direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Gelpenberg, Fietspad
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0109.100BP00049-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding & doel

Eind 2019 heeft het college de fietsnota ‘Ruimte voor de fiets’ vastgesteld en in februari 2020 heeft de gemeenteraad van Coevorden hiermee ingestemd. In de fietsnota zijn diverse fietsopgaven benoemd, onder andere het onderzoeken van enkele ontbrekende fietsverbindingen van het ‘Basisnetwerk Fiets’. Daarnaast heeft de gemeenteraad van Coevorden op 30 juni 2020 een motie aangenomen waarbij het college wordt opgedragen prioriteit te geven aan de aanleg van de fietspaden Gelpenberg en Schapendijk. In de motie is opgenomen dat de realisatie van deze (veilige) fietspaden noodzakelijk is vanuit de verkeersveiligheid en recreatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0001.png"

Figuur 1.1: huidige situatie Gelpenberg

De aanleg van het fietspad Gelpenberg is niet mogelijk op grond van de geldende bestemmingsplannen. Dit bestemmingsplan maakt de aanleg van het fietspad mogelijk.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het fietspad wordt buiten de bebouwde kom van Aalden aangelegd. Het fietspad wordt aangelegd in noordwestelijke richting en komt te liggen aan de zuidzijde van de bestaande weg Gelpenberg. Het fietspad loopt vanaf de Molenwijk tot aan de weg Aelderholt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0002.png"

Figuur 1.2: globale ligging plangebied binnen rode gebied.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het fietspad komt te liggen op gronden die zijn opgenomen in het geldende bestemmingsplan Buitengebied. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 9 december 2014 en is onherroepelijk. De gronden waarop het fietspad komt te liggen hebben voornamelijk de bestemming 'Agrarisch met waarden - Ontginningenlandschap' en een klein gedeelte 'Agrarisch met waarden - Essenlandschap'. Daarnaast hebben de gronden de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie 3'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0003.png"

Figuur 1.3: geldend bestemmingsplan Buitengebied met globale ligging fietspad (rood)

Halverwege het tracé is tevens het bestemmingsplan AZC te Aalden van kracht. In dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming 'Maatschappelijk - Asielzoekerscentrum' en 'Bos'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0004.png"

Figuur 1.4 Bestemmingsplan AZC te Aalden

1.4 Leeswijzer

De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 worden de relevante beleidskaders beschreven. De milieu- en omgevingsaspecten zijn in hoofdstuk 4 opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische planbeschrijving. In hoofdstuk 6 komt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en het overleg en inspraak van het plan aanbod.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving en -uitgangspunten

2.1 Huidige situatie

De weg Gelpenberg is een doorgaande weg tussen Aalden en Witteveen. Aan deze weg liggen een asielzoekerscentrum, een groot recreatiepark en een golfbaan. Ook staan aan deze weg diverse woningen. Dat maakt het dat de weg een belangrijke functie heeft in het gebied.

Onderstaand dwarsprofiel toont het principe dwarsprofiel van de Gelpenberg in de huidige situatie, kijkrichting west. Aan beide zijden van de rijbaan bevindt zich een structurele bomenrij in de berm. Aan de zuidzijde bevindt zich daarachter een watergang. Het gedeelte van de Gelpenberg tussen het AZC en Aalden is voorzien van een trottoir aan de zuidzijde van de rijbaan (niet opgenomen in het dwarsprofiel, omdat dit slechts voor een beperkt deel aanwezig is). Dit trottoir dient te worden gehandhaafd i.v.m. de voetgangersstromen tussen het AZC en het centrum van Aalden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0005.png"

Figuur 2.1: principe dwarsprofiel Gelpenberg in westelijke richting

Er is door het externe bureau Roelofs onderzoek gedaan naar de verkeersstromen in het gebied. Dit onderzoek is in zijn geheel opgenomen als bijlage 2 bij deze toelichting. Aan de hand daarvan is onderzocht hoe het nieuwe tracé er uit moet komen te zien. De resultaten van de verkeerstellingen zijn weergegeven in onderstaande figuur 2.2. Aan de hand hiervan heeft de gemeente besloten dat een vrijliggend fietspad wenselijk is om de verkeersveiligheid te vergroten. In principe wordt een afstand tussen weg en fietspad van minimaal 1,50 meter als veilig gezien. De gemeente streeft naar 2-2.5 meter. Het fietspad komt hier op een afstand van 2.50meter te liggen vanaf de rijbaan van de Gelpenberg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0006.png"

Figuur 2.2.: verkeerintensiteiten Gelpenberg

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Inrichting nieuwe fietspad

Het fietspad wordt aan de zuidkant van de Gelpenberg aangelegd. De bomenrij naast de Gelpenberg zal daarbij vrijwel geheel behouden blijven. Ter hoogte van het AZC zullen enkele bomen gekapt worden omdat het fietspad daar dichterbij de Gelpenberg komt te liggen en bestaande bomen vlak langs de weg daar gekapt moeten worden. Er is op het terrein van het AZC onvoldoende ruimte om het pad daar aan te leggen. In onderstaande afbeeldingen is het ontwerp van het fietspad inzichtelijk gemaakt op een luchtfoto. Deze is ook in zijn geheel als bijlage opgenomen zodat verder ingezoomd kan worden op het ontwerp van het fietspad. Het nieuwe fietspad is in deze figuur grijs aangegeven.

Naast het fietspad wordt een nieuwe sloot aangelegd voor de waterhuishouding en afwatering van het hemelwater. De nieuwe groenstrook/ sloot is in het groen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0009.png"

Figuur 2.3: ontwerp fietspad (grijs) ten zuiden van Gelpenberg.

2.2.2 Aansluiting op/in de bebouwde kom

Er is door Roelofs en de gemeente ook onderzocht in hoeverre dit fietspad doorgezet kan worden tot het kruispunt met de Aelderstraat. Dit blijkt ruimtelijk niet inpasbaar vanwege de bomenrij direct naast de Gelpenberg. Daarnaast is de functie en het karakter van de Gelpenberg binnen de bebouwde kom ook passend om fietsers op de rijbaan te laten fietsen. Binnen de gemeente wordt dit in principe op wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur toegepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0010.png"

Figuur 2.4: mogelijke inrichting Gelpenberg binnen de bebouwde kom (brond: googlemaps).

2.2.3 Fietspad doortrekken richting Witteveen in de toekomst

Het fietspad stopt bij de kruising van de Gelpenberg met de bestaande ingang van weg Aelderholt. De gemeente heeft tevens onderzoek gedaan naar het verlengen van de fietsvoorziening langs de Gelpenberg richting Witteveen.

Uit de observatie, verkeerstellingen en het gesprek met Aelderholt is gebleken dat de noodzaak om een fietsvoorziening door te trekken tot aan Witteveen (nog) niet aanwezig is. Het merendeel van alle verkeersbewegingen op de Gelpenberg vindt tussen de hoofdingang van Aelderholt en Aalden zelf plaats. Dat wil niet zeggen, dat in de toekomst een fietsvoorziening wordt uitgesloten, maar dat maakt geen onderdeel uit van de plannen en dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid van Rijk- provincie en Waterschap en waar nodig hoe met dit beleid rekening is gehouden.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, de Amvb Ruimte (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening: Barro). Het Barro stelt eisen aan een bestemmingsplan daar waar het gaat om gebieden van nationaal belang. In de regels van het Barro is aangegeven hoe met deze belangen bij nieuw op te stellen bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. Het Barro heeft op dit punt dus rechtstreekse werking. Daarnaast voorziet het Barro in provinciaal medebewind. Dit houdt in dat een provincie verplicht wordt tot het opnemen van zaken in de provinciale omgevingsverordening. Zo worden de provincies verplicht gebieden aan te wijzen die het natuurnetwerk Nederland vormen. Bij provinciale verordening worden de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden aangewezen en worden regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen.

Het rijksbeleid zoals bepaald in de SVIR geeft geen specifieke kaders mee voor de inhoud van dit bestemmingsplan.

3.1.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Deze biedt een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Hiermee wordt ingespeeld op de grote uitdagingen in de komende jaren. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • Duurzaam economisch groeipotentieel
  • Sterke en gezonde steden en regio's
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

In de NOVI worden geen uitspraken gedaan over fietspaden op gemeentelijk niveau. Besluiten hierover dienen op provinciaal maar vooral gemeentelijk niveau gemaakt te worden. Daarmee wordt geconstateerd dat rijksbeleid zich niet negatief uitspreekt over de aanleg van het fietspad en deze ontwikkeling daarmee passend is binnen het rijksbeleid.

3.1.3 Conclusie rijksbeleid

De aanleg van het fietspad is passend binnen het relevante rijksbeleid. De ontwikkeling is dermate kleinschalig dat de besluiten hierover op provinciaal en gemeentelijk niveau genomen kunnen worden.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over 'lange termijn', betreft het de periode na 2030.

De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

Missie

De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd :

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  • noaberschap;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal);
  • menselijke maat;
  • veiligheid.

Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Zorgvuldig Ruimtegebruik

In Drenthe kunnen mensen nog ruimte beleven. Dat wil de provincie bewaken, ook wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn. Zorgvuldig ruimtegebruik is van provinciaal belang.

Milieu- en leefomgevingskwaliteit

De provincie streeft naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier. Het beschermen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.

Visiekaart en doelstellingen

De meest in het oog springende provinciale ambities komen samen op de visiekaart 2030. De visiekaart geeft een samenhangend perspectief op de toekomst. Op de visiekaart is de ontwikkeling voor de robuuste systemen vastgelegd. De robuuste systemen vormen de dragers voor de ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe.

Het plangebied waar het fietspad in gerealiseerd wordt is op de visiekaart aangeduid als robuust natuursysteem. Dit systeem betreft de gebieden en verbindingen die de ruggengraat vormen voor de natuur in Drenthe. Ecologische verbindingen zorgen er voor dat verschillende natuurgebieden met elkaar verbonden zijn. Dit is belangrijk voor de verspreiding van planten en dieren tussen gebieden.

Kernkwaliteiten

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) heeft het gebied een bepaalde kwaliteit gekregen. Zo is het gebied tevens aangewezen als multifunctioneel en landbouwgebied.

Daarnaast heeft het gebied kernkwaliteiten gekregen vanuit landschappelijk oogpunt. Het behoort tot het esdorpenlandschap. Hierdoor is het gebied ook van cultuurhistorische, aardkundige en archeologische waarde.

Ten aanzien van de keuze van de ligging van het fietspad is rekening gehouden met bovenstaande waarden door het fietspad zo dicht mogelijk langs de bestaande weg te leggen. Daarbij is er voor gekozen om de bestaande bomen langs de Gelpenberg te handhaven omdat die mede het karakteristieke beeld bepalen. Voor het overige wordt in hoofdstuk 4 specifiek ingegaan op de archeologische waarden in het specifieke onderzoek dat daar naar gedaan is.

3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening Drenthe

In artikel 2.6 van de Provinciale Omgevingsverordening is aangegeven dat, als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, in het ruimtelijk plan uiteengezet wordt hoe het desbetreffende plan zich verhoudt tot het behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid, en de strategische opgaven en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de omgevingsvisie.

In de verordening is ook opgenomen dat een ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten mogelijk mag maken die deze kernkwaliteiten significant kunnen aantasten, of wijziging van bestaande activiteiten, zonder toestemming van de provincie. De kernkwaliteiten specifiek van toepassing op het plangebied zijn: landschap, aardkundige waarden, cultuurhistorie en archeologie.

Landschap

Op de kaart bij de omgevingsverordening is het gebied rondom Aalden aangemerkt als Esdorpenlandschap. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide. Het is een typisch agrarisch cultuurlandschap. Elk onderdeel van het landschap komt voort uit het agrarisch gebruik en is gerelateerd aan het (van oudsher) functioneren van de lokale agrarische gemeenschap. De Esdorpenlandschappen liggen veelal op landschappelijke overgangen van nat (beekdal) naar droog (es/heide/bos). Van provinciaal belang zijn de kernmerkende esrandbeplaning in de open ruimtes en de beekdalen met karakteristieke beekdal(rand)beplanting.

Het beoogde fietspad loopt door een Esdorpenlandschap. Door het fietspad naast de bomenrij aan de Gelpenberg aan te leggen, blijft de beplanting en daarmee de structuur van de open ruimte behouden.

Aardkundige waarden

In de beleidsnotitie 'wAARDEvol Drenthe' is de kernkwaliteit 'Aardkundige waarden' uitgewerkt. Zie hiervoor paragraaf 3.2.3.

Cultuurhistorie

In de beleidsnotitie 'Cultuurhistorisch Kompas' is de kernkwaliteit 'Cultuurhistorie' nader uitgewerkt. Zie hiervoor paragraaf 3.2.4

Archeologie

In de omgevingsverordening wordt gesteld dat archeologische kernkwaliteiten een geheel eigen dynamiek kennen omdat hier zowel sprake is van bekend (soms zichtbare) archeologische waarden als van gebieden waar een archeologische waarde op rust. Dat wil zeggen dat er archeologische waarden aanwezig kunnen zijn, maar nog niet in kaart gebracht. Uitgangspunt voor de archeologische kernkwaliteiten van provinciaal belang is behoud in situ (oftewel, in de bodem). Als dat niet mogelijk is, dient in de in de bodem aanwezige archeologische informatie(waarde) te worden veilig gesteld door middel van een opgraving. Hiervoor is afstemming met de gemeente vereist.

Ten zuiden van het plangebied is de archeologische waarde 'Es' aangemerkt, horend bij het eerder beschreven esdorpenlandschap. In paragraaf 4.1 wordt het omgevingsaspect archeologie nader onderbouwd.

3.2.3 wAARDEvol Drenthe

In de beleidsnotitie 'wAARDEvol Drenthe' (2010) is de kernkwaliteit 'aardkundige waarden' van de provincie Drenthe uitgewerkt. Aardkundige waarden versterken de identiteit, verscheidenheid en het contrast tussen verschillende delen van Drenthe. Het zijn de onderdelen van het landschap die iets vertellen over de natuurlijke ontstaanswijze van een gebied. De provincie zet in op het behoud en de bescherming van aardkundige waarden bij planvorming. Dat betekent dat doorsnijding, vergraving, egalisatie, verlaging van grondwaterstanden en versnippering zoveel mogelijk worden tegengegaan.

In de beleidsnotitie zijn drie beschermingsniveaus aangegeven: een hoog, middelhoog en generiek beschermingsniveau. Het fietspad als beschreven in voorliggend bestemmingsplan bevindt zich in een gebied met een middelhoog beschermingsniveau (zie onderstaande figuur 3.1). Deze gebieden dragen bij aan de kenmerken van het aardkundig hoofdlandschap, maar zijn minder zeldzaam of gaaf ten opzichte van gebieden met een hoog beschermingsniveau. In beginsel kunnen ontwikkelingen in deze gebieden alleen worden toegestaan als de kenmerken worden behouden. Ook het generieke beschermingsniveau is van toepassing op het gebied waar het fietspad komt te liggen. Ten aanzien van aardkundige waarden en archeologie is een onderzoek gedaan dat is opgenomen in paragraaf 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0011.png"

Figuur 3.1: Aardkundige waarden provincie Drenthe (oranje) met in het rood de globale ligging van het fietspad (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).

3.2.4 Cultuurhistorisch Kompas

De kernkwaliteit cultuurhistorie is door de provincie Drenthe uitgewerkt in de beleidsnotitie 'Cultuurhistorisch Kompas'. Drenthe heeft een grote rijkdom aan cultuurhistorisch erfgoed variërend van hunebedden tot veengebieden. Met de beleidsnota maakt de provincie duidelijk wat het wil bereiken op het gebied van cultuurhistorie en is uitdrukkelijk gekeken naar de dynamiek tussen de verschillende gebieden in Drenthe. Het plangebied ligt in deelgebied 7 (zie figuur 3.2). Bepalend voor dit deelgebied is het zichtbaar houden van verder versterken van de compacte structuren van het esdorpenlandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0012.png"

Figuur 3.2: Cultuurhistorische deelgebieden (bron: Cultuurhistorisch Kompas Provincie Drenthe)

Naast de ambities voor verschillende deelgebieden omvat de nota generiek en gebiedsspecifiek beleid om de beoogde ambities te realiseren. Voor het plangebied geldt het gebiedsspecifieke beleid 'voorwaarden verbinden'. Dit beleid is van toepassing op gebieden waar ontwikkelingen zich in een hoger tempo voltrekken, de cultuurhistorische samenhang groot is en de dynamiek groter is. Daarmee wordt verwacht dat de initiatiefnemers in een vroeg stadium van het planproces inzichtelijk maken op welke wijze de cultuurhistorische samenhang als één van de (ruimtelijke) onderleggers voor het plan wordt benut. Dit aspect wordt in paragraaf 4.1 nader toegelicht.

3.2.5 Vrijetijdseconomie en fietsen

De vrijetijdssector is van groot economisch belang voor de provincie Drenthe. De sector zorgt voor veel werkgelegenheid en heeft een positief effect op de leefbaarheid van het platteland. Om Drenthe nog aantrekkelijker te maken voor toeristen en bestedingen en werkgelegenheid in de sector te vergroten, investeert de provincie vanuit het programma ‘Vrijetijdseconomie en fietsen’ in routenetwerken, zichtbaarheid (wat heeft Drenthe te bieden), wandelen en fietsen in natuur, (recreatieve) infrastructuur, ondernemerschap en innovatie. Om zoveel mogelijk mensen op de fiets krijgen, van toeristen tot scholieren, heeft de provincie ook het programma 'Op Fietse' in het leven geroepen. De aanleg van dit fietspad draagt ook bij aan de doelstellingen van de provincie om fietsen te stimuleren.

3.2.6 Conclusie provinciaal beleid

De realisatie van het fietspad langs de Gelpenberg is passend binnen het provinciaal beleid. De provincie heeft de fietsinfrastructuur als belangrijk infrastructureel middel ingezet om voor bewoners en toeristen veilige routes te creeren. Hier draagt dit bestemmingsplan voor een nieuw fietspad aan bij. Het provinciaal beleid geeft ten aanzien van omgevingsaspecten nog wel een aantal aandachtpunten die specifiek onderzocht zijn en beschreven in hoofdstuk 4. Daaruit blijkt dat het plan ook uitvoerbaar is vanuit de door de provincie aangewezen kwaliteiten in het gebied.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Coevorden 2013-2023

De Structuurvisie Coevorden (vastgesteld d.d. 10 december 2013) geeft een strategische ruimtelijke visie op de ontwikkelingen van het grondgebied van de gemeente Coevorden voor de periode tot 2022. De gemeente geeft daarin onder meer aan waar nog ruimtelijke ontwikkelingen voorzien zijn. Een onderscheid wordt daarbij gemaakt in meer algemene uitgangspunten en specifieke aspecten.

Voor de grotere kernen is in de visie specifiek beleid geschreven. De structuurvisie gaat in op de verschillende landschappen en thema’s die relevant zijn voor de ontwikkeling van de gemeente komende periode:

  • het landschap, natuur en cultuurhistorie;
  • werken;
  • wonen en voorzieningen (bebouwde omgeving);
  • toerisme en recreatie;
  • de infrastructuur;
  • milieu, klimaat en energie;
  • het water.

In de structuurvisie wordt het fietsnetwerk van de gemeente Coevorden als een sterk aspect van de gemeente omschreven. Er liggen echter ook nog kansen voor het versterken van de fietsstructuren. Er wordt gestreefd naar het bereikbaar houden van de gemeente en de ontbrekende schakels voor fietsers te realiseren.

3.3.2 Mobiliteitsplan "Op weg naar een duurzame mobiliteit"

Het mobiliteitsplan “Op weg naar een duurzame mobiliteit” is vastgesteld in 2013. Het mobiliteitsplan geeft de visie op verkeer en vervoer in de gemeente Coevorden weer. Daarnaast is het plan een vertaling van het rijks- en provinciale beleid. De gemeente zet daarbij in op verkeersveiligheid en het op een duurzame(re) manier van verplaatsen. In het mobiliteitsplan is niet alleen een visie opgenomen, maar zijn ook concrete maatregelen genoemd. Eén van de maatregelen is het instellen van 30 km-zones bij de scholen in de verschillende kernen. Voor zover de voorgestelde maatregelen planologische relevant zijn, worden deze in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

3.3.3 Fietsnota 2019

Fietsen in de gemeente Coevorden moet aantrekkelijk en veilig zijn. Op die manier verleiden we meer mensen om vaker op de fiets te stappen. Dit heeft voordelen voor de gezondheid van inwoners en voor het klimaat. Een aantrekkelijke fietsgemeente trekt daarnaast toeristen aan die interessant zijn voor de toeristische en economische sectoren in ons gebied. Tegelijkertijd vraagt dit aandacht voor veiligheid in het verkeer. We willen dat mensen meer en langer fietsen, maar zien ook dat ze, door de opkomst van ebikes, steeds sneller fietsen. Fietsers zijn bij ongevallen extra kwetsbaar en het aantal (ernstige) ongevallen neemt toe.

In de Fietsagenda beschrijven we de huidige situatie en de gewenste situatie voor het fietsen in Coevorden. We noemen maatregelen die nodig zijn om knelpunten aan te pakken en maatregelen die zorgen voor meer kwaliteit. De fietsagenda Coevorden sluit aan op het provinciale programma “Op Fietse”. We zetten in op:

  • Het aantrekkelijker en veiliger maken van fietsen om meer mensen op de fiets te krijgen.
  • Het oplossen van knelpunten in de infrastructuur.
  • Het creëren van meer bestedingen en werkgelegenheid rondom fietsen.
  • Het realiseren van meer fietsmobiliteit.
  • Het combineren van fietsen met andere onderdelen in de vrijetijdseconomie
  • Het realiseren van een kwalitatief goed en toekomstbestendig fietsnetwerk in de gemeente, goede fietsvoorzieningen en het versterken van de fietsbeleving.
  • Het verbeteren en verbreden van fietspaden en routes, zorgen voor actuele en goede route informatie en fietsvoorzieningen
  • Het versterken van de optimale fietsbeleving in Coevorden door nieuwe en innovatieve oplossingen toe te passen.
  • Het vergroten van de attractiewaarde en de beleving van het fietsen in Coevorden.
  • Het implementeren van de ‘fiets’ in het gemeentelijk Ruimtelijke Ordening beleid (parkeren, routes, enz.).

De aanleg van dit fietspad draagt bij aan een aantal van bovenstaande genoemde doelen. In deze nota wordt dit fietspad ook genoemd als mogelijke verbetering van de fietsinfrastructuur. Hiervoor is ook budget beschikbaar gesteld door de gemeenteraad om dit verder te onderzoeken. Hieruit is naar voren gekomen dat realisatie van dit fietspad wenselijk is en hiervoor dit bestemmingsplan in procedure gebracht wordt om het fietspad ook te kunnen realiseren.

3.3.4 Vrijetijdseconomie (beleidsagenda) 2022-2025

Toerisme en recreatie zijn heel belangrijk voor de gemeente Coevorden. Met een uitgebreid fiets- en wandelnetwerk, goede horeca en interessante dagrecreatie zorgen we voor een aantrekkelijke leefomgeving voor bewoners en toeristen. Fietsen en goede veilige fietspaden zijn voor de gemeente een belangrijk onderwerp als het gaat om de vrijetijd van bewoners en toeristen. Het voordeel van fietsen door de gemeente Coevorden is dat men in korte tijd verschillende landschappen tegenkomt. Door de e-bikes blijft men tegenwoordig langer fietsen en zijn goede en veilige verbindingen voor iedereen van belang. Dit nieuwe fietspad draagt dan ook bij aan de doelstellingen van de gemeente ten aanzien van de vrijetijdseconomie in de gemeente.

3.3.5 Conclusie gemeentelijk beleid

De realisatie van het fietspad is een gemeentelijk initiatief en passend binnen het gemeentelijk beleid dat betrekking heeft op mobiliteit en verkeer.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling

De laatste jaren is in toenemende mate het besef gegroeid dat ruimtelijke ordening en milieu twee beleidsvelden zijn die met elkaar te maken hebben, rekening met elkaar moeten houden en elkaar kunnen versterken. Het gemeenschappelijke doel dat aan beide beleidsvelden ten grondslag ligt, is het creëren van een goede kwaliteit van het leefmilieu (de omgevingskwaliteit). Om dit te bereiken geldt voor bestemmingsplannen dat toetsing plaats dient te vinden aan specifieke ruimtelijke milieunormen, zoals afstandsnormen en normen ten aanzien van geluid, bodem en luchtkwaliteit. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omgevings- en milieuaspecten voor het hele plangebied.

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

4.1.1 Archeologie

Algemeen

Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Regelgeving

Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988, samen met enkele andere wetten op het gebied van de bescherming van cultureel erfgoed, samengevoegd tot de Erfgoedwet. Ten aanzien van het ruimtelijk domein regelt deze wet de omgang met rijksbeschermde gebouwde en archeologische monumenten en de beschermde stads- en dorpsgezichten. De Erfgoedwet werkt door in de Wet administratieve bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Uitgangspunt van het beleid is het behoud van waardevolle archeologische en cultuurhistorische waarden. In de Nota Archeologie is beschreven hoe zal worden omgaan met (mogelijke) waardevolle archeologische en cultuurhistorische waarden binnen de gemeentegrenzen. De beleidskaart archeologie maakt onderdeel uit van de Nota Archeologie en geeft een vlakdekkend overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. Deze kaart maakt inzichtelijk wanneer verplichting tot onderzoek kan ontstaan bij ruimtelijke ingrepen. In het beleid wordt beschreven wanneer nader onderzoek naar waarden is benodigd en wie hier verantwoordelijk voor is.

Archeologie in Erfgoedverordening
De gemeente is het bevoegd gezag voor beschermen van archeologische waarden. De bescherming kan worden neergelegd in een bestemmingsplan en in een (erfgoed)verordening. De gemeente gaat het uitgangspunt hanteren dat voor zover het archeologisch beleid niet is verankerd in een bestemmingsplan, de vereiste bescherming wordt geregeld in de Erfgoedverordening. De Erfgoedverordening treedt terug indien een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld dat volgens de Nota archeologiebeleid voorziet in de vereiste bescherming.

Onderzoek

Voor de aanleg van het fietspad is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek, bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen fietspad Gelpenberg, Aalden, gemeente Coevorden, d.d. 20 december 2022, is als bijlage 3 aan deze toelichting toegevoegd. Hieronder worden de resultaten/conclusies hiervan weergegeven.

Geologisch gezien bestaat het plangebied uit ondiep gelegen morene-afzettingen in de vorm van keizand en keileem, met een gering, soms dikker dekzandpakket. Zeker in de westelijke helft van het plangebied heeft zich in het dekzanddek wel een podzol gevormd, maar deze is geheel verstoord door machinale ontginning/verkaveling. Het gehele omgeroerde podzolpakket ligt dan scherp op het gele zand (C-horizont). Ook op andere plaatsen is sprake van algehele verstoring van het pleistoceen zandlandschap. Ter plaatse van de bosgrond nabij de Witte Zandweg is de staat van de bodem echter meer intact (dan in de berm van de Gelpenberg ter plaatse).

Ter hoogte van de kruising Gelpenberg en Wachthoornweg/Nooitgedacht ligt een droogdal, dat deels is gevuld met dekzand (het oostelijk deel). In het westelijk deel heeft in het Holoceen veengroei plaatsgevonden. Dit betreft hoogveen dat vanuit het beekdal ten noorden zal zijn aangegroeid. Het veenpakket is relatief intact.

In het centrale deel van het plangebied ligt een voormalig stuifzandcomplex. Hoewel geen stuifzand in de profielen is aangetroffen is er wel een ven aangetroffen dat mogelijk is ontstaan in een uitgestoven laagte. Het veenpakket in het ven is zandig, wat kan wijzen op gelijktijdigheid van opvulling met de stuifzandfase.

In het oostelijk deel, aan de rand van de Molenes, is geen enkeerdgrond aangetroffen, maar wel een relatief zwarte akkerlaag van minder dan 0,5 m dikte, direct gelegen op een C-horizont in dekzand/keizand.

Het onderzoek toont aan dat de top van het pleistoceen zand geheel is verstoord en dat er ook geen locaties zijn waar intacte bodems in pleistocene ondergrond begraven liggen. De intacte veenlaag in boringen 09-13 is echter wel een landschappelijke aanwijzing voor een vindplaats. In een veentje nabij de Gelpenberg, enkele honderden meters westelijk van het plangebied, is immers bij ontginning in de jaren 1950 een (gehavend) veenlijk aangetroffen. Vanwege de aanwezigheid van (deels intact) veen in dit zand- en morenelandschap is relatief zeldzaam, en de verwachting op resten van offergaven en rituele deposities is daarmee hoog. Dezelfde verwachting geldt in principe ook voor het vennetje in boring 24A en 25.

Er zijn geen indicatoren aangetroffen in de boringen en ook bij de uitgevoerde aanvullende veldkartering op de akkerpercelen zijn geen vondsten aangetroffen. De laatste methode zou voor dergelijke omgewerkte profielen op pleistocene ondergrond echter zeer geschikte methode van opsporing kunnen zijn. Archeologische resten worden door de staat van de (pleistocene) bodem niet in het plangebied verwacht. Resten van rituele deposities kunnen wel voorkomen in intacte holocene veenpakketten.

De aanleg van het daadwerkelijk fietspad (d.w.z. verharding en fundering) veroorzaakt vermoedelijk geen nieuwe bodemverstoringen boven de reeds bestaande. De aanleg van een nieuwe bermsloot zal mogelijk ter hoogte van boringen 09-13 wel een deels intact veenpakket doorsnijden. Als zich hier archeologische resten in het veen bevinden zijn die per definitie bijzonder/ zeldzaam en betreft het een puntvondst. De archeologische verwachting is dus hoog, maar de trefkans is (zeer) klein vanwege de aard van de vondsten (een veenlijk of andere rituele vondst). De verstoring kan worden beperkt door de bestaande sloot te handhaven en op deze plaats een ander type afrastering aan te brengen tussen fietspad en weiland.

Het vennetje in boring 24A-25 is mogelijk veel jonger dan het veenpakket in het droogdal. Dit is echter niet geheel zeker en ook hiervoor geldt daarom een hoge verwachting op rituele deposities. Het is hier echter meer waarschijnlijk dat het fietspad in de brede berm (3 m breed) zal worden aangelegd en de aanleg dus niet gepaard gaat met boskap. In de bestaande situatie is bovendien geen sprake van een sloot tussen berm en bosgrond en in de nieuwe situatie is deze sloot daarom mogelijk ook niet nodig. Wanneer het fietspad wordt aangelegd in de bermgrond of wanneer er toch nieuwe bermsloot zal worden aangelegd, dan kunnen deze werkzaamheden wel bezwaarlijk zijn voor eventuele archeologische resten.

Het gespecificeerde verwachtingsmodel is opgesteld naar aanleiding van een groot aantal archeologische waarnemingen aan de ene hand, die de hoge archeologische waarde van de omgeving bepalen en aan de andere hand wordt verwezen naar een groot aantal onderzoeken dat reeds in de nabijheid van het plan heeft plaatsgevonden en dat vrijwel elke keer leidde tot de conclusie dat de bodem grootschalig (machinaal) was verstoord. In een verstoorde bodem zijn geen intacte archeologische resten te verwachten. Verstoring werd al in het bureauonderzoek al wel vermoed en die is na het uitgevoerde onderzoek bevestigd. De verwachting uit het model dat gehandhaafd kan blijven is de hoge verwachting op votiefoffers en rituele deposities in vennetjes en droogdalen.

Het advies is om voor het plangebied ter plaatse van boringen 09-13 (het westelijk deel van het veengevulde droogdal) tot het uitvoeren van een archeologische begeleiding voor het uitgraven van de sloot. Dit betreft een afstand van ongeveer 125 m. Een archeologische begeleiding vindt plaats onder een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen en de protocollen van de BRL4000 en KNA4.1. Een andere vorm van karteren of waarderen is voor dit type vindplaats niet mogelijk. Begeleiding is niet nodig als de volgende planaanpassing wordt uitgevoerd: in dit deel geen nieuwe sloot aanleggen.

Verder wordt geadviseerd om ter hoogte van het vennetje bij boring 24A en 25 geen nader onderzoek uit te voeren, mits het fietspad wordt aangelegd in de (verstoorde) berm (3 m breed). Voor een eventuele bermsloot in huidige bosgrond wordt vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van archeologische begeleiding. Het overige van het plangebied kan vanuit inhoudelijk archeologisch oogpunt worden vrijgegeven. De aangetroffen bodems maakt het onwaarschijnlijk dat er intacte archeologische resten aanwezig zijn.

Conclusie archeologie

Er zal gewerkt worden met archeologische begeleiding zoals geadviseerd in het rapport. Voor het overige vormt het aspect archeologie en cultuurhistorie geen beperking voor de uitvoerbaarheid.

4.1.2 Cultuurhistorie

Bij een ontwikkeling die niet in het geldende bestemmingsplan past dient rekening gehouden te worden met de cultuurhistorische waarden van een gebied. Op de cultuurhistorische waardenkaart heeft het gebied waar het fietspad komt te liggen twee waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0013.png"

Figuur 4.1: cultuurhistorische waardenkaart

Licht oranje/roze HGB32B

Dit gebied met de codes HGB32A t/m HGB32E) kenmerkt zich als veen- en heide-ontginningen. Het grootste deel betreft laat 19e of 20e-eeuwse veen- (westzijde HGB32A) of heide-ontginningen (HGB32B en HGB32D). De gevarieerdheid van het landschap en het feit dat het ondanks ruilverkavelingen nog steeds een landelijk en agrarische uitstraling heeft, maakt dat de verschillende deelzones toch als historisch-geografisch waardevol aangemerkt kunnen worden. Kenmerkende elementen en structuren betreffen:

  • a. gebruik als akker en grasland;
  • b. aanwezige verbindings- en ontsluitingswegen met daarlangs gelegen groen.

Donker oranje/roze HGB38D

Het donkere deel in figuur 4.1 maakt onderdeel uit van Zweeloo en Benneveld (HGB38D en HGB38E). Het gebied ten zuiden van Aalden heeft nog veel karakteristieke elementen en samenhangen. De relatief hoge ligging van het dorpsgebied van Aalden ten opzichte van het stroomdal van de Westerstroom is daarbij opvallend. Dit effect wordt nog versterkt door de opbolling van de Aalder Esch. Deze opbolling is goed zichtbaar door het open karakter van deze es. De ten zuidwesten van het dorp en de es gelegen weidegronden (Wester- en Oostermoer) versterken door de lage ligging dit beeld. De samenhang tussen het dorpsgebied van Aalden en de es, het stroomdal en de genoemde weidegronden is bijzonder fraai, mede doordat het hier het oudste deel van het dorp Aalden betreft. Ten noorden van Aalden is de oorspronkelijke landschapsstructuur minder duidelijk herkenbaar. In het jonge ontginningslandschap hebben zich veel meer veranderingen voorgedaan. Aangezien het raakvlak van dit ontginningslandschap met het dorpsgebied van Aalden slechts kort is en de open Molen Esch ook een deel van de dorpsbegrenzing vormt, kan over het algemeen van een gave landschappelijke en cultuurhistorische samenhang tussen dorp en landschap worden gesproken. Op basis van het bovenstaande scoort het gebied op alle drie de kwaliteitsaspecten hoog en kan aangemerkt worden als historisch-geografisch zeer waardevol. Kenmerkende elementen en structuren betreffen:

  • a. gebruik als akker en grasland;
  • b. opdeling in smalle percelen;
  • c. aanwezige verbindings- en ontsluitingswegen met daarlangs gelegen groen;
  • d. historische waterlopen;
  • e. hoger gelegen essen.

Inpassing van het fietspad

Voor het ontwerp van het fietspad is gekozen om dit zo dicht mogelijk langs de bestaande verbindings- en ontsluitingsweg (Gelpenberg) aan te leggen zodat de karakteristieken van het omliggende gebied, die cultuurhistorisch waardevol zijn, zo min mogelijk aangetast wordt. Direct naast de Gelpenberg is niet wenselijk omdat dan een deel van de karakteristieke groenstructuur in de vorm van de bomen langs de weg gekapt zou moeten worden. Daarom is de oplossing naast de Gelpenberg gekozen. De agrarische verkaveling als geheel in het gebied zal niet aangetast worden en ook het agrarisch gebruik kan in stand blijven. Het fietspad volgt de infrastructuur die al aanwezig is. Daarmee is er ten aanzien van cultuurhistorie sprake van een goede inpassing waarbij de cultuurhistorische waarden uitgangspunt zijn van de ligging van het fietspad door aan te sluiten bij aanwezige verbindings- en ontsluitingswegen.

4.2 Natuurtoets

4.2.1 Algemeen

Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Zowel in als buiten de bebouwde kom vertoeven veel mensen in hun vrije tijd graag in de bossen en parken. De aanwezigheid van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in bebouwd gebied wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang.

Regelgeving

In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen dient getoetst te worden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van soortenbescherming en gebiedsbescherming. De wettelijke grondslag hiervan ligt per 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming (Wnb).

Bij soortenbescherming van planten en dieren moet aandacht worden besteed aan de in het wild voorkomende vogels onder de vogelrichtlijn en de dier- en plantensoorten onder de habitatrichtlijn. Dier- en plantensoorten die in de bijlage van de wet genoemd worden vallen ook onder de beschermde soorten, op deze lijst mogen provincies een 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11).

Gebiedsbescherming houdt in dat gebieden met belangrijke natuurwaarden wettelijk zijn beschermd. Het gaat hierbij om het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur of EHS), Natura 2000-gebieden, natuurreservaten en andere in bestemmingsplannen aangeduide natuurgebieden.

4.2.2 Onderzoek

Er is door Antea Group een natuurtoets uitgevoerd in het plangebied. In het rapport 'Natuurtoets, fietspad Aalden, d.d. 29 maart 2022' staan hiervan de resultaten beschreven. Dit rapport is als bijlage 4 toegevoegd aan deze toelichting. Uitkomsten van het onderzoek zijn de volgende:

Gebiedsbescherming Natura 2000 

Binnen het plangebied bevindt zich geen NNN-gebied of Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden 'Mantingerzand' en 'Mantingerbos' liggen op respectievelijk 4 en 6 kilometer afstand ten westen van het plangebied.Deze gebieden zijn aangewezen onder de Habitatrichtlijn en bevatten voor stikstofdepositie gevoelige habitattypen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0014.png"

Figuur 4.2.: Ligging dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden (in geel) ten opzichte van het plangebied (rode lijn) (Bron: Aerius Calculator).

Gezien de afstand liggen deze Natura 2000-gebieden buiten het invloedsgebied van de ontwikkeling en is er geen sprake van verstoring door storingsfactoren zoals geluid, trillingen en licht. Tijdens de aanlegfase kan wel sprake zijn van een toename van stikstofdepositie op de gevoelige habitattypen. Dit zal berekend worden met de nieuwste versie van de Aerius-calculator en beschikbaar zijn voor de vaststelling. Uit deze berekening zal moeten blijken dat er geen sprake is van stikstofdepositie.

Gebiedsbescherming NNN

Binnen de invloedsfeer van het plangebied bevinden zich geen beschermde Natuurnetwerk Nederland-gebieden. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied bevindt zich op circa 450 meter afstand ten zuidwesten van het plangebied (zie figuur 4.3). Van zowel directe als indirecte aantasting van NNN-gebieden is, gezien de afstand tot het dichtstbijzijnde NNN, geen sprake. (Significant) negatieve effecten op NNN-gebied worden niet verwacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0015.png"

Figuur 4.3.: Ligging dichtstbijzijnde NNN-gebieden (in groen) ten opzichte van het plangebied (rode lijn) (bron: Geoportaal Drenthe).

Beschermde houtopstanden

Binnen het plangebied bevindt zich ook een bosgebied dat beheerd wordt als Dennen-, eiken-, en beukenbos. De ambitie is om dit bosgebied te beheren onder beheertype Droog bos met productie (zie figuur 4.4 hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0016.png"

Figuur 4.4: Ligging beheertypen ten opzichte van het projectgebied (rode lijn). In donkergroen beheertype N15.02 Dennen-, eiken-, en beukenbos (Bron: Geoportaal Drenthe).

Binnen het plangebied zijn bomen aanwezig die onderdeel uitmaken van een bosgebied buiten de bebouwde kom. De aanwezige bomen vallen daarmee onder de definitie van een 'houtopstand' zoals bedoeld in de Wet natuurbescherming (bos groter dan 10 are of een rijbeplanting die uit meer dan 21 bomen bestaat). Een melding bij eventueel vellen van een dergelijke houtopstand of onderdeel daarvan dient gemaakt te worden. De melding bij eventuele kap dient te worden gemaakt bij de provincie Drenthe. Daarnaast geldt een compensatie/herplantingsplicht ten gevolge van kap. Het is nog onduidelijk hoeveel bomen er ten behoeve van de realisatie van het fietspad gekapt moeten worden. Significant negatieve effecten als gevolg van de kap worden echter uitgesloten gezien de verplichting tot compensatie/herplanting.

De volgende biotopen worden beïnvloed door de realisatie van het fietspad:

  • De watergang wordt gedempt en verlegd.
  • Bomen in de rand van het bosgebied worden gekapt.
  • Kruid- en struikvegetatie wordt verwijderd.
  • Wegverlichting langs de Gelpenberg wordt aangepast.

Soortenbescherming

Uit de bureaustudie in combinatie met het terreinbezoek is gebleken dat (leefgebied van) de volgende in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het plangebied:

  • Overige algemene broedvogels (mogelijke nestplaatsen in plangebied en directe omgeving).
  • Vleermuizen (mogelijk verblijfplaatsen en (essentieel) foerageergebied in plangebied en directe omgeving).
  • Eekhoorn (waarschijnlijk (in gebruik zijnde) nestplaatsen in plangebied en directe omgeving).
  • Grote bosmuis (mogelijk essentieel leefgebied w.o. verblijfplaatsen in plangebied en directe omgeving).

Overige beschermde soorten zijn uitgesloten en ondervinden geen effect van het voornemen. Een uitgebreide beschrijving per soort wordt gegeven in het rapport. Conclusies zijn dat er nader onderzoek uitgevoerd moet worden.

Tabel 4.1: Overzicht conclusies en vervolgstappen soortenbescherming (bron: Natuurtoets).

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0017.png"

4.2.3 Aanvullend onderzoek

Op basis van de natuurtoets is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van de grote bosmuis in het plangebied. In het rapport 'Nader onderzoek Aalden, Nader onderzoek naar de aanwezigheid van de grote bosmuis, d.d 13 december 2022' zijn hiervan de resultaten beschreven. Dit rapport is als bijlage 5 opgenomen bij deze toelichting.

In de tweede helft van oktober in 2022 is een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van de grote bosmuis. Tijdens het onderzoek is de soort aangetoond. Voor de uitvoering van het voornemen is het noodzakelijk om een ontheffingsaanvraag in het kader van de Wet natuurbescherming aan te vragen. Er dienen mitigerende- en compenserende maatregelen te worden getroffen om effecten te verzachten en slachtoffers te voorkomen. Door een ter zake kundige dient dit verder worden uitgewerkt in het activiteitenplan bij de ontheffings- aanvraag Wnb. De maatregelen uit het activiteiten plan en de eventuele aanvullende maatregelen die door het bevoegd gezag worden opgelegd, dienen voorafgaand in de aan de uitvoering te worden uitgewerkt in een ecologisch werkprotocol. Deze documenten zal de gemeente allemaal opstellen en bij de aanvraag Wnb indienen bij het bevoegd gezag.

Conclusie

Met het uitvoeren van vervolgonderzoek en het toepassen van mogelijk noodzakelijke (mitigerende) maatregelen ten behoeve van de soortenbescherming kunnen ook met betrekking tot de soortenbescherming significant negatieve effecten voorkomen worden. Daarmee worden geen belangrijke nadelige milieugevolgen verwacht ten aanzien van het aspect de soortenbescherming. Uit de aanvullende Aerius berekening moet blijken dat er tevens geen sprake is van stikstofdepositie op gevoelige gebieden. Dit zal bekend zijn voordat het bestemmingsplan vastgesteld wordt.

4.3 Milieu

4.3.1 M.e.r.-beoordeling

Wettelijk kader

In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voor elke ruimtelijke ontwikkeling die genoemd wordt in de C- of D-lijst een motivering moet worden gegeven waarin wordt beoordeeld of een m.e.r.-procedure doorlopen dient te worden. Deze motivering dient op basis van dezelfde criteria als de m.e.r.-beoordeling te worden doorlopen. De diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Dit wordt de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' genoemd. De rapportage is opgenomen als bijlage 8 bij deze toelichting.

Onderzoek

Op grond van de aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling en de daarbij behorende specifieke omgevingsonderzoeken worden geen belangrijke nadelige milieugevolgen verwacht die realisatie van het fietspad in de weg staat. Wel dient er rekening gehouden te worden met archeologische begeleiding tijdens de aanleg en nog vervolgonderzoek. zoals beschreven bij de specifieke beschrijving in paragraaf 4.1 en 4.2 van deze toelichting.

Conclusie

Voor de voorgenomen ontwikkeling, geldt dat er geen belangrijk nadelige milieugevolgen worden verwacht.

4.3.2 Bodem

Algemeen

De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten 'ernstige vervuilingen' in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.

Regelgeving

Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Om de bodemkwaliteit in beeld te krijgen in een bodemonderzoek uitgevoerd.

Onderzoek

Er is door Antea Group een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied. In het rapport 'Verkennend bodemonderzoek Fietspad Gelpenberg te Aalden in de gemeente Coevorden, d.d. 11 april 2022' zijn de resultaten van het onderzoek beschreven. Dit rapport is als bijlage 6 aan deze toelichting toegevoegd. In het uitgevoerde bodemonderzoek is overeenkomstig de NEN 5740 de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld. Het grondwater bevindt zich dieper dan de voorgenomen werkdiepte en is derhalve niet onderzocht.

Grond - Toetsing Wet bodembescherming

Er zijn hooguit licht verhoogde gehalten PAK aangetoond in de bovengrond ter plaatse van de dammen. In de overige monsters zijn geen verhoogde gehalten van de onderzochte stoffen aangetoond.

In het kader van de Wet bodembescherming is tot op heden geen beleid opgesteld ten aanzien van PFAS. Het Handelingskader PFAS geeft echter wel invulling aan de zorgplicht uit de Wet bodembescherming (Wbb). De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek, omdat de gemeten gehalten lager zijn dan de betreffende maximale toepassingswaarden zoals opgenomen in het Handelingskader PFAS (versie van december 2021). De resultaten vormen ons inziens geen milieuhygiënische belemmering voor het toekomstige gebruik van de locatie; de uiteindelijke beslissing hiertoe is aan het bevoegd gezag Wbb. Ter plaatse van de geplande werkzaamheden is in de ondergrond zowel leem als veen aangetroffen. Het onderzoek heeft zich gericht op de kwaliteit van de (ondiepe) grond vanwege de geringe geplande ontgravingsdiepte, wanneer voor de constructie vanwege het dieper ontgraven van veen (B08 1,5 m -mv) bemaling van het grondwater nodig is dient de kwaliteit van het grondwater aanvullend onderzocht voorafgaand aan de werkzaamheden.

Toetsing Besluit bodemkwaliteit

De analyseresultaten van de onderzochte grond(meng)monsters zijn indicatief getoetst aan de normen uit het Besluit bodemkwaliteit. Hieruit blijkt dat dat de monsters voldoen aan de klasse AW2000.

Deze indicatieve toetsing is mogelijk niet geschikt/voldoende ten behoeve van het hergebruiken van de grond. Afhankelijk van de omvang van de af te voeren partij(en) grond en de eisen die door de acceptant of het bevoegd gezag ter plaatse van de nieuwe toepassingslocatie worden gesteld (bijvoorbeeld aanwezigheid van een bodemkwaliteitskaart met bijbehorend bodembeheerplan), dient de grond eventueel nog conform de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit te worden onderzocht.

PFAS toetsing Besluit bodemkwaliteit

De analyseresultaten van de onderzochte grond(meng)monsters zijn indicatief getoetst aan de normen uit het geactualiseerde Handelingskader PFAS van december 2021, of de vastgestelde waarden in het gebied specifieke beleid. Hieruit blijkt dat de monsters indicatief voldoen aan de klasse Landbouw/natuur. Deze indicatieve toetsing is mogelijk onvoldoende om grondverzet te realiseren. Dit wordt bepaald door de het bevoegd gezag Besluit bodemkwaliteit of de eisen van de acceptant. De omvang en samenstelling van de partij en bijvoorbeeld de aan- of afwezigheid van een bodemkwaliteitskaart met bijbehorend bodembeheerplan kunnen aanleiding zijn de grond conform de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit te onderzoeken.

Asbest

In het opgeboorde materiaal is sporadisch puin aangetroffen. Conform de NEN 5725 (bijlage A) wordt de aanname ‘mogelijk verdacht op basis van de aanwezigheid van dammen en dempingen’ zoals gesteld in het vooronderzoek formeel gezien verworpen omdat er geen aanwijzingen zijn voor bodembelastende activiteiten en geen asbesthoudend materiaal aanwezig is.

Toetsing hypothese

De vooraf opgestelde hypothese ‘verdachte locatie’ wordt formeel gezien verworpen, vanwege de aangetroffen licht verhoogde gehalten PAK. De onderzoeksresultaten geven vanuit de Wet bodembescherming geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende interventiewaarde. De resultaten vormen ons inziens geen milieuhygiënische belemmering voor het gebruik van de locatie als fietspad, de uiteindelijke beslissing hiertoe is aan het bevoegd gezag. Voornoemde conclusies zijn gebaseerd op het vooronderzoek, de zintuiglijke waarnemingen en analyseresultaten van dit onderzoek.

Conclusie

Het aspect bodem geeft op basis van de uitkomsten van het bodemonderzoek geen beperkingen voor de gewenste aanleg van het fietspad.

4.3.3 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid (zoals het woon- en leefklimaat).

Met het plan worden geen geluidgevoelige bestemmingen of geluidsproducerende activiteiten mogelijk gemaakt. Tijdens de aanleg van het fietspad wordt ook geen overschrijding van de wettelijke geluidnormen verwacht omdat er overdag gewerkt wordt. Het aspect geluid betekent geen belemmering voor het plan.

4.3.4 Luchtkwaliteit

Uit de Wet luchtkwaliteit volgt dat luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor een ruimtelijk project vormt als aan minimaal een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het plan draagt niet bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Omdat er zodoende geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOx en fijnstof niet toenemen. Hierdoor betekent het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor het plan.

4.3.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Binnen het plangebied zijn geen bedrijven of transportroutes gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid.

Ten zuidenwesten van de weg Gelpenberg ligt transportleiding (000696) van de Gasunie. De transportleiding ligt grotendeels evenwijdig langs het wegtrace van de Gelpenberg. De leiding ligt buiten het plangebied en heeft verder geen gevolgen voor het bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan worden geen gevoelige objecten mogelijk gemaakt die invloed hebben op de gasleiding

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.100BP00049-0002_0018.png"

Figuur 4.5: ligging transportleiding (bron: www.risicokaart.nl)

4.3.6 Water

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Onderzoek

Voor het bestemmingsplan is een watertoets gedaan. In de memo 'Toelichting waterparagraaf, d.d.13 juni 2022' worden hiervan de resultaten beschreven. Deze memo is als bijlage 7 toegevoegd aan deze toelichting.

Met de ontwikkeling van het fietspad neemt het verharde oppervlak toe met 2.808 m2. Voor de aanleg van het fietspad moeten sloten (overige watergangen) worden gedempt. Het masterplan voorziet in het dempen van circa 1.434 m2 van het watersysteem. Deze oppervlakte wordt berekend van insteek tot insteek. Ter compensatie en instandhouding van het watersysteem wordt nieuw oppervlaktewater (2.042 m2) gegraven.

Wateropgave

Voor het hemelwater dat versneld afvoert door de toename van verhard oppervlak dient vanuit de regelgeving van de gemeente en het Waterschap compensatie te worden toegepast. Aangezien het hemelwater op het oppervlaktewater wordt afgevoerd, moet tevens met de waterbergende randvoorwaarden van het Waterschap rekening worden gehouden. Hiervoor geldt een compensatie eis van 40 mm per m2 verhard. In totaal moet het voorgenomen watersysteem 112 m3 kunnen bergen om de toename van verharding te compenseren.

  • Berging eis: 2.808 * 0,04 = 112,32 m3
  • Berging capaciteit = 2.042 * 0,06 = 122,52 m3

Op basis van en peil verhoging van 0,06 m voldoet het voorgenomen watersysteem aan de minimumeisen van het Waterschap.

Overige watergangen worden niet 1-op-1 teruggebracht, omdat in veel gevallen de functie in het gebied veranderd en daarmee een andere afwatering nodig is. Hierbij is gekeken naar het vormgeven van een goed watersysteem voor ontwatering van het gebied waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande waterstructuren.

Grondwater

De aanleg van het nieuwe fietspad zorgt voor iets snellere waterafvoer en minder infiltratie. Om dit te voorkomen wordt er water geborgen in de vorm van sloten. Hier kan het water in de bodem infiltreren.

Op basis van de beschikbare informatie ligt de gemiddelde kleinste grondwaterdiepte ca. 1 meter onder maaiveld. Zoals uit het bodemonderzoek blijkt, ligt de bodem van de greppel ca. 0,7 m -mv. De slootbodem ligt dus hoger dan de grondwaterstand, hetgeen inhoudt dat er altijd infiltratie op kan treden.

Ontwateringsdiepte

Om grondwateroverlast te voorkomen dient bij het ontwerp rekening gehouden te worden met minimale ontwateringsdiepten en droogleggingseisen. Voor de ontwikkeling van het fietspad geldt een ontwateringsdiepte (afstand tussen fietspad en kleinste grondwaterdiepte) van minimaal 0,5 m.

De gemiddelde kleinste grondwaterdiepte in de omgeving van het plangebied bevindt zich volgens literatuur op ca. 1 m -mv. Geconcludeerd wordt dat er in principe geen extra maatregelen nodig zijn om grondwateroverlast te voorkomen. Daarnaast zal de aanwezigheid van de nieuwe sloten helpen om de grondwaterfluctuatie te reguleren. Wel wordt aanbevolen om de grondwaterdiepte uit de literatuur middels veldonderzoek te verifiëren.

Waterkwaliteit

Vanuit de gemeente is het beleid voor nieuwbouw omtrent hemelwaterafvoer om het regenwater afkomstig van verhard oppervlakte (wegen) gescheiden af te voeren. Tevens heeft het de voorkeur om hemelwater op percelen op eigen terrein te verwerken en anders volgens het principe vasthouden, bergen, afvoeren te verwerken in het openbaar gebied.

Om neerslag die van verharde oppervlakken afstroomt te mogen infiltreren/bergen, dient onder meer aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • vereist is de toepassing voor wegmeubilair van niet-uitloogbare bouwmaterialen als kunststoffen en geen zink, lood, koper of asfalt. Staal, aluminium en zink voorzien van een duurzame coating kan wel worden toegepast. Hierbij ontstaan geen verhoogde concentraties verontreinigende stoffen (DuBo-maatregelen);
  • neerslag van (afgekoppelde) verhardingen mag niet verontreinigd zijn met chemische bestrijdingsmiddelen, olie, agressieve reinigingsmiddelen of andere verontreinigende stoffen. Bij de communicatie met de toekomstige gebruikers van het plangebied moet duidelijk worden gewezen op de risico's van het toepassen van chemicaliën en dergelijke, en de gevolgen van het niet naleven van deze regels;

Riolering

Het ontwerp omvat niet de aanleg van een rioolstelsel. Het hemelwater zal middels de berm tot afstroming richting het oppervlaktewater komen.

Overige aspecten

Bij de uitwerking van het oppervlaktewater dient rekening gehouden te worden met de eisen die Waterschap Vechtstromen stelt aan de inrichting van de watergangen en het watersysteem. Hierbij moet gedacht worden aan de inpassing van het nieuwe oppervlaktewater in het huidige systeem en de aansluiting van het afstromend oppervlak op dit oppervlaktewater.

De bestaande duikers moet vanwege het dempen van de watergang worden verplaatst. Zoals gevraagd door het Waterschap Vechtstromen (algemene regels 3), dient de nieuwe duiker een diameter te hebben van minimaal 500 mm. De diepte van de duiker dient zodanig te zijn dat minimaal 1/3 van de duiker lucht is.

Voor de aanleg van duikers gelden de volgende criteria:

  • Bij een ronde duiker dient 10 % van de inwendige diameter onder de leggerbodem worden gelegd.
  • Bij overig verkeer wordt maximaal een lengte van 10 meter toegestaan
  • De diameter van de duiker moet worden afgestemd op de ter plaatse geldende toegestane opstuwing en maatgevende aan- en afvoer, maar heeft een minimale inwendige diameter van 0,5 meter

Waterkering

Het plangebied ligt buiten de kern- en beschermingszone van een waterkering. Om deze reden worden geen effecten verwacht op de waterveiligheid.

Conclusie:

Voor het verleggen van de dempen en graven van watergangen, en de aanleg van duikers moet bij het Waterschap een watervergunning aangevraagd worden.

4.4 Conclusie

Op basis van een toets van de uitvoeringsaspecten kan worden geconcludeerd dat de natuurontwikkeling past binnen de geldende (milieu)wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 5 Juridische plantoelichting

5.1 Plansystematiek

Dit hoofdstuk bespreekt de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. De Wro bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Bro is deze regeling verder uitgewerkt. Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • 1. een verbeelding van het bestemmingsplangebied zowel analoog (bestaande uit een kaartblad, schaal 1:1.000 met bijbehorende legenda en verklaring) als digitaal, waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • 2. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Daarnaast is het bestemmingsplan voorzien van een toelichting. Deze toelichting geeft aan welke gedachten aan het plan ten grondslag liggen, wat de uitkomsten van verrichtte onderzoeken zijn, wat het resultaat is van de overleggen en tot slot doet het verslag van de georganiseerde inspraak bij het plan. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wro en het Bro. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie leidend. Hieronder worden de aanwezige bestemmingsregels puntsgewijs besproken.

5.2 De planregels

In dit bestemmingsplan is gewerkt met een aantal regels. In hoofdstuk 1 worden de begrippen en wijze van meten beschreven en vastgelegd. Hoofdstuk 2 geeft de bestemmingsregels. In dit bestemmingsplan is gewerkt met twee bestemmingen:

Artikel 3 Groen

Deze bestemming 'Groen' is voor de groenstrook naast het fietspad. Hierin wordt de sloot gegraven voor de afwatering van het regenwater en de strook direct naast het fietspad. Hier mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde gebouwd worden. De maximale hoogte van deze bouwwerken bedraagt 8 meter.

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

Het fietspad zelf heeft de bestemming 'Verkeer - Verblijf' gekregen in dit bestemmingsplan. Ook hier mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde gebouwd worden met een maximale hoogte van 8 meter.

In hoofdstuk 3 worden de algemene regels gegeven. Hierbij zijn de beschermende regels opgenomen voor de aanwezige molenbiotoop. De regels worden afgesloten in hoofdstuk 4 met de overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid

6.1 Vooroverleg ex 3.1.1. Bro

Het bestemmingsplan zal in het kader van het vooroverleg worden voorgelegd aan het Rijk, provincie en Waterschap. Eventuele reacties worden hier na afloop van het overleg beschreven.

Provincie Drenthe

De provincie heeft aangegeven dat de aspecten landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden en archeologie provinciaal belang zijn.

Reactie gemeente Coevorden

Conclusie van de provincie is dat deze belangen voldoende beschermd zijn in het plan en dat daarmee de inhoud van dit bestemmingsplan in overeenstemming met provinciaal beleid is.

Veiligheidsregio Drenthe en de hulpdiensten

De veiligheidsregio en de hulpdiensten hebben in hun reactie gevraagd om bij de realisatie rekening te houden met de hellingshoek van de drempel zodat die voor hulpvoertuigen goed passeerbaar zijn.

Reactie gemeente Coevorden

Hier zal tijdens de realisatie rekening mee gehouden worden. De drempel zal zo uitgevoerd worden dat de hulpdiensten deze drempel eenvoudig kunnen passeren.

Het Oversticht

Op verzoek van de gemeente heeft 'Het Oversticht' het plan beoordeeld op de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Zij geven aan dat er in het voorontwerp geen regels zijn opgenomen ter bescherming van cultuurhistorische waarden in het gebied. Zij verzoeken daarom om beschermende regels op te nemen.

Advies 1:

Er wordt gevraagd om beschermende regels op en/of over te nemen ten aanzien van:

  • de enkelbestemming Agrarisch met waarden – Essenlandschap, voor het deel Molenwijk tot ongeveer het Witte Zandpad.
  • Molenbiotoop voor het eerste deel van de Gelpenberg vanaf de Molenwijk.
  • Agrarisch met waarden – Ontginningenlandschap, voor het deel Witte Zandpad – Aelderholt.
  • Specifieke vorm van agrarisch met waarden – heide- en jonge veldontginningen.

Reactie gemeente Coevorden

Dit bestemmingsplan bestemd alleen het fietspad en de onderhoudsstrook die bij het fietspad hoort die bestaat uit groen en water. De geldende agrarische bestemmingen verdwijnen daardoor volledig en tevens zullen deze gronden na realisatie ook niet meer agrarisch gebruikt kunnen worden. Daarom heeft het geen zin de regels van de huidige agrarische gronden over te nemen in dit bestemmingsplan omdat er geen sprake meer is van agrarisch gebruik.

De regels uit het geldende bestemmingsplan ten aanzien van de molenbiotoop zijn toegevoegd aan de regels van dit bestemmingsplan. Dit was in het toegezonden concept bestemmingsplan niet correct opgenomen.

Advies 2:

Er word gevraagd de toelichting aan te vullen met de aanwezige landschappelijke waarden en een motivering in hoeverre deze waarden worden aangetast en/of hoe het fietspad wordt ingepast in het landschap. Dit geldt ook voor de vraag hoe de bomenrij rekening houdt met de molenbiotoop. Een principe dwarsprofiel van de nieuwe situatie ontbreekt om een goed beeld te krijgen de impact van het fietspad op de omgeving. Wordt de bestaande sloot bijvoorbeeld gedempt of omgelegd?

Reactie gemeente Coevorden

In de toelichting is een nieuwe subparagraaf opgenomen met een uitgebreide beschrijving van de cultuurhistorische waarden in het gebied en hoe er ten aanzien van het ontwerp van het fietspad rekening met deze waarden is gehouden.

6.2 Ontwerp bestemmingsplan

Het ontwerp bestemmingsplan wordt voor een ieder gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze periode kunnen zienswijzen gegeven worden. Deze worden in een aparte notitie door de gemeenteraad van een inhoudelijke reactie voorzien

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het gemeentebestuur heeft budget beschikbaar gesteld voor de realisatie van het fietspad inclusief de voorbereidingskosten. Het college heeft een voorbereidingskrediet vastgesteld op 5-01-2021. Hieronder valt ook deze bestemmingsplanprocedure.

De percelen zijn in eigendom van particulieren waarmee de gemeente in overleg is om de percelen aan te kopen. Ook hiervoor is budget beschikbaar gesteld door de gemeenteraad. Op dit moment wordt er vanuit gegaan dat de gronden minnelijk aangekocht kunnen worden. De gesprekken hiervoor zijn reeds gestart. Mocht blijken dat enkele percelen niet aangekocht kunnen worden dan kan de gemeente overgaan tot onteigening. Hier wordt vooralsnog niet vanuit gegaan.