|
De reden voor het opstellen van het bestemmingsplan Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas is het realiseren van een horecavoorziening aan de Rietplas ten behoeve van een horecabedrijf dat gericht is op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als ondergeschikte nevenactiviteit het verstrekken van (zwak) alcoholische en niet-alcoholische dranken. Voorbeelden van een dergelijk horecabedrijf zijn restaurants, bistro's en grillrooms. Maar ook lunchrooms, broodjeszaken, cafetaria's en snackbars zijn toegestaan. Cafés, coffeeshops, bardancings,discotheken, nachtclubs en logiesverstrekkende bedrijven zoals hotels en pensions zijn niet toegestaan. De te realiseren voorziening moet een kwaliteitsimpuls geven aan de beleving van de recreatieve waarde van de Rietplas.
De Rietplas maakt prominent deel uit van de twee meest zuidelijke woonwijken (Rietlanden en Parc Sandur) van Emmen. Het is niet alleen een populaire recreatieve uitvalsplek voor inwoners van Emmen. Ook vanuit de hele regio trekt het gebied bezoekers aan. De locatie ligt op relatieve korte afstand van de autosnelweg A37 en is eenvoudig te bereiken via de Ericasestraat. Naast de locatie ligt een zandstrand met de naam Rietstrand.
Figuur 1-1: De ligging van het plangebied Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas
.
Het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas ligt aan de oostzijde van de Grote Rietplas in de wijk Parc Sandur. Het wordt globaal begrensd door de Grote Rietplas in het westen, de wijk Rietlanden in het noorden, de Ericasestraat in het oosten en de autosnelweg A37 in het zuiden (zie figuur 1.1).
Figuur 1-2: Indicatie begrenzing plangebied.
Het voorliggende bestemmingsplan Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas vervangt het bestemmingsplan 'Emmen, Parc Sandur' gedeeltelijk.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met een bestemming dan wel met een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is er informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in een ander kader zijn uitgevoerd. De conclusies uit de onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting.
Ter voorbereiding van dit bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken en notities verricht:
De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is op 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het bestemmingsplan Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas zijn vooral de thema's werken en voorzieningen van belang.
De welstandsnota 2016, gemeente Emmen is opgesteld uitgaande van het motto: “Loslaten wat kan, regelen wat ertoe doet”.
De gemeente hecht waarde aan de omgevingskwaliteit en ziet daarbij onderscheid tussen de verschillende gebieden die de gemeente rijk is. Niet ieder gebied vraagt om dezelfde benadering. De welstandsnota 2016 kent drie welstandsniveaus: welstandsvrij, welstandsluw en welstandsniveau hoog. Voor een aantal gebieden is de ambitie naar beneden bijgesteld, waardoor welstandsvrije gebieden zijn toegenomen. Het niveau welstandsluw is geïntroduceerd. In de luwe gebieden wordt op een aantal basale aspecten van welstand gestuurd en wordt afstand genomen van gedetailleerde beoordelingen. Daarnaast moeten gebieden die van meer waarde zijn - niveau hoog – goed beschermd blijven. Deze gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van Emmen. Voornamelijk zijn dit de centra van dorpen, wijken en de beschermde dorpsgezichten. Voor deze gebieden geldt een hoog ambitieniveau. Het gemeentebestuur beoogt met deze nota een dynamische welstand in Emmen, waarbinnen ruimte is voor dialoog en “kwalitatief herstel” met de samenleving.
Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving.
Op het plangebied is niveau welstandsluw van toepassing. Het niveau welstandsluw betreft gebieden, gebouwen, complexen, bouwblokken (ensembles) en bouwwerken waar de gemeente een minder hoge ambitie heeft dan voor de beeldbepalende panden en gebieden (niveau hoog). Met name de stedenbouwkundige samenhang is in deze gebieden van belang. Criteria zijn erop gericht om de hoofdvorm en het gevelbeeld van een gebouw of blok zoveel mogelijk intact te laten of op de omgeving aan te laten sluiten. Ingrepen worden beoordeeld in relatie tot de naastliggende bebouwing. Het beleid is gericht op hoofdtaken en niet op details.
De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.
De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030.
De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.
Missie
De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.
Kernkwaliteiten
De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd :
Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.
Zorgvuldig Ruimtegebruik
In Drenthe kunnen mensen nog ruimte beleven. Dat wil de provincie bewaken, ook wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn. Zorgvuldig ruimtegebruik is van provinciaal belang.
Milieu- en leefomgevingskwaliteit
De provincie streeft naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier. Het beschermen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.
Kaarten en doelstellingen
Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:
Landschap
Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de veenkoloniën. Van provinciaal belang is de orthogonale samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.
Cultuurhistorie
Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Het plangebied is gelegen binnen het gebied Emmen en haar venen. Het generieke beleid 'respecteren' is van toepassing. Het is bedoeld om de cultuurhistorische samenhang, zoals die is vastgelegd in de hoofdstructuur, te borgen. De ambitie voor de Veenkoloniën richt zich specifiek op het zichtbaar houden van de machinale veenwinning en veenverwerking op het Amsterdamscheveld en het Bargerveen, zowel in het landschap als in de bebouwing.
Archeologie
De inhoudelijke kaart Archeologie geeft een overzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die de provincie van provinciaal belang achten. In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.
Aardkundige waarden
Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en, waar mogelijk, herstellen. Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteit aardkundige waarden. De provincie wil inhoud geven aan ruimtelijke kwaliteit, om de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe te behouden en te versterken. Het doel is de archiefwaarde van de bodem te behouden en de landvormen, die karakteristiek zijn voor het Drentse landschap, te behouden en te versterken, als onderdeel van de kernkwaliteit oorspronkelijkheid.
In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie
(deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft.
De provincie is verplicht vanuit de AMVB Ruimte een verordening voor de hierin opgesomde
thema's te hanteren. De AMVB Ruimte bevat geen nieuw rijksbeleid, het is een 'beleidsneutrale'
vertaling van de Nota Ruimte. Naast de vertaling van het rijksbelang beschrijft de
POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en of wil
verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins.
De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd:
kernkwaliteiten, SER ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen
is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een
rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend
Drenthe). Gemeenten zullen binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten
ook moeten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de
kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen
zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden.Bij het opstellen
van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas
is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan
de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Emmen behoort
tot deelgebied Emmen en haar Venen. De ambities behorende bij dit deelgebied richten
zich op het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek
uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen
en essen als een keten op de Hondsrug liggen, afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen.
Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare
en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route
over de Hondsrug. Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet
van de esdorpen. De belangrijkste opgave voor de Hondsrug is het ontwikkelen van een
integraal gebiedsperspectief om de aantrekkelijkheid van het gebied als woon- en werkplek
en toeristische trekker te waarborgen voor de toekomst.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden.
Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
(Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op
slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en
wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal
belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van
toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.
De conclusie van de in dit bestemmingsplan Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale en het gemeentelijke beleid.
Op deze specifieke locatie aan de Grote Rietplas wordt een horecavoorziening mogelijk gemaakt. Deze horecavoorziening moet een kwaliteitsimpuls geven aan de beleving van de recreatieve waarde van de Rietplas.
De Grote Rietplas staat in verbinding met de Kleine Rietplas. Het ligt ten zuiden van de stad Emmen. Het vier hectare grote recreatiegebied heeft een surf- en zeilmeer. Er zijn mooie stranden, ruime ligweides, haventjes, voldoende parkeerplaatsen, een kanobaan, wandel- en fietspaden. Het recreatiegebied van de Rietplas is geschikt voor het organiseren van evenementen zoals het Hello Festival (vroeger Retropop), het internationaal Vliegerfestival en de Rietplasloop. Aan de zuidoostzijde van de plas ligt de wijk Parc Sandur. Dit woon- en recreatiepark telt 1.200 woningen, waarvan 800 voor permanente bewoning. Aan de noordzijde van de plas ligt woonwijk de Rietlanden met 10.000 inwoners. De Grote Rietplas is niet alleen een populaire recreatieve bestemming voor inwoners van Emmen; het trekt bezoekers aan uit de hele regio. Zwemmen, wandelen, fietsen, vissen en varen zijn populaire activiteiten.
De locatie ligt op relatieve korte afstand van de autosnelweg A37 en is eenvoudig te bereiken via de Ericasestraat. Het grenst aan een zandstrand met buitendouches en een haventje met inlaadplaats voor boten. Op honderd meter van de locatie is een ruime parkeerplaats voor meer dan 150 auto's.
Figuur 3:1: Referentiebeeld 1
Figuur 3:2: Referentiebeeld 2
Figuur 3:3: Referentiebeeld 3
De horecavoorziening komt in het op de tekening aangegeven bebouwingsgebied. De bebouwing is uitsluitend mogelijk binnen het aangegeven bouwvlak.
De omvang van de bebouwing bedraagt maximaal 500 m² BVO (verdeeld in (eventueel) maximaal 2 bouwlagen, exclusief terras).
Er is één bouwvolume. Dat houdt in dat losstaande volumes niet zijn toegestaan. Ook het terras is onderdeel van het geheel. Het bouwvolume is te gast in de omgeving.
Er is een sterke relatie tussen het bouwplan en de waterzijde. Ook de entreezijde is van belang. Hierdoor krijgt het bouwplan een tweezijdige oriëntatie met het zwaartepunt aan de waterzijde. Het gebouw is van twee zijden te betreden.
Het horecabedrijf dat zich mag vestigen behoort tot de categorie 'Horeca-2'. Een dergelijk horecabedrijf is gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als ondergeschikte nevenactiviteit het verstrekken van (zwak) alcoholische en niet-alcoholische dranken. Voorbeelden van een dergelijk horecabedrijf zijn restaurants, bistro's en grillrooms. Maar ook lunchrooms, broodjeszaken, cafetaria's en snackbars zijn toegestaan. Cafés, discotheken en nachthoreca zijn niet togestaan. Integratie van een bedrijfswoning in de bouwmassa van maximaal 50 m2 per bouwlaag is mogelijk.
Er moet worden voldaan aan de standaard geluidsgrenswaarde van het Activiteitenbesluit.
Er wordt gebruik gemaakt van het bestaande parkeerterrein. Het toevoegen van extra parkeerplaatsen is niet toegestaan. Het op een juiste manier inpassen van fietsenstallingen is onderdeel van het ontwerp en levert een bijdrage aan het (recreatieve) gebruik van de (directe) omgeving. Verharding voor hulpdiensten en levering is ondergeschikt aan het beeld van de groene omgeving.
Het gebied houdt een open toegankelijke uitstraling. Hekwerken zijn niet toegestaan.
Het gebouw dient op te gaan in de omgeving. Horizontale geleding is daarbij van belang. Gezien de prominente situering is een hoge beeldkwaliteit van belang. Het contrast tussen de riet- en zandachtige omgeving en de architectuur van het gebouw moet maximaal benut worden. Er moet duurzaam gebouwd worden met aandacht voor natuurlijke materialen.
Ten aanzien van het realiseren van een horecavoorziening op onderhavige locatie aan de Grote Rietplas is een horecabehoefteonderzoek uitgevoerd door bureau Van Spronsen en Partners. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting. De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek zijn:
De gemeente Emmen heeft archeologiebeleid vastgesteld op 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport. Dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzen zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in een gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Tabel 1 geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.
Categorie | Archeologische waarden | Oppervlakte | Diepte | Drainage | |||
Rijksmonument | Beschermd | - | - | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 1 | Zeer hoge archeologische waarde | 0 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 2 | (zeer) (hoge) archeologische waarde | 100 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 3 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 4 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Toegestaan |
Tabel 1: Onderverdeling van archeologische waarden.
Deze beleidskeuzen zijn vertaald in dubbelbestemmingen.
Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.
Het plangebied Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas is onderzocht volgens de beleidskaart en gelegen in een gebied met Waarde - Archeologie 4. Dat zijn gebieden met een (middel)hoge verwachting.
figuur 3.1: Uitsnede archeologische beleidskaart, plangebied gelegen in waarde - archeologie 4: Gebieden met (middel)hoge archeologische waarden
Gebieden gecategoriseerd als waarde-3 en waarde- 4 zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw, landschappelijke kenmerken en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Delen van dit landschap kunnen bovendien zijn afgedekt door esdekken. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden.
Voor gebieden aangeduid met Waarde - archeologie 4 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 1000 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De Waarde - Archeologie 4 is apart opgenomen omdat dit terreinen zijn waar naast bovenstaande bepalingen geen drainageverbod geldt.
Belangrijkste resultaten
Het plangebied aan de Grote Rietplas ligt op de westelijke flank van de Hondsrug. Tussen ongeveer 1500 en 500 vC veranderde dit gebied van een deklandschap in veenmoeras. Archeologische vondsten uit de omgeving dateren uit de periodes steentijd, bronstijd of ijzertijd. Tijdens de jaren '90 is het plangebied ruim een meter afgegraven bij de aanleg van de grote rietplas. De ontgraving is uitgevoerd tot in het zogenaamde Peelozand. In het plangebied zijn geen lagen keileem of dekzand meer aanwezig.
Archeologisch verwachtingsmodel
Door de diepe ontgraving zullen eventuele archeologische resten verloren zijn gegaan. Daarom kan de archeologische verwachting zoals opgesteld in paragraaf 2.5 van het verkennend archeologisch onderzoek naar beneden worden bijgesteld.
Aangezien eventuele archeologische resten door de ontgraving bij de aanleg van de Grote Rietplas verloren zullen zijn gegaan, adviseert De Steekproef om geen nader archeologisch onderzoek te ondernemen of beperkingen op te leggen voor het plangebied. Wel blijft in alle gevallen gelden dat als bij toekomstig graafwerk toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dat daarvan direct melding dient te worden gemaakt conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10 bij de gemeente Emmen.
Geconcludeerd kan worden dat op grond van de resultaten van het verkennend archeologisch onderzoek een vervolgonderzoek niet noodzakelijk is. Wel krijgt het plangebied de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 4. Het verkennend archeologisch onderzoek is als bijlage 3 bij deze toelichting opgenomen.
De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden). De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.
Soortenbescherming
Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:
Houtopstanden
In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de, door de gemeenteraad vastgestelde,
bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale
Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet
worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de
herbeplantingsplicht kan worden verleend.
Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen
2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en
waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder ontheffing is het verboden deze te kappen.
De te verwachten natuurwaarden in het plangebied zijn gering volgens de gemeentelijke ecoloog. Een verkennend ecologisch onderzoek is derhalve achterwege gelaten.
Het voornemen bestaat om aan de Grote Rietplas te Emmen een horecavoorziening te realiseren. De gemeente Emmen heeft derhalve Ingenieursbureau Tauw gevraagd een stikstofdepositie-onderzoek uit te voeren voor het bestemmingsplan 'Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas'. De verwachting is dat de aanlegfase zal starten in 2022 en minder dan een jaar zal duren.
Wanneer blijkt dat het plan meer dan 0,00 mol/ha/jaar bedraagt aan de stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige natuur in Natura-2000 gebieden, is er sprake van een in potentie significant effect en kan het plan niet zondermeer worden vastgesteld.
De meest nabije stikstofgevoelige habitats of leefgebieden van soorten zijn gelegen op 8,6 kilometer van het dichtstbijgelegen Natura 2000-gebied Bargerveen.
Een plan kan alleen worden vastgesteld als de stikstofdepositie op geen enkele relevante en voor stikstofdepositie gevoelige hexagonen toeneemt. Wanneer er sprake is van een toename in stikstofdepositie kan in een ecologische voortoets of passende beoordeling onderzocht worden of effecten daadwerkelijk op gaan treden als gevolg van het plan en of deze de natuurlijke kenmerken van het gebied aantasten.
Voor het berekenen van de stikstofdepositie is gebruik gemaakt van de vigerende versie van het rekenmodel Aerius Calculator, versie 2020.
In de berekeningen wordt onderscheid gemaakt tussen de aanlegfase en de gebruiksfase. Op dit moment is het terrein braakliggend, waardoor er geen emissie is in de huidige situatie. In de berekeningen zijn de emissies van NOx en NH3 van de relevantste bronnen meegenomen. Het gaat hierbij om:
Er zijn in dit onderzoek twee berekeningen uitgevoerd om de stikstofdepositiebijdrage van het plan op de Natura 2000-gebieden in kaart te brengen:
De verspreiding van emissies en de bijdrage aan de stikstofdepositie ten gevolge van dit bestemmingsplan is berekend met het rekenmodel AERIUS Calculator (versie 2020).
Voor zowel de aanlegfase als tijdens de gebruiksfase zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar berekend. Daarmee kan geconcludeerd worden dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden ten gevolge van de aanlegfase van het bestemmingsplan. Het stikstofdepositieonderzoek is als bijlage 4 bij deze toelichting gevoegd.
De Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen,
ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling
geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente
Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de
gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van
de structuurvisie verder uitgewerkt.
In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte
benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid
een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke
uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet
rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt bepaald te beoordelen. Bij
het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.
Vanuit de Veiligheidsregio Drenthe en RUD Drenthe is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van de gebouwen in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.
In het kader van regelgeving in relatie tot Externe Veiligheid gelden voor dit bestemmingsplan geen belemmeringen. Er bevinden zich in en in de directe nabijheid van het plangebied geen risicobronnen (inrichtingen, transport of buisleidingen).
Het Besluit milieueffectrapportage (hierna Beluit m.e.r.) is gewijzigd. De wijziging is het gevolg van de implementatie van Richtlijn 2014/52/EU die ziet op het wijzigen van Richtlijn 2011/92/EU. Dit is de richtlijn die ziet op projecten (kolom 4). De wijzigingsrichtlijn is voor het overgrote deel geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Het gewijzigde Besluit m.e.r. is (op één onderdeel na) in werking getreden op 7 juli 2017, maar geldt vanaf 16 mei 2017 voor alle lopende vergunningaanvragen en bestemmingsplannen waarover nog geen besluit is grenomen. Eén van de belangrijkste gevolgen van de wijziging van het Besluit m.e.r. is dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie. Dit is geregeld in artikel 2 lid 5 Besluit m.e.r.
De voorliggende aanmeldnotitie beschrijft de gevolgen van de voorgenomen activiteit voor het milieu en geeft een conclusie omtrent de noodzaak tot een m.e.r.-procedure. Aan de hand van deze informatie kan het bevoegd gezag een beslissing nemen of voor de voorgenomen activiteit een MER dient te worden opgesteld.
Het project is in vergelijking met de drempelwaarde van een stedelijk ontwikkelingsproject van een relatief geringe omvang. Wanneer er geen 'belangrijke nadelige gevolgen' zijn voor het milieu is het conform de wetgeving en de vigerende praktijk niet nodig om een volledige m.e.r.-procedure te doorlopen.
Uit de uitgevoerde analyse blijkt dat er geen relevante effecten zijn die het doorlopen van de m.e.r.-procedure noodzakelijk maken. Om bovenstaande reden is het doorlopen van een m.e.r.-procedure niet nodig.
De aanmeldnotitie m.e.r. en het hierop genomen besluit dat geen m.e.r.-procedure behoeft te worden doorlopen zijn als bijlagen 5 en 6 opgenomen bij deze toelichting.
Er zijn binnen het plangebied of in de directe nabijheid geen bedrijven gevestigd.
Binnen het plangebied liggen geen in werking zijnde agrarische bedrijven. Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf is op ruim 500 meter gelegen van het plangebied. De ontwikkeling heeft derhalve geen invloed op de aanwezige agrarische bedrijven en hun eventuele ontwikkelingsmogelijkheden.
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit
vastgesteld.
Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld.bij het landelijke meldpunt:.
Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal
kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer
opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek
grond te ontgraven en toe te passen.
Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de
Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake
is van een nuttige toepassing. Is het werk niet 'nuttig', dan is er sprake van het
zich ontdoen van afvalstoffen. Tijdelijke opslag en grootschalige toepassingen van
grond en bagger zijn vormen van 'nuttig' gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden
waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven
van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te
ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking
van) bodemverontreiniging.
Voor dit bestemmingsplan is een verkennend bodemrapport opgesteld door onderzoeksbureau Tauw, d.d. 11 augustus 2020. Geconcludeerd kan worden dat zowel de boven- als de ondergrond niet verontreinigd zijn met de onderzochte parameters. Het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 is licht verontreinigd met barium en niet met de overige onderzochte parameters. De aanwezig halfverharing is niet verdacht op asbest en is toepasbaar als niet vormgegeven bouwstof. Op basis van dit onderzoek zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingswijziging. Saneringsmaatrgelen zijn derhalve niet nodig. Het verkennend bodemonderzoek is als bijlage 7 aan deze toelichting toegevoegd.
In het kader van de Wet geluidhinder moeten geluidsgevoelige objecten voldoen aan de wettelijk bepaalde normering als het gaat om de maximale geluidsbelasting op de gevels. De limitatieve lijst geluidsgevoelige gebouwen bestaat uit:
- woningen;
- onderwijsgebouwen;
- ziekenhuizen;
- verpleeghuizen;
- verzorgingstehuizen;
- psychiatrische inrichtingen;
- kinderdagverblijven.
Relevante geluidbronnen in het kader van de Wet geluidhinder zijn wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Op het moment dat een van bovenstaande functies ontwikkeld wordt in de nabijheid van voornoemde geluidbronnen of binnen de zones daarvan, zal middels een geluidsonderzoek aangetoond moeten worden of er voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde. Daarnaast kan het als het gaat om bijvoorbeeld logiesruimtes (hotelkamers, recreatieve verblijven) wenselijk zijn om een goed en aangenaam binnenklimaat te kunnen waarborgen.
Met de realisatie van een horecavoorziening wordt geen geluidgevoelige functie gerealiseerd. De VNG richtlijn gaat bij muziekgeluid (intern) uit van een minimale afstand van 10 meter tot naastgelegen bebouwing. Bij onderhavige relatie is bebouwing op een grotere afstand gelegen, zijnde meer dan 250 meter. De Wet geluidhinder is dan ook niet van toepassing op onderhavig project.
De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan "Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas" is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen.
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Het bestemmingsplan Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas ligt in het stroomgebied Rijn- Oost en valt onder het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Vechtstromen en in het waterplan van de gemeente Emmen.
Het plangebied is direct gelegen aan de Grote Rietplas en heeft hierin een recreatieve functie (recreëren overdag). De Grote Rietplas heeft een zwemwarterfunctie. Deze functie mag niet in het gedrang komen door de ontwikkeling van de horecavoorziening.
Parc Sandur ligt op de flanken van de Hondsrug ten zuiden van Emmen; de maaiveldhoogtes ( zie kaart 24-2C) variëren tussen NAP +21,00 m (in het noordoosten van de wijk) en NAP +16,00 m in de laagste delen van de wijk (het gebied aan de Rietplas). Er komen geen ingesloten laagtes voor. Parc Sandur watert, via de Grote Rietplas, af naar Sleenerstroomgebied.
De bodem in het gebied bestaat –voor zover gekarteerd- overwegend uit veldpolgronden (zand), moerige gronden en veengronden met een veenkoloniaal dek. Plaatselijk komen slecht doorlatende lagen in de diepere ondergrond voor. Figuur 2 geeft een overzicht van de situatie van de slecht doorlatende lagen.
Met betrekking tot de realisatie van de horecavoorziening moet rekening worden gehouden met de waterstanden van de Rietplas. Het streefpijl is 14.80 NAP. Het laagst gemeten pijl is 14.00 NAP en het hoogst gemeten pijl is 15.00 NAP. Met deze waarden dient rekening te worden gehouden voor wat betreft het vloerpeil en de aanleg van een terras en steiger.
Parc Sandur wordt overwegend gekarakteriseerd als infiltratiegebied. In de wijk zijn geen grondwatergerelateerde problemen. Er zijn geen ingesloten laagtes aan te wijzen. Overstromingsrisico's zijn ook niet aanwezig (de lage delen, die in de modellen als risicovol zijn aangewezen zijn opgehoogd.). Neerslag stroomt rechtstreeks af naar de Grote Rietplas.
Het plangebied maakt geen deel uit van een door de provincie aangewezen grondwaterbeschermingsgebied. Er zijn daarom geen beperkende eisen aan het grondgebruik gesteld.
De Grote Rietplas en de hiermee verbonden Kleine Rietplas en het Witte Zwanewater zijn echter wel vwaterhuishoudkundig zorgenkindjes. Het is in een (hydrologisch) normaal jaar erg lastig om de waterstanden niet te ver laten uitzakken. Door infiltratie en verdamping gaat veel water verloren, met negatieve effecten voor de waterkwaliteit (zwemwaterfunctie!). Derhalve dient hwt waterschap periodiek de zwemwaterkwaliteit te bemonsteren. Tevens wordt het water via een circulatiesysteem in de Rietplas vastgehouden en rondgepompt, als waterkwantiteitsmaatregel zodat water wat weglekt enigszins terug te pompen.
Hemelwater afkomstig vanaf daken kan worden afgevoerd naar een aanwezige duiker. Deze duiker stroomt af op een sloot. De sloot infiltreert het water in de bodem. Bij extreme omstandigheden kan het water via de sloot afwateren op de Rietplas. Vuilwater kan afgevoerd worden naar de aanwezige vuilwaterriolering.
Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Het regenwaterstelsel loost rechtstreeks op de Rietplas.
De gemeente Emmen heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.
De inrichting van het plangebied is in samenspraak met waterschap Vechtstromen tot stand gekomen.
De hydrologische effecten van de inrichting van het plangebied zijn voldoende onderzocht en beschreven. Het waterschap heeft geen bezwaar tegen de wijziging van het bestemmingsplan om een daghorecavoorziening met een maximale bouwoppervlakte van 500 m2 mogelijk te maken.
Indien verder volgens de Waterwet werkzaamheden vergunningplichting zijn, dan dient er bij het waterschap een watervergunning aangevraagd te worden.
Het voorontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd. Naar aanleiding van dit overleg heeft het waterschap op- en aanmerkingen gemaakt op het bestemmingsplan. Deze op- en aanmerkingen zijn verwerkt. In bijlage 1 Nota van Beantwoording is na te lezen wat deze op- en aanmerkingen zijn en hoe deze zijn verwerkt in de waterparagraaf.
Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels
en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan.
De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting
is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes
te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas maakt het
realiseren van een daghorecavoorziening mogelijk.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw
van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk
geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en
de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
6.2 Toelichting op de verbeelding
Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart BGT gehanteerd. De ondergrond
zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven
bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en/of aanduiding
gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische
betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen
van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale
grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering.
De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar
keuze worden ingesteld.
De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.
Gebruiksregels
Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.
Bouwregels
In een aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de bouwregels onder anderen regels ten aanzien maximale bebouwing , bouwhoogtes, dakhelling opgenomen.
Flexibiliteit
Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan
flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen.
De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester
en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt
besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal
eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.
In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:
De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming
gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning,
de omgevingsvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld
in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor
een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het
aanvragen van een omgevingsvergunning
Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken
zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting
van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden
in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.
Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria: |
1. Woonsituatie: |
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand
houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden
op: i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden; iv. het uitzicht; v. de aanwezigheid van voldoende privacy. |
2. Straat- en bebouwingsbeeld: |
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige
en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan: i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing); ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen; iii. gevelbeelden; iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing; v. de hoogtedifferentiatie; vi. de situering van gebouwen op het perceel; vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt. |
3. Cultuurhistorie |
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden; |
4. Verkeersveiligheid |
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met: i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. benodigde uitzichthoeken van wegen; iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden; vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte. |
5. Sociale veiligheid |
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk,
onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden: i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt. |
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding |
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient
rekening gehouden te worden met de volgende aspecten: i. aanwezigheid van kwetsbare objecten; ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen; iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken; de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen. |
7. Milieusituatie: |
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg
van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met: i. de mate van hinder voor de omliggende functies; ii. de gevolgen voor de externe veiligheid; iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit; vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit; vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water. |
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen |
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot. |
Figuur 6.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen
De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.
Bescherming van archeologische waarden
Om de archeologische waarden te beschermen is in artikel 4 (dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie
4') een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde
activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven
te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid
om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te
gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan
om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel
mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst.
Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom
is bij alle Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,
of van werkzaamheden en aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder
de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een
bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval
zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden
die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden
te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen
niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die
een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen
niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.
Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:
In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels.
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd.
De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen.
Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan
de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd
wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen
alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie.
In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard,
waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
De voor 'Bedrijf-Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor een hoofdrioolput. Om (onderhouds)werkzaamheden te kunnen verrichten aan de aanwezige hoofdrioolput mag er binnen deze bestemming geen bebouwing gerealiseerd worden.
De te realiseren horeca-inrichting in het plangebied is geregeld in artikel 3. De te realiseren inrichting valt onder het begrip Horeca-2. Een horecabedrijf vallend onder het begrip Horeca-2 is een horecabedrijf dat gericht is op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als ondergeschikte nevenactiviteit het verstrekken van (zwak) alcoholische en niet-alcoholische dranken. Voorbeelden van een dergelijk horecabedrijf zijn restaurants, bistro's en grillrooms. Maar ook lunchrooms, broodjeszaken, cafetaria's en snackbars zijn toegestaan. Cafés, coffeeshops, bardancings,discotheken, nachtclubs en logiesverstrekkende bedrijven zoals hotels en pensions zijn niet toegestaan.
De horecavoorziening komt in het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. De bebouwing bestaat uit één hoofdgebouw en is uitsluitend mogelijk binnen het aangegeven bouwvlak. De omvang van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 500 m² BVO (verdeeld in (eventueel) maximaal 2 bouwlagen, exclusief terras). Integratie van een beheerderswoning in de bouwmassa van maximaal 50 m2 per bouwlaag) is mogelijk. Er is slechts één bouwmassa (hoofdgebouw) toegestaan. Dit betekent dat bijbehorende bouwwerken niet zijn toegestaan: een berging dient derhalve inpandig te worden gerealiseerd. De maximale bouwhoogte bedraagt 8 meter.
DUBBELBESTEMMINGEN
Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar
op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke
bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen,
geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals
gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer
een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken
gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig
moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.
Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen
van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen
die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden afwegingen opgelegd
aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming
worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming
is opgenomen.
Het plangebied Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas kent één dubbelbestemming te weten: Waarde-Archeologie 4.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
Om de archeologische waarden in het plangebied te beschermen is de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 4 op de verbeelding opgenomen. Voor gronden binnen categorie 4 geldt dat archeologisch onderzoek nodig is om vast te stellen of er waarden aanwezig zijn en of deze behoudenswaardig zijn. Om de archeologische waarden te beschermen is in de regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde activiteiten aan bepaalde voorwaarden gebonden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Voor terreinen binnen Waarde - Archeologie 4 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 1000 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De Waarde - Archeologie 4 is apart opgenomen omdat dit terreinen zijn waar naast bovenstaande bepalingen geen drainageverbod geldt.
Voor de dubbelbestemming Waarde-Archeologie geldt dat bestemmingen een wijzigingsbevoegdheid kennen, waarin overeenkomstig artikel 3.6 van de Wro Burgemeester en Wethouders de dubbelbestemming kunnen laten vervallen of alsnog aan de gronden de dubbelbestemming kunnen toekennen.
Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.
Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.
In artikel 7 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde
onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de
in artikel 3 genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en
enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard
met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid,
beheer en gebruik van het openbaar gebied.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra
flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen
van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld
een omgevingsvergunning verlenen voor het 10 % vergroten van de bouwmogelijkheden
voor de nokhoogte.
De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een
andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent
dat niet 2 keer een omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen
of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen
worden.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
In artikel 10 wordt het mogelijk gemaakt dat burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen.
In artikel 11 wordt aangegeven dat het Parapluplan Parkeernormen en het Parapluplan Standplaatsen ook van topassing zijn in het onderhavige plangebied.
Het laatste hoofdstuk "Overgangs en slotregels" bevat in artikel 12 het overgangsrecht, zoals beschreven in het besluit Ruimtelijke Ordening. Artikel 13 is de slotregel. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als regels van het bestemmingsplan Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas".
In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen.
Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek
beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt
als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn
immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke
kwaliteit en een veilige leefomgeving.
Het college van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht
en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie
op het terrein van de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en
naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH
invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben.
Voor wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren.
De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er
alles aan doen om risico's en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen.
Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring
is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen
voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago.
Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.
Het college geeft het bestemmingsplan Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas
vrij voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), Het concept- ontwerpbestemmingsplan
is voor overleg verzonden naar de verschillende overlegpartners.
De ontvangen adviezen en reacties worden gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende
bij het bestemmingsplan Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas (zie bijlage
1). In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders
ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties
leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan
verwerkt.
Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen
naar voornoemde nota. De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan
Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas.
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van
de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij
grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie
van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit
ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt
verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of
meer.
De kosten van het maken van het voorliggende bestemmingsplan worden in dit geval gedekt op grond van het bijbehorende voorbereidingskrediet. De grond wordt verpacht en aangegaan middels een overeenkomst met de winnaar van de prijsvraag voor dit project. De voorbereidingskosten (waaronder ook deze bestemmingsplanprocedure valt) en de rentelasten worden verrekend met de opbrengsten van de jaarlijkse erfpachtcanon.
het bestemmingsplan Emmen, Parc Sandur horecavoorziening Grote Rietplas met identificatienummer NL.IMRO.0114.2020109-B701 van de gemeente Emmen;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw;
een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;
geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen bouwwerken/ voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;
verwachting van middelhoge of hoge archeologische waarden, welke nader onderzocht dienen te worden;
vastgestelde archeologische waarde zoals weergegeven op de Archeologisch Monumenten Kaart (AMK);
een door het rijk aangewezen gebied en of element (AMK) waarvan geconstateerd is dat zich in en of op de bodem, met het oog op de bewoningsgeschiedenis, beschermingswaardige en door mensen gemaakte voorwerpen en of sporen van de vroegere samenlevingen bevinden;
een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;
een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;
een woning gerealiseerd in het hoofdgebouw, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wier huisvesting daar, gelet op de horecabestemming van het gebouw, noodzakelijk is;
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c;q; een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologische) bodemarchief;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;
de aan een gebied toegekende waarde , gekenmerkt door een samenhangend geheel van onderling elkaar beïnvloedende mensen, planten, dieren en omgeving;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;
onder geurgevoelige objecten wordt o.a verstaan (bedrijfs)woningen, ziekenhuizen, bejaarden- en verpleeghuizen, asielzoekerscentra, dagverblijven, scholen, kantoren, winkels, recreatiegebieden voor dagrecreatie, hierbij is de verblijfsduur, omvang van de groep, functie van de omgeving, aanwezigheid van gevoelige groepen en bijzondere bestemmingen van belang;
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;
een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst;
een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en /of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
een horecabedrijf gericht op:
een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, telecommunicatie, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;
een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);
de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaand uit een lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling;
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;
een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;
de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;
De voor Horeca-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende:
Voor het bouwen van het gebouw gelden de volgende bepalingen:
Voor het realiseren van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:
De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:
Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning afwijken van:
De toepassing van de in artikel 9.1 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Tevens dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder, indien daartoe noodzaak is. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad of bij negatief advies van de leidingbeheerder kan de functiewijziging niet plaatsvinden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.