direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Vlieland - Duinkersoord 58a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.BPDuinkersoord58a-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het zomerhuizenterrein Duinkersoord te Vlieland is een verzoek ingekomen voor de herbouw van een recreatiewoning op het perceel Duinkersoord 58a. De gewenste recreatiewoning is ten opzichte van de huidige woning in noordelijke richting geprojecteerd en past daardoor niet in het bestemmingsvlak, zoals dat is opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Het geldende bestemmingsplan biedt ook geen mogelijkheden om de gewenste situatie te ontwikkelen. Hierop is in paragraaf 1.3 nader ingegaan.

Omdat de woning wel op het perceel Duinkersoord wordt gebouwd en de verplaatsing niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, wil de gemeente meewerken aan het plan door middel van een bestemmingsplanherziening. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

Het perceel is gelegen op het zomerhuizenterrein Duinkersoord ten westen van de Badweg. De begrenzing is afgestemd op de gewenste aanpassing van het bestemmingsvlak. De ligging van het plangebied is op een luchtfoto weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BPDuinkersoord58a-VA01_0001.png"

Figuur 1.1: De ligging van het plangebied (bron: Google Maps)

1.3 Geldende regeling

Het plangebied is geregeld in het Bestemmingsplan Zomerhuizenterrein, dat is vastgesteld op 24 juni 2013. De bestaande recreatiewoning is bestemd als 'Recreatie - 1', waarin de bestaande woning in een bestemmingsvlak is vastgelegd. De herbouw vindt grotendeels plaats in de bestemming 'Natuur', waarbinnen geen ontwikkelingsmogelijkheden voor de recreatiewoning worden geboden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BPDuinkersoord58a-VA01_0002.png"

Figuur 1.2: Fragment geldend plan geprojecteerd op luchtfoto

(bron www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de voorgestelde ontwikkelingen en de uitgangspunten voor het plan. In hoofdstuk 3 wordt het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus beschreven. In hoofdstuk 4 worden de ontwikkelingen getoetst aan de omgevingsaspecten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 het juridische systeem toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het plan behandeld.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en beschrijving initiatief

2.1 Huidige situatie

De bestaande recreatiewoning staat op het zomerhuizenterrein Duinkersoord, dat ten oosten ligt van de Badweg te Vlieland. Op dit zomerhuizenterrein liggen verspreid door het duingebied een aantal recreatiewoningen.

Op een duintop in dat gebied staat in de beschutting van uitlopers van de boswachterij Vlieland een recreatiewoning die begin jaren 70 gebouwd is. Het is een eenvoudig huisje bestaand uit één bouwlaag met kap en een oppervlakte van circa 80 m². De recreatiewoning wordt gekenmerkt door een forse, met golfplaten afgewerkte, kap. Door de kleurstelling (wit) en de positie (op een duintop) is het huisje prominent in het duinlandschap aanwezig. De witte gevels zijn plastic schroten die het einde van hun technische levensduur hebben bereikt. Het dak bestaat uit cementgebonden golfplaten. Het huisje is binnen niet minder gedateerd. Flinterdunne scheidingswanden van kunststof plaatmateriaal. Het moment is aangebroken dit huisje te vervangen voor nieuwbouw.

Een aanzicht van de bestaande recreatiewoning op de duintop is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BPDuinkersoord58a-VA01_0003.png"

Figuur 2.1 Aanzicht huidige recreatiewoning

2.2 Beschrijving initiatief

De nieuwe recreatiewoning wordt in noordelijke richting verplaatst, waardoor het aan een duinpan grenst en tegen de achtergrond van het bos aan de zuidzijde staat. Door het hoogteverschil van circa 3 meter kan een belangrijk deel van het 'programma van eisen' in het souterrain gerealiseerd worden en is het volume op het duin minimaal.

Het souterrain is vanaf de openbare weg onzichtbaar en door de 'voordeur' daar te plaatsen blijft het volume dat op het duin staat volledig alzijdig. Er is geen voor- of achterkant. Het is een open en informeel vakantiehuis waar de deuren vanaf het terras, gastvrij, de toegang vormen.

In de gevels onder de gootlijn wordt uitsluitend helder glas en hout, voor kozijnen en lamellen, gebruikt. De kozijnstijlen staan op geringe onderlinge afstand gelijk de grote hoeveelheid scheerlijnen aan een de Waard. De dakramen in de kap worden aan de buitenzijde ook van houten lamellen voorzien waardoor deze maximaal aan het zicht onttrokken worden. De aangebouwde berging zit op souterrain-niveau, het dak van de berging is tevens terras.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BPDuinkersoord58a-VA01_0004.png"

Figuur 2.2 Aanzichten op de nieuwe recreatiewoning (bron: BSA Architecten)

2.3 Ruimtelijke motivering

In het bestemmingsplan is een bestemmingsvlak aangegeven, waarbinnen de recreatiewoning in principe moet worden gebouwd. De situering van het bestemmingsvlak is afgestemd op de bestaande situatie. Juist op de rand van het bestemmingsvlak bevindt zich het hoogteverschil in het duin. Door een verschuiving over een afstand van 5 meter staat de noordgevel van het nieuwe huisje niet op de rand van maar in de duinpan. Door deze verschuiving staat de nieuwe woning niet meer in het bestemmingsvlak. De nok- en gootlijnen blijven overigens ruim onder de maximale maten die in het bestemmingsplan zijn vastgelegd. Ook wordt de verharding van duingrond geringer, omdat het dak van de aangebouwde berging, dat op souterrain-niveau, wordt gebruikt als terras.

In het bestemmingsplan Zomerhuizenterrein is voor de bestemming Recreatie-1 een afwijking van de bouwregelgeving opgenomen ten aanzien van het algemene verbod voor de zomerwoningen om ondergronds te bouwen, beter bekend onder de souterrainregeling. Ook in het daarvoor geldende bestemmingsplan was deze regeling opgenomen. Deze regeling is opgenomen om woningen die in het duinlandschap op geaccidenteerd terrein liggen de mogelijkheid te geven door middel van gedeeltelijk ondergronds te bouwen de woningen recht te bouwen, zonder dat het oorspronkelijke reliëf van het duin wordt aangetast.

Sinds de invoering van het bestemmingsplan Zomerhuizenterrein uit 2003 is de stelregel dat er een minimaal verschil moet zijn tussen het hoogste en laagste punt van het terrein waarop de nieuwe woning wordt gebouwd (dus maximaal 85 m²) van ten minste 1 meter, omdat er anders sprake is van het maken van een kelder. Dit is niet toegestaan volgens het bestemmingsplan.

Omdat de huidige woning op het duintop ligt, is er geen sprake van een hoogteverschil van minimaal 1 meter en is een souterrain niet mogelijk. Verder naar de noordzijde vertoont het terrein een enorm hoogteverschil, maar dat deel van het terrein ligt buiten het huidige bestemmingsvlak. Vanwege het creëren van extra volume in de nieuwe recreatiewoning, wordt een souterrain gewenst geacht. Op basis daarvan is een ontwerp gemaakt, waarbij de woning in noordelijke richting verplaatst om zo een souterrain te realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BPDuinkersoord58a-VA01_0005.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BPDuinkersoord58a-VA01_0006.png"  

Figuur 2.3 Verschuiving woning / bestemmingsvlak in noordelijke richting

Door de verschuiving in noordelijke richting wordt de afstand tot de karakteristieke recreatiewoningen ten zuiden van de locatie ruimer. De afstand tot het noordelijk gelegen recreatiewoning wordt iets kleiner. De afstand tussen de nieuwe recreatiewoning en de ten noorden daarvan gelegen recreatiewoning is circa 25 meter en voldoet daarmee nog ruimschoots aan de minimale afstand die het bestemmingsplan hanteert. Er wordt dus geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakter van het zomerhuizenterrein dat wordt gekenmerkt door verspreid door het duingebied liggende recreatiewoningen die overwegend uit één bouwlaag met kap bestaan. De nok- en gootlijnen blijven ruim onder de maximale maten die in het bestemmingsplan zijn vastgelegd.

Er vindt een zorgvuldige inpassing van de recreatiewoning in het duinlandschap plaats. Het bestemmingsvlak ligt op een top, grenst aan een duinpan en staat tegen de achtergrond van het bos aan de zuidzijde. Het nieuwe huisje bestaat voornamelijk uit een dak. Dit dak is in de basis verwant aan de klassieke 'de Waard tent'. De nok- en gootlijnen zijn variabel in hoogte en door de grondvorm ontstaat een gefacetteerd dakvlak dat past in het 'gefacetteerde' duinlandschap. Het huisje wordt volledig, dus inclusief dakafwerking, in hout uitgevoerd. Het hout wordt donker afgewerkt zodat het 'opgaat' in de donkere bosrand.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het vervangen van een recreatiewoning wordt niet gezien als verstedelijking in dit kader. De ladder is zodoende niet van toepassing.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).

Ten aanzien van onderhavig plan zijn twee rijksbelangen van belang, namelijk ‘Kustfundament’ en ‘Ecologische Hoofdstructuur’. Nieuwe bebouwing is binnen het gebied dat aangewezen is al ‘kustfundament’ niet toegestaan.

Voor de Friese Waddeneilanden is in het Barro een aparte regeling opgenomen ten aanzien van bouwen in het kustfundament. Deze biedt de provincie Fryslân de mogelijkheid om ten aanzien van het bouwen in het kustfundament eigen regels op te nemen. Dit is gebeurd in artikel 8.3.1 van de Verordening Romte 2014 (zie paragraaf 3.2).

Daarnaast kennen de duinen van de Waddeneilanden, waaronder die van Vlieland, een grote ecologische waarde. Deze zijn daarom aangewezen als Natura 2000-gebied en maken eveneens deel uit van de ecologische hoofdstructuur. De bestaande bebouwing en recreatieve functies, waaronder het zomerhuizenterrein, zijn echter buiten zowel het Natura 2000-gebied als buiten de EHS gelaten.

Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Het provinciaal beleid is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit fan de romte'.

Voor de Waddeneilanden geldt het beleid dat de bijzondere waarden voorop worden gesteld. Vrijwel heel Vlieland is aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Er is ruimte voor ontwikkeling van bestaande voorzieningen en bedrijven, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de EHS.

De verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving van de waarden van Vlieland zijn speerpunt. Maatwerk is daarom noodzakelijk, dit is in alle gevallen afgestemd op de eilander situatie.

Grutsk op é Romte

De provincie zet in op het in stand houden en verder ontwikkelen van de belangrijke landschappelijke kwaliteiten en waarden in de provincie. Hiervoor heeft de provincie op 26 maart 2014 de structuurvisie 'Grutsk op é Romte' vastgesteld. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied 'Waddengebied'. Voor dit gebied zijn aan aantal kernkwaliteiten (ofwel: provinciale belangen) aangewezen. Het gaat dan om landschappelijke kwaliteiten en kenmerken op grote schaal, waaronder de onderlinge samenhang van de eilanden met de kust, het dijkensysteem, de jonge zeepolders met de dorpen op de hogere delen, gradiënten en dergelijke. De ontwikkeling die dit plan voorstelt doet hier geen afbreuk aan.

Verordening Romte Fryslân

In de Verordening Romte Fryslân (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Voor dit plan zijn de volgende artikelen uit de verordening relevant:

Recreatie op de Waddeneilanden

Op grond van lid 5.7.2 moet in de toelichting op een ruimtelijk plan waarin een nieuwe of een uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening op of bij een Waddeneiland is opgenomen, worden onderbouwd op welke wijze is gezorgd voor stabilisatie van de totale recreatiedruk per eiland en rekening is gehouden met de landschappelijke en natuurlijke waarden. Deze bepaling is vooral gericht op verblijfsrecreatie. De herbouw en verplaatsing van de recreatiewoning heeft geen invloed op de totale recreatiedruk. De effecten op de natuurlijke waarden zijn onderzocht en beschreven in paragraaf 4.7.

Ecologische hoofdstructuur

Vrijwel het gehele buitengebied van Vlieland is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het zomerhuizenterrein valt hier echter niet onder. De begrenzing is weergegeven in figuur 3.1. Op grond van de verordening mag een ruimtelijk plan voor gronden binnen of in de nabijheid van de EHS geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van de EHS.

Vanwege de aanwezigheid van de EHS en andere beschermde natuur is een natuurtoets uitgevoerd. In paragraaf 4.7 is onderbouwd dat de ontwikkeling niet leidt tot een significante aantasting van de kenmerken en waarden van de EHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BPDuinkersoord58a-VA01_0007.png"

Figuur 3.1 Begrenzing EHS

Kustfundament Waddeneilanden

Het plangebied ligt in het kustfundament. In geval van nieuwe bebouwing in het kustfundament moet in de plantoelichting worden gemotiveerd dat hierdoor geen belemmering kan ontstaan voor de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament.

In het geldende bestemmingsplan Zomerhuizenterrein dat onherroepelijk was voor de inwerkingtreding van de Verordening Romte 2014 (9 april 2014) mag de betreffende recreatiewoning een oppervlakte van maximaal 85 m² hebben. In het voorliggende bestemmingsplan wordt voorzien in verplaatsing van het bouwvlak ten behoeve van herbouw van de recreatiewoning, waarbij de nieuwe woning niet groter wordt dan 10% van de bestaande oppervlakte. In dit geval mogen ingevolge artikel 8.3.1 van de verordening de mogelijkheden worden benut. De verplaatsing van de woning leidt bovendien niet tot een verschuiving van grote zandhoeveelheden, omdat in de recreatiewoning in het bestaande maaiveld wordt gebouwd.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met de regels uit de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2020

De gemeente Vlieland heeft een structuurvisie 'Ruimte voor Vlieland' opgesteld. Hierin staat op hoofdlijnen het ruimtelijk beleid van de gemeente tot 2020 weergegeven. De gemeente zal bij alle ruimtelijke ontwikkelingen sturen op:

  • een duurzame ontwikkeling door efficiënt en zuinig ruimtegebruik;
  • het versterken van de identiteit door een kwaliteitsverbetering van het recreatieve product Vlieland;
  • zoeken naar ruimte door versterking van de kenmerkende ruimtelijke structuur.

Specifieke uitgangspunten ten aanzien van de verandering van recreatiewoningen worden niet gegeven. Wel is sprake van een kwaliteitsverbetering van het recreatieve aanbod.

Welstandsnota

De gemeente Vlieland heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in de Herziene Welstandsnota (2012). In deze nota zijn de welstandseisen omschreven die aan een bouwwerk worden gesteld. De welstandscriteria hebben betrekking op de architectonische vormgeving, zoals de hoofdvorm, het materiaalgebruik, de kleurkeuze en de detaillering van een concreet bouwwerk.

Het plangebied ligt in het welstandsgebied 6, 'Zomerhuizenterrein'. Het beleid is in eerste instantie gericht op kwaliteitsverbetering van de recreatiewoningen en de bescherming van de landschappelijke en natuurlijke uitstraling van het terrein. Het bestemmingsplan stelt grenzen aan de oppervlakte, grootte, hoogte en bijgebouwen. Specifiek is geregeld dat, indien een recreatiewoning van een kap wordt voorzien, gekozen moet worden voor een kaptype met nok. Souterrains zijn alleen mogelijk als het hoogteverschil in het terrein dit vereist.

Bij de beoordeling van een bouwplan kan het in bepaalde gevallen voorkomen dat de welstandscriteria ontoereikend zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval als er sprake is van een plan dat vanwege de bijzondere kwaliteiten boven het kader van de welstandsnota uitstijgt. Dan kunnen burgemeester en wethouders, na advies van de welstandscommissie, gemotiveerd afwijken van de welstandscriteria. In dat geval is er sprake van een bijzondere situatie en/of bestaat er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria. Deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht. De afwijking kan worden gebaseerd op de algemene criteria en dient gemotiveerd te worden in de beslissing op de aanvraag van de vergunning.

Staatsbosbeheer heeft in 2013 aangegeven zich in het kader van de éénloketfunctie te voegen naar het welstandsadvies van de welstandscommissie. Alleen als gebruik wordt gemaakt van de zognaamde hardheidsclausule, wordt voor de woningen op het zomerhuizenterrein een gecombineerd advies van welstandscommissie, medewerkers Staatsbosbeheer en medewerker ruimtelijke ordening van de gemeente opgesteld voor het college van burgemeester en wethouders. Er dient in dat geval consensus te zijn tussen deze drie partijen, anders wordt geen positief advies overgelegd.

Als uitgangspunt geldt om in het bestemmingsplan alleen die zaken te regelen die van ruimtelijk belang zijn (bijvoorbeeld functie, plaatsing en hoofdvorm). In aanvulling op het bestemmingsplan gelden de welstandscriteria die zich richten op de uiterlijke verschijningsvorm van een gebouw. De nieuwbouw wordt landschappelijke goed ingepast (zie ook paragraaf 2.3).

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Ter bescherming van de kwaliteit van de leefomgeving wordt naast specifieke (milieu)wetgeving op een goede ruimtelijke ordening ingezet. In de volgende paragrafen worden de relevante aspecten per thema onderzocht.

4.1 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

De recreatiewoning staat op een zomerhuizenterrein waar in de directe nabijheid geen sprake is van milieubelastende functies. Vanuit de milieuzonering bestaan er dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling.

4.2 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Vlieland is autoluw en op de wegen in de kom geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Er zijn er geen spoorwegen of geluidszoneringsplichtige industrie aanwezig. Het plangebied ligt dus niet in een geluidszone. In het plangebied worden ook geen geluidsgevoelige functies voorgesteld. Er wordt dus voldaan aan de Wgh.

4.3 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20160119-2-12285). Op het plan is de normale watertoetsprocedure van toepassing.

Op 11 februari 2016 is een watertoets ontvangen waarin wordt ingegaan op de aspecten die vanuit het oogpunt van water van belang zijn bij ruimtelijke plannen. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen van water watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen. Compensatie is nodig bij een toename aan verharding van meer dan 800 m2.

Het plan stelt geen feitelijke vergroting van de oppervlakteverharding voor, aangezien de nieuwe recreatiewoning nagenoeg dezelfde afmetingen heeft als de bestaande recreatiewoning. Bovendien wordt het dak van de aangebouwde berging, die op souterrain-niveau gelegen is, gebruikt als terras, waardoor geen extra verharding rond de recreatiewoning wordt aangelegd.

Compensatie is bovendien niet zinvol, aangezien hemelwater kan infiltreren in de zandige bodem zonder wateroverlast te veroorzaken.

De watertoets is aan de hand van de gegeven informatie en de aspecten Veilig, Voldoende en Schoon getoetst en opgenomen in bijlage 1.

Voor wat betreft het begrip Veilig kan worden opgemerkt dat de zomerwoning binnendijks ligt en tot vaststelling van de legger buiten de waterkering ligt. De verplaatsing van de recreatiewoning heeft geen consequenties voor de veiligheid.

Het waterschap geeft verder aan dat indien de in deze watertoets vermelde adviezen worden opgevolgd en worden meegenomen in de verdere planvorming er geen waterhuishoudkundige bezwaren zijn en er sprake is van een positief wateradvies.

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Het plangebied ligt in een landelijke, natuurlijke omgeving en betreft nagenoeg onaangeroerd duingebied. Er is geen sprake van een verdachte locatie.

In het kader van de vergunningverlening is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Hiermee is gewaarborgd dat de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik.

4.5 Archeologie

In de Monumentenwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Vlieland wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaart blijkt dat de kans op het aantreffen van archeologische resten in het plangebied zodanig laag is, dat archeologisch onderzoek niet nodig is. Als bij bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen dan moet dit gemeld worden bij het bevoegd gezag.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aan te wijzen. Het is daarom niet nodig om regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming

Vlieland heeft een hoge natuurwaarde. Op Vlieland zelf ligt het Natura 2000-gebied 'Duinen Vlieland'. Aan de noordzijde ligt de Noordzeekustzone en aan de zuidkant de Waddenzee. De begrenzing van de Natura 2000-gebieden is gelijk aan die van de Ecologische Hoofdstructuur. Zoals al blijkt uit figuur 3.1 in paragraaf 3.3 is deze begrenzing rondom het zomerhuizenterrein gelegd. Het zomerhuizenterrein ligt dus niet binnen, maar wel direct aangrenzend aan beschermde gebieden. In de nieuwe situatie wordt de recreatiewoning 5 meter in noordelijke richting verplaatst, maar blijft wel buiten de EHS en in het Natura 2000-gebied.

In het kader van de verplaatsing van de recreatiewoning is een ecologische beoordeling uitgevoerd door ecologisch adviesbureau Zumkehr (De gevolgen van de verplaatsing van het bouwvlak ten behoeve van vervangende nieuwbouw van de recreatiewoning “’t Kulkje” – Duinkersoord 58a - op Vlieland voor de beschermde natuurwaarden; een ecologische beoordeling.). Uit dit rapport blijkt dat het plan in het geheel geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebied Duinen Vlieland, en derhalve niet strijdig is met de Natuurbeschermingswet 1998. Het is niet nodig een Natuurbeschermingswetvergunning aan te vragen.

Het ecologisch rapport is opgenomen als bijlage 2.

Er gaat bovendien geen areaal EHS verloren, waardoor geen compensatie in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur nodig is.

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling geen significante effecten op de natuurdoelen en de natuurlijke kenmerken van de beschermde natuurgebieden tot gevolg heeft.

Soortenbescherming

Uit het ecologisch onderzoek dat is opgenomen in bijlage 2 blijkt dat er geen negatieve effecten op strikt beschermde soorten zijn. Voldaan kan worden aan de voorwaarden van zorgplicht en zorgvuldig handelen. Het kan op voorhand worden uitgesloten dat zich overtredingen van de Flora- en faunawet zullen voordoen. De aanvraag van een ontheffing van de Flora- en faunawet is om deze reden niet nodig.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Basisnet). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.

Uit de risicokaart blijkt dat er in de wijde omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Ook worden er geen risicobronnen, zoals opslag van gevaarlijke stoffen, voorgesteld. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen externe risico's.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 15 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 9 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is sprake van een erg goede luchtkwaliteit.

Voor veel initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De verplaatsing van een recreatiewoning hoort daar ook bij. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het plan geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen tot gevolg heeft.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Recreatie - 1

De verplaatste recreatiewoning is onder de bestemming 'Recreatie - 1' gebracht. Ten opzichte van het bestemmingsplan Zomerhuizenterrein is uitsluitend sprake van een verschuiving van het bestemmingsvlak in noordelijke richting. Voor wat betreft de regeling is volledig aangesloten op de bestemming uit het bestemmingsplan Zomerhuizenterrein.

Binnen de bestemming is een recreatiewoning met een oppervlakte van maximaal 85 m² mogelijk, bestaande uit maximaal één bouwlaag met kap (goothoogte 3,50 m, nokhoogte 8,50 meter). De goot- en bouwhoogte worden gemeten vanaf het maaiveld. De plaatsing van de recreatiewoning binnen het bestemmingsvlak is niet vastgelegd. De ruimte om de recreatiewoning biedt daardoor nog ruimte voor functies behorende bij de betreffende recreatiewoning (toegangspaden e.d.).

Natuur

Het deel van het oorspronkelijke bestemmingsvlak dat met dit bestemmingsplan verplaatst wordt, wordt herbestemd als 'Natuur'. Dit is ten zuiden van het nieuwe bestemmingsvlak. Op deze gronden bestaan geen ontwikkelingsmogelijkheden meer voor de recreatiewoning.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidaspecten van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het voortraject is overleg gevoerd met Staatsbosbeheer (eigenaar van de gronden) en Rijkswaterstaat (beheerder rijkswaterstaatwerk Noordzee). De opmerkingen van deze instanties zijn daar waar nodig verwerkt.

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure. Hiermee wordt inzicht gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Overleg

Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft overleg met de betrokken overlegpartners plaatsgevonden, hetgeen in het bestemmingsplan is verwerkt verwerkt.

Ontwerpbestemmingsplan

Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, vanaf 11 april 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

Het plan is ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad op 27 juni 2016. Tegen het vaststellingsbesluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor uitvoering van het plan worden gedragen door de ontwikkelaar. De ontwikkelaar heeft de ontwikkelingskosten inzichtelijk gemaakt. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

6.3 Grondexploitatie

Het doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn.

In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen dient een grondexploitatieplan opgesteld te worden tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is.

In dit plan is het kostenverhaal geregeld in een exploitatieovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Hierin is onder andere het planschadeverhaal geregeld. Verder worden de plankosten via leges op de initiatiefnemer verhaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en wordt van het vaststellen van een exploitatieplan afgezien.