direct naar inhoud van 2.2 Rijksbeleid
Plan: Kwelvijver Noodwaterberging Ossehaar
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0109.001BP00006-0004

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. De Structuurvisie is op 13 maart 2012 vastgesteld en heeft de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit vervangen.

Het Rijk laat de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het onderhavige bestemmingsplangebied zodoende zeer beperkt is. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie, het Waterschap Velt en Vecht en de gemeente Coevorden, zie hiervoor respectievelijk de paragrafen 3.3, 3.4 en 3.5 van deze toelichting.

2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die juridische borging vragen, zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met het Barro geeft het rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast.

Gezien de ligging van het plangebied en de aard van het plan vormt het Barro geen directe relevantie voor dit bestemmingsplan.

2.2.3 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode 2009-2015. Het NWP beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten

In het Nationaal Waterplan worden de volgende thema's onderscheiden:

  • Waterveiligheid
  • Watertekort en zoetwatervoorziening
  • Wateroverlast
  • Waterkwaliteit
  • Gebruik van water

Voor dit bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd waarbij de thema's aan bod komen. Hier is in paragraaf 4.2 nader op in gegaan.

2.2.4 Waterbeheer 21e eeuw

Na het hoge water op de grote rivieren van 1993, 1995 en de wateroverlast van de jaren daarna werd duidelijk dat we anders met water om moeten gaan. Ons klimaat verandert en dit heeft gevolgen voor onze waterhuishouding. Het weer wordt extremer met korte maar hevige regenbuien, meer smeltwater dat via de rivieren ons land binnenkomt en stijging van de zeespiegel. Om te voorkomen dat dit ook tot meer wateroverlast leidt hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen het Waterbeleid 21e eeuw ontwikkeld. Water moet de ruimte krijgen voordat het die ruimte zelf neemt. In het landschap en in de stad moet ruimte gemaakt worden om water op te slaan.

De kern van het Waterbeleid 21e eeuw richt zich in het bijzonder op:

  • Anticiperen in plaats van reageren. Door nu al maatregelen te nemen wordt overlast in de toekomst voorkomen.
  • Techniek en ruimte worden slim gecombineerd. Het is én zoeken naar ruimte voor water én zorgen dat onze dijken en gemalen technisch gezien voldoen. Hogere dijken en sterkere gemalen alleen zijn niet de oplossing. Wanneer we een dijk verhogen betekent dit, dat er meer water achter de dijk staat. Bij een dijkdoorbraak zijn de gevolgen dan des te groter. Hogere dijken zijn zwaarder. Bovendien daalt onze bodem, die ook op veel plaatsen drassig is en daardoor zakken de dijken weg. Naast dijkverhoging moeten we er dus ook voor zorgen dat het water op andere wijze de ruimte krijgt.
  • Vasthouden, bergen, afvoeren. Het Nederlandse waterbeleid in de 21e eeuw breekt met de traditie van zo veel mogelijk pompen en zo snel mogelijk lozen. Alle waterbeheerders kiezen samen voor een drietrapsstrategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat we het water niet meer zo snel mogelijk afvoeren, maar proberen vast te houden. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan gaan we bergen in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Uiteraard in goed overleg met alle betrokken partijen. Pas als het niet anders kan, voeren we het water af.

De regering heeft de adviezen van de commissie Tielrooij (Waterbeheer 21e eeuw) vastgelegd in het kabinetsstandpunt “Anders omgaan met water” (2000), dat in 2001 is goedgekeurd door de Tweede Kamer.

2.2.5 Nationaal Bestuursakkoord Water

Het Rijk, Provincies, Gemeenten en Waterschappen gaan samen de waterproblematiek in Nederland aanpakken. Betrokken partijen hebben hiertoe op 2 juli 2003 het Nationaal Bestuursakkoord Water ondertekend. Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat.

Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes. Om deze problemen te bestrijden zijn maatregelen nodig met als uitgangspunt het eerst vasthouden, dan bergen en vervolgens afvoeren van water. Met de ondertekening van het Nationaal Bestuursakkoord Water onderstrepen alle partijen het belang van een gezamenlijke en integrale aanpak. Ze zetten daarmee de volgende stap: van papier naar uitvoering. Bij de concrete projecten die al werden uitgevoerd hoorden bijvoorbeeld het noodwaterbergingsgebied Noord- en Zuid-Meene (Gramsbergen).

Het nieuwe NBW, het NBW-Actueel 2008 geeft verdere invulling aan de aanpak van knelpunten in het regionale watersysteem (bijvoorbeeld de normering regionale wateroverlast), wateroverlast in het stedelijke gebied, watertekorten en waterkwaliteit.

2.2.6 Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden waarmee een achttal wetten is samengevoegd tot één wet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten.

In de Waterwet wordt een waterbergingsgebied omschreven als: "een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktelichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op legger is opgenomen" (artikel 1.1 Waterwet).

Om als bergingsgebied te worden gezien moet een gebied dus zijn opgenomen zijn in het bestemmingsplan van de gemeente en de legger van het waterschap. Beide zijn noodzakelijk voor de status van een gebied als waterbergingsgebied. Door de aanwijzing als waterbergingsgebied vloeit uit de Waterwet rechtstreeks de gedoogplicht voort om als eigenaar en gebruiker de tijdelijke berging van water te dulden (artikel 5.21). Met het opnemen van een gedoogplicht voor het tijdelijk bergen van water is tegelijk de tegemoetkoming voor inundatieschade wettelijk geregeld (artikel 7.11). Op deze wijze ontstaat een wettelijk gesloten stelsel van aanwijzing, gedoogplicht en schadevergoeding bij het realiseren van waterbergingsgebieden.