direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Buitengebied Vlieland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.BP087103-VA01

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Fryslân 2007

In het streekplan Fryslân 'Om de kwaliteit fan de romte' (2007) staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden toegelicht. In het streekplan is specifiek beleid voor de Waddeneilanden uitgewerkt. Aansluitend op het rijksbeleid stelt de provincie in haar beleid de bijzondere waarden van de Waddeneilanden voorop. Relevante thema's uit het streekplan voor het buitengebied van Vlieland zijn natuur, recreatie en toerisme en kustverdediging en buitendijks bouwen.

Natuur

De bijzondere natuurwaarden van het Waddengebied vormen een belangrijke motor voor recreatieve- en toeristische functies. De EHS en het Natura 2000 netwerk vormen de ruggengraat voor de instandhouding en ontwikkeling van de natuurwaarden. Voor de Waddeneilanden geldt dat buiten bestaande dorpskommen en recreatieterreinen nagenoeg alle gronden binnen de EHS liggen (zie figuur 10). De provincie heeft in het streekplan specifieke regels over de bescherming en het medegebruik van de EHS op de Waddeneilanden uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BP087103-VA01_0012.png"

Figuur 10: overzicht EHS gebied Vlieland. Bron: streekplan provincie Friesland (2007)

Bij de bescherming van de EHS op de Waddeneilanden geeft de provincie aan het begrip '(dwingende) redenen van groot openbaar belang' een invulling die past bij de beperkte schaal van mogelijke ontwikkelingen op de eilanden. Hierbij wordt onderkend dat buiten bestaande dorpskommen en recreatieterreinen nagenoeg alle gronden tot de EHS behoren, zodat in een aantal situaties reële alternatieve locaties vrijwel ontbreken. Optimale benutting van het bestaande bebouwde gebied blijft van belang. Voor de Waddeneilanden kan kwantitatieve compensatie onmogelijk blijken te zijn. In dat geval is kwalitatieve compensatie mogelijk. De provincie hanteert hiervoor de volgende uitgangspunten:

  • kwalitatieve compensatie van natuurwaarden vindt in principe per eiland plaats, waarbij wordt vastgelegd welke verbetering voor welke ingreep staat. In voorkomende gevallen kan per project compensatie buiten het desbetreffende eiland mogelijk zijn, maar dan wel binnen het ecosysteem van de Wadden;
  • er is een financiële relatie tussen de ruimtelijke ingreep en de maatregelen voor natuurverbetering;
  • voor VHR-gebieden is compensatie van dezelfde biotoop als de aangetaste biotoop noodzakelijk;
  • bij financiële compensatie wordt als referentie uitgegaan van de waarde van eilander landbouwgrond met dezelfde oppervlakte als de oppervlakte van de ruimtelijke ingreep, vermeerderd met de inrichtingskosten voor nieuwe natuur;
  • financiële verevening gebeurt via een EHS-compensatiefonds per eiland, tenzij in voorkomende gevallen afspraken zijn gemaakt voor overheveling naar andere eilanden of naar locaties binnen het ecosysteem van de Wadden.

Binnen de EHS zijn passende vormen van medegebruik mogelijk:

  • natuurfunctie met recreatief medegebruik;
  • natuurfunctie met extensief recreatief medegebruik.

Voor Vogel- en Habitatrichtlijngebieden kunnen nadere eisen aan het recreatief gebruik vastgelegd worden in de beheerplannen.

Recreatie en toerisme

Ontwikkeling van recreatie en toerisme zijn voor de sociaal-economische positie van de Waddeneilanden van cruciaal belang. In het streekplan wordt gesteld dat kwaliteitsverbetering van de recreatie nodig is om concurrerend te kunnen blijven ten opzichte van alternatieve bestemmingen. Er kan worden ingespeeld op de groeiende belangstelling voor natuurbeleving- en educatie, cultuurtoerisme en actieve (korte) vakanties. Nieuwe grootschalige verblijfsvoorzieningen zijn daarbij minder in beeld, gericht inspelen op de hogere kwaliteitseisen van de recreant met bijbehorende voorzieningen (ook bij slecht weer) des te meer. Dit kan binnen de landschappelijke en natuurlijke kernkwaliteiten worden ingepast. Er hoeft in dit verband geen tegenstelling tussen recreatie en natuur te bestaan. Natuurontwikkeling is eveneens een investering in de recreatieve kwaliteit.

Kustverdediging en buitendijks bouwen

Om Friesland veilig en bewoonbaar te houden moet voldoende ruimte gereserveerd worden voor toekomstige versterking van de primaire waterkeringen. Het reserveren van zones voor toekomstige dijkversterking draagt eraan bij dat deze versterkingen tegen de laagste maatschappelijke kosten kunnen plaatsvinden. Hiermee wordt voorkomen dat onomkeerbare ruimtelijke ontwikkelingen worden uitgevoerd die nadelig kunnen zijn voor toekomstige dijkversterkingen. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat de reserveringszones voldoende ruim zijn om langs de Waddenzee en Noordzee versterking van de primaire keringen voor een periode van 200 jaar mogelijk te maken. Op de Waddeneilanden wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de smalle duinen en dijken en anderzijds de brede duinen. Langs de smalle duinen en dijken worden zowel binnen- als buitendijks ruime reserveringzones vastgelegd. Langs de brede duinen wordt alleen een reserveringszone vastgelegd daar waar de primaire kering in de zeereep (de zeewerende duinenrij die direct grens aan het strand) ligt. Langs de overige delen van de brede duinen wordt geen ruime reserveringzones vastgelegd.

Permanente bebouwing op het strand is vanuit veiligheidsoogpunt ongewenst. Bij zware stormen zal schade ontstaan. Permanente bebouwing op het strand belemmert processen om mee te groeien met de zeespiegel en kan strijdig zijn met doelstellingen vanuit natuur en landschap. Het streekplan staat op Vlieland één permanent strandpaviljoen toe aan de Badweg.

3.2.2 Verordening Romte

Op 15 juni 2011 heeft de provincie Fryslân de Verordening Romte vastgesteld. Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de ruimtelijke plannen van gemeenten. In artikel 9.3.1 geeft de verordening regels voor het kustfundament Waddeneilanden, waaronder Vlieland ook valt. In een ruimtelijk plan voor gronden die in het kustfundament liggen mogen nieuwe en uitbreiding van bestaande recreatieve bebouwing worden toegestaan, mits in de plantoelichting is gemotiveerd dat hierdoor geen significante belemmering kan ontstaan voor de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament, hierover advies is gevraagd aan de waterkeringbeheerder en de overige bepalingen van deze verordening voor het oprichten van recreatieve bebouwing in acht worden genomen.

Ook in de verordening van de provincie is vrijwel geheel Vlieland aangewezen als Kustfundament. Zoals ook bij het Rijksbeleid beschreven heeft de gemeente in het bestemmingsplan een beschermende regeling opgenomen zodat er geen ontwikkelingen zullen plaatsvinden die schadelijk kunnen zijn voor dit kustfundament. Hiervoor is de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - duin toegekend aan het kustfundament. Daarmee is dit plan in overeenstemming met de bepalingen uit de Verordening Romte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BP087103-VA01_0013.png"

Figuur 11: fragment kustfundament Verordening Romte

3.2.3 Beheerplan Natura-2000

Vlieland kent drie verschillende Natura 2000 gebieden (Duinen Vlieland, Waddenzee en Noordzeekustzone). Er is besloten om voor het hele eiland één beheerplan op te stellen. Het beheerplan wordt opgesteld in samenspraak met alle direct betrokken waaronder de gemeente Vlieland, Staatsbosbeheer, Wetterskip Fryslân, gebruikers en omwonenden. Momenteel is het beheerplan in concept uitgewerkt.

Voor elk Natura 2000 gebied zijn specifieke doelen geformuleerd: de instandhoudingsdoelstellingen. Deze doelstellingen kunnen bestaan uit behoud, uitbreiding of verbetering van de aanwezige soorten of habitats. In het Natura 2000 beheerplan Vlieland wordt aangegeven met welke maatregelen de instandhoudingsdoelen worden bereikt.

Om de doelen te bereiken moet gezorgd worden dat er geen significant negatieve effecten op de aangewezen habitattypen en soorten optreden. Ten behoeve van het beheerplan zijn alle activiteiten geïnventariseerd die van invloed kunnen zijn op de instandhoudings- doelstellingen. Voor de drie Natura 2000 gebieden op Vlieland vallen deze activiteiten onder de categorieën beheer en onderhoud waterstaatkundig, beheer en onderhoud natuur en fauna, onderzoek en monitoring, outdooractiviteiten, recreatief gebruik (al dan niet strandgebonden), watersporten, evenementen, excursies en defensieactiviteiten.

In het beheerplan is beoordeeld wat het effect is van bovengenoemde activiteiten op de habitattypen en doelsoorten. Op basis van deze effectanalyse zijn activiteiten in 4 mogelijke categorieën ingedeeld: de activiteit kan worden voortgezet, de activiteit kan worden voortgezet onder voorwaarden, de activiteit moet een vergunningsprocedure doorlopen of de activiteit is niet langer mogelijk.

Voor het deelgebied Duinen zijn alleen mitigerende maatregelen als voorwaarde gesteld bij de extensieve begrazing van natuurgebieden en bij de faunabeheeractiviteiten. Deze mitigerende maatregelen dienen te worden getroffen ten behoeve van broedvogels. Voor strandactiviteiten in de deelgebieden Noordzeekustzone en Waddenzee geldt eveneens dat er mitigerende maatregelen voor met name broedvogels op de stranden moeten worden getroffen.

Mitigerende maatregelen ten behoeve van broedvogels bestaan uit het inventariseren van broedgebieden. Deze broedgebieden dienen extra beschermd en afgezet te worden (met borden). Deze maatregel is alleen van toepassing ten westen van strandpaal 49,5. Ten oosten van deze strandpaal komen weinig tot geen broedgevallen op het strand voor en heeft het recreatief strandgebruik het primaat. Omdat er voor de plevieren en dwergstern een uitbreidingsdoelstelling geldt voor zowel de omvang van de populatie als voor de kwaliteit van het leefgebied, moeten er verdergaande maatregelen genomen worden dan alleen het beschermen van bestaande broedgevallen. Ook geschikte leefgebieden zullen bij voorbaat gevrijwaard worden van verstoring om op deze manier een uitbreiding van de populatie mogelijk te maken. Een mogelijke insteek tot preventieve afsluiting is om de broedterritoria van het voorgaande jaar eind februari al af te sluiten. Gedurende het voorjaar zal door gerichte monitoring duidelijk worden of er daadwerkelijk sprake is van een broedgeval. Als dit het geval is, kan de afsluiting van het gebied gedurende de rest van het broedseizoen gehandhaafd blijven. Als er geen sprake is van een broedgeval, kan het gebied al eerder, bijvoorbeeld in mei, weer opengesteld worden. Over de rijroutes van de Vliehorsexpres zullen als mitigerende maatregel afspraken gemaakt worden met de eigenaar van het bedrijf.

3.2.4 Verordening Grutsk op ‘e Romte

In Grutsk op ‘e Romte worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd en gewaardeerd. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, inspireren en adviseren. Op deze wijze verwacht de provincie Fryslân de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie binnen Fryslân te borgen. In de verordening gaat hoofdstuk 14 specifiek in op de waddeneilanden en de Waddenzee. In de verordening wordt aangegeven waarom de eilanden provinciaal belang zijn. Het gaat dan om 9 aspecten van provinciaal belang die onderstaand beschreven worden en voorzien van een toelichting:

  • 1. Onderlinge samenhang van de vier eilanden met de Friese kust, als onderdeel van de bescherming van Waddenzee en vasteland.

De hoofdonderdelen van de Wadden (eilanden, Waddenzee en Friese kust) moeten als zodanig herkenbaar gehouden worden (Werelderfgoed UNESCO). De homogeniteit van het gebied behouden waarbinnen diversiteit van de eilanden afzonderlijk belangrijk is. Nieuwe ontwikkelingen moeten de karakteristieken van het silhouet van de eilanden respecteren, onderdelen van dit silhouet worden gevormd door:

  • Het reliëf van de duinen.
  • De uitgestrektheid van het strand.
  • De profielen van de dorpen met de vuurtoren/kerk als baken.
  • Het lineaire karakter van de dijken.

Daarnaast wil de provincie graag de bewoonde en onbewoonde delen goed van elkaar onderscheiden houden.

  • 2. De ‘losse’ ligging van de eilanden als wezenlijke karakteristiek, waardoor de eilanden een eigen natuur en cultuur ontwikkelen (maatschappelijk en cultureel). Deze solitaire ligging is ook bepalend voor de vorm(ing) van de kustlijn (ruimtelijk).

De provincie wil de uniciteit van de eilanden respecteren, zowel cultureel als ruimtelijk. Bij ontwikkelingen wil men ervoor zorgen dat verscheidenheid en losse ligging bepalend zijn bij de planvorming

  • 3. Het dijkensysteem, zoals de zeedijken en resten van oude mieddijken (oudste bescherming van de dorpen; voor 5% nog aanwezig), als omkadering van de open polderlandschappen.

Voor het dijkensysteem geldt dat dit beschermd moet worden. Hiervoor is het primair nodig dat de dijk haar functie behoudt en, indien dit niet meer mogelijk is, dan is het nodig dat de dijk een nieuwe functie krijgt. Bij elke aanpassing van de dijk moet ernaar gestreefd worden de uiterlijke kenmerken zoveel mogelijk te respecteren zoals het beloop, hoogte, profiel, het gebruikte bouwmateriaal inclusief de interne opbouw (archeologisch archief), de natuurlijke onderdelen, de bekleding en de met de dijk samenhangende elementen (zoals sluizen, coupures, verdedigingswerken). Voor de eilanden in het bijzonder zijn bijvoorbeeld de oude mieddijken van provinciaal belang en karakteristiek voor de strijd tegen het zeewater.

De helderheid van de landschappelijke context van een dijk is van belang voor de beleefbaarheid, dus is het van belang de directe omgeving van de dijk vrij te houden van ontwikkelingen die de dijk vertroebelen. Anderzijds zijn er ook ontwikkelingen denkbaar die de dijk in zijn eigenschappen kunnen versterken (denk aan lijnelementen langs de dijk zoals kleinschalige infrastructuur en water). Vergelijkbare maat en schaal zijn bepalend voor een positieve beleving van dergelijke ontwikkelingen.

  • 4. De jonge zeepolders met bebouwing (dorpen) op de hogere delen, plaatselijk zelfs op terpen. Eendenkooien in en aan de rand van de polder als groene eilanden in de openheid.

De provincie wil versterking en behoud van de open polders van de eilanden en de hierin liggende puntverdichtingen, zoals de boerderijerven en de eendenkooien. Dit betekent dat het verdichten in de vorm van bebouwing of beplanting niet gewenst is. Open houden van de open ruimten tussen de dorpen zodat het ritme van de dorpen op hogere ruggen in stand blijft. De fijnmazige dorpsstructuur benutten als onderlegger bij nieuwe ontwikkelingen. Respecteren van de maat en schaal van de bestaande bebouwing en infrastructuur in de dorpen door nieuwbouw daarop aan te passen.

  • 5. Het totale scala aan gradiënten op de eilanden van het strand, via duinen, binnenduinrand, polders tot aan de wadkust.

De eilanden bestaan uit zeer veel gave en karakteristieke gradiënten die het gevolg zijn van natuurlijke dynamiek en pogingen van de mens dit te beteugelen. Het gaat om sedimentatie en erosieprocessen die leiden tot, grote strandvlakten, duinen en kwelders met kenmerkende slenken en kreken. Het reliëf in de polders is nog zichtbaar in de vorm van kleine glooiingen in de percelen of de grotere laagtes van voormalige slenken. Intact houden van het natuurlijk reliëf op de eilanden, dat de invloed van de dynamiek van de zee weerspiegelt is het advies van de provincie.

  • 6. De binnenduinrand als overgang van uitgestrekt duingebied naar het open polderlandschap met zichtlijnen van de binnenduinrand naar de polder en andersom.

De binnenduinrand staat als overgang van de duinen naar het open polderlandschap in soortgelijke gebieden in heel Nederland onder druk. Dit gebied kenmerkt zich door beslotenheid, kleine percelen afgebakend door singels. De binnenduinrand is in het verleden op veel plaatsen bebouwd geraakt met onder andere recreatiewoningen. Versterken en ontwikkelen van het binnenduinrandgebied door beslotenheid en gebiedseigen beplanting (o.a. elzensingels) te stimuleren, in combinatie met behoud van enkele open (onbebouwde) overgangen tussen duin en polder is een gewenste ontwikkelingsrichting die de provincie ziet voor dergelijke gebieden.

  • 7. Afwisselend duingebied met cultuuringrepen zoals bossen, stuifdijken, (wei)landjes, bunkers en recreatiewoningen.

Het in stand houden van cultuurhistorisch waardevolle eenheden of elementen naast het in stand houden van natuurlijke dynamiek. Voorbeelden hiervan zijn: de (wei)landjes, de stuifdijken, de bunkers (onderdelen van de Atlantikwal) en de recreatiewoningen in de duinen.

  • 8. De ruimtelijke uiting van het maritiem verleden te zien in onder andere havens, bakens, vuurtorens, dorpen met maritieme monumenten.

Het maritieme verleden van de eilanden is op verschillende plekken nog zichtbaar en leesbaar in onder andere specifieke typen bebouwing zoals de vuurtorens, de dorpen met maritieme monumenten de havens en de kades. Het maritiem verleden ligt voor een groot deel onzichtbaar opgeslagen onder water. Vooral het westelijk deel van de Waddenzee herbergt nog veel cultuurhistorie in de vorm van scheepswrakken (beschermd door de Monumentenwet 1988). De zichtbaarheid van het maritieme verleden op de eilanden en de Waddenzee behouden en versterken is de doelstelling van de provincie.

  • 9. De rust, stilte en leegte van het strand, de buitendijkse kwelders en het wad.

Het strand en de uitgestrekte kweldergebieden aan de uiteinden van de eilanden, zoals bijvoorbeeld de Vliehors & Kroonspolders zijn gebieden die zich kenmerken door stilte en leegte. De kenmerken van de uitgestrekte stranden en kwelders respecteren is een belangrijke doelstelling. Bundelen van recreatieve activiteiten en bebouwing is daarvoor een middel.

Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen die naar de mening van het gemeentebestuur mogelijk van negatieve invloed zijn op bovengenoemde waarden. Het landschap van Vlieland is een belangrijk uitgangspunt voor de beoordeling of ontwikkelingen inpasbaar zijn. De twee ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden houden rekening met genoemde kwaliteiten van de betreffende gebieden. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de verordening.

3.2.5 Conclusie provinciaal beleid

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en is in overeenstemming met provinciaal beleid. De twee recreatieve ontwikkelingen zijn ook passend binnen de uitgangspunten van de provincie voor kwaliteitsverbetering van het recreatieve aanbod op het eiland.