestaand vrijstaand bijgebouw bij woningen met de bouwtype vrijstaand gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
    • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • b. de zorgbehoefte is aangetoond;
    • c. er als gevolg van de te verlenen vergunning geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming;
  • b. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling een omgevingsvergunning is verleend voor het afwijken van de regels, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die vergunning is verleend;
  • c. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

  • a. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    • 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
    • 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
    • 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:
      • de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt;
      • de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
    • 6. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
      • de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt;
      • de bruto-oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;
    • 7. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag, worden geplaatst mits:
      • de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
      • de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2 voor zover het bouwwerk bovengronds word geplaatst;
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat de aanleg van nieuwe en wijziging van bestaande weg-, infrastructuur- en groenvoorzieningen binnen de bebouwde kom wordt gerealiseerd, mits deze activiteiten niet samenhangen met realisering van een nieuwe, nog niet via een (ontwerp)bestemmingsplan geaccordeerde planmatige stads- of dorpsuitbreiding.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.

12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Erflanden, deelplan walwoningen Damhert 2018.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................

De voorzitter, De griffier,

...................... ................................