direct naar inhoud van 3.1 Rijksbeleid
Plan: Buitengebied Vlieland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.BP087103-VA01

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) schetst het Rijk de ambities op het gebied van ruimte en mobiliteit voor Nederland in 2040. Het realiseren van een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland zijn de speerpunten van deze visie. Op basis van deze ambities heeft het Rijk drie doelen geformuleerd voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Om deze doelen te realiseren is samenwerking met decentrale overheden vereist. Om bestuurlijke drukte te verminderen en regionaal maatwerk te realiseren wordt zoveel mogelijk ingezet op decentralisatie van taken op het gebied van ruimte en mobiliteit. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen binnen de thema's concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veiligheid. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Onderstaande nationale belangen zijn van betekenis voor Vlieland.

Waterveiligheid en zoetwatervoorziening

Een belangrijk aandachtspunt op het gebied van veiligheid is klimaatverandering. In 2040 moet Nederland blijvend beschermd zijn tegen extreme weersomstandigheden en mogelijke overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging. Daarnaast moet de beschikbaarheid van voldoende zoetwater in droge perioden gewaarborgd worden. Het beheer van het watersysteem is gericht op het meebewegen met natuurlijke processen waar het kan en het bieden van weerstand waar het moet. Het nationale waterbeleid is nader uitgewerkt in het Nationaal Waterplan 2009-2015.

In het nationale Deltaprogramma werken de gezamenlijke overheden onder regie van de Deltacommissaris aan oplossingen om Nederland voor de toekomst te beschermen tegen wateroverlast en te zorgen voor voldoende zoet water. Het deelprogramma Waddengebied verkent hoe het Waddensysteem zal reageren op zeespiegelstijging en welke gevolgen dit heeft voor de veiligheid van de eilanden. Daarnaast wordt nagegaan in hoeverre waterveiligheid beter gecombineerd kan worden met bestaande functies en waarden, zoals die van natuur. In het deelprogramma Zoet Water worden oplossingen verkend voor de zoetwatervoorraad op onder andere de Waddeneilanden. Een stijgende zeespiegel heeft invloed op de zoetwatervoorraad, met mogelijke gevolgen voor de drinkwaterwinning en de mogelijkheden voor de landbouw. De resultaten van het Deltaprogramma zullen in het volgende Nationale Waterplan worden verankerd.

Cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten

Het Rijk streeft naar het koesteren en versterken van bijzondere cultuurhistorische en natuurlijke waarden, zodat Nederland aantrekkelijk blijft voor inwoners en toeristen. Het Rijk laat het beleid ten aanzien van landschap op land over aan provincies, om zo meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk. Landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische kwaliteiten op de Noordzee en de Waddenzee blijven van nationaal belang aangezien het Rijk hier als enige bevoegd gezag is.

Voor de landschappelijke kwaliteiten op de Noordzee handhaaft het Rijk het vrije uitzicht op de horizon vanaf de kust tot 12 zeemijl.

Natuur

De bescherming van flora en fauna is nodig om te zorgen dat de biodiversiteit (soortenrijkdom) niet achteruit gaat. Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen zijn vanuit ruimtelijk oogpunt twee zaken essentieel: het behoud van leefgebieden en het realiseren van verbindingen tussen leefgebieden.

Om deze reden is in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan. De EHS bestaat uit een nationaal netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Vlieland ligt als geheel binnen de EHS (zie figuur 9). De provincie werkt de gewenste natuurdoelen voor de EHS gebieden uit en legt deze vast in het provinciaal Natuurbeheerplan.

In de EHS geldt het 'nee, tenzij'-principe. Dit betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen niet zijn toegestaan tenzij er sprake is van '(dwingende redenen) van groot openbaar belang' en er geen alternatieve locatie is buiten de EHS. De schadelijke effecten op de natuur die optreden als gevolg van een ontwikkeling moeten worden gecompenseerd. Op regionaal niveau kunnen specifieke afspraken worden gemaakt over het gebruik en de bescherming van EHS gebieden.

Delen van de EHS zijn extra beschermd omdat er soorten (flora en fauna) of leefgebieden van soorten (habitats) voorkomen die van internationaal belang zijn. Afspraken over de bescherming van deze soorten en leefgebieden zijn vastgelegd in de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De gebieden die vallen onder deze richtlijnen moeten uitgroeien tot een Europees netwerk van natuurgebieden. Dit netwerk wordt Natura-2000 genoemd. Op nationaal niveau zijn de afspraken uit de Vogel- en Habitatrichtlijn verankerd in de Natuurbeschermingswet (1998). Voor beschermde Natura 2000 gebieden geldt dat er geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Figuur 8 toont de aangewezen Natura-2000 gebieden op Vlieland. Op Vlieland zijn de duinen aangewezen als beschermd Natura-2000 gebied op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Daarnaast valt de Vliehors, een uitgestrekt gebied aan de westrand van het eiland, onder het Natura 2000 gebied Waddenzee. In Nederland maken de Habitatrichtlijngebieden geheel en de Vogelrichtlijngebieden gedeeltelijk deel uit van de EHS. Voor de Natura-2000 gebieden worden beheerplannen opgesteld. Ook de Noordzeekust is aangewezen als Natura-2000 gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BP087103-VA01_0010.png"

Figuur 8: overzicht Vogel- en Habitatrichtlijngebieden Vlieland. Bron: streekplan provincie Friesland (2007)

Militaire terreinen en activiteiten

De locaties voor militaire activiteiten ten behoeve van de krijgsmacht vormen een nationale verantwoordelijkheid. Het Rijk wil voldoende ruimte bieden voor deze functie. Militaire activiteiten hebben vaak beperkende gevolgen voor andere ruimtelijke functies en zij dienen dan ook zorgvuldig te worden ingepast. Militaire activiteiten moeten waar nodig worden afgestemd op andere nationale belangen zoals de Ecologische Hoofdstructuur, energienetwerken of nationale economische zwaartepunten.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Om de 13 nationale belangen door te laten werken in ruimtelijke plannen van lagere overheden is naast de SVIR op 30 december 2011 het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In dit besluit zijn regels opgenomen waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Voor Vlieland zijn de bepalingen ten aanzien van het kustfundament van belang (titel 2.3 Kustfundament). Op grond van het Barro dient het kustfundament in een bestemmingsplan beschermd te worden. In dit bestemmingsplan is dat gedaan door aan de primaire waterkering de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering toe te kennen. Daarnaast is het gehele kustfundament zoals aangegeven in het Barro voorzien van de aanduiding Vrijwaringszone-duin. Deze aanduiding zorgt voor extra bescherming tegen de bouw van ongewenste bouwwerken die mogelijk het kustfundament kunnen aantasten.

Dit bestemmingsplan maakt, met uitzondering van Stelling 12H en een demontabel strandpaviljoen geen ontwikkelingen mogelijk die in strijd zijn met het Barro. Stelling 12H is een bestaand gebouwencomplex dat in feite opnieuw (met een nieuwe functie) gebruikt gaat worden. Alleen een ontvangstgebouw zal nieuw gebouwd worden op het terrein maar dat zal gezien de geringe omvang niet zorgen voor belemmeringen voor de functie van de waterkering. Het strandpaviljoen is een tijdelijke of seizoensgebonden voorziening. Ook die zal niet zorgen voor een verminderde functie van deze waterkering. Het Barro geeft in artikel 2.3.6. nog aan dat de provincie Fryslân regels kan stellen voor de waddeneilanden. De provincie Fryslân heeft dat gedaan in de Verordening Romte die beschreven staat in paragraaf 3.2.2.


afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BP087103-VA01_0011.png"

Figuur 9: Overzicht van het kustfundament in Nederland zoals opgenomen in het Barro.

Een verandering die is ontstaan is dat per 1 oktober 2012 de zogenaamde ladder voor duurzame verstedelijking in het Bro is opgenomen. Dit is toegevoegd aan artikel 3.1.6 Bro. Deze wijziging stelt eisen aan de motivering van stedelijke ontwikkelingen in een bestemmingsplan. Het doel van deze wijziging is dat in de toelichting bij ruimtelijke besluiten wordt gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In dit bestemmingsplan is geen sprake van stedelijke ontwikkelingen waarvoor nadere onderbouwing nodig is.

3.1.3 Tweede Structuurschema Militaire Terreinen

In het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (2010) worden enkele wijzigingen voorgesteld ten behoeve van een vermindering van militaire activiteiten in het Waddengebied. Intensivering van militair gebruik of nieuwe activiteiten mogen niet worden toegestaan. Het Cavalerieschietkamp de Vliehors wordt aangewezen als een te sluiten militaire basis. In 2005 is ervoor gekozen de status van het terrein 'slapend' te houden, wat inhoudt dat het terrein alleen nog gebruikt wordt voor bijzondere oefeningen. De luchtmacht is nog wel actief op Vlieland.

3.1.4 Derde Nota Waddenzee

Het Rijk heeft het ruimtelijk beleid voor de Waddenzee geïntegreerd in de Derde Nota Waddenzee (2007). De hoofddoelstelling voor de Waddenzee is een duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap. Binnen deze hoofddoelstelling zijn er doelen op het gebied van bescherming tegen overstromingen vanuit zee, de bereikbaarheid van de havens en de eilanden, de economische ontwikkeling en de bescherming van de in de bodem aanwezige archeologische waarden. Het strategisch beleid uit de PKB Derde Nota Waddenzee wordt verder uitgewerkt door het Regionaal College Waddengebied (RCW) in een integraal beheer- en ontwikkelingsplan.

3.1.5 Conclusie Rijksbeleid

Dit bestemmingsplan is voornamelijk conserverend van aard en is derhalve niet in strijd met Rijksbelangen. De twee ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden zijn dermate kleinschalig dat ze ook niet in strijd zijn met Rijksbelangen.