direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Assen - Westerbrink 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.05BP20173000D-C001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de voormalige kantoorlocatie aan de Westerbrink 3 zijn plannen om woningbouw te realiseren. De herontwikkeling houdt in dat de bestaande bebouwing wordt gesloopt en hier twee appartementengebouwen van elk 15 appartementen worden gerealiseerd.

De ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan (zie ook paragraaf 1.3). In dit bestemmingsplan hebben de gronden namelijk een kantoor bestemming waarbinnen bebouwing ten behoeve van woningen niet zijn toegestaan. De gemeente Assen wil medewerking verlenen aan het initiatief. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet in een passend juridisch-planologisch kader.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt in de wijk Westerpark te Assen en ligt aan de Westerbrink 3. In figuur 1 is de ligging weergegeven. De begrenzing is afgestemd op het kadastraal perceel bekend als gemeente Assen, sectie P, nummer 2288. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.05BP20173000D-C001_0001.png"

Figuur 1 Begrenzing van het plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan Assen Zuid (vastgesteld op 15 juni 2006). Op basis van dit plan geldt voor plangebied de bestemming 'Kantoren'. Functies als administratie, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische, alsmede scholingsruimtes, laboratoria en conferentieruimtes zijn hier toegestaan. Er mag hier alleen gebouwd worden ten dienste van de bestemming binnen een aangegeven bouwvlak. De goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 7 meter.

De beoogde woonfunctie is binnen de vigerende bestemming “Kantoren” niet toegestaan. Daarnaast is de bouwhoogte van de beoogde appartementencomplexen hoger dan op basis van het geldende bestemmingsplan mogelijk is. De beoogde bebouwing bedraagt 15 meter met een hoogteaccent van 16 meter vanwege de liftschacht. De beoogde ontwikkeling is daarom in strijd met het geldende bestemmingsplan.

1.4 Systematiek van nieuwe bestemmingsplannen

Met dit bestemmingsplan wordt voorzien in een uniforme juridische-planologische regeling voor het gebruik van gronden en de bouwmogelijkheden. Het plan is in lijn met de overige (geactualiseerde) bestemmingsplannen van de gemeente en is opgesteld conform het gemeentelijk handboek. Kleine verschillen met het handboek zijn alleen het gevolg van specifieke situaties binnen het onderhavige plangebied.

Het nieuwe bestemmingsplan is ontwikkelingsgericht van aard. Dit betekent dat er andere bouw- en gebruiksmogelijkheden worden geboden ten opzichte van de juridisch-planologische regeling die nu van toepassing is (zie paragraaf 1.3).

Het plan voldoet aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening en is opgezet overeenkomstig de landelijk geldende standaard. Deze landelijke standaard wordt gevormd door de Standaard Vergelijkbare Plannen 2012 (SVBP2012) met de daarbij behorende bijlagen en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen (PRBP) en de Standaard voor de Toegankelijke Ruimtelijke Instrumenten (STRI).

Om de uniformiteit te waarborgen, heeft de gemeente ervoor gekozen deze landelijke standaardrichtlijnen uit te werken in een gemeentelijk Handboek Bestemmingsplannen. Dit handboek vormt de leidraad voor het opstellen van bestemmingsplannen voor de gemeente Assen.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

  • In hoofdstuk 2 wordt het plan toegelicht. De karakteristiek van het plangebied wordt kort beschreven en er wordt ingezoomd op de nieuwe ontwikkelingen/gewenste activiteiten.
  • In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst. Er wordt ingegaan op het relevante beleid op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau.
  • Hoofdstuk 4 geeft een verantwoording ten aanzien van de relevante omgevingsaspecten. Aan de orde komen onder andere bodem, water, milieuzonering, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid, ecologie, archeologie, et cetera.
  • Hoofdstuk 5 licht de juridische opzet van het bestemmingsplan toe, onder meer door (waar nodig) artikelsgewijs de bij het plan behorende regels toe te lichten.
  • De hoofdstukken 6 en 7 gaan tenslotte in op de uitvoerbaarheid. In deze hoofdstukken worden de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van de gewenste invulling van het plangebied beschreven. Het betreft onder andere de uitgangspunten met betrekking tot programma en de gewenste inrichting.

2.2 Geschiedenis

Assen kent een viertal wijken die eindigen op "park" en rond het centrum zijn gelegen. De wijk Westerpark is daar een van. Onderhavig plangebied maakt hier deel vanuit. Het feit dat een wijk "park" wordt genoemd duidt al op een ruim opgezette wijk met veel groen. Het is een kleine wijk die na de tweede wereldoorlog tot ontwikkeling is gekomen tussen de Witterstraat en de Hoofdlaan en eindigt bij de Europaweg-Zuid. Binnen de wijk is ook het provinciehuis van Drenthe gelegen. Naar verhouding kent het Westerpark veel laagbouw, ruime kavels en veel groen. Tot dit deelgebied wordt verder ook nog de Johan Willem Friso-kazerne gerekend alsmede het terrein van de voormalige gasfabriek.

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied

Algemeen

Westerpark is afgezien van het kazerneterrein een niet al te grote woonbuurt. Het grootste deel van de woonbuurten in Westerpark stamt uit het begin van de jaren '60. In totaal omvat het totale gebied circa 280 woningen. Daarnaast staan er nog de gebouwen op het kazerneterrein, een midgetgolfbaan en zijn er nog enkele kantoorpanden, waaronder het kantoorpand van dit plangebied aanwezig.Ten zuiden van het plangebied bevindt zich daarnaast sport- en evenementencentrum én hotel De Bonte Wever. Westerpark heeft een heldere stedenbouwkundige opzet. Het grootste deel van de woningen bestaat uit twee onder een kap woningen en vrijstaande woningen.

Verkeersstructuur

Het woongebied van Westerpark sluit middels de Witterstraat aan de ene kant aan op de Vaart ZZ en aan de andere kant op de Europaweg-Zuid (hoofdwegenstructuur). Daarnaast zijn er twee aansluitingen op de Hoofdlaan. De belangrijkste langzaam verkeersroutes lopen langs de randen van het deelgebied en voor een vlotte fietsverbinding naar het centrum kan van de Witterstraat gebruik worden gemaakt. Onderhavig plangebied wordt direct ontsloten door de Nicolaas Beetslaan en sluit aan de noordkant aan op de Witterstraat en aan de zuidkant op de Hoofdlaan.

Water- en groenstructuur

In de buurt komt veel groen voor en relatief weinig water. Wel ligt ten noorden van het plangebied een waterpartij. De groenstructuur kronkelt door de hele wijk heen.

Functies in de omgeving

De wijk Westerpark wordt beschouwd als een rustige woonwijk. De mensen in de wijk willen over het algemeen niet weg en er wordt dan ook minder dan gemiddeld door de mensen verhuisd. Naast de woonfunctie komen in het plangebied nog andere functies voor zoals de voormalige bedrijfsfunctie in het plangebied en het provinciehuis ten zuiden van het plangebied. Ten noorden van het plangebied is de Johan Willem Friso-kazerne gevestigd.

Bebouwingsstructuur

Zoals aangegeven bestaat de bebouwing in de wijk voornamelijk uit twee - onder - een kap woningen en vrijstaande woningen uitgevoerd in zowel één als twee bouwlagen. Het betreffen voornamelijk grotere groene woonkavels.

De kantoorfuncties aan de Westerbrink hebben daarentegen afwijkende bouwhoogtes. Het voormalige kantoorpand in het plangebied had een hoogte van circa 7 meter. Voor het provinciehuis ten zuiden van het plangebied is een maximale hoogte van 15 meter toegestaan. Figuur 2,3 en 4 geeft een impressie van de bebouwing van de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.05BP20173000D-C001_0002.png"

Figuur 2 Bebouwingsbeeld langs de hoek Da Costalaan en Nicolaas Beetslaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.05BP20173000D-C001_0003.png"

Figuur 3 Bebouwingsbeeld langs Nicolaas Beetslaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.05BP20173000D-C001_0004.png"

Figuur 4 Bebouwingsbeeld provinciehuis

2.4 Beschrijving van de ontwikkeling

Ambitie

Het doel van de initiatiefnemers is om het plangebied te herstructureren. Door middel van herstructureren wordt ingezet op zorgvuldig ruimtegebruik doordat er geen sprake is van onnodige uitgifte van nieuwe uitbreidingslocaties.

Programma

Het programma is om de bestaande bedrijfsbebouwing in het plangebied te slopen en te vervangen door woningbouw. Het programma bestaat uit de bouw van twee appartementen complexen van elk 15 appartementen verdeeld over vier bouwlagen. De hoogte bedraagt circa 16 meter, inclusief de liftschachten.

In beide complexen is ruimte voor vier appartementen op de eerste drie bouwlagen en 3 penthouses op de bovenste bouwlaag voor de doelgroep uit het hogere segment. Het betreft voornamelijk geinteresseerden uit de directe omgeving die in de buurt willen blijven wonen.

Ten behoeve van het parkeren wordt een halfverdiepte parkeergarage met daarin elk 32 parkeerplaatsen aangelegd. Deze komt circa 2 meter boven het maaiveld te liggen. Dit is in figuur 5 lichtgrijs aangeduid. Beide gebouwen worden bereikbaar middels een nieuw aan te leggen erftoegangsweg. Beide wegen worden ontsloten op Nicolaas Beetslaan.

Het plangebied krijgt verder een groene uitstraling die aansluit op het groene karakter van de directe omgeving. Tussen de appartementenxcomplexen worden looppaden aangelegd die tevens worden aangesloten op de bestaande paden in de omgeving. De paden worden openbaar toegankelijk. Hierdoor ontstaat een verbinding tussen de groene opzet van de wijk, de lanen en het groene gedeelte ten noorden van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.05BP20173000D-C001_0005.png"

Figuur 7 Inrichting van het terrein

Verkeer en parkeren

Het woongebied van Westerpark sluit via de Witterstraat aan de ene kant aan op de Vaart ZZ en aan de andere kant op de Europaweg-Zuid (hoofdwegenstructuur). Daarnaast zijn er twee aansluitingen op de Hoofdlaan. De woningen in het gebied worden hier via de Nicolaas Beetslaan goed op ontsloten.

Het uitgangspunt is dat een ontwikkeling voorziet in de eigen parkeerbehoefte. In overleg met de gemeente wordt uitgegaan van een gemiddelde parkeernorm van 2,0 parkeerplaatsen per woning. Op eigen terrein is de realisatie 60 parkeerplaatsen mogelijk. Het perceel voorziet daarmee in de benodigde parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen ligt beleid ten grondslag. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op relevante beleidsuitgangspunten op Rijksniveau, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. De planuitgangspunten en vervolgens de bestemmingsregeling zijn hierop afgesteld. 

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit plan wordt getoetst aan deze nieuwe regeling, die inhoudt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Dit bestemmingsplan stelt een herontwikkeling van een bestaand stedelijk gebied voor, zoals bedoeld in de begripsbepaling van het Bro. Daarom hoeft alleen een beschrijving van de behoefte worden gegeven. Dit plan maakt een herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied mogelijk, waarbij een voormalige kantoorfunctie wordt vervangen door een woonfunctie. Uit het beleid van de gemeente dat is beschreven in paragraaf 3.5, blijkt dat er in Assen expliciet een behoefte is aan appartementen in het hogere segment voor de sector ouderen die in de woonwijk willen blijven wonen. Hierop wordt ingezet in onderhavig plan. De behoefte is daarmee in voldoende mate beschreven.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het voornemen raakt geen nationale ruimtelijke belangen. Zodoende staat het rijksbeleid de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Drenthe

In 2014 is een actualisatie van de Omgevingsvisie Provincie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie Drenthe is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de provincie Drenthe voor de periode tot 2020 en in een aantal gevallen verder in de toekomst. In deze visie zijn de beleidsuitgangspunten geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de taakverdeling zoals deze is bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De missie van de visie is als volgt verwoord: "Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten". De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid;
  • noaberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

De provinciale belangen zijn juridisch geborgd in een provinciale omgevingsverordening (3.3.2).

Positie van Assen binnen de omgevingsvisie

Assen vervult in de visie een belangrijke positie als de zuidelijke poort van het nationaal stedelijk netwerk Groningen-Assen. In dit kader worden verschillende verstedelijkingsopgaven en bereikbaarheidsprojecten aangepakt. Assen heeft in het kernenbeleid de functie van streekcentrum, waardoor Assen een (boven)regionale functie moet vervullen op de woningmarkt, op het gebied van bedrijvigheid en met betrekking tot de verzorgingsstructuur. De gedachte hierachter is dat daarmee de stedelijke economie wordt versterkt en tevens de verstedelijkingsdruk bij kleine kernen wordt verkleind.

Demografische ontwikkeling
De provincie Drenthe heeft recentelijk de Bevolkingsprognose 2015 gepubliceerd. Hierin wordt de bevolkingsgroei geraamd op 485.500 in 2020 (i.p.v. 493.000) en de groei van het aantal huishoudens op 221.500 in 2030 (i.p.v. 224.500). In deze prognose wordt de huishoudensgroei in Drenthe voor de periode 2015 tot 2025 geraamd op 7.200, ofwel 720 per jaar (2015 tot 2020 + 4.400 huishoudens = 880 per jaar). Het aantal huishoudens groeit sneller dan het aantal inwoners, omdat het gemiddelde aantal personen per huishouden afneemt. De woningbehoefte blijft de komende periode dus licht groeien.

In deze prognose wordt voor Assen in de periode 2015 tot 2025 een kwantitatieve (netto) woningbehoefte van gemiddeld circa 280 woningen per jaar geraamd. Dit komt voor Assen nagenoeg overeen met de huidige regionale woningbouwafspraken.

Conclusie voor dit bestemmingsplan

Uit de navolgende figuur valt af te leiden dat het plangebied onderdeel uitmaakt van het bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is met rood omcirkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.05BP20173000D-C001_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.05BP20173000D-C001_0007.png"

Figuur 9 Uitsnede van de Omgevingsvisie Drenthe

 

Uit de demografische ontwikkeling vloeit voort dat tot 2019 behoefte staat aan de toevoeging van ongeveer 1.300 woningen per jaar. Een aanzienlijk deel daarvan zal in Assen worden gebouwd. De voorkeur gaat uit van inbreiding voor uitbreiding, waarbij voorkeur bestaande bedrijfslocaties worden opgeknapt door middel van het toevoegen van een kwaliteitsimpuls. Het woningbouwplan voorziet hierin. In paragraaf 4.1 wordt meer concreet ingegaan op de behoefte aan dit type woningbouw.

3.3.2 Provinciale Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid

Gekoppeld aan de Omgevingsvisie heeft de provincie een Omgevingsverordening opgesteld. Naar aanleiding van de actualisatie van de omgevingsvisie is de verordening op 23 september 2015 opnieuw vastgesteld en op 17 oktober 2015 in werking getreden. In de Omgevingsverordening worden regels gesteld ten aanzien van het provinciaal belang.

Op grond van artikel 3.15 van de verordening geldt dat ruimtevragende ontwikkeling op het gebied van wonen, werken en infrastructuur alleen mogelijk zijn wanneer dit op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking gerechtvaardigd is. De onderhavige ontwikkeling betreft een binnenstedelijke herontwikkeling die als zodanig niet ruimtevragend is. Overigens is er in dergelijke gevallen per definitie sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

Op grond van artikel 3.24 mag een plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied alleen voorzien in nieuwe woningbouw indien deze woningbouw past binnen de afspraken die de woonregio en de provincie hebben gemaakt over de woningbouwprogrammering en het gestelde in de regionale woonvisie en als in het desbetreffende ruimtelijk plan wordt onderbouwd dat deze regionale woonvisie voldoende actueel is. Aangezien het plan binnen het stedelijk gebied ligt, heeft dit artikel geen betrekking op het plan. Overigens passen de woningen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt binnen de gemaakte afspraken.

Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met de regels van de Provinciale Verordening Drenthe.

Conclusie voor dit bestemmingsplan

Uit de kaarten bij het POV blijkt dat het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Vanuit de POV gelden verder geen belemmeringen voor de inrichting van het plangebied. Met toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking in paragraaf 3.2 is ook invulling gegeven aan de toepassing van de ladder.

3.3.3 Verwerking in het bestemmingsplan

Het plangebied maakt onderdeel uit van bestaand stedelijk en bebouwd gebied in het stedelijk netwerk Groningen-Assen. Het plan sluit aan bij de provinciale ruimtelijke beleidskaders.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regiovisie Groningen-Assen 2030

De Regio Groningen-Assen is een samenwerkingsverband van twaalf gemeenten en twee provincies. Samen vormen zij de belangrijkste concentratie van bevolking en werkgelegenheid in Noord-Nederland. Het samenwerkingsverband heeft een globale visie opgesteld (vastgesteld in 2004) voor de gewenste ontwikkeling van de regio tot 2030. In 2013 is deze visie geactualiseerd met de publicatie "Veranderende context, blijvend perspectief, actualisatie regiovisie Groningen-Assen".


De Regio Groningen-Assen streeft naar een gezonde economische basis, een goede bereikbaarheid, een voldoende en gevarieerd woningaanbod en naar behoud van rust, ruimte en schone lucht. Daarvoor zijn in 2012 regionale woningbouwafspraken gemaakt. In dit verband worden de woningbouwplanningen in de regiogemeenten jaarlijks gemonitord en afgestemd. De opgave voor de gemeente Assen is vastgesteld op circa 300 woningen per jaar tot 2030. De gemeentelijke woningbouwplanning is in lijn met deze afspraak gebracht.


Voor Assen als tweede stad in de regio is een belangrijke rol weggelegd op het gebied van wonen, werkgelegenheid, voorzieningen en zorg. Voor het behoud van de kwaliteit van de stad zal worden ingezet op herstructurering en transformatie van verouderde delen van de bestaande woningvoorraad, bedrijfsterreinen en -panden en winkels. Met het oog op de ruim opgezette stedenbouwkundige structuur, zal in Assen in belangrijke mate worden ingezet op aanbod van meer (centrum)stedelijke woonmilieus.


In 2015 is door bureau Companen een woningmarktonderzoek voor de regio uitgevoerd ten behoeve van een herijking van de regionale woonvisie en de woningbouwafspraken. Hieruit is gebleken dat de woningbehoefte in Assen overeenkomt met de vigerende regionale woningbouwafspraken.

Conclusie voor dit bestemmingsplan

Het voorgenomen bouwplan past binnen de inzet op behoud van de kwaliteit van de bestaande stad en een gevarieerd aanbod van woonmilieus. Het plan is opgenomen in de gemeentelijke woningbouwplanning en -programmering, die jaarlijks in kader van de regionale woningbouwafspraken wordt afgestemd.

3.4.2 Waterschapsbeleid

Het plangebied is gelegen binnen het beheergebied van waterschap Hunze en Aa's. Het beleid van het waterschap is neergelegd in:

  • het Beheerplan 2016-2021;
  • Nota stedelijk water;
  • Watersysteemplannen.

Binnen het beheergebied van waterschap Hunze en Aa's is sprake van zes watersystemen. Voor het plangebied is het watersysteem Drentsche Aa van toepassing. In het beheerplan voor de periode 2016-2021 is door het waterschap op hoofdlijnen vastgelegd met welke ambities de ontwikkelingen en opgaven op het gebied van veiligheid, voldoende water en schoon en ecologisch gezond water worden opgepakt.

3.4.3 Verwerking in het bestemmingsplan

In de waterparagraaf (4.3) is beschreven op welke wijze in dit bestemmingsplan is rekening gehouden met het belang van een goede waterhuishouding.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Structuurvisie Assen 2030

Op 1 februari 2010 heeft de gemeenteraad van Assen de Structuurvisie Assen 2030 vastgesteld. De structuurvisie bouwt voort op de visie "Assen Koerst" (2001) en het Structuurplan Stadsrandzone Assen (2008) welke de gewenste ontwikkelingen tot 2020 beschrijven (het structuurplan biedt ook een doorkijk naar de langere termijn). In de structuurvisie 2030 zijn ideeën uit eerder gemaakte plannen en visies op vergelijkbaar niveau verwerkt. In 2014 is een actualisatie van de Structuurvisie Assen 2030 vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.05BP20173000D-C001_0008.png"

Figuur 10 Structuurvisiekaart structuurvisie Assen 2030

Algemeen

In de visie is verwoord op welke manier de stad in de komende 20 jaar gaat doorgroeien tot 80.000 inwoners, welke rol de stad inneemt in het stedelijk netwerk Groningen-Assen en op welke manier de identiteit als hoofdstad van Drenthe kan worden versterkt. De visie is integraal van aard: naast aspecten met een ruimtelijke component zoals wonen, verkeer en groenbeleid, wordt de inzet op het gebied van onderwijs, zorg, welzijn en vrije tijd beschreven. Daarnaast richt de gemeente zich ook met name op duurzaamheid. Bij alle aspecten binnen het integrale beleid besteed de gemeente aandacht aan de duurzaamheid.

Wonen

Een belangrijk deel van de nieuwbouw komt in de bestaande stad. In de structuurvisie wordt aangegeven dat binnen de Europaweg ruimte is voor stedelijke woonmilieus en daarbuiten groenstedelijke woonmilieus. Bij nieuwbouw wordt uitgegaan van woningen met een lage energiebehoefte.

In de actualisatie van 2014 is aangegeven dat trends en ontwikkelingen op woongebied leiden tot bijgestelde ambities. De gemeente streeft naar 6.000 nieuwe woningen in plaats van de geplande 11.000. Daarbij is meer aandacht voor kwaliteit van woningen en de woonomgeving. Verbetering van het woonaanbod en het bevorderen van de doorstroming kan ook door het verbeteren van de kwaliteit van bestaande woningen en het transformeren van bestaande gebieden.

Conclusie voor dit bestemmingsplan

Het plangebied ligt binnen het deelgebied 'Intense stad'. De gemeente wil een duurzame stad worden. De gebieden aangeduid met 'Intense stad' worden vormgegeven door intensivering voor zowel het rood als het groen, van het bestaand stedelijk gebied. Met name binnen de Europaweg.

Herstructurering van de voormalige bedrijfslocatie sluit aan bij de doelstelling om zoveel mogelijk nieuwbouw binnen de bestaande stad te realiseren. Met het bouwplan wordt bijgedragen aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit binnen de Europaweg.

3.5.2 Woonvisie Assen 2016

De Woonvisie Assen 2016 verwoordt de gemeentelijke ambities en doelstellingen met betrekking tot het onderwerp wonen. De gemeente Assen formuleert drie overkoepelende doelstellingen waaraan de diverse onderdelen in de woonvisie bijdragen. Het gaat hierbij om:

 

  • het vergroten van Assen als aantrekkelijke woonstad;
  • het vernieuwen en verbeteren van samenwerkingsrelaties tussen gemeente en partners;
  • een toekomstbestendige woningmarkt.


Op het gebied van woningbouw wil de gemeente Assen zoveel mogelijke bouwen in de 'bestaande stad'. Meer dan de helft van de bouwopgave dient in de stedelijk woonmilieus te worden gerealiseerd, met name in rustig stedelijke woonmilieus. Voor de periode van 2015 tot 2025 richt de gemeente zich in grote lijnen op een netto groei van circa 3.000 woningen. Dit doet de gemeente door te zorgen voor een voldoende groot en gevarieerd woningaanbod en woonmilieus die onderscheidend zijn. Daarmee komen we tegemoet aan de wensen van huidige en toekomstige Assenaren.


Op het gebied van wonen en zorg heeft de gemeente Assen de ambitie om de woningvoorraad voor kwetsbare inwoners met een intensieve zorgvraag mee te laten groeien met de behoefte van de Assenaren. In alle prognoses veroudert de bevolking van Assen. De groep 75-plussers verdubbelt van 5.000 inwoners in 2016 naar 10.000 in 2035. De opgave is om het woningaanbod kwantitatief en kwalitatief te laten aansluiten bij de vraag naar woningen van kwetsbare bewoners. Ouderen zoeken vooral naar geschikte woningen in hun directe woonomgeving.

De gemeente Assen wil de bestaande wijken aantrekkelijk houden. Voorwaarde is dat vervanging en toevoeging een aanvulling op de bestaande woningvoorraad is. De gemeente wil dat meer dan de helft van de bouwopgave in stedelijke woonmilieus wordt gerealiseerd, met name in rustig stedelijke woonmilieus. De gemeente ziet kansen om woningbouw te ontwikkelen op potentiele ontwikkellocaties in delen van de stad die nog niet in beeld zijn. Hierbij kan gedacht worden aan kantoor- of winkellocaties.

De realisatie van 30 appartementen sluit goed aan op de Woonvisie Assen 2016. Er is sprake van een gevarieerd woningbouwplan op een locatie die onderscheidend is. Door de locatie in een groene omgeving te integreren is sprake van een kwaliteitsimpuls voor zowel het plangebied als de wijk. Met het vernieuwde aanbod in de wijk wordt aangesloten bij de behoefte van de inwoners om ook in de toekomst in de wijk blijven wonen.

Conclusie voor dit bestemmingsplan

Het bouwplan voorziet in de realisatie van een stedelijk woonmilieu door transformatie van de bestaand deel van de stad. Het plan is passend in de gemeentelijke woningbouwplanning past binnen de vigerende regionale afspraken en recente behoefteramingen.

3.5.3 Duurzaamheidsbeleid

Visie Energietransitie 2016-2020

In de Visie Energietransititie beschrijft de gemeente welke rol zij als overheid kunnen en willen nemen, zodat de gemeente samen met zijn bewoners gestalte kan geven aan de energietransitie gestalte te geven. De gemeente wil de stad Assen in 2050 klimaatneutraal hebben.

De gemeente wil zijn woningvoorraad verduurzamen. Hierbij worden energiebesparende maatregelen bevorderd. Met de uitvoering van de woningen wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van energiebesparende maatregelen. De woningen worden nog niet direct aardgasloos gebouwd. De woningen worden namelijk in een bestaande wijk gebouwd. Wel worden de woningen voorbereid op gasloos gebruik maken van de woningen. Tevens wordt gekeken naar de mogelijkheden voor het plaatsen van zonnepanelen op het platte dak. Dit kan verder worden uitgewerkt in het kader van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

3.5.4 Visie Mobiliteit Assen 2017

Met de Visie Mobiliteit wil de gemeente een kader vaststellen voor beleid en investeringen in mobiliteit. Belangrijk uitgangspunt is de maatschappelijke functie van mobiliteit. Mobiliteit stelt mensen en bedrijven in staat om hun persoonlijke en organisatorische doelen te bereiken. Daarmee levert mobiliteit een belangrijke bijdrage aan welzijn en welvaart. Keerzijde zijn negatieve effecten van mobiliteit op ons leefmilieu en de gezondheid van mensen. In de visie is mobiliteit geen doel op zich maar een middel om maatschappelijke doelen te bereiken.

Conclusie voor dit bestemmingsplan

In het worden paden aangelegd die openbaar toegankelijk zijn. Hierdoor wordt een ieder uitgenodigd om te bewegen in de groene openbare ruimte. Hiermee sluiten de plannen aan bij een goede gezondheid en daarmee in overeenstemming met het verkeer- en vervoersbeleid van de gemeente.

3.5.5 Gemeentelijk Water en Rioleringsplan Assen 2013-2018

De gemeente heeft een wettelijke taak uit te voeren in het stedelijk waterbeheer. De gemeente heeft vanuit de Wet milieubeheer de plicht een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) op te stellen. Dit plan vormt de grondslag voor de rioolheffing. In 2013 zijn het waterplan en verbreed GRP gecombineerd in één nieuw plan. Het Gemeentelijk Water en Rioleringsplan Assen verwoord de strategische visie op het gebied van waterbeheer en riolering voor de komende jaren. Voor de totstandkoming van dit plan is overleg gevoerd met de waterschappen Hunze en Aa’s, Noorderzijlvest en Reest en Wieden.

Het beleid is gericht op behoud en verbetering van een gezonde, veilige en duurzame leef- en werkomgeving voor de lange termijn (2030). De belangrijkste uitdagingen daarbij zijn: opvangen klimaatverandering, bekostiging van de toename van renovatie en vervanging, kostenefficiëntie, vergroten van duurzaamheid en samenwerking in de afvalwaterketen.

In het plan worden vijf thema's beschreven:

  • 1. Droge voeten in een veranderend klimaat;
  • 2. Behouden en verbeteren waterkwaliteit;
  • 3. Doelmatig beheer van voorzieningen (assetmanagement)
  • 4. Vergroten Duurzaamheid
  • 5. Beleving van water, betrokken burger

Conclusie voor dit bestemmingsplan

Voor het plangebied zijn geen concrete uitgangspunten opgenomen. Uit analyse zijn ook geen structurele knelpunten in het watersysteem naar voren gekomen. In de waterparagraaf wordt verder ingegaan op de gevolgen voor de waterhuishouding (zie paragraaf 4.3).

3.5.6 Welstandsnota- en reclamenota Assen

Het welstandsbeleid voor de gemeente Assen is neergelegd in de Welstands- en reclamenota Assen, welke in 2011 is vastgesteld. Deze nota is een belangrijk instrument om de ruimtelijke kwaliteiten te waarborgen voor de toekomst. In de nota is een gebiedsindeling gehanteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.05BP20173000D-C001_0009.png"

Figuur # Uitsnede welstands- en reclamenota

Het plangebied valt binnen het welstandsgebied 'Bedrijventerrein'. Omdat dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van appartementen in plaats van bedrijven is voor de ontwikkeling een apart welstandskader opgesteld (zie bijlage 9). Er wordt geen specifiek beeldkwaliteitsplan gemaakt. Bij de beoordeling van het toekomstige bouwplan zal dit document als toetsingskader gelden.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de haalbaarheid en de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Meer concreet wordt beoordeeld hoe het plan zich verhoudt tot de diverse milieukaders (zoals archeologie, bodem, externe veiligheid, geluid, flora en fauna, luchtkwaliteit en water).

4.2 MER-beoordeling

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit bestemmingsplan maakt slechts 30 woningen mogelijk en is daarmee niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Sinds 7 juli j.l. is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije mer-beoordeling. Derhalve is, gelet op de formele beoordelingsplicht, een vormvrije mer-beoordeling opgesteld. Deze beoordeling is opgenomen in bijlage 2. Op basis hiervan is geconcludeerd dat de impact van het plan op het milieu gering is. Het is op basis van de mer-beoordeling niet nodig om een volledige mer-procedure te doorlopen.

4.3 Water

Inleiding

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's.

De plannen zijn aan het waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets (datum 22 september 2017). Na het doorlopen van een aantal standaardvragen blijkt dat voor het plan de normale procedure moet worden doorlopen. Het waterschap heeft hiervoor een uitgangspuntennotitie opgesteld. Deze notitie is opgenomen als bijlage 5 bij de toelichting. Vervolgens heeft hierover overleg op 27 november 2017 plaats gevonden tussen de initiatiefnemers, de gemeente en het waterschap. In deze paragraaf wordt invulling aan de uitgangspunten en de uitkomsten uit het overleg gegeven.

Wateroverlast

Het waterschap zorgt voor het functioneren van het watersysteem. Het watersysteem moet nu, maar ook op de lange termijn, goed functioneren. Het watersysteem moet zodanig zijn dat de inundatienormen niet worden overschreden bij toekomstige veranderingen zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak.

De ontwikkeling heeft geen toename van verhard oppervlak tot gevolg. In de oude situatie was er in het plangebied sprake van circa 2.614 m2 aan verharding. Dit betrof zowel de daken van de bebouwing als verharding in de vorm van bestrating. In de nieuwe situatie is sprake van een afname van circa 450 m2 aan verharding. De totale oppervlakte aan verharding bedraagt namelijk circa 2.170 m2. Derhalve heeft de ontwikkeling geen gevolgen voor de afvoersnelheid van hemelwater van het perceel. Watercompensatie is derhalve niet nodig.

Afvalwater & riolering

Het uitgangspunt is om in nieuwbouwsituaties regenwater en rioolwater, zoveel mogelijk, gescheiden af te voeren. Het thans gesloopte hoofdgebouw op de locatie had de regenwaterafvoer van het dakoppervlak aangesloten op de regenwaterriolering ten westen van het gebouw. De huisaansluiting voor vuilwater liep in de oude situatie naar de vuilwaterriolering ten oosten van het gebouw. Zie hiervoor de tekening van de oude regenwaterriolering en de vuilwaterriolering bijlage 3 en 4.

In de nieuwe situatie wordt gescheiden riolering aangebracht waarbij het regenwater afkomstig van de daken van beide gebouwen afgevoerd wordt naar de bestaande regenwaterriolering ten westen van de gebouwen of rechtstreeks naar de vijver. Het vuilwater en water van balkons van beide appartementengebouwen wordt naar de bestaande vuilwaterriolering ten oosten van de gebouwen afgevoerd.

Het buitenterrein wordt ingericht middels groen en gras met daarin paden op eigen terrein uitgevoerd middels halfverharding. De erfontsluitingsweg wordt verhard met betonklinkers evenals 50% van de parkeervakken, de overige parkeervakken worden uitgevoerd middels grasbetonkeien/kunststof rasters en/of halfverharding. Op het parkeerterrein vindt de afwatering zoveel mogelijk richting het aan te leggen groen plaats door de (half)verhardingen onder afschot te leggen. Dit water zal binnen het plangebied worden vastgehouden en zal niet afstromen naar naastgelegen percelen. Indien dit in de praktijk niet haalbaar is, dan wordt het water afgeleid, of naar de vijver ten noorden van het plangebied of naar de bermsloot langs de Europaweg-Zuid.

Oppervlaktewaterkwaliteit

De bouwmaterialen en het beheer- en onderhoudsregiem van de buiten ruimte moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het oppervlaktewater te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen Het beheer en onderhoud van verhardingen en groen wordt in de toekomstige situatie uitbesteed door een Vereniging van Eigenaren aan een hovenier. De hovenier heeft qua gebruik van bestrijdingsmiddelen, te maken met hetgeen wettelijk vastgelegd is. Er wordt in dat geval geen gebruik gemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen op de bestrating en in het groen.

Grondwater & ontwatering

Er moet bij de nieuwbouw rekening worden gehouden met voldoende ontwatering. Dit is de afstand tussen het grondwaterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. Voor woningen met kruipruimte wordt geadviseerd om rekening te houden met een ontwatering van 0,7 m. tot de onderkant vloer. Voor woningen zonder kruipruimte wordt uitgegaan van 0,3 m. Doordat de woningen (1,90 boven het maaiveld) bovenop de half verdiepte kelder worden gerealiseerd, wordt eventuele grondwateroverlast in de woningen voorkomen. Nader onderzoek naar de drooglegging en ontwatering is daarom niet nodig, mits de parkeerkelder waterdicht is.

Watersysteem

Het plangebied grenst aan een hoofdwatergang (vijver ten noorden van en regenwaterriolering ten westen van plangebied). Voor beide geldt een beschermingszone van 5 meter. Binnen deze beschermingszone is voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden een watervergunning nodig. Het bouwplan veroorzaakt echter geen ingrepen binnen beide beschermingszones.

Conclusie

Bij het voorgenomen bouwplan wordt rekening gehouden met de waterbelangen (van het waterschap). Er zijn geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding te verwachten.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet rekening worden gehouden met voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid aansluiting te zoeken bij de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom kan deze publicatie worden gebruikt voor het op verantwoorde wijze inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving. De VNG-handreiking geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen.

De woningen worden in de woonwijk Westerpark gerealiseerd. In de wijk is overwegend sprake van woonfuncties. Ten noorden van het plangebied is een kazerne gevestigd. Op het terrein vinden geen zware defensie activiteiten plaats. Het terrein wordt voornamelijk gebruikt als opleidingscentrum voor de defensie, opslag van munitie en als opslag plaats van het transport van Dienst Vervoer & Ondersteuning. Dergelijke activiteiten vallen hoogstens onder categorie 2, waarvoor een richt afstand van 30 meter geldt. De afstand van het plangebied tot de grens van het kazerneterrein bedraagt ruim 100 meter. Aan de richtafstand wordt derhalve voldaan. Daarnaast zijn tussen het plangebied en de kazerne in de huidige situatie al woningen gesitueerd. In de huidige situatie is derhalve al sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De activiteiten van de kazerne zorgen niet voor overlast. Ten aanzien van de opslag van munitie is in het geldende bestemmingsplan een zone opgenomen waarbinnen geen woningen of milieugevoelige functies zijn toegestaan. Deze zone bevindt zich grotendeels op het terrein zelf.

Aan de zuidkant van het plangebied is het provinciehuis gevestigd. Een dergelijke functie valt onder milieucategorie 1, waarvoor een richtafstand van 10 meter geldt. De afstand van het appartementencomplex tot de grens van het bouwvlak van het provinciehuis ligt op ruim 125 meter. Aan de richtafstand wordt derhalve voldaan.

Overige bedrijfsfuncties bevinden zich op een dermate afstand dat deze niet relevant voor de ontwikkelingen in het plangebied zijn.

Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.5 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones of bij bepaalde veranderingen aan de weg zelf (zoals het verhogen van de maximumsnelheid of het uitbreiden van het aantal rijstroken) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Toetsing

Op de voormalige kantoorlocatie aan de Westerbrink 3 in Assen zijn plannen om woningbouw te realiseren. De herontwikkeling houdt in dat de bestaande bebouwing wordt gesloopt en hier twee appartementengebouwen van elk 15 appartementen worden gerealiseerd. Omdat de appartementengebouwen in de wettelijke geluidzone van de Europaweg-Zuid liggen, is onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is hierbij tevens de geluidbelasting als gevolg van de niet gezoneerde Nicolaas Beetslaan getoetst in het onderzoek. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 1. Onderstaand volgen de belangrijkste conclusies.

Als gevolg van het wegverkeer op de Europaweg-Zuid (70 km/u) wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De maximale geluidbelasting als gevolg van deze weg bedraagt inclusief aftrek artikel 110g Wgh 57 dB voor 'gebouw zuid' en 55 dB voor 'gebouw noord'. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.

Als gevolg van de niet gezoneerde Nicolaas Beetslaan (30 km/u) wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden voor 'gebouw noord'. De maximaal berekende geluidbelasting bedraagt hier inclusief aftrek artikel 110g Wgh 51 dB. De maximaal aanvaardbare waarde wordt niet overschreden. Voor 'gebouw zuid' bedraagt de maximale geluidbelasting 44 dB.

Omdat als gevolg van de Europaweg-Zuid de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden zijn maatregelen onderzocht. Maatregelen om de geluidbelasting aan de gevel van de ontwikkeling terug te dringen zijn onvoldoende doeltreffend, of stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Omdat de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden kunnen hogere waarden worden aangevraagd.

Bij de besluitvorming rond hogere grenswaarden dient ook cumulatie in acht te worden genomen. Daarom heeft een berekening plaatsgevonden van de geluidbelasting voor alle bronnen samen. Omdat de gecumuleerde geluidbelasting niet hoger is in vergelijking met de geluidbelasting voor de hoogst berekende afzonderlijke bron, staat de gecumuleerde geluidbelasting het verlenen van hogere waarden niet in de weg. Omdat de Nicolaas Beetslaan een 30 km/u betreft, kunnen hogere waarden voor deze weg achterwege blijven.

Een overzicht van de te verlenen hogere waarden als gevolg van de Europaweg-Zuid is opgenomen in tabel 4.1. Voor de gevels gericht op de Nicolaas Beetslaan zijn geen hogere waarden nodig, hier ligt de geluidbelasting als gevolg van de Europaweg-Zuid beneden de voorkeursgrenswaarde.

Tabel 4.1: Benodigde hogere waarden

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.05BP20173000D-C001_0010.png"

4.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Uit de risicokaart blijkt dat er in de directe omgeving geen risicobronnen voorkomen. In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen en/of risicovolle leidingen aanwezig die van invloed zijn op het groepsrisico. De Europaweg ten oosten van het plangebied maakt ook geen deel uit van het basisnet vervoer voor gevaarlijke stoffen.

Ten aanzien van de Johan Willem Frisokazerne is in het geldende bestemmingsplan 'Assen Zuid' sprake van een veiligheidszone in verband met een munitieopslag op het terrein. Deze veiligheidszone is gelegen op het kazerneterrein zelf en heeft geen externe werking op het plangebied. Er wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Een verantwoording van het groepsrisico is niet aan de orde.

4.7 Luchtkwaliteit

Inleiding

Voor luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. In deze wet en de daarop gebaseerde regelingen - Besluit NIBM (luchtkwaliteitseisen) en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) - is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor stikstof (NO2)en fijnstof (PM10). In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (met één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (met twee gelijke ontsluitingswegen) geen beoordeling op luchtkwaliteit hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m² bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m² bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Onderzoek

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, die van grotere omvang is dan wat hiervoor in de inleiding is aangegeven (<1500 woningen). Daarom wordt geconcludeerd dat de luchtkwaliteit als gevolg van de beoogde ontwikkeling niet "in betekenende mate" verslechtert. Op grond van de Wet luchtkwaliteit bestaat geen aanleiding voor een naar onderzoek naar luchtkwaliteit.

Conclusie

Er worden slechts 30 wooneenheden mogelijk gemaakt. De beoogde ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.8 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodem-verontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Conclusie

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek als is als bijlage 5 bij de toelichting toegevoegd. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet vrij is van bodemverontreiniging. Tijdens het laatste onderzoek zijn diverse sterke verontreinigingen met metalen en PAK aangetoond.

Om de aard en de omvang van de verontreiniging te kunnen bepalen is een vervolgonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 6. Uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Voor het saneren van de aanwezige bodemverontreiniging tot een niveau waarop er geen actuele risico's als gevolg van de bodemverontreiniging meer zijn bij het beoogde gebruik is een saneringsplan opgesteld (zie bijlage 7). Dit saneringsplan zal voorafgaand aan de sanering worden goedgekeurd door het bevoegd gezag Wet bodembescherming (zijnde de provincie Drenthe).

Voor de uitvoering van een bodemsanering met de beoogde omvang zijn voldoende financiële middelen beschikbaar. Het aspect bodem staat de uitvoering van het project dan ook niet in de weg.

4.9 Archeologie

Inleiding 

Voor archeologische resten in de bodem is de Erfgoedwet van toepassing. Deze wet regelt onder andere dat in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening wordt gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Onderzoek 

De gemeente Assen heeft als onderdeel van het archeologiebeleid een beleidskaart (2011). Op de kaart zijn de beleidskeuzes van de gemeente Assen weergegeven. Alle elementen hebben een eigen kleurcode gekregen. In de legenda van de kaart zijn hieraan archeologische adviezen gekoppeld. Het plangebied ligt in een zone met een middelhoge of hoge archeologische verwachting. Op grond van de beleidskaart geldt een onderzoeksverplichting bij ingrepen groter dan 1.000 m2. De totale oppervlakte van beide gebouwen bedraagt circa 1.400 m2. Doordat de ontwikkeling plaats op gronden die reeds geroerd zijn leidt het plan niet tot nadelige gevolgen voor het aspect ‘archeologie’. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is niet aan de orde.

Conclusie 

Het aspect archeologie staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.10 Cultuurhistorie

Inleiding 

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Gemeentelijk beleid

In de raadsvergadering van 3 december 2015 heeft de gemeenteraad ruimtelijke beleidsregels cultuurhistorie vastgesteld. Met deze beleidsregels wordt gezorgd voor verder behoud en versterking van cultuurhistorie in ruimtelijke plannen en daarmee versterking van de aantrekkelijkheid van de gemeente Assen. Onderlegger van de beleidsregels vormt een cultuurhistorische waardenkaart. Deze kaart dient als toetsingskader voor nieuwe vergunningaanvragen en vormt hiermee de basis voor de bescherming van cultuurhistorie in ruimtelijke plannen.

Onderzoek 

In en rondom het plangebied bevinden zich geen monumenten. Er geldt tevens geen beschermd stadsgezicht. Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart is sprake van een lage cultuurlandschappelijke -en stedenbouwkundige waardering (groen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.05BP20173000D-C001_0011.png"

Figuur # Uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.11 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

4.11.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt in een binnenstedelijk gebied op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.

4.11.2 Soortenbescherming

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.


Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

De werkzaamheden kunnen samen gaan met effecten op beschermde planten- en diersoorten. Op grond hiervan is een verkennend veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten. Deze is als bijlage 8 bij de toelichting toegevoegd. Hierna worden de belangrijkste resultaten en aanbevelingen besproken.

In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het van belang om rooiwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Het plangebied bezit geen mogelijkheden voor vleermuizen om er te verblijven. Mogelijk vliegen er vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven foerageren. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Drenthe. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de plannen zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

4.12 Conclusie

Vanuit de omgevingsaspecten zijn geen belemmeringen naar voren gekomen voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Voor het aspect geluid is het vaststellen van een hogere grenswaarde aan de orde.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de juridische regeling

5.1 Inleiding

5.1.1 Wat is een bestemmingsplan

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat vooral om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.), soms onder voorwaarden, toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van "werken, overige bouwwerken, en werkzaamheden" (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden). Een bestemmingsplan regelt:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.

5.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

  • 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één "enkel" bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels "iets" geregeld. Dat "iets" kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.
5.1.3 Hoofdstukindeling van de regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2) bepaald.
  • 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn, worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Tenslotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
  • 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene aanduidingsregels, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

5.2 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

5.2.1 Bestemmingen

In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

Wonen - Appartementen

De bestemming 'Wonen - Appartementen' is bedoeld voor woningen in gestapelde bouw. Om negatieve ruimtelijke consequenties voor omliggende percelen uit te sluiten, is de maximale omvang van de bebouwing begrensd. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de hoofdgebouwen en (ondergeschikte) bijbehorende bouwwerken.

Voor hoofdgebouwen is een bouwvlak en een maximale bouwhoogte van 15 meter op de verbeelding opgenomen. Het hoofdgebouw mag niet buiten het bouwvlak worden gebouwd. Voor liftschachten geldt een afwijkende bouwhoogte. Deze mogen maximaal 16,00 meter worden. Deze afwijkende hoogte is opgenomen in de planregels en niet op de verbeelding, zodat bij het uitwerken van de plannen enige flexibiliteit blijft behouden voor exacte plaats van de liftschachten.

Tevens zijn ondergrondse parkeervoorzieningen tot een diepte van 3,20 meter beneden peil ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' toegestaan. Balkons mogen gerealiseerd worden aan de buitenkant van bouwblok aansluitend op de eerste, tweede, derde en vierde bouwlaag van de gebouwen,waar dit is aangeduid.

Via een algemene afwijkingsbevoegdheid kan in beperkte mate worden afgeweken van de maatvoering. Zo geldt bijvoorbeeld een afwijkingsmogelijkheid om maximaal 10% af te wijken van de gestelde maten. De gemeente moet hier dan een omgevingsvergunning voor verlenen.

5.2.2 Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen kunnen worden opgenomen om specifieke waarden ter plaatse van het plangebied te beschermen. Aangezien in het plangebied geen archeologische of cultuurhistorische waarden worden verwacht, is geen dubbelbestemming opgenomen.

Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De kosten voor het realiseren van de ontwikkeling worden gedragen door de initiatiefnemer. Aangenomen wordt dat deze over voldoende financiële middelen beschikt om de woningen te kunnen realiseren. De kosten met betrekking tot het begeleiden van het bestemmingsplan en daaraan verwante kosten worden verhaald via de leges van de gemeente. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

6.2 Verantwoording over inzet van een exploitatieplan

Via een exploitatieplan kan de gemeente kosten verhalen bij ontwikkelingen waarvan zij de grond niet zelf in eigendom heeft. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om kosten voor het aanleggen van infrastructuur het opstellen van een ruimtelijk plan. Een exploitatieplan dient te worden vastgesteld wanneer:

  • kosten niet anderszins zijn verzekerd;
  • er nadere eisen worden gesteld aan de inrichting en/of:
  • sprake is van een fasering in de uitvoering.

In dit geval worden de kosten verzekerd via een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer. In de overeenkomst worden onder andere afspraken gemaakt over het verhaal van planschade (zie volgende paragraaf). Het kostenverhaal van dit project is hiermee voldoende gewaarborgd. Eventuele nadere eisen aan de inrichting of fasering van de uitvoering spelen bij dit plan eveneens geen rol. De vaststelling van een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven.

6.3 Planschadeaspecten

Ingevolge artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent het college van burgemeester en wethouders aan degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden welke niet is verjaard, als gevolg van een in het tweede lid van artikel 6.1 genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voorzover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. Voor eventuele waardevermindering geldt een eigen risico van 2%. Genoemde oorzaken zijn o.a. een bepaling van een bestemmingsplan of inpassingsplan, een planwijziging of een planuitwerking, onderscheidenlijk een afwijking of een nadere eis als bedoelt in artikel 3.6 Wro (binnenplanse wijziging of afwijking).

De criteria voor de toekenning van planschadevergoeding zijn ontwikkeld in de jurisprudentie. Daaruit blijkt dat sprake kan zijn van voor vergoeding in aanmerking komende planschade ingeval van bijvoorbeeld:

  • het ontstaan van een onevenredige inbreuk op de privacy van belanghebbende door nabije (woon)bebouwing;
  • het vervallen dan wel onevenredig beperken van een voor de onroerende zaak waardebepalend vrij uitzicht;
  • een onevenredige verslechtering van de bereikbaarheid; een onevenredige beperking van de mogelijkheden tot uitoefening van een beroep of bedrijf;
  • een beperking van de bouwmogelijkheden;
  • de uit een planologische mutatie voortvloeiende blijvende verslechtering van milieuomstandigheden (geluid, geur, trilling of andere overlast);
  • een algemene verslechtering van de situeringwaarde van een onroerende zaak veroorzaakt door omgevingsverslechtering.

Het perceel waarop de ontwikkeling plaatsvindt, wordt eigendom van de initiatiefnemers. De eventuele schade als gevolg van de realisatie van het project komt dan ook voor de rekening van de initiatiefnemers. Deze afspraak wordt tussen gemeente en de initiatiefnemers in een anterieure overeenkomst vastgelegd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden, voorzover beschikbaar, de resultaten van het overleg op grond van artikel 3.1.1. Bro uiteengezet. Ook de resultaten van de zienswijzefase worden hier uiteengezet wanneer deze beschikbaar zijn.

7.2 Overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpplan toegezonden aan een aantal vaste overleg- en adviesinstanties. Door Enexis, de Veiligheidsregio en Waterschap Hunze en Aa’s is een overlegreactie binnengekomen. Deze reacties zijn samengevat en daarbij voorzien van een gemeentelijke reactie in de Nota overleg (zie bijlage 11). Enkel de reactie van het waterschap heeft tot enkele wijzigingen in de toelichting van het bestemmingsplan geleid. Zie hiervoor paragraaf 4.3.

Tot slot zijn ten aanzien van de balkons en de parkeergarage een aanvullende regeling opgenomen. Zie hiervoor artikel 3.2.3.

7.3 Inloopavond

Op 16 januari 2018 is een inloopbijeenkomst georganiseerd voor omwonenden en geïnteresseerden.

7.4 Zienswijzen

Overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Binnen de zienswijzentermijn is één zienswijzen ingediend.

De zienswijze is samengevat en beantwoord in een reactienota (zie bijlage 12 bij deze toelichting). In de reactienota wordt geconcludeerd dat de zienswijze niet leidt tot inhoudelijke aanpassing van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt daarom ongewijzigd ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad.

7.5 Vaststellingsfase

Na de behandeling van de ontvangen zienswijze heeft de gemeenteraad op 20 september 2018 besloten tot het vaststellen van het bestemmingsplan. De bekendmaking van het vaststellingsbesluit vindt plaats door middel van een publicatie in het gemeentelijke huis-aan-huisblad en in de Staatscourant. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij een voorlopige voorziening bij de voorzitter van de ABRvS is aangevraagd.