direct naar inhoud van Regels
Plan: Zonneakker Krimweg - Nieuwe Dijk, Coevorden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0109.100BP00030-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Zonneakker Krimweg - Nieuwe Dijk, met identificatienummer NL.IMRO.0109.100BP00030-0003 van de gemeente Coevorden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep of bedrijf

een dienstverlenend beroep of bedrijf dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.6 aanpijling

een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt, boomfruitteelt en een kwekerij daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf;

1.8 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf waar overwegend door middel van handwerk producten worden vervaardigd, bewerkt, onderhouden of hersteld;

1.9 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingsbeeld

de visuele waarden van het totaal aan bebouwing en de bebouwing in het landschap;

1.12 bed&breakfast

een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt, met maximaal zes kamers en maximaal 10 personen, die in beginsel deel uitmaakt van het hoofdgebouw en onder omstandigheden in een bijgebouw mag worden gerealiseerd, zonder dat sprake is van een permanente woonsituatie;

1.13 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.14 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;

1.17 belemmeringsstrook

belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding;

1.18 beperkt kwetsbaar object

beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.19 bestaand
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of de beheersverordening aanwezig is, dan wel toegestaan is krachtens een omgevingsvergunning en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 Bevi-inrichting

een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is;

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; voor zover het bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning betreft, wordt voor de toepassing van dit begrip in afwijking van het begrip hoofdgebouw de bedrijfswoning aangemerkt als hoofdgebouw;

1.24 boomfruitteelt

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

1.25 bosbouw

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande, respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.26 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.27 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.28 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback;

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.32 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.33 bruto vloeroppervlakte van een gebouw

de som van de bepaalde vloeroppervlaktes van alle tot het gebouw behorende binnenruimten. De oppervlakte van buitenruimten als loggia's, balkons, niet gesloten galerijen, dakterrassen en dergelijke worden hier niet tot berekend;

1.34 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.35 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.36 diepploegen

grondbewerking dieper dan 0,3 m;

1.37 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.38 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.39 educatief medegebruik

medegebruik gericht op (de overdracht van) kennis;

1.40 equivalent geluidniveau

het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid. Het energetisch gemiddelde wordt berekend volgens de methode zoals omschreven in de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999);

1.41 etmaalwaarde

de hoogste van de volgende drie waarden van het equivalente geluidsniveau:

  • de waarde over de periode 07.00-19.00 uur (dag);
  • de met 5 dB(A) verhoogde waarde over de periode 19.00-23.00 uur (avond);
  • de met 10 dB(A) verhoogde waarde over de periode 23.00-07.00 uur (nacht);
1.42 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.43 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.44 extensieve (dag)recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.45 extensief recreatief medegebruik

recreatief medegebruik dat in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen, en dat slechts beperkt beslag op de ruimte legt. Voor het extensieve recreatief medegebruik is geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk, maar kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes. Onder extensief recreatief medegebruik wordt in elk geval niet verstaan gebruik zoals paintball, boerengolf, een maïsdoolhof en gemotoriseerde sporten;

1.46 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.47 gebruik

het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

1.48 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.49 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.50 geluidsbelasting

etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats;

1.51 geluidsruimte

equivalent geluidvermogen in dB(A)/m2;

1.52 geluidszone

geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;

1.53 gevaarlijke stoffen

ontplofbare stoffen en voorwerpen, samengeperste, vloeibaar gemaakte of onder druk opgeloste gassen, brandbare vloeistoffen, brandbare vaste stoffen, voor zelfontbranding vatbare stoffen, stoffen die bij aanraking met water brandbare gassen ontwikkelen, stoffen die de verbranding bevorderen, organische peroxiden, giftige stoffen, infectueuze stoffen, bijtende stoffen, andere stoffen die voor de mens of het milieu gevaarlijk kunnen zijn; een en ander indien en voor zover zij zijn aangewezen krachtens artikel 3 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

1.54 glastuinbouwbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen in kassen;

1.55 grenswaarde

de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting;

1.56 grondgebonden agrarisch bedrijf

een veehouderij met een bedrijfsvoering waarbij in overwegende mate ruwvoer van eigen land wordt betrokken en mest in overwegende mate op eigen land wordt afgezet, waarbij onder eigen land wordt verstaan land dat in eigendom is, gepacht of gehuurd is of om niet wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfsvoering, alsmede een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf;

1.57 hogere waarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.58 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een (bedrijfs)woning aanwezig is, wordt voor de toepassing van het bepaalde over bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning die woning als hoofdgebouw aangemerkt;

1.59 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;

1.60 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en die gericht is op het houden van dieren, zoals een rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkveehouderij en het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet;

1.61 kampeerauto

een auto, waarin voorzieningen zijn getroffen voor recreatief nachtverblijf;

1.62 kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan; enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.63 kampeerterrein

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.64 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.65 kap

een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak;

1.66 kleinschalig kamperen

verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter op een agrarisch bouwperceel of op een woonperceel van tenminste 5.000 m2, in de vorm van een kampeerterrein voor maximaal 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans;

1.67 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal;

1.68 kwetsbaar object

kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.69 kwekerij

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;

1.70 landbouwinrichting

een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak agrarische activiteiten, zijnde het telen of kweken van landbouwgewassen of het fokken, mesten, houden of verhandelen van landbouwhuisdieren, dan wel activiteiten die daarmee verband houden worden verricht;

1.71 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.72 landschapselement

elementen in het landschap die bepalend zijn voor de kernkwaliteit van een gebied;

1.73 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.74 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.75 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.76 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.77 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.78 ondergeschikte intensieve veehouderijtak

een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een grondgebonden, waarbij voor de intensieve veehouderij een oppervlakte wordt aangewend van niet meer dan 250 m2;

1.79 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.80 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.81 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.82 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.83 silo

een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van een agrarisch bedrijf;

1.84 sociale veiligheid

een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;

1.85 stedenbouwkundig

ruimtelijke verschijningsvorm van bebouwing, die wordt bepaald door de situering, aansluitende terreinen, bouwmassa's, gevelindeling en dakvormen;

1.86 teeltondersteunende kassen

voorzieningen die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water) of
  • het voorkomen van schade door vorst;
1.87 tent

een in hoofdzaak uit textiel of ander daarmee vergelijkbaar materiaal vervaardigd onderkomen dat gemakkelijk is op te vouwen, bestemd voor recreatief verblijf;

1.88 toeristische standplaats

een plaatsingsmogelijkheid voor een kampeermiddel;

1.89 trekkershut

een kleinschalig gebouw bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en inrichting voor recreatief dag- en nachtverblijf is bedoeld;

1.90 verbeelding

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening;

1.91 vergisting

het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën waarbij methaangas vrijkomt;

1.92 verplaatsing

het verplaatsen van een in het plangebied reeds aanwezig agrarisch bedrijf naar een locatie waar nog geen agrarisch bouwvlak ligt;

1.93 vloeroppervlak

gezamenlijke oppervlakte van de bouwlagen;

1.94 volwaardig (agrarisch) bedrijf

een (agrarisch) bedrijf waaruit een zelfstandig en reëel inkomen voortkomt voor minimaal één huishouden;

1.95 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.96 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.97 watergang

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren; de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.98 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.99 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.100 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie, die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

1.101 woonhuis

een hoofdgebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.102 zijerf

het naast het hoofdgebouw gelegen gedeelte van het erf, voorzover gelegen naast de zijgevel tot aan de aan die zijde gelegen perceelgrens;

1.103 zijgevel

de gevel van een gebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Gebouwen en bouwwerken

bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; voorzover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, op de bovenste dakvlakken van mansardekappen en op dakvlakken die niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;

  • b. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • c. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • e. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • f. de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte worden liftschachten, antennes, ventilatiekanalen en schoorstenen buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Ontginningenlandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Ontginningenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het ontginningenlandschap, zoals die tot uitdrukking komen in de openheid van het landschap, de opstrekkende verkaveling, de kanalen en wijken, wegdorpen of verspreide bebouwing langs de ontginningsas, waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - randveenontginning' de landschapswaarden nader tot uitdrukking komen in de menging van een onregelmatige blokverkaveling en fijnmazige opstrekkende verkaveling, fijnmazig slotenpatroon met elzensingels langs de sloten en een overwegend kleinschalig bebouwingspatroon langs een onduidelijke of ontbrekende ontginningsas;
  • b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met uitzondering van een kwekerij, boomfruitteelt en houtteelt, met dien verstande dat:
    • 1. per bouwvlak niet meer dan één agrarisch bedrijf is toegestaan;
    • 2. intensieve veehouderij niet is toegestaan;
    • 3. een kwekerij, boomfruitteelt en houtteelt mede zijn toegestaan op de percelen die voor die teelt in gebruik waren op de dag van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
    • 4. bloembollenteelt uitsluitend is toegestaan als wisselteelt als onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 5. aan het agrarische bedrijf ondergeschikte nevenactiviteiten, zoals een zorgboerderij, boerderijwinkel, loonbedrijfwerkzaamheden, het be- en verwerken van eigen producten of een daarmee gepaard gaande ontvangstruimte, mede zijn toegestaan;
  • c. Ter plaatse van de 'specifieke vorm van agrarisch - zonnepark' zijn de gronden tevens bestemd voor de opwekking van energie door middel van zonnepanelen;
  • d. hobbymatig agrarisch gebruik;
  • e. bos-, natuur- en landschapselementen;
  • f. erfbeplanting c.q. landschappelijke inpassing van de bebouwing;
  • g. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  • h. de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van de waterberging;
  • i. extensieve dagrecreatie;
  • j. affakkelpijpen ten behoeve van mijnbouw en afsluitvoorzieningen ten behoeve van een aardgastransportleiding, uitsluitend binnen een afstand van 100 m van de bestemming 'Leiding - Gas';

met de daarbij behorende:

  • gebouwen;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;

met dien verstande dat voeropslagvoorzieningen en mestopslagvoorzieningen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak, behoudens bestaande opslagvoorzieningen buiten het bouwvlak.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Ontginningenlandschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Voor bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een bouwwerk mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de in de tabel genoemde verplichte situering, maximale oppervlakte, maximale goothoogte en maximale bouwhoogte
bouwwerk   verplichte situering   maximale oppervlakte   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte  
- gebouwen niet zijnde de bedrijfs-
woning;
- voeropslag- voorzieningen;
- mestopslag- voorzieningen.  
- binnen het bouwvlak, met dien verstande dat bestaande opslagvoor-
zieningen en bestaande gebouwen buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
- met inachtneming van het beginsel van bebouwings-
concentratie;
- achter het woongedeelte;
- achter de aanduiding 'gevellijn'.  
- binnen het bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken (de bedrijfswoning, voeropslagvoorzie- ningen en mestopslagvoorzie- ningen daaronder begrepen) maximaal bedragen 10.000 m2.

- buiten het bouwvlak mag de oppervlakte maximaal bedragen de bestaande oppervlakte.  
- binnen het bouwvlak: 4,5 m, met dien verstande dat ter plaatse van een inrijopening, de maximale goothoogte 6 m mag bedragen over een breedte van niet meer dan 6 m en met dien verstande dat een maximale goothoogte alleen geldt voor gebouwen;

- buiten het bouwvlak: de bestaande goothoogte.  
- binnen het bouwvlak 12 m;

- buiten het bouwvlak: de bestaan-
de bouw-
hoogte.  
erfafscheidingen   binnen het bouwvlak, achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan   -   -   2 m  
erfafscheidingen   binnen het bouwvlak, vóór de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan       1 m  
erfafscheidingen   buiten het bouwvlak   -   -   1,5 m  
bouwwerken, geen gebouw zijnde   binnen het bouwvlak       12 m  
bouwwerken, geen gebouw zijnde   buiten het bouwvlak       3 m  

  • b. teeltondersteunende voorzieningen, teeltondersteunende kassen, bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning en bouwwerken ten behoeve van een ijsbaan zijn niet toegestaan;
  • c. paardrijbakken, longeercirkels, springtoestellen, stapmolens, trainingsmolens, geen gebouw zijnde, zijn niet toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zonnepark'
    • 1. de bouwhoogte van constructies ten behoeve van zonnepanelen bedraagt ten hoogste 2,3 m;
    • 2. de bouwhoogte van transformatorstations en omvormers, ondersteunend aan het zonnepark, bedraagt ten hoogste 3 m;
    • 3. de bouwhoogte van hekwerken, ten behoeve van de beveiliging van zonneparken bedraagt ten hoogste 2,3 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen (waaronder dakhelling) van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 onder d. en kan worden toegestaan dat:

  • a. de bouwhoogte van transformatorstations en omvormers, ondersteunend aan het zonnepark bedraagt ten hoogste 3,5 m.

3.4.2 Afwegingskader

Een in 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van stallen, waarvoor de omgevingsvergunning is getoetst aan dit bestemmingsplan, indien de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt dan wel de stal tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling naar buiten met tenminste 90% reduceren;
  • b. het gebruik van schuilstallen voor het opslaan van landbouwgereedschap of (bouw)materiaal, als berging of als hobbyruimte;
  • c. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak of buiten een bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan als tuin;
  • d. het vellen van de erfbeplanting die is aangelegd volgens een erfinrichtingsplan of beplanting die de functie van afschermende beplanting en/of landschappelijke inpassing vervult;
  • e. het wijzigen of verplaatsen van houtsingels of andere landschappelijke inpassingselementen zonder een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan;
  • f. het afgraven, egaliseren, ophogen en vergraven van zandkopjes, natuurlijk reliëf en dergelijke;
  • g. het verwijderen van bos-, natuur- of landschapselementen als bedoeld in 3.1.

3.5.2 Voorwaardelijke verplichting

Strijdig gebuik

  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 3.1 onder c opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 3.1 onder c opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 12 maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

3.5.3 Afwijken van het inrichtingsplan

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5.2, waarbij andere landschapsmaatregelen getroffen worden, met dien verstande dat deze minimaal gelijk zijn aan de genoemde landschapsmaatregelen als gesteld in het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan. Verder geldt het volgende:

  • a. er wordt voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarde als gesteld in het inrichtingsplan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van landschapselementen;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden en bijbehorende voorzieningen;
  • c. het dempen, aanleggen en wijzigen van watergangen;
  • d. het weer open maken van oorspronkelijke wijken;
  • e. het ontgronden;
  • f. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse buisleidingen;
  • g. het zoeken naar delfstoffen (seismisch onderzoek en exploratieboringen).

3.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  • c. zijn opgenomen in het inrichtingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan.

Artikel 4 Leiding - Gas

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hogedruk gastransportleiding ter plaatse van en aansluitend aan de aanduiding 'hartlijn leiding -gas';
  • b. afsluiters;
  • c. belemmeringenstrook;

met daarbij behorende:

  • d. bouwwerken
  • e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden,

waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van:

  • f. de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' van ondergeschikte betekenis is;
  • g. andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

4.2 Bouwregels

Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze (dubbel)bestemming worden gebouwd.

Binnen de bestemming mogen geen hekwerk en stellages met zonnepanelen worden gebouwd.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig een andere daar voorkomende bestemming, indien en voor zover:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad;
  • b. geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

4.3.2 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of met het bouwwerk de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding kan worden geschaad.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.


 

4.4.2 Uitzondering op het verbod

Het in 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • b. normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken.

4.4.3 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

4.4.4 Strijd met bestemming

Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor (direct of indirect) de integriteit en werking van de buisleiding worden geschaad.

Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (verwachte) archeologische waarden, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

5.2 Bouwregels

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 500 m2;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 en kan worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende bestemming worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

5.3.2 Afwegingskader

Een in 5.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat. Indien uit het in 5.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.3.3 Overleg provinciaal archeoloog

De gemeente zal contact opnemen met de provincie, namens deze de provinciaal archeoloog, alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. grondbewerkingen met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m;
  • b. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, kilveren van grond;
  • c. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waar bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,3 m zal worden geroerd;

5.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek ten behoeve van de beoordeling van de (on)evenredigheid van de aantasting als bedoeld in 5.4.4 van werkzaamheden als bedoeld in Verbod ; hiertoe behoren niet werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek met als enig doel het doen van archeologisch onderzoek;
  • b. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

hiertoe behoren bij landbouwkundig gebruik: grondbewerkingen tot een diepte van 0,3 m onder maaiveld; niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,1 m onder de bouwvoor en het aanbrengen van drainage;

hiertoe behoren niet: diepploegen en mengwoelen dieper dan 0,3 m beneden maaiveld, afgraven dieper dan 0,3 m beneden maaiveld, egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen, aanleggen of vergraven van sloten en het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

  • c. Die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  • e. die de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen is gebleken uit een door aanvrager overgelegd, door burgemeester en wethouders goedgekeurd bureau-onderzoeksrapport van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

5.4.3 Overleg provinciaal archeoloog

De gemeente zal contact opnemen met de provincie, namens deze de provinciaal archeoloog, alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.

5.4.4 Strijd met de bestemming

De gemeente zal contact opnemen met de provincie, namens deze de provinciaal archeoloog, alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. deze bestemming te doen vervallen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Parkeer-, laad- en losruimte
7.1.1 Parkeerruimte

Indien de omvang of het gebruik van een bouwwerk daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk hoort.

7.1.2 Afmetingen parkeerruimte

De in 7.1.1 bedoelde parkeerruimte moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

  • a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,8 bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
  • b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 bij 5 m bedragen.
7.1.3 Laad- en losruimte

Indien het gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort.

7.1.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het aantal parkeerplaatsen, de situering van de parkeerplaatsen en de situering van de laad- en losruimte.

7.1.5 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.1.1 en 7.1.3:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

7.2 Bestaande maten

In afwijking van de in de regels vermelde:

  • a. maximale maatvoering geldt dat indien een grotere maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze grotere maatvoering als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor uitbreidingen van dat bouwwerk, met dien verstande dat deze bepaling niet geldt voor oppervlaktes, maar wel voor de gezamenlijke maximale oppervlakte van bouwwerken - niet zijnde de bedrijfswoning, voeropslagvoorzieningen en mestopslagvoorzieningen - als bedoeld in 3.2 onder a;
  • b. minimale maatvoering geldt dat indien een kleinere maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze kleinere maatvoering als minimum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor uitbreidingen van dat bouwwerk. Deze bepaling is ook van toepassing op bijbehorende bouwwerken die vóór de voorgevel van het woonhuis zijn gesitueerd.

7.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwlagen zijn uitsluitend toegestaan onder gebouwen;
  • b. ondergrondse bouwlagen zijn niet toegestaan onder stallen, waarbij mestputten niet als bouwlaag worden beschouwd.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van vrij kamperen, kleinschalig kamperen of een andere vorm van kleinschalige verblijfsrecreatie, met uitzondering van bestaande kampeerterreinen, waar kleinschalig kamperen tot 25 kampeermiddelen is toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed and breakfastvoorziening;
  • c. het gebruik van de gronden en/of gebouwen voor een seksinrichting, met uitzondering van de seksinrichtingen die zijn toegestaan in de bestemmingsomschrijving;
  • d. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijke verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • e. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, met uitzondering van de opslag die is toegestaan in de bestemmingsomschrijving of in de branche gebruikelijk is bij de in de bestemmingsomschrijving genoemde activiteit.
  • f. het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • h. het gebruik van gebouwen, anders dan woonhuizen, voor bewoning;
  • i. het gebruik van gronden voor een paardrijbak;
  • j. het zodanig gebruiken van gronden of bouwwerken dat daardoor eenmaal gerealiseerde parkeerplaatsen verloren gaan, die nodig zijn gelet op de omvang of het gebruik van bouwwerken als bedoeld in 7.1.1 dan wel gelet op het gebruik van het (bijbehorende) perceel.

8.2 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
  • b. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is;
    • 2. hoogspanningsleidingen;
    • 3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer;

tenzij deze in het plan zijn bestemd;

  • c. en) behorend tot een landbouwinrichting wordt beschouwd als onderdeel van die inrichting;
  • d. het gebruiken van bestaande datacommunicatiemasten voor datacommunicatie;
  • e. het gebruiken van gronden en/of bouwwerken conform een in het verleden verleende vergunning;

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheid
9.1.1 10%

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages met uitzondering van de in de regels genoemde oppervlaktematen.

9.1.2 Wegen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of als de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven.

9.1.3 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen, dakgoten;
  • b. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  • c. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.

9.1.4 Gebruik gronden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het gebruik van gronden dat het directe gevolg is van een voor een bepaalde bouwkundige situatie te verlenen vergunning, mits nabijgelegen bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid, stof, geur en hindercirkels.

Artikel 10 Algemene procedureregels

10.1 Nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

11.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, met uitzondering van de voorschriften ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels;
  • b. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen en
  • c. de ruimte tussen bouwwerken.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig, in afwijking van dit lid onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Zonneakker Krimweg - Nieuwe Dijk, Coevorden'