direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Weide, deelplan uitbreiding winkelcentrum de Weide, 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2017BP9004002-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aanleiding voor dit bestemmingsplan vormt de afronding van het uitbreidingsgebied wijkwinkelcentrum De Weide met een discount supermarkt en verplaatsing van de bestaande dierenartsenpraktijk. Omdat de bouw van de winkel en de praktijk niet binnen de bestaande bouwblokken past, is een nieuw bestemmingsplan gemaakt.

1.2 Opgave bestemmingsplan

Het bestemmingsplan geeft het juridisch-planologisch kader voor de ontwikkeling van een supermarkt, dierenartsenpraktijk en de inrichting van de openbare ruimte. Het bestemmingsplan dient dan ook goed aan te sluiten bij de ruimtelijk-functioneel gewenste invulling voor dit plangebied.

1.3 Opbouw toelichting

Het bestemmingsplan 'De Weide, deelplan uitbreiding winkelcentrum De Weide 2017' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (NL.IMRO.0118.2017BP9004002-VG01) en een legenda;
  • regels.

Op de verbeelding is de bestemming van het terrein aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:

  • hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en benoemt het huidige planologische regime;
  • hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
  • hoofdstuk 4 geeft de gewenste ontwikkeling en de planuitgangspunten weer;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieuaspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, wateraspecten, etc.;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
  • hoofdstuk 7 gaat in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied betreft de betaande dierenartsenpraktijk (1) en een stuk braakliggend terrein (2) aansluitend aan de bestaande bebouwing van het wijkwinkelcentrum De Weide. Dit braakliggend terrein is reeds bestemd voor de uitbreiding van het wijkwinkelcentrum en specifiek voor het toevoegen van maatschappelijke functies.

Onderstaande figuur geeft een weergave van de huidige situatie in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP9004002-VG01_0001.png"

Figuur 1 luchtfoto plangebied

2.2 Vigerend recht

In het plangebied geldt het vigerend bestemmingsplan 'De Weide II, 2006' vastgesteld 7 juni 2007. Op basis van dit bestemmingsplan is een ontwikkelling van het gebied met maatschapp elijke functies mogelijk.

Voor de wijk De Weide is recent een nieuw conserverend bestemmingsplan vastgesteld, het voorliggend plangebied voor de beoogde ontwikkeling van winkelcentrum De Weide is hier uit gehaald. Onderstaande figuur 2 geeft een uitsnede van het plangebied en de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP9004002-VG01_0002.png"

Figuur 2: ligging plangebied in directe omgeving

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

Het gebied rond winkelscentrum De Weide kan gekenmerkt worden als een stedelijk gebied. Het wijkwinkelcentrum vormt een voorzieningencluster met winkels en maatschappelijke functies te midden van een woonwijk. Aan de westzijde bevindt zich het wijkpark.

2.4 Functionele structuur plangebied

In en rond het plangebied ligt het wijkwinkel- en voorzieningencentrum De Weide. In het gebied bevindt zich het wijkwinkelcentrum met diverse winkels, het wijkcentrum De Weideblik, apotheek, dierenartsenpraktijk en voormalige bibliotheek. Het betreft dus een gemengd gebied met met name detailhandels- en maatschappelijke functies.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees beleid

Verdrag van Malta

In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaa nleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen.

De uitgangspunten van het verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). Voor archeologische waarden geldt per 1 september 2007 op basis van de gewijzigde Monumentenwet 1988 de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten. De gronden vallende binnen het bestemmingsplan "De Weide, deelplan uitbreiding winkelcentrum de Weide" zijn getoetst aan de archeologische wet- en regelgeving. De doorwerking daarvan is opgenomen in hoofdstuk 5, paragraaf 5.3

Vogel- en Habitatrichtlijn

De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij herzieningen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna. Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk.

De gronden vallende binnen dit plan zijn aan deze wet getoetst. De doorwerking daarvan is opgenomen in hoofdstuk 5, paragraaf 5.5

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte 2006. Deze Structuurvisie is in juni 2011 als ontwerp vastgesteld door de ministerraad en op 22 november 2011 door de 2e Kamer aangenomen. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, leefbaar en veilig Nederland. Bovendien is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent dat er eerst gekeken moet worden of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, en vervolgens of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt. Indien dat niet mogelijk is kan een stedelijke ontwikkeling gemotiveerd plaatsvinden buiten bestaand stedelijk gebied.

Voorliggend initiatief betreft een uitbreiding van het bestaande wijkwinkelcentrum in bestaand stedelijk gebied. Het initatief vormt een aanvulling op het huidige winkelaanbod en sluit aan op de regionale behoefte. Het plan wordt zorgvuldig in de omgeving ingepast en sluit daarom aan bij de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kader stellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking. Het Barro geeft geen regels ten aanzien van voorliggend initiatief.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De ladder is per 1 juli 2017 aangepast waarmee de ladderbenadering is losgelaten. Wel dient nog te worden aangetoond dat er behoefte is aan de betreffende ontwikkeling en, indien de ontwikkeling plaatsvindt buiten bestaande stedelijke gebied, waarom de betreffende locatie het meest geschikt is. Aangezien onderhavig planvoornemen is voorzien binnen het bestaand stedelijk gebied dient uitsluitend aangetoond te worden of er behoefte bestaat. In Bijlage 2 van voorliggend bestemmingsplan is aangetoond dat er behoefte bestaat aan de betreffende nieuwvesting van de discount-supermarkt in winkelcentrum 'De Weide'.

Doorwerking plangebied

Voor de realisatie van de nieuwe discount-supermarkt is een toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking uitgevoerd waaruit duidelijk blijkt dat er behoefte is aan de winkel. De betreffende onderbouwing is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting.

3.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en -verordening Drenthe

Op 2 juli 2014 is de Actualisatie omgevingsvisie Drenthe 2014 vastgesteld, vervolgens moet de omgevingsverordening nog opnieuw worden vastgesteld.

De omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen, te weten:

  • De provinciale structuurvisie;
  • Het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • Het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode erna.

De missie uit de Omgevingsvisie luidt: ‘Het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is’.

De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid;
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Ruimtelijke ontwikkelingen

De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

Voorliggend initiatief betreft een uitbreiding van het bestaande wijkwinkelcentrum in bestaand stedelijk gebied. Het initatief vormt een aanvulling op het huidige winkelaanbod en sluit aan op de regionale behoefte. Het plan wordt zorgvuldig in de omgeving ingepast en sluit daarom aan bij het provinciaal beleid. Tevens is het initiatief zoals gesteld getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking, met als conclusie dat de ontwikkeling goed aansluit aan de plaatselijke behoefte. Verwezen wordt naar Bijlage 2.

3.4 Gemeentelijk beleid

Detailhandelsstructuurvisie

De detailhandelsstructuurvisie (2008) geeft de visie en kaders aan voor de detailhandel in Hoogeveen.De visie geeft een samenhangend beleidskader voor het centrum, de wijk- en dorpscentra en de winkels op perifere locaties in Hoogeveen. Tegelijkertijd met de detailhandelsstructuurvisie is een Ontwikkelingesvisie Stadscentrum opgesteld. Aangezien dit plan betrekking heeft op de ontwikkeling van een wijkwinkelcentrum, is enkel de detailhandelsstructuurvisie relevant. In de visie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

1. centrum versterken als regionaal verzorgend hoofdwinkelgebied;

2. op wijk- en dorpsniveau levensvatbare centra voor dagelijkse voorzieningen realiseren;

3. winkels in woninginrichting zoveel mogelijk clusteren op één locatie (Griendtsveenweg);

4. buiten de genoemde centra en locaties alleen ruimte bieden voor bouwmarkten en tuincentra, geen nieuwe winkelvoorzieningen toestaan.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van wijkwinkelcentrum De Weide met een discountformule. Deze ontwikkeling sluit aan op het onder punt 2 genoemde uitgangspunt. Met deze ontwikkeling wordt beoogd het wijkwinkelsentrum levensvatbaar te houden.

Hoewel de detailhandelsstructuurvisie al enkele jaren terug opgesteld is, zijn deze aandachtspunten nog steeds actueel.

Ten opzichte van de situatie ten tijde van de detailhandelsstructuurvisie is het verzorgingsgebied van winkelscentrum De Weide nog sterk uitgebreid door realisatie van de wijk Erflanden en de geplande ontwikkelingen rond Nijstad. Dit vormt de kwantitatieve onderbouwing van de uitbreiding. Daarnaast geeft de nu voorliggende ontwikkeling een extra kwalitatieve impuls aan het wijkwinkelcentrum, met de ontwikkeling wordt een nieuwe publiekstrekker toegevoegd en de aantrekkelijkheid van het winkelcentrum voor bezoekers vergroot.

Rekening houdend met deze visie is daarnaast in dit bestemmingsplan uitgesloten dat op voorliggende locatie winkels in woninginrichting, bouwmarkten en/of tuincentra gevestigd kunnen worden, aangezien deze typen detailhandel op basis van de detailhandelsstructuurvisie op juist andere locaties in Hoogeveen gewenst zijn.

Structuurvisie 2.0

De gemeenteraad heeft in de vergadering van 13 december 2012 voor het grondgebied van Hoogeveen de Structuurvisie Hoogeveen 2.0 vastgesteld.

De bestaande fysieke Structuurvisie "Hoogeveen ruim gezien 2015-2030" vastgesteld in 2004 is daarmee geactualiseerd en op onderdelen bijgesteld. Het resultaat staat in de oplegnotitie Structuurvisie Hoogeveen 2.0 met de structuurvisiekaart Hoogeveen 2015-2030. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema’s als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is daarbij de rode draad. De structuurvisie 2.0 sluit zich aan op de eerder vastgestelde detailhandelsstructuurvisie.

De voorliggende ontwikkeling sluit dan ook aan op deze visie.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

De gewenste ontwikkeling betreft de uitbreiding van het wijkwinkelcentrum De Weide met de vestiging van een discount supermarkt. Ten behoeve hiervan zal de bestaande dierenartsenpraktijk worden verplaatst. Met de uitvoering van deze ontwikkeling wordt het gehele nog braakliggende uitbreidingsgebied van het winkelcentrum met daarbij behorende openbare ruimte aangepakt en opnieuw ingericht.

4.1 Uitgangspunten en aanleiding ontwikkeling

Planologisch is er reeds jaren rekening gehouden met uitbreiding van winkelcentrum De Weide. Aansluitend aan de bestaande bebouwing van het wijkwinkelcentrum De Weide ligt nog een braakliggend terrein dat is gereserveerd voor de uitbreiding van het wijkwinkelcentrum en voor het toevoegen van maatschappelijke functies. Binnen het geldende bestemmingsplan is dit gebied ook als zodanig gedefinieerd. In 2015 heeft Aldi Nederland de vraag gesteld of binnen het uitbreidinggebied grond beschikbaar is voor het bouwen van de nieuwe supermarkt.

Uitgangspunt voor het toevoegen van detailhandel functies op deze locatie is, dat deze direct aansluitend aan de bestaande winkels plaatsvindt. Om hieraan te kunnen voldoen is het noodzakelijk dat de bestaande dierenartsenpraktijk binnen het uitbreidingsgebied wordt verplaatst. Aldi is hierop in gesprek gegaan met de eigenaren van de dierenartsenpraktijk. Aldi heeft afspraken gemaakt met de dierenartsenpraktijk over de verplaatsing van de praktijk. In overleg tussen de Aldi, dierenartsen en de gemeente Hoogeveen is vervolgens een uitwerking van de beoogde inrichting voor het gebied gemaakt (figuur 3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP9004002-VG01_0003.png"

Figuur 3: globale (concept)inrichtingsschets uitbreidingsgebied winkelcentrum De Weide

Uitgangspunt bij deze inrichting was dat de ontwikkeling het winkelcentrum als geheel dient te versterken.

Het inititiatief met een discountformule vormt een verbreding van het huidige aanbod van het wijkwinkelcentrum. In het winkelcentrum zijn 2 supermarkten, Coop en Albert Heijn en diverse winkels voor alledaagse benodigdheden aanwezig. Gezien het aantal inwoners in het verzorgingsgebied, past daar een discounter bij. Het winkelcentrum kent een groot verzorgingsgebied, aangezien zij het enige winkelcentrum aan de westzijde van de A28 is. Naast de gehele wijk De Weide (ca. 12.000 inwoners) is ook de bijna gereedgekomen nieuwbouwwijk Erflanden (ca. 2000 inwoners) aangewezen op dit winkelcentrum. Daarnaast zal de toekomstig geplande woningbouwontwikkeling bij Nijstad ook aangewezen zijn op dit winkelcentrum. De navolgende figuur geeft een overzicht van de bestaande winkelspreiding over de kern Hoogeveen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP9004002-VG01_0004.png"

 Figuur 4: globale impressie van de huidige supermarkt structuur Hoogeveen

Met deze ontwikkeling wordt het gehele nog resterende uitbreidingsgebied van winkelcentrum De Weide ingericht. De toevoeging van de Aldi supermarkt maakt het mogelijk om te komen tot een logische indeling van functies en herinrichting van het openbaar gebied. Tezamen met de verplaatsing en nieuwbouw van de dierenartsenpraktijk kan de gewenste kwaliteitsimpuls bewerkstelligd worden, zowel ten aanzien van het nog braakliggende terrein als ten aanzien van het bestaande winkelcentrum.

In dit licht zijn ook de bestaande ondernemers uitgenodigd mee te denken over verbeteringen aan het bestaande winkelcentrum. Aangezien deze impuls echter geen planologische verankering behoeft, worden die initiatieven in dit betemmingsplan verder niet meegenomen.

4.2 Bouwplan supermarkt

Het bouwplan betreft de realisering van een harddiscountsupermarkt en verplaatsing van de bestaande dierenartsenpraktijk. De nieuw te bouwen supermarkt krijgt ca. 1.200 m2 winkelvloer oppervlakte. De nieuwbouw zal bestaan uit één bouwlaag met plat dak. De maximale bouwhoogte zal ca. 5,55 m bedragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP9004002-VG01_0005.png"

Figuur 5: impressie noordgevel (zijde ontsluitingsweg, concept)

De ingang van het gebouw komt aan de zuidwestzijde van het pand, direct aansluitend aan bestaande winkelcentrum, zodat een zo kort mogelijke looplijn ontstaat.

Navolgende figuur 6 geeft een bovenaanzicht van het te realiseren winkelpand. Hierop is tevens te zien dat laden en lossen plaats zal vinden aan de oostzijde van het pand (zijde Kinholtsweg).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP9004002-VG01_0006.png" Figuur 6: inrichtingsschets supermarkt (concept)

Ten behoeve van de ontwikkeling wordt in extra parkeerplaatsen voorzien. Hiervoor vindt naast aanleg van nieuwe parkeerplaatsen, een herinrichting van het bestaande parkeerterrein plaats.

4.3 Bouwplan dierenartsenpraktijk

De dierenartsenpraktijk wordt verplaatst van haar huidige locatie naar een noordelijker gelegen locatie, het braakliggend terrein grenzend aan bestaande appartementencomplexen. Ten behoeve van de dierenartsenpraktijk worden parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd. Tussen de dierenartsenpraktijk en de uitbreiding van winkelcentrum De Weide wordt een nieuwe - verplaatste - ontsluitingsweg aangelegd.

Onderstaande figuur geeft een impressie van de inrichting van het perceel van de dierenartsenpraktijk. Aan weerszijden van het pand worden parkeerplaatsen aangelegd. Aan de westzijde van het pand zal een ingang voor bezoekers gesitueeerd worden en aan de oostzijde van het pand een ingang voor personeel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP9004002-VG01_0007.png"

Figuur 7: inrichtingsschets dierenartsenpraktijk (concept)

Het pand bestaat uit een bouwlaag met een gedeeltelijke dakopbouw. Inclusief dakopbouw wordt het pand maximaal 7,70 m. Onderstaande figuren geven een doorsnede van het pand en een impressie van de gevels. Als voorgevel geldt de westzijde van het pand, waar de bezoekersingang gesitueerd zal worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP9004002-VG01_0008.png"

Figuur 8: doorsnede pand

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP9004002-VG01_0009.png"

Figuur 9: impressie gevelaanzichten (concept)

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de relevante omgevingsaspecten voor het voorliggende plan. Per aspect wordt de invloed op het plan toegelicht.

5.1 Milieueffectrapportage

5.1.1 Wettelijk kader

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een activiteit die wordt genoemd in kolom 1 van onderdeel D 11.2 (activiteit: aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. De ontwikkeling blijft ruimschoots onder de drempelwaarden van 100 ha voor een m.e.r.-beoordelingsplicht.

Bij de beoordeling of de voorgenomen activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen met zich mee kan brengen, dient rekening te worden gehouden met de volgende criteria:
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiele effecten.

Per 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. gewijzigd, waarbij de vormvrije m.e.r. is vervangen door een m.e.r.-beoordelingsplicht. Er is een aanmeldingsnotitie m.e.r.beoordeling opgesteld (Bijlage 1).

5.1.2 Onderzoek

Kenmerken van het project 
De voorgenomen activiteit vindt plaats in stedelijk gebied van de kern Hoogeveen. Het oppervlak van de supermarkt, de dierenartsenpraktijk en openbare ruimte bedraagt in totaal circa 0,37 ha. Dit is ruimschoots minder dan de drempelwaarde van 100 ha. Het brutovloeroppervlak van de Aldi bedraagt 1680 m2 en van de nieuw te bouwen dierenkliniek komt het oppervlak van de begane grond overeen met 431 m2 met een verdiepingsvloer van 115 m2. Dit betekent een totale bedrijfsvloeroppervlakte van 2226 m2. Hier staat tegenover dat de bestaande dierenartsenprakijk van 310 m2 wordt gesloopt, waardoor de totale uitbreiding van het bedrijfsvloeroppervlak minder dan 0,2 ha bedraagt. Deze geringe omvang vormt op zichzelf geen aanleiding om belangrijke milieugevolgen te verwachten.

Er is ook geen sprake van cumulatie van milieubelastingen van andere projecten. Eventuele gevolgen voor verontreiniging of hinder kunnen voorkomen worden door middel van de van toepassing zijnde vergunningen.

Plaats van het project
De effecten op het bestaande en omringende grondgebied (water, bodem, cultuur-historisch, natuur en geluid) zijn uitgebreid onderzocht en leveren geen nadelige milieugevolgen op. Het plangebied ligt in een stedelijk gebied met een hoge bevolkingsdichtheid.

Kenmerken potentiële effecten
De effecten van de ruimtelijke ontwikkeling kunnen betrekking hebben op hinder vanwege verkeer (geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid), verontreiniging van water en bodem en gevolgen voor flora en fauna.

In de voorgaande paragrafen zijn de effecten van de uitbreiding van het winkelcentrum met de bouw van een nieuwe supermarkt en de verplaatsing van een dierenkliniek op de verschillende milieuaspecten beschreven. Vastgesteld is dat de realisatie van de ontwikkeling niet leidt tot overschrijding van grenswaarden op het gebied van geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. De effecten op de aanwezige beschermde plant- en diersoorten is onderzocht en uit het onderzoek blijkt dat de Wet natuurbescherming de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Ter plaatse van het plangebied zijn blijkens onderzoek geen archeologische waarden te verwachten. Met het waterschap heeft uitgebreid overleg plaatsgevonden en is onderzoek gedaan naar de effecten van het plan op de waterhuishouding. Ook op dit punt is de uitbreiding inpasbaar. Tot slot is uit het akoestisch onderzoek gebleken dat er geen knelpunten zijn en is het plan inpasbaar in de bestaande stedelijke structuur.

5.1.3 Conclusie

Gelet op het voorgaande en de in deze toelichting beschreven onderzoeken en conclusies kan in het kader van een beoordeling van de noodzaak om een milieueffectrapport op te stellen, worden geconcludeerd dat de uitbreiding van het winkelcentrum niet tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zal leiden, zodat een formele milieueffectrapportage, zoals bedoeld in de Wet milieubeheer niet noodzakelijk is.

5.2 Bodem

5.2.1 Wettelijk kader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden onderzocht of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

5.2.2 Onderzoek

Het betreft een uitbreiding van het winkelcentrum De Weide. In het plangebied wordt de huidige dierenkliniek naar het noorden verplaatst en wordt een nieuwe supermarkt opgericht. In het plangebied heeft het adviesbureau Grondslag een bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Verkennend bodemonderzoek projectgebied 'De Weiden; te Hoogeveen' (projectnr. 27437) van 12 september 2017 (Bijlage 3).

Uit het onderzoek is gebleken dat er geen overschrijdingen van de gemeten parameters zijn aangetroffen in de boven- en ondergrond. In het grondwater is barium in licht verhoogde gehalten aangetroffen. Deze lichte verontreiniging vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de locatie en daarmee samenhangende werkzaamheden. De resultaten sluiten aan bij de verwachte ontgravingskwaliteit op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Hoogeveen.

Graafwerkzaamheden

Eventueel vrijkomende grond kan op basis van de kaart worden hergebruikt binnen het beheersgebied. Onder het asfalt is een stabilisatie-laag van slakken aangetroffen. De kwaliteit van de slakken is niet bekend. Het asfalt is niet teer-houdend. De slakken en het asfalt kunnen als zodanig worden afgevoerd naar een erkende verwerker.

Wanneer bij bouwwerkzaamheden op de locatie grond vrijkomt die elders zal worden hergebruikt, is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Ten aanzien van het Besluit bodemkwaliteit is de gemeente of het waterschap het bevoegd gezag. Aanbevolen wordt om de vrijkomende grond binnen het perceel zelf her te gebruiken. Indien dit niet mogelijk is, kan mogelijk gebruik worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Hoogeveen. Wanneer de vrijkomende grond niet binnen de bodemkwaliteitskaart kan worden hergebruikt, dient mogelijk de hergebruiksmogelijkheid, ten behoeve van toepassing elders, vastgesteld te worden volgens het Besluit bodemkwaliteit. Anderzijds kan op basis van de onderzoeksresultaten eventueel vrijkomende grond worden afgevoerd naar een erkend verwerker.

5.2.3 Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.3 Archeologie en Cultuurhistorie

5.3.1 Wettelijk kader

In de bodem kunnen ook aardkundige waarden aanwezig zijn. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige monumenten. Toetsing vindt plaats aan de archeologische monumenten kaart en de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten.

De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig waarmee rekening gehouden dient te worden.

Op basis van de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten, vastgesteld op 24 november 2016, ligt het plangebied in een gebied met archeologische waarde 3, hoge of middelhoge archeologische verwachting, waarvoor een inventariserend veldonderzoek moet worden uitgevoerd.

Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet blijft voor bodemverstoringen de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschap, dan wel bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

5.3.2 Onderzoek

Adviesbureau De Steekproef heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (IVO-O) uitgevoerd in het plangebied. In het noordelijk deel van het plangebied is nog een karterend onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Hoogeveen, De Weide' (kenmerk 2017-11/03) van december 2017 (Bijlage 4).

Uit het verkennend onderzoek is gebleken dat de bodem in het zuidelijke deel verstoord is tot in het gele zand. In het noordelijke deel werden in twee boringen nog deels gave bodems waargenomen. Daarnaast is een enkele Nieuwe Tijd aardewerk scherf, baksteenfragmenten en een mogelijke afslag tijdens de verkennende boringen gevonden. Dit was aanleiding om voor het noordelijk deel ook een karterend onderzoek te doen.

Uit het karterend onderzoek voor het noordelijke deel bleek echter dat de bodem tot in het gele zand is verstoord. Lokaal zijn alleen nog enkele restanten van een podzolbodem aangetroffen in vermengde toestand. Grotendeels is voor het noordelijke deel de bodem niet meer gaaf. In de karterende fase zijn geen verdere archeologische vondsten gedaan.

5.3.3 Conclusie

Uit het verkennend en karterend onderzoek blijkt de bodem in zowel het zuidelijke als het noordelijke deel van het plangebied grotendeels verstoord te zijn. De kans op het aantreffen van onaangetaste archeologische sporen is daardoor klein. Het plangebied kan worden vrijgegeven.

5.4 Water

5.4.1 Wettelijk kader

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Waterschappen hebben een speciale verantwoordelijkheid voor het water. Ze hebben wettelijk vastgelegde taken die aangeven wat de maatschappij van hun mag verwachten. Namelijk het zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, voor een goed functionerend regionaal watersysteem en voor het zuiveren van afvalwater. In het waterbeheerplan 2016-2021 staat beschreven hoe het waterschap Drents Overijsselse Delta hier uitvoering aan gaat geven en welke maatregelen hiervoor nodig zijn.

Het beleidsplan van het waterschap Drents Overijsselse Delta is opgesteld in gezamenlijkheid met de waterschappen Rijn en IJssel en Vechtstomen, dit door de ligging in het deelstroomgebied Rijn-Oost welke behoort tot het internationale stroomgebied van de Rijn. Voor dit stroomgebied zijn de doelen van het waterbeheer en de aanpak ervan in grote lijnen gelijk. Per waterschap zijn aanvullingen of uitvoeringsmaatregelen voor het eigen beheergebied toegevoegd.


Het waterschap Drents Overijsselse Delta richt zich op de volgende aspecten:

- Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: veilig water

- Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: voldoende water

- Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: schoon water

- Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: afvalwater

Het waterschap adviseert bij ruimtelijke plannen om te komen tot een duurzame ruimtelijke inrichting. Dit is een van de manieren om de vorengenoemde aspecten mee te laten wegen in de diverse besluitvormingsprocessen. Tevens wordt de betrokkenheid en de waterschapsbelangen gewaarborgd met het doorlopen van de digitale watertoets.


Afvalwaterketen

Het waterschap Drents Overijsselse Delta zorgt voor het opvangen en zuiveren van het afvalwater van bijna alle inwoners en bedrijven. Zo draagt zij bij aan de volksgezondheid en een goede waterkwaliteit. De afvalwaterbehandeling is een gedeelde zorg met de gemeente, omdat de gemeente verantwoordelijk is voor de riolering. Hoofddoel van het waterschap is een effectieve en efficiënte behandeling van afvalwater en een effectieve en efficiënte (afval)waterketen. Er is een functionele samenhang tussen het rioolstelsel, de rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI's) en het oppervlaktewater. De waterschappen en gemeenten in Rijn-Oost hechten daarom veel belang aan goede samenwerking binnen deze samenhang. Samenwerking leidt tot optimalisatie van de afvalwaterketen, betere dienstverlening, betere waterkwaliteit en tot kostenbesparing. Dit alles kan leiden tot een duurzamer afvalwaterketen.


Specifiek is in het waterschapsbeleid ten aanzien van de opvang en transport van afvalwater het volgende opgenomen:

- Waterkwaliteitsspoor

Het waterkwaliteitsspoor wordt gebruikt om de kwaliteit van het water in het stedelijk gebied te verbeteren door inzicht te krijgen in de vervuilingsbronnen (bijv. overstorten)

- Afkoppelen verhard oppervlak.

Optimaliseren van bestaand bergingscapaciteit in het stedelijk gebied door het regenwater van de riolering af te koppelen en het bestaande rioleringsstelsel te optimaliseren.

- Verminderen rioolvreemd water

Het terugdringen van rioolvreemd water (bijv. drainage en/of bronneringswater) draagt bij aan minder lozingen uit overstorten, een betere kwaliteit van het gezuiverde afvalwater en een lager energieverbruik.

5.4.2 Watertoetsproces

Algemeen

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta, dat verantwoordelijk is voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer. De gemeente heeft het waterschap Drents Overijsselse Delta door middel van een overleg geïnformeerd over het plan op basis waarvan een uitgangspuntennotitie (Bijlage 5) is opgesteld door het waterschap en die de gemeente heeft uitgewerkt in deze waterparagraaf.

Waterhuishouding

Het winkelcentrum is gerealiseerd tussen 1983 en 1985 en ligt ten westen van de Kinholtsweg. Het noordoostelijk deel van het plangebied is niet bebouwd en is in gebruik als groen. Dit braakliggende perceel wordt nu samen met een gedeelte van het bestaande winkelcentrum heringericht.
Het maaiveld niveau van het bestaande gedeelte ligt op ca. 9.60 – 9.70+ N.A.P. Het onbebouwde gedeelte heeft een maaiveldhoogte van gemiddeld 9.80+ N.A.P. In de bodem van het plangebied is een leemlaag aanwezig. De wegverhardingen van het bestaande winkelcentrum liggen, op een zandbed van ca. 1 meter dikte, ingegraven in de leembodem. Het plangebied watert af op watergangen die in beheer zijn van het waterschap. De watergangen hebben een streefpeil van 8.00+ N.A.P.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. De wateropvang dient geregeld te worden op eigen terrein voor versnelde hemelwaterafvoer van verhard oppervlak, waarbij er geen afwenteling op de omgeving plaatsvindt. Oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem is het uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Als gevolg van de ruimtelijke ontwikkeling neemt het verhard oppervlak in het plangebied toe met ca. 3700 m2. In het overleg met het waterschap zijn 3 opties voor waterberging aangegeven ter compensatie voor de versnelde afvoer van afstromend hemelwater.

  • Het waterschap hanteert in haar beleid de 10%-regel. Dit houdt in dat 10% van het verharde oppervlak, in dit geval dus 370 m2, geschikt moet zijn voor waterberging in het plangebied.
  • Het gemeentelijk beleid gaat uit van 25 mm/m2 waterberging. Dat leidt tot een waterbergingsopgave van 92,5 m3.
  • Infiltratie in de bodem, bijvoorbeeld door middel van de aanleg van waterpasserende bestrating. Deze laatste optie heeft de voorkeur, maar is vanwege de aanwezige leemlaag in de bodem niet geschikt.


In tegenstelling tot de 3 genoemde opties is uiteindelijk gekozen voor een robuuste oplossing namelijk uitbreiding van het oppervlaktewater. Na onderzoek bleken de mogelijkheden in peilvak 8.00+ N.A.P. lastig uitvoerbaar en kostbaar. Daarom is in overleg met het waterschap afgesproken dat de extra waterberging ook in het peilvak 7.75+ N.A.P.benedenstrooms kan worden gerealiseerd.

De ruimte hiervoor wordt gevonden in het park Steenbergerweiden. Hier ligt een voormalige spartelspeelvijver die niet meer in gebruik is, tussen de peilvakken 7.75+ en 7.60+ N.A.P. In de huidige situatie is deze vijver een drassig stuk groen, vanwege afstromend water uit het park. De spartelvijver krijgt in de nieuwe situatie in het midden (hydraulisch profiel) een bodemdiepte van 6.75+ N.A.P. en wordt gekoppeld met peilvak 7.75+ N.A.P.

In samenwerking met IVN wordt verder onderzocht om langs de randen van de vijver een waterspeelplaats in te richten. Gedacht wordt aan een aantal ondieptes (eilandjes) op waterniveau dat met boomstammen is verbonden.

De bestaande verbindingsduiker met stuw (breedte 0,80 m.) wordt aan de instroomzijde afgesloten door middel van een taludbak met schotbalken. Deze duiker kan nog dienst doen ten behoeve van de verlaging van het waterpeil in het geval van onderhoud. In de vaste dam aan de noordzijde wordt een duiker Ø 800 aangebracht. De dam met loopvonder aan de zuidzijde wordt opgehoogd naar 8.50+ N.A.P. en voorzien van een vaste stuw met openingen van 0,80 x 0,30 m op 7.75+ N.A.P. en 1,60 x 0,30 m op 8.05+ N.A.P.

Door toevoeging van de voormalige spartelvijver aan het watersysteem ontstaat 1365 m2 extra wateroppervlak, waarmee ruimschoots wordt voldaan aan deze en mogelijk nog toekomstige wateropgaven. Door het toevoegen van enkele 'eilandjes' kan het bergend oppervlak iets afnemen maar blijft nog steeds ruim voldoende.

Riolering

Het winkelcentrum heeft een zogenaamd Hoogeveens gescheiden rioolstelsel. Dit betekent dat wegoppervlakken zijn aangesloten op het vuilwaterriool. Bij de herprofilering van het bestaande parkeerterrein binnen het plangebied, wordt het wegoppervlak afgekoppeld van het vuilwatersysteem. Het nieuwe gebied verkrijgt daarmee een gewoon gescheiden rioolstelsel.

5.4.3 Conclusie

De gemeente heeft het waterschap in een aantal overleggen geïnformeerd over het plan. De definitieve keuze is in overleg met het waterschap tot stand gekomen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Het waterschap geeft een positief wateradvies. Het aspect water leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.5 Ecologie

5.5.1 Wettelijk kader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegd gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.

Provinciale Staten hebben op 14 december 2016 regels gesteld en vrijstelling gegeven over de soortenbescherming, faunabeheer en houtopstanden in de Provinciale omgevingsverordening Drenthe. In deze verordening zijn de vrijstelling voor beweiden en bemesten en de soortenvrijstellingen van het rijk overgenomen. Verder zijn er regels gesteld om faunabeheer mogelijk te maken. Ten slotte zijn de spelregels voor houtopstanden (voorheen Boswet) vastgelegd. Zo is bepaald aan welke eisen een compensatieverzoek moet voldoen en is de mogelijkheid voor het aanleggen van tijdelijk bos geregeld. Daarnaast hebben Gedeputeerde Staten op 20 december 2016 de beleidsregels Wet natuurbescherming Drenthe vastgesteld. Deze beleidsregels gaan over het toedelen van ontwikkelingsruimte in relatie tot de PAS (Natura 2000), soortenbescherming en houtopstanden.

5.5.2 Onderzoek

Het is noodzakelijk om op basis van de Wet natuurbescherming vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen en andere plannen en activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. Het adviesbureau Ecogroen heeft een quickscan natuurtoets in het plangebied uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Quickscan natuurtoets uitbreiding wijkwinkelcentrum De Weide, Hoogeveen' (kenmerk: 17-511) van 5 december 2017 (Bijlage 6).


Gebiedsbescherming

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. De ruimtelijke ontwikkeling heeft dan ook geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-gebieden. Het plangebied ligt ook niet binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en in het kader van een goede ruimtelijke ordening is er geen sprake van aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.


Soortenbescherming

Het plangebied bestaat uit binnenstedelijk gebied. Het bestaat voor de helft uit bestrating en bebouwing en de noordelijke helft bestaat uit een grasveld, groenelementen en struweel. Het huidige gebouw van de dierenkliniek wordt gesloopt en wordt verplaatst naar het noordelijk deel van het plangebied. Permanent oppervlaktewater ontbreekt in het plangebied.


Uit het onderzoek is gebleken dat er potentieel vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig kunnen zijn in het te slopen gebouw van de dierenkliniek. Schade aan onmisbare vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen is niet te verwachten. In het plangebied of binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden zijn geen broedvogels met jaarrond beschermde nesten aangetroffen of te verwachten. Wel zijn enkele algemeen voorkomende broedvogels van bos en struweel aangetroffen en of te verwachten. Verder zijn geen verblijfplaatsen van wettelijk beschermde flora, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden aangetroffen of te verwachten.


Voordat het gebouw van de dierenkliniek gesloopt gaat worden, dient een nader onderzoek te worden uitgevoerd naar de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Dit onderzoek dient uitgevoerd te worden tussen half mei en eind september.
Werkzaamheden die broedbiotopen van alle aanwezige vogels beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na eind juli of het onderzoeksgebied te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of nesten of eieren van broedvogels worden beschadigd of vernield, ongeacht de datum.


Indien de werkzaamheden worden opgestart in de periode half februari- half oktober dan wordt geadviseerd een deskundige ecoloog in te schakelen om een broedvogelcheck uit te voeren.

5.5.3 Conclusie

Het plan heeft vooralsnog geen effecten op de beschermde natuurgebieden of op de flora en fauna. Er kan geconcludeerd worden dat er ten aanzien van natuur geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Voorafgaand aan de sloop van het gebouw van de dierenkliniek zal nader onderzoek naar vleermuizen plaatsvinden. Bij elk voornemen voor een toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied zal worden getoetst wat de effecten hiervan zijn op de aanwezige beschermde soorten.

5.6 Geluid

5.6.1 Wettelijk kader

In het kader van de Wet geluidhinder is bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan mogelijk een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai.

De geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige objecten, bijvoorbeeld woningen, moet voldoen aan de geluidnormen voor industrielawaai en wegverkeerslawaai opgenomen in de Wet geluidhinder. Hotels, recreatiewoningen, bedrijfsgebouwen en kantoren zijn geen geluidgevoelige objecten. Ook bij aanleg of reconstructies van wegen dient de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Voor luchtvaarlawaai is het toetsingskader het Luchthavenbesluit Luchtsportcentrum Hoogeveen van de provincie Drenthe.

In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen geluidhinder van inrichtingen die onder het Besluit vallen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten. Een supermarkt en een dierenkliniek zijn inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer en op deze inrichtingen is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. In dit besluit zijn geluidnormen opgenomen waaraan het bedrijf moet voldoen. De geluidnormen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr, LT) komen overeen met:

- 50 dB(A) in de dagperiode;

- 45 dB(A) in de avondperiode;

- 40 dB(A) in de nachtperiode.


De geluidnormen voor het maximaal geluidsniveau (LAmax) bedragen:

- 70 dB(A) in de dagperiode;

- 65 dB(A) in de avondperiode;

- 60 dB(A) in de nachtperiode.

Laad- en losactiviteiten in de dagperiode zijn uitgezonderd van toetsing aan het maximale geluidniveau uit het Activiteitenbesluit.

5.6.2 Onderzoek

Voor de beschreven ontwikkeling is in het kader van de ruimtelijke procedure een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het plan maakt uitbreiding van het winkelcentrum met een nieuwe supermarkt en de verplaatsing van een dierenkliniek mogelijk. Verder wordt de weg De Ploeger gewijzigd door deze iets verder naar het noorden te projecteren.

Ingenieursbureau Spreen heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan De Weide te Hoogeveen' van 7 december 2018 (Bijlage 7).

Wegverkeerslawaai

De wettelijke rijsnelheid op De Ploeger bedraagt in de huidige en toekomstige situatie 30 km/h. Omdat een 30 km/h weg van rechtswege geen geluidszone heeft, hoeft de reconstructie niet te worden getoetst aan de Wet geluidhinder.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het akoestisch effect van de reconstructie wel inzichtelijk gemaakt. Hierbij is aangesloten bij de systematiek van de Wet geluidhinder. Volgens deze systematiek is er sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder indien er sprake is van één of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg, ten gevolge waarvan de geluidbelasting vanwege de weg met 2 dB of meer wordt verhoogd. Opvulling van de geluidbelasting tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB is altijd toegestaan.

Als gevolg van de reconstructie van De Ploeger bedraagt het reconstructie effect 0 dB en is er geen sprake van een 'informele' reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. In absolute zin is er wel sprake van een toename van de geluidsbelasting, die veroorzaakt wordt door de toename van het verkeer en het verplaatsen van de weg. De toegenomen geluidbelasting in de toekomstige situatie overschrijdt echter de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (incl. aftrek art. 110g) niet. Daarom kan gesteld worden dat er als gevolg van de herinrichting van De Ploeger geen ontoelaatbare geluidshinder op zal treden bij de omliggende woonbebouwing.

Directe hinder representatieve bedrijfssituatie supermarkt en dierenkliniek
Uit het onderzoek is gebleken dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr, LT) veroorzaakt in de representatieve bedrijfssituatie van de supermarkt overeenkomt met:

- 41 dB(A) in de dagperiode;

- 37 dB(A) in de avondperiode;

- 27 dB(A) in de nachtperiode.

Het maximale geluidniveau (LAmax) bedraagt:

- 66 dB(A) in de dagperiode;

- 58 dB(A) in de avondperiode;

- 28 dB(A) in de nachtperiode.

Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat de geluidbelasting veroorzaakt door de supermarkt kan voldoen aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit. Hierbij wordt voor de volledigheid opgemerkt dat de hoogste maximale geluidniveaus in de dagperiode worden veroorzaakt door de laad- en losactiviteiten die niet getoetst hoeven te worden aan de geluidnorm uit het Activiteitenbesluit.


Verder blijkt uit het akoestisch onderzoek dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr, LT) veroorzaakt in de representatieve bedrijfssituatie van de dierenkliniek overeenkomt met:

- 42 dB(A) in de dagperiode;

- 36 dB(A) in de avondperiode;

- 35 dB(A) in de nachtperiode.


Het maximale geluidniveau (LAmax) ligt ter plaatse van de appartementengebouwen De Maaier 101-135 en De Maaier 151-185 ten gevolge van het blaffen van honden in de dagperiode 6 tot 11 dB(A) hoger dan de streefwaarde van 70 dB(A).

Voor het bepalen van de maximale geluidniveaus is voor de analyse van blaffende honden in de periode van 2 januari tot en met 8 januari 2018 een geluidmeter bij de huidige dierenkliniek geplaatst. Uit die meting is gebleken dat in de meetperiode er geen enkele hond, die werd gebracht voor behandeling bij de dierenkliniek, heeft geblaft. Omdat het blaffen van honden niet geheel uitgesloten kan worden, is in het onderzoek uitgegaan van 3 honden die gedurende 10 seconden kunnen blaffen in de dagperiode.


Het treffen van bronmaatregelen bij de honden is niet aan de orde. Het plaatsen van een geluidscherm bij de dierenkliniek is eveneens niet doelmatig. Omdat het appartement uit meerdere bouwlagen bestaat, is het maximale geluidniveau in de dagperiode niet significant te reduceren, zonder de afstand van de dierenkliniek ten opzichte van appartementengebouwen te vergroten.


Het vergroten van deze afstand wordt niet als een reële optie ervaren, gezien de beperkte omvang van het plangebied. Verder wordt opgemerkt dat het terrein, waar de nieuwe dierenkliniek wordt gesitueerd, in de huidige situatie bestaat uit grasveld waar de buurt ook eventueel zijn honden uitlaat en het blaffen van honden ook niet kan worden uitgesloten.

Gezien het voorgaande, kan geconcludeerd worden dat er redelijkerwijs geen doelmatige maatregelen te treffen zijn om het maximale geluidniveaus in de dagperiode te reduceren en dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat bij de omliggende appartementengebouwen, gezien de zeer kortdurende overschrijding van het maximale geluidniveau in de dagperiode als gevolg van een enkele blaffende hond.

Indirecte hinder representatieve bedrijfssituatie supermarkt en dierenkliniek

Bij indirecte hinder gaat het om geluidhinder die niet wordt veroorzaakt door activiteiten of installaties binnen de inrichting, maar die wel aan de inrichting is toe te rekenen. De geluidbelasting veroorzaakt door indirecte hinder moet getoetst worden aan de geluidnorm van 50 dB(A), etmaalwaarde. Uit het onderzoek is gebleken dat de geluidbelasting als gevolg van indirecte hinder ter plaatse van de maatgevende woning 50 dB(A) bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) voor indirecte hinder.

5.6.3 Conclusie

Het aspect geluid leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.7 Verkeer en parkeren

Naar de ontsluiting en het parkeren in het gebied van Winkelcentrum De Weide is in het kader van de (her)ontwikkeling uitgebreid studie verricht. In Bijlage 8 is deze verkeerskundige beschouwing opgenomen. Deze beschouwing heeft geleid tot aanpassing van de ontsluiting van de Ploeger op de Kinholtsweg (ten opzichte van eerdere gepresenteerde plannen).

5.8 Milieuzonering bedrijven

5.8.1 Wettelijk kader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;

- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in
voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

5.8.2 Onderzoek

In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' is voor een supermarkt een maatgevende richtafstand voor geluid opgenomen van 10 meter. Er is in de VNG-publicatie geen categorie voor dierenartspraktijken opgenomen. Wel is een categorie artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven opgenomen met milieucategorie 1 (10 meter). De dierenkliniek is dan ook aangemerkt als een bedrijf met milieucategorie 1 en een indicatieve afstand van 10 meter. Deze richtafstand is opgenomen voor een omgevingsgebied dat geclassificeerd kan worden als een 'rustige woonwijk'

In de VNG publicatie wordt onderscheid gemaakt tussen een omgevingstype 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied', waarbij wel wordt uitgegaan van functiescheiding. Ook gebieden die direct langs de hoofdstructuur liggen, behoren tot het omgevingstype 'gemengd gebied'.

De omgeving en het plangebied kunnen niet geclassificeerd worden als 'rustige woonwijk', maar voldoet aan de classificatie 'gemengd gebied' waar sprake is van functiescheiding tussen het winkelcentrum en omliggende woonbebouwing. Het plangebied ligt tevens aan de Kinholtsweg, die als een hoofdstructuur kan worden aangemerkt. In dat geval mag de richtafstand volgens de VNG-publicatie met één afstandstap worden teruggebracht, zonder dat dit ten koste gaat van een goed woon- en leefklimaat. Het plan voldoet dan ook aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.

5.8.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling met betrekking tot een goede ruimtelijke ordening inpasbaar is in deze omgeving.

5.9 Luchtkwaliteit

5.9.1 Wettelijk kader

Ten aanzien van de luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. In deze wet en de daarop gebaseerde regelingen - Besluit NIBM (luchtkwaliteitseisen) en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) - is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2)en fijn stof (PM10). Indien een voornemen 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging, hoeft geen verdere beoordeling ten aanzien van luchtkwaliteit plaats te vinden.

5.9.2 Beoordeling

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het voorliggend bestemmingsplan betreft een uitbreiding van het winkelcentrum met een supermarkt en de verplaatsing van de dierenkliniek en een weg.

De extra verkeersgeneratie als gevolg van de supermarkt is berekend met de online Rekentool 'Verkeersgeneratie en parkeren' van het CROW (bijlage 5). Deze tool maakt gebruik van kentallen in de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Met behulp van de NIBM-tool, die is ontwikkeld door het voormalige ministerie van VROM en Kenniscentrum Infomil, kan vervolgens de bijdrage van kleine ruimtelijke plannen op de luchtkwaliteit beoordeeld worden. In de onderstaande tabel is de berekening met de NIBM-tool weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP9004002-VG01_0010.jpg"
Uit de tabel blijkt dat de grens voor 'niet in betekenende mate' niet wordt overschreden als gevolg van de uitbreiding van het winkelcentrum met een nieuwe supermarkt. Een nader onderzoek naar luchtkwaliteit kan achterwege blijven.

5.9.3 Conclusie

Het aspect lucht vormt leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.10 Externe veiligheid

5.10.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid gaat om het zoveel mogelijk beperken van de kans op het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

- het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);

- het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen en spoorwegen).


Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.


- Plaatsgebonden risico (PR)

Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.


- Groepsrisico (GR)

Dit is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

5.10.2 Onderzoek

Op basis van de professionele risicokaart blijken er in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle bronnen, buisleidingen of transportroutes aanwezig te zijn. Het plangebied ligt dus niet binnen een plaatsgebonden risicocontour of in het invloedsgebied waarbinnen het groepsrisico verantwoord moet worden. Toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen en Besluit externe veiligheid transportroutes is niet noodzakelijk.

5.10.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.11 Duurzaamheid

5.11.1 Beleid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling in haar gemeente. De gemeente heeft haar
ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de Milieuvisie. Een van de speerpunten is
energieneutraal bouwen. Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving.
Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording. Duurzaam bouwen is niet alleen het ontwikkelen van gebouwen die zo lang mogelijk kunnen voldoen aan de gebruiksbehoefte. Het is vooral ook een bouwwijze die goed is voor mens en milieu. Het betekent verantwoord omgaan met water, energie, grondstoffen en ook de open ruimte. Duurzaam bouwen vraagt met andere woorden om een integrale aanpak waarbij je bewust vooraf keuzes maakt.

5.11.2 Milieukwaliteit

Met betrekking tot milieukwaliteit (en daaraan de gezondheidskwaliteit gekoppeld) van woningen, gebouwen en andere bouwwerken kunnen drie belangrijke thema's worden onderscheiden:

- energiebesparing en toepassing van opties van hernieuwbare energie met als doel de terugdringing van de CO2-emissie door de gebouwde omgeving;

- toepassing van verantwoord materiaalgebruik ten einde de condities voor het milieu te verbeteren;

- maatregelen gericht op verbetering van het binnenklimaat met het oog op de gezondheid van bewoners en gebouwgebruikers.

Er zijn verschillende strategieën voor het ontwerp van duurzame woningen en gebouwen. In onderstaande afbeelding zijn verschillende mogelijkheden weergegeven die toegepast kunnen worden bij de bouw van een nieuwe woning en gebouwen.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2017BP9004002-VG01_0011.png"

Figuur 10: Duurzame mogelijkheden voor een energiezuinige woning/gebouw

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd.

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Deze standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt.

In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

Centrum

Binnen deze bestemming is detailhandel in de vorm van een supermarkt toegestaan. Tevens zijn enkele flexibiliteitsbepalingen opgenomen, aansluitend bij de mogelijkheden die voor het overig deel van winkelcentrum De Weide van toepassing zijn. Volumineuze detailhandel, in de vorm van onder meer winkels in woninginrichting, bouwmarkten en tuincentra, is op basis van beleid uit de gemeentelijk Detailhandelsstrucuurvisie niet toegestaan.

Groen

Deze bestemming is opgenomen voor die gronden waar structureel groen is voorgestaan. Binnen de bestemming Groen is geen parkeren toegestaan.

Maatschappelijk

De gronden van de dierenartsenpraktijk zijn overeenkomstig de huidige situatie aangeduid met de bestemming Maatschappelijk. Voor het te realiseren pand is een bouwvlak opgenomen. Het pand dient daarnaast te voldoen aan de opgenomen maatvoering. Tevens is binnen de bestemming ruimte voor parkeren op eigen terrein.

Verkeer

Deze bestemming is toegekend aan de gronden die bedoeld zijn voor de verkeersontsluiting en openbare parkeerplaatsen. Gezien de voor het gebied geldende parkeernorm zijn de parkeerplaatsen aangeduid met de functieaanduiding 'parkeren', dit om er voor te zorgen dat hier niet zonder meer ander gebruik kan plaatsvinden. Een afwijking van de gebruiksregels is opgenomen om hiervan te kunnen afwijken mits aangetoond dat in voldoende parkeergelegenheid voorzien is.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerpbestemmingsplan is conform artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voor vooroverleg naar diverse vooroverlegpartners, zoals de provincie Drenthe en het waterschap Drents-Overijsselse Delta. Daarnaast heeft het voorontwerpbestemmingsplan van 22 maart 2018 tot en met 18 april 2018 voor een ieder ter inzage gelegd. Tijdens deze periode hebben omwonenden, belanghebbenden en andere geinteresseerden de mogelijkheid gekregen om een inspraakreactie op het bestemmingsplan geven. Tijdens de inspraakperiode is tevens een inloopmoment gehouden, waarbij de gelegenheid geboden is om inspraakreacties achter te laten. Op het voorontwerpbestemmingsplan zijn 4 vooroverlegreacties en 14 inspraakreacties binnengekomen. Deze zijn allemaal zorgvuldig behandeld en waar van toepassing is het plan aangepast/verduidelijkt. Van 28 juni t/m 8 augustus 2018 heeft het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegen. Hierop zijn 10 zienswijzen ingediend. Ook deze zijn zorgvuldig behandeld en hebben tot 3 kleine wijzigingen in het vastgestelde bestemmingsplan geleid.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. De gemeente Hoogeveen heeft met de initiatiefnemers een anterieure overeenkomst gesloten, zodat de economische uitvoerbaarheid 'anderszins verzekerd' is.

Om de ontwikkeling mogelijk te maken verkoopt de gemeente bouwrijpe grond aan de dierenartsen zodat zij als eerste verplaatst kunnen worden. Aldi heeft de dierenartsenpraktijk aangekocht en koopt daarnaast van de gemeente de benodigde openbare ruimte voor de realisatie van de nieuwe supermarkt. De gemeente koopt de openbare ruimte, die niet benodigd is voor realisatie van de Aldi supermarkt van de dierenartsen.

Gelet op bovenstaande wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht.