direct naar inhoud van Artikel 9 Recreatie - 1
Plan: Buitengebied Vlieland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.BP087103-VA01

Artikel 9 Recreatie - 1

ZOMERHUIZEN

9.1 Bestemmingsomschrijving

de voor Recreatie - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zomerhuizen;

met de daarbij behorende:

  • b. aan-, uit- en bijgebouwen;
  • c. terreinen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend zomerhuizen worden gebouwd met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  • b. alle gebouwen en bouwwerken dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • c. een hoofdgebouw mag uitsluitend geheel bovengronds worden gebouwd;
  • d. het aantal hoofdgebouwen zal per bestemmingsvlak ten hoogste één bedragen, tenzij op de verbeelding de aanduiding 'aaneengebouwd' is toegekend aan het perceel waarvoor geldt dat er maximaal twee aaneengebouwde zomerhuizen gebouwd mogen worden;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken zal minimaal 1 meter en mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  • f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 8,50 meter;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken zal minimaal 30o en mag niet meer bedragen dan 60o;
  • h. de oppervlakte van een hoofdgebouw met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken zal minimaal 45 m² en mag niet meer bedragen dan 85 m²;
  • i. de oppervlakte van met dakoverstekken overdekte ruimte bij een hoofdgebouw zal maximaal 1/3 van de oppervlakte van het zomerhuis bedragen, mits:
      • de gezamenlijke oppervlakte van de dakoverstekken bij een hoofdgebouw maximaal 21 m² bedraagt.
9.2.2 Aan-, uit- en/of bijgebouwen

Voor het bouwen van aan-, uit- en/of bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een aan-, uit- en/of bijgebouwen mag uitsluitend aan het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uit- en/of bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m²;
  • c. de goothoogte van de aan-, uit- en/of bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de dakhelling van de aan-, uit- en/of bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 60o.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de hoogte daarvan niet meer mag bedragen dan 2 meter.

9.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van de bebouwing;
  • b. de afmeting van de bebouwing;

ten behoeve van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • de sociale veiligheid;
  • externe veiligheid.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.1 onder c en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk ondergronds wordt gebouwd, mits:

  • a. de bouwwerkzaamheden betrekking hebben op de uitbreiding van een souterrain bij een zomerhuis;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke en landschappelijke waarden.
9.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming waaronder in ieder geval wordt verstaan:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
  • b. het storten van puin en afvalstoffen;
  • c. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens deze bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden.
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het planten en/of verwijderen van bebossing en beplanting;
  • b. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • c. het dempen, graven, verdiepen en verbreden van sloten, watergangen en andere waterpartijen;
  • d. het aanleggen, verharden en/of verbreden van wegen en paden;
  • e. het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatieve en/of educatieve medegebruik;
  • f. het aanleggen en/of verwijderen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie-, en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • g. het ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en de bodemopbouw ten behoeve van natuurontwikkeling.

9.6.2 Uitzondering op verbod

Het in lid 9.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
9.6.3 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeers- en socialeveiligheid van de gronden;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie van omliggende gronden;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • d. de ontwikkeling geen significant negatieve effecten mag hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van de gronden.