direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oost-Vlieland - Oostelijke eilandlodges camping Stortemelk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.20210685-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het noordoosten van Vlieland is camping Stortemelk gevestigd. Al enige tijd bestaan er plannen om de camping uit te breiden in het bosgebied tussen het kampeerterrein en de Kampweg. Hier worden zogenaamde eilandlodges (recreatiewoningen) voorgesteld in bosrijke setting. De plannen voor de westelijke en oostelijke bosrandzone zijn inmiddels ontwikkeld en planologisch mogelijk gemaakt. Hiervoor is destijds een beeldkwaliteitsplan uitgewerkt. Onder dit beeldkwaliteitsplan zijn met een wijziging al 4 boshuisjes gerealiseerd in de noordflank van het oostelijk bos. Nu is het voornemen om ook in de oostelijke zone van het bos in nog eens 24 huisjes te gaan ontwikkelen. Dit is echter niet toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan.

Voor de eerdere boshuisjes is gebruik gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid in het geldende plan om ze juridisch-planologisch toe te staan. In dit geval past de voorgenomen ontwikkeling niet binnen de wijzigingscriteria.

De gemeente Vlieland wil medewerking verlenen aan het voornemen door een bestemmingsplanprocedure te doorlopen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan omvat het oostelijke deel van het bos nabij camping Stortemelk. Het is ingesloten tussen de camping, de Kampweg en een entree van het kampeerterrein. In figuur 1.1 is het plangebied voor dit wijzigingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20210685-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Beschrijving initiatief

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Recreatieve voorzieningen', dat op 30 juni 2014 is vastgesteld. Onderdeel van dit plan is een grenscorrectie van camping Stortemelk, waarmee het bosgebied aan het kampeerterrein kan worden toegevoegd. Deze boszone heeft vooralsnog de bestemming 'Bos'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor bossen waarbij het behoud, herstel en de ontwikkeling van de natuur-, cultuurhistorische en landschappelijke waarden wordt nagestreefd. Verder zijn de gronden in beperkte mate bestemd voor bosbouw en houtteelt, dagrecreatief en educatief medegebruik, infrastructurele voorzieningen met inbegrip van voet-, fiets- en ruiterpaden en waterhuishoudkundige doeleinden. Het realiseren van boshuisjes is daarmee niet bij recht toegestaan.

Voor een uitbreiding van de camping met maximaal 50 eilandlodges is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid is aangeduid als 'wetgevingszone - wijzigingsgebied'. In de algemene wijzigingsregels van het bestemmingsplan (artikel 13) is ten aanzien van deze wetgevingszone opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om het plan te wijzigen voor de uitbreiding van het bestaande kampeerterrein voor de bouw van maximaal 50 recreatiewoningen (eilandlodges). Met de bouw van de eilandlodges wordt een kwalitatieve uitbreiding op het bestaande aanbod beoogd. De bouw dient plaats te vinden in het aangrenzende bosgebied aan het kampeerterrein, met dien verstande dat:

  • a. er maximaal 50 eilandlodges gebouwd mogen worden;
  • b. de bedden voor de eilandlodges (maximaal 200) moeten gecompenseerd worden door bedden van het kampeerterrein in te leveren. Het gezamenlijke maximum aan bedden van het kampeerterrein en eilandlodges mag niet meer dan 3.500 stuks bedragen;
  • c. de maximale oppervlakte van een eilandlodge niet meer mag bedragen dan 65 m²;
  • d. de hoogte van een eilandlodge mag maximaal 4 meter bedragen;
  • e. de landschappelijke inpassing wordt geregeld in de welstandsnota;
  • f. bij afwijking maximaal 20 eilandlodges een maximale oppervlakte van 75 m² mogen hebben, mits deze woningen worden gebruikt voor een specifieke doelgroep (groepen, als verenigingen, grootfamilies e.d.);
  • g. bij afwijking maximaal 20 eilandlodges een maximale hoogte van 6,5 meter mogen hebben;
  • h. ondergronds bouwen met uitzondering van een grijswaterkelder niet is toegestaan;
  • i. er maximaal één gebouw voor de nutsvoorzieningen gebouwd mag worden, waarbij de maximale oppervlakte 30 m² mag bedragen.
  • j. er maximaal één grijswaterkelder gebouwd mag worden, waarbij de kelder volledig ondergronds gebouwd moet worden met een maximale oppervlakte van 100 m².

Inmiddels zijn in twee andere delen van het bos (westelijke en oostelijke bosrandzone) 22 boshuisjes mogelijk gemaakt middels wijzigingsplannen. Dat houdt in dat er nog ruimte is voor maximaal 28 boshuisjes conform deze wijzigingsbevoegdheid. Er zijn slechts plannen voor 24 extra huisjes.

Een groot deel van de nog te bouwen types sluit aan op het bestaande BKP. Maar ten aanzien van de gestelde bouwhoogtes en het daaraan gekoppelde aantal huisjes, wijkt het voornemen van het BKP af. In het BKP zijn maximaal 20 boshuisjes bestaande uit twee bouwlagen, met een maximale bouwhoogte van 6,5 meter toegestaan. In het voornemen worden dit er 22. Dit is omdat uit ervaring is gebleken dat dit type huisje een maximaal effect heeft met een minimale footprint. Ook omarmt dit deel van het bos een meer verticale benadering dan een horizontale. Daarnaast wordt ook een nieuw type boshuisje voorzien, die in zijn geheel nog niet in het BKP is opgenomen: de bostorentjes. Deze hebben een maximale bouwhoogte van 9,5 meter. Van dit type boshuisje worden er in de voorgenomen situatie 6 gerealiseerd en dit type vervangt de boomkroonlodge uit het geldende BKP. Hiervoor is een aanvulling op het geldende beeldkwaliteitsplan opgesteld. Door het bovenstaande kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid uit het geldende plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20210685-VA01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede van het geldende bestemmingsplan

1.4 Toetsing aan de wijzigingscriteria

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de voorgestelde ontwikkelingen en de uitgangspunten voor het plan. In hoofdstuk 3 wordt het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus beschreven. In hoofdstuk 4 worden de ontwikkelingen getoetst aan de omgevingsaspecten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 het juridische systeem toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het plan behandeld.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Algemeen

Dit hoofdstuk gaat kort in op de huidige situatie en het initiatief. Een uitgebreide beschrijving van de situatie, de ontwikkeling en de ruimtelijke inpassing is opgenomen in het beeldkwaliteitsplan. Dit beeldkwaliteitsplan vormt het kwaliteitskader voor de ontwikkeling. Het is opgenomen in bijlage 1.

2.2 Huidige situatie

De ontwikkeling vindt plaats in een bosgebied dat tussen het kampeerterrein en de Kampweg ligt. In het bosgebied ten noorden van de locatie zijn inmiddels 4 boshuisjes gerealiseerd. Aan de noordzijde hiervan ligt het open duinlandschap, behorende bij het kampeerterrein. Ten noorden van het bosgebied zijn kampeerplaatsen ingericht. Ten noordoosten zijn de centrale voorzieningen van camping Stortemelk aanwezig. Het bosgebied ligt aangrenzend aan het Natura 2000-gebied 'Duinen Vlieland' en maakt deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het plangebied is ingericht als bos. Op basis van de voorgenomen ecolodges zal hier nog bosversterking moeten plaatsvinden. In de afgelopen jaren is ook al veel bos aanplant in dit deel van het bos uitgevoerd. In figuur 2.1 is de huidige situatie in het plangebied op een luchtfoto weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20210685-VA01_0003.jpg"

Figuur 2.1 Huidige situatie in het plangebied

Bosversterking

Om in de toekomst te kunnen garanderen dat in het plangebied sprake is van duurzame bosontwikkeling zijn een aantal investeringen noodzakelijk om deze ambitie waar te maken:

  • de beplante houtwal (tegen het centrumgebied van de camping);
  • de middenzone met het meeste reliëf in het maaiveld;
  • bosmantelzone tegen de Kampweg.

Deze drie investeringen zijn nader uiteengezet in het beeldkwaliteitsplan (bijlage 1).

2.3 Beschrijving initiatief

In opdracht van Staatsbosbeheer is nagedacht over mogelijkheden om nieuwe recreatieve ontwikkelingen binnen bos en natuurterreinen niet langer als een negatieve inbreuk te beschouwen op de ecologische waarden, maar deze recreatieve ontwikkelingen zo inhoud en vorm te geven dat ze juist leiden tot natuurwinst in combinatie met winst voor de financiële exploitatie van de camping en de belevingskwaliteit. Het beeldkwaliteitsplan voor de Boszone Stortemelk is vanuit deze filosofie benaderd. De belangrijkste ruimtelijke opgaves zijn het behoud van de ruimtelijke en ecologische kwaliteit van de bosrand, de wens tot het bouwen van winterharde recreatieverblijven, en het behouden van de ruimtelijke kwaliteit van Stortemelk.

In de eerste en tweede fase zijn 18 eilandlodges gerealiseerd in het westelijke deel van de bosrandzone. In de derde fase zijn vervolgens nog eens 4 eilandlodges gerealiseerd in het oostelijke deel in de bosrandzone. Deze lodges zijn met een wijzigingsplan juridisch-planologisch mogelijk gemaakt in 2015 en 2020. In de tussentijd zijn de lodges gerealiseerd en in gebruik genomen door camping Stortemelk. Er zijn in deze delen van het bos zowel vlonderlodges van één bouwlaag als van twee bouwlagen gerealiseerd.

Het initiatief dat mogelijk wordt gemaakt met dit bestemmingsplan omvat de bouw van nog eens 24 eilandlodges (boshuisjes), ditmaal in het oostelijk deel van het bos. Dit deel ligt ten zuiden van de bosrandzone die in eerdere fases al is ontwikkeld ten behoeve van eilandlodges. Dit kan worden gezien als de vierde fase in de ontwikkeling van de boszone. De te realiseren lodges voldoen aan drie hoofdvoorwaarden:

  • 1. De lodges leveren een bijdrage aan een ecologische verbetering van Vlieland in het algemeen, en de bosrandzone van Stortemelk in het bijzonder.
  • 2. De lodges zijn een beleving.
  • 3. De lodges dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het bos en camping Stortemelk.

Binnen het plangebied worden 24 eilandlodges gerealiseerd, verdeeld over verschillende typen:

  • Er worden 9 boslodges gerealiseerd, bestaande uit één bouwlaag, een bouwhoogte van 4 meter en een maximale oppervlakte van 60 m2 exclusief vlonders. Deze types voldoen aan de eerder opgestelde regels uit het Beeldkwaliteitplan zoals deze in een eerder stadium is opgesteld.

  • Er worden 3 vlonderlodges gebouwd voor minder validen, die toegankelijk zijn met een rolstoel. Deze huisjes krijgen eveneens een maximale bouwhoogte van 4 meter en een maximaal oppervlak van 60 m2 exclusief de oppervlakte van de vlonder. De huisjes zullen laag bij de grond worden gebouwd om zo toegankelijk te zijn voor minder validen. Deze types voldoen eveneens aan de eerder opgestelde regels uit het Beeldkwaliteitplan zoals deze in een eerder stadium is opgesteld.

  • Er worden 6 vlonderlodges gebouwd die bestaan uit twee bouwlagen. Deze huisjes hebben een maximale bouwhoogte van 6,5 meter en een oppervlakte van maximaal 65 m2 exclusief buitenruimte. Qua maatvoering voldoen deze types aan de maatvoering uit het eerdere beeldkwaliteitsplan, echter is er een maximum aantal van dit type opgenomen. Dit aantal wordt overschreden.

  • Maximaal 6 bostorentjes, bestaande uit maximaal 3 verdiepingen en een hoogte van 9,5 meter (gemeten vanaf de eerste bouwlaag of vlonder). Dit type huis kan op hoge poten/een onderbouw/een sokkel komen te staan waardoor een minimale footprint mogelijk is en het bos maximaal door loopt. De sokkel mag maximaal 3 meter hoog zijn. Hoe dan ook is het voornemen om niet boven de boomkronen uit te komen en deze bostorentjes echt in het bos te laten staan. Deze lodges krijgen een maximale oppervlakte van 30 m2, exclusief buitenruimtes. Dit type huisje is eigenlijk de vervanging van de boomkroonlodge. Laatstgenoemde was in het BKP opgenomen, maar bleek financieel, commercieel en qua impact in het bos niet haalbaar. Om deze reden is er een ander type huisje bedacht, met een kleine footprint en een extra bouwlaag. De huisjes zullen lager zijn dan de boomkroonlodges en staan op hoge poten of hebben een ranke sokkel. De buitenruimte kan op hoogte zijn, maar er kan ook een verdieping worden voorzien van veel glas dat open gezet kan worden. De buitenruimte is dan meer een soort van balkon, of inpandig. De bostorentjes zijn voornamelijk ontwikkeld om huisjes te realiseren die de hoogte in kunnen en zo min mogelijk footprint in het bos hebben. De bostorentjes worden strategisch geplaatst, op de flanken van de hoogste heuveltjes, en zorgen voor een bosbeleving op een hoger vloerniveau. Het voornemen is de huisjes echt tussen boomkruinen te realiseren, op bestaande heuvels. Dit type boshuisje past niet binnen de regels van het huidige beeldkwaliteitsplan.

Naast de eilandlodges wordt tevens een bagagehuisje gerealiseerd van maximaal één bouwlaag. Eenzelfde bagagehuisje bleek ook in het westelijke deel wenselijk en is daar inmiddels gerealiseerd. Het zal hierbij gaan om een overkapping om bagage onder te stallen. De positie van het bagagehuisje is nog niet duidelijk. Dit zal in de uitvoering nader worden bepaald.

In onderstaand figuur is de voorgenomen indeling van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20210685-VA01_0004.jpg"

Figuur 2.2 Situatietekening van het plangebied in de voorgenomen situatie

Voor de laatste fase van de eilandlodges is een nieuw beeldkwaliteitsplan opgesteld, die is opgenomen in bijlage 1. De lodges worden in zogeheten boskamertjes ontwikkeld, waarin in het bos een opening is gemaakt per lodge. Ze worden dan ook geheel omringd met bomen. De boskamers kunnen conform de uitgangspunten uit het beeldkwaliteitsplan bebouwd worden met 24 huisjes.

Om te kunnen garanderen dat er voldoende bosverjonging kan plaatsvinden rond de boskamers, zodat ook op termijn de huisjes in het bos zullen staan, zijn minimum maten aangegeven van de omringende bosopstanden. Het gaat om een minimum breedte van 20 meter, waarbij langs de ontsluitingsweg eventueel teruggevallen kan worden naar 15 meter omdat daar een grondwal voor extra visuele afscherming zorgt. Daarbij geldt een uitzondering voor de tussenliggende afstanden tussen huisjes wanneer sprake is van een cluster van 3 bostorentjes. Bij het uitzetten van het bouwperceel binnen de boskamers moet, afhankelijk van het grondvlak van huisje en terrassen, zoveel mogelijk de bestaande vitale eiken worden ontzien. De boskamer sluit strak aan op de buitencontour van de huisjes en terrassen.

Ten behoeve van de realisering van de boshuisjes worden bomen gekapt die aan het einde van hun levensduur zijn. Eiken worden niet gekapt. De bosmantels langs de Kampweg en de toegangsweg van de camping zijn reeds voorzien van jonge aanplant en zullen nog meer worden beplant. Op die manier ontstaat er aan deze kanten een dichte boszoom. Ook zullen de bestaande bospaden naar de toegangsweg worden afgesloten en verder worden verdicht door aanplant. Ter plaatse van de huisjes is de boscultuur meer open, maar wordt ook nieuwe aanplant gedaan na realisering van de huisjes. Tot slot wordt het bestaande ruiterpad verlegt richting de Kampweg. Deze vormt hierdoor een natuurlijke barrière met de bosmantel.

2.4 Toetsing aan de wijzigingscriteria

Voor het juridisch-planologisch mogelijk maken van de boshuisjes is oorspronkelijk een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 13 van het geldende bestemmingsplan Recreatieve voorzieningen. Aan de hand van deze wijzigingsbevoegdheid kunnen binnen de boszone 50 recreatiewoningen (eilandlodges) worden gebouwd. In dit geval is het niet mogelijk om deze wijzigingsbevoegdheid toe te passen, omdat de voorgenomen bostorentjes en tweelaagse boslodges niet binnen de maatvoeringseisen passen, in die zin dat het maximaal aantal eilandlodges met een bouwhoogte hoger dan 4 meter wordt overschreden. Desondanks zal voor het overige zoveel mogelijk worden aangesloten bij de wijzigingscriteria die gelden voor deze wijzigingsbevoegdheid. Daarmee wordt ook zoveel mogelijk aangesloten bij het ruimtelijk beleid van de gemeente. Om die reden is in dit bestemmingsplan toch een toetsing opgenomen aan de geldende wijzigingscriteria.

  • a. Er mogen maximaal 50 eilandlodges gebouwd worden.

Binnen het plangebied worden maximaal 24 eilandlodges mogelijk gemaakt. Samen met de reeds gerealiseerde 22 eilandlodges in de westelijke en oostelijke bosrandzone komt hiermee het totaal aantal op 46 eilandlodges, hetgeen binnen het maximale aantal van 50 eilandlodges valt.

  • b. De bedden voor eilandlodges moeten gecompenseerd worden door bedden van het kampeerterrein in te leveren. Het gezamenlijke maximum aan bedden van het kampeerterrein en eilandlodges mag niet meer dan 3.500 stuks bedragen.

Er is in dit geval, evenals bij de eilandlodges in de westelijke en oostelijke bosrandzone, wederom sprake van uitruil door bedden van het kampeerterrein in te leveren. Per saldo neemt het totaal aantal bedden hiermee niet toe.

  • c. De maximale oppervlakte van een eilandlodge mag niet meer bedragen dan 65 m².

Alle voorgenomen eilandlodges krijgen een oppervlakte van maximaal 60 m2, waarmee voldaan wordt aan dit criterium.

  • d. De hoogte van een eilandlodge mag maximaal 4 meter bedragen.

De bostorentjes, tweelaagse vlonderlodges en drie van de andere eilandlodges worden hoger dan 4 meter gebouwd, met toepassing van een afwijking in het plan. De toetsing hiervoor valt onder criterium g.

  • e. De landschappelijke inpassing wordt geregeld in de welstandsnota.

In de welstandsnota is de landschappelijke inpassing geregeld die voorzien wordt voor de eilandlodges. In de uitvoering is hiermee rekening gehouden. Er zijn inmiddels gezamenlijk 2.400 nieuwe bomen geplant in zowel het westelijke als het oostelijke deel van het bos.

  • f. Bij afwijking mogen maximaal 20 eilandlodges een maximale oppervlakte van 75 m2  hebben, mits deze woningen worden gebruikt voor een specifieke doelgroep.

In het plangebied worden drie lodges gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 75 m2. In fase drie zijn reeds 4 lodges met een dergelijke oppervlakte gerealiseerd. Door er nu nog eens drie te realiseren wordt het totale toegestane aantal van 20 eilandlodges met een groter oppervlakte niet overschreden.

  • g. Bij afwijking mogen maximaal 20 eilandlodges een maximale bouwhoogte van 6,5 meter hebben.

Op dit punt wijkt het voornemen in het plangebied af van hetgeen conform de wijzigingscriteria is toegestaan. Er is in het voornemen sprake van zes vlonderlodges met een maximale bouwhoogte van 6,5 meter. Omdat in de eerdere fases reeds 16 lodges met een dergelijke bouwhoogte zijn gerealiseerd, blijft het aantal hierbij niet binnen het maximum aantal van 20 lodges die mogen worden voorzien van een bouwhoogte van maximaal 6,5 meter. Hier wordt van afgeweken omdat inmiddels is gebleken dat voor dit type huisje minder footprint in het bos nodig is, deze komt in de praktijk neer maximaal 50 m2. Zo blijft de impact minimaal.

Daarnaast worden echter ook maximaal 6 bostorentjes gerealiseerd. Deze bostorentjes krijgen een maximale bouwhoogte van 9,5 meter, gemeten vanaf de eerste bouwlaag of vlonder. Deze huisjes worden tevens op een onderbouw geplaatst, van maximaal drie meter hoog. Daarmee wordt de toegestane bouwhoogte overschreden en past het voornemen niet geheel binnen de wijzigingscriteria die van toepassing zijn op de wijzigingsbevoegdheid.

Na inventarisatie is echter gebleken dat de camping behoefte heeft aan dergelijke eilandlodges en wordt bewust afgeweken van deze regel. Op deze manier kunnen huisjes worden aangeboden die de hoogte in gaan en daarmee een zo klein mogelijke footprint hebben in het bos. Het bos wordt daarmee zo min mogelijk aangetast, waardoor de natuurlijke waarden in het gebied zo goed mogelijk behouden blijven. Bovendien wordt hiermee aangesloten bij de eerder bedachte boomkroonlodges, die eveneens de hoogte in zouden gaan. Het is altijd al de bedoeling geweest om dergelijke huisjes hier te bouwen.

Met dit plan worden 24 lodges mogelijk gemaakt, waarvan 12 groter worden dan 6,5 meter. Omdat in het gebied al 16 huisjes met een hogere bouwhoogte dan 6,5 meter staan, wordt het maximum van 20, dat in de wijzigingscriteria van de bevoegdheid is opgenomen, overschreden.

De reden dat er meer hogere torentjes worden gerealiseerd houdt verband met de vraag hiernaar. Er is simpelweg veel belangstelling voor de diversiteit van de lodges. Het op kruinhoogte recreëren wordt ervaren als een bijzondere toevoeging en heeft daarmee een aantrekkende werking op toeristen en zal de aantrekkelijkheid van de boshuisjes nog verder versterken.

  • h. Ondergronds bouwen met uitzondering van een grijswaterkelder is niet toegestaan.

Er worden geen ondergrondse verdiepingen mogelijk gemaakt en gerealiseerd bij de voorgenomen eilandlodges.

  • i. Er mag maximaal één gebouw voor de nutsvoorzieningen gebouwd worden, waarbij de maximale oppervlakte 30 m2 mag bedragen.

Er wordt geen gebouw voor nutsvoorzieningen gerealiseerd in het plangebied. Wel wordt een bagagehuisjes (overkapping) gerealiseerd van maximaal 30 m2.

  • j. Er mag maximaal één grijswaterkelder worden gebouwd, waarbij de kelder volledig ondergronds gebouwd moet worden met een maximale oppervlakte van 100 m2.

Er wordt geen grijswaterkelder gerealiseerd in het plangebied.

Hiermee wordt voor het merendeel voldaan aan de wijzigingscriteria en aan de criteria van de afwijkingsmogelijkheid. Uitsluitend door de maatvoering van de voorgenomen boslodges wordt afgeweken van deze wijzigingsbevoegdheid en het eerdere bkp, zodat voorliggend bestemmingsplan met de aanvulling op het bkp is opgesteld.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden..
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. IN de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

De ontwikkeling in het plangebied raakt, gezien de relatief zeer kleine omvang, geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit plan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de behoefte en de beschikbare ruimte binnen stedelijk gebied.

Binnen het plangebied worden 24 eilandlodges mogelijk gemaakt. Het plangebied is hiervoor indirect al aangewezen in het geldende bestemmingsplan door hiervoor een wijzigingsbevoegdheid op te nemen. Daarmee is er ook geen sprake van extra ruimtebeslag. De bedden die hiermee worden gerealiseerd zijn ten behoeve van camping Stortemelk. Om het aantal bedden op deze camping niet te laten toenemen, wordt het aantal kampeerplaatsen beperkt. Daarmee neemt per saldo het aantal bedden niet toe en is dus ook geen onderbouwing nodig van deze eilandlodges.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. De provincie Fryslân zet in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. De structuurvisie Grutsk op 'e Romte! vormt voor dit onderdeel een uitwerking.

Voor de Waddeneilanden geldt het beleid dat de bijzondere waarden voorop worden gesteld. Vrijwel heel Vlieland is aangewezen als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur). Er is ruimte voor ontwikkeling van bestaande bedrijven, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de NNN.

De verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving van de waarden van Vlieland zijn speerpunt. Maatwerk is daarom noodzakelijk, dit is in alle gevallen afgestemd op de eilander situatie.

Structuurvisie Grutsk op 'e Romte

De provincie zet in op het in stand houden en verder ontwikkelen van de belangrijke landschappelijke kwaliteiten en waarden in de provincie. Hiervoor heeft de provincie op 26 maart 2014 de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' vastgesteld. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied 'Waddengebied'. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten (ofwel: provinciale belangen) aangewezen. Het gaat dan om landschappelijke kwaliteiten en kenmerken. In het beeldkwaliteitsplan is uitgebreid ingegaan op de inpassing van de boshuisjes bij de kwaliteiten van het gebied.

Verordening Romte Fryslân 2014

In de Verordening Romte Fryslân (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Voor dit plan zijn de volgende artikelen uit de verordening relevant:

Recreatie op de Waddeneilanden

Op grond van lid 5.7.2 moet in de toelichting op een ruimtelijk plan waarin een nieuwe of een uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening op of bij een Waddeneiland is opgenomen, worden onderbouwd op welke wijze is gezorgd voor stabilisatie van de totale recreatiedruk per eiland en rekening is gehouden met de landschappelijke en natuurlijke waarden.

De ontwikkeling heeft geen invloed op de totale recreatiedruk, aangezien het aantal bedden (en dus het aantal recreanten) gelijk blijft. Uit het beeldkwaliteitsplan blijkt hoe rekening is gehouden met de landschappelijke waarden. In paragraaf 4.7 blijkt dat de ontwikkeling geen afbreuk doet aan de natuurlijke waarden van Vlieland. De provincie heeft hier met het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid in het moederplan en het goedkeuren van de ontwikkeling van het westelijke deel van de bosrandzone eerder ook al mee ingestemd. Voor de laatste vier huisjes in de bosrandzone is in navolging van een reactie van de provincie de

Natuurnetwerk Nederland (Ecologisch Hoofdstructuur)

Vrijwel het gehele buitengebied van Vlieland is onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland. Ook het bosgebied waarin de uitbreiding plaatsvindt, valt hier onder. Op grond van de verordening mag een ruimtelijk plan voor gronden binnen het NNN geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van het NNN. In dit geval is natuurcompensatie uitgevoerd in de vorm van het planten van 2.400 bomen. Deze compensatie geldt voor de ontwikkeling van de gehele boszone(dus ook het eerder ontwikkelde westelijke deel). Voorts zijn de gronden voorzien van de bestemming 'Natuur'. Binnen die bestemming is het behoud van de natuurwaarden geborgd. Bovendien wordt, zoals in paragraaf 2.3 en het BKP beschreven, een groot aantal bomen en struiken aangeplant ter compensatie van de aanleg van boskamers ter plaatse van de huisjes. Daarmee zijn voldoende maatregelen genomen.

Vanwege de aanwezigheid van het NNN en andere beschermde natuur is een natuurtoets uitgevoerd. In paragraaf 4.7 is onderbouwd dat de ontwikkeling niet leidt tot een significante aantasting van de kenmerken en waarden van het NNN.

Kustfundament Waddeneilanden

Het plangebied ligt in het kustfundament. In geval van nieuwe bebouwing in het kustfundament moet in de plantoelichting worden gemotiveerd dat hierdoor geen belemmering kan ontstaan voor de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament.

Rijkswaterstaat is als beheerder van het kustfundament voldoende op de hoogte van de plannen en heeft niet aangegeven hierop bezwaren te hebben. De aanwezigheid van het kustfundament vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoering van de plannen en andersom leiden de plannen niet tot aantasting van het kustfundament.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met de regels uit de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2020

De gemeente Vlieland heeft een structuurvisie 'Ruimte voor Vlieland' opgesteld. Hierin staat op hoofdlijnen het ruimtelijk beleid van de gemeente tot 2020 weergegeven. De gemeente zal bij alle ruimtelijke ontwikkelingen sturen op:

  • 1. een duurzame ontwikkeling door efficiënt en zuinig ruimtegebruik;
  • 2. het versterken van de identiteit door een kwaliteitsverbetering van het recreatieve product Vlieland;
  • 3. zoeken naar ruimte door versterking van de kenmerkende ruimtelijke structuur.

Het toeristische-recreatieve aanbod is voornamelijk gericht op de zee, natuur en de landschapswaarden, en richt zich op de bezoekers van kampeerterreinen en hotels. De opgave is meer diversiteit in het marktsegment te realiseren. In het segment tussen kampeerterreinen en de hotels in, zijn beperkte mogelijkheden. Eilandlodges kunnen dit gat in de markt vullen. De eilandlodges, als onderdeel van kampeerterrein Stortemelk, spelen in op de verwachting van seizoensverlenging en zijn daarnaast minder weersafhankelijk dan het kampeerterrein. De plannen voor de eilandlodges waren al opgenomen in de vorige Structuurvisie, maar zijn nog niet volledig tot uitvoering gebracht. De eerste, tweede en derde fase, in het westelijke en oostelijke deel van de bosrandzone, zijn inmiddels ontwikkeld. Deze lodges worden hoog gewaardeerd en kennen een zeer hoge bezettingsgraad. Bovendien wordt voldaan aan diversiteit in het aanbod.

Met de realisatie van de eilandlodges wordt het aanbod van het kampeerterrein verbreed, wordt de seizoensafhankelijkheid verkleind en daarmee wordt de basis gelegd voor een steviger exploitatie. De plannen houden voor het eiland in, dat er een toevoeging plaatsvindt in een segment met een hoge vraag waarbij één en ander juridisch zodanig aan de vork wordt geprikt dat toeristisch verhuur is gewaarborgd, ook in de winter.

Welstandsnota

De gemeente Vlieland heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in de Herziene Welstandsnota (2012). In deze nota zijn de welstandseisen omschreven die aan een bouwwerk worden gesteld. De welstandscriteria hebben betrekking op de architectonische vormgeving, zoals de hoofdvorm, het materiaalgebruik, de kleurkeuze en de detaillering van een concreet bouwwerk.

Voor het plangebied is maatwerk vereist. Daarom is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, dat het welstandskader voor de locatie is. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen als bijlage 1.

Geldend bestemmingsplan Recreatieve voorzieningen

Het ruimtelijk beleid van de gemeente Vlieland dat direct betrekking heeft op het plangebied, is uiteengezet in het geldende bestemmingsplan 'Recreatieve voorzieningen', dat is vastgesteld op 30 juni 2014. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ter plaatse van het plangebied, om hier eilandlodges (boshuisjes) mogelijk te maken. Er is een beeldkwaliteitsplan gekoppeld aan het bestemmingsplan waarin uiteen is gezet waar de verschillende huisjes aan moeten voldoen.

Daarmee is in het geldende bestemmingsplan reeds een voorschot genomen op het realiseren van de voorgenomen eilandlodges die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Weliswaar wordt van de wijzigingsbevoegdheid afgeweken voor een aantal huisjes op de toegestane bouwhoogte, maar dat neemt niet weg dat het voornemen in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan in die zin dat er al ruimte is opgenomen voor de eilandlodges.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Ter bescherming van de kwaliteit van de leefomgeving wordt naast specifieke (milieu)wetgeving op een goede ruimtelijke ordening ingezet. In de volgende paragrafen worden de relevante aspecten per thema onderzocht.

4.1 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Een recreatieterrein is aangewezen als inrichting van milieucategorie 3.1. Hierbij geldt een richtafstand van 50 meter. Binnen 50 meter van het plangebied zijn geen woningen van derden gelegen. In de toekomstige situatie is dus sprake van een verantwoorde milieuzonering. Dit aspect heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.

4.2 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Vlieland is autoluw, waardoor er zeer weinig verkeersbewegingen plaatsvinden. Op voorhand is daarom te concluderen dat er geen sprake zal zijn van geluidhinder door wegverkeerslawaai. Bovendien zijn recreatiewoningen niet geluidgevoelig. Er zijn er geen spoorwegen of geluidzoneringsplichtige industrie aanwezig. Er wordt dus voldaan aan de Wgh.

4.3 Water

Van groot belang in de ruimtelijke ordeningspraktijk is de vroegtijdige afstemming met het betreffende waterschap. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Doorgaans wordt hiervoor de wettelijk verplichte 'watertoets' doorlopen. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Toetsing

Het voornemen is kenbaar gemaakt middels de digitale watertoets. Hieruit blijkt dat voor het plan de korte procedure van toepassing is. Het plan heeft een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. De uitslag van de watertoets is opgenomen als bijlage 2.

Waterkwantiteit

De verharding in het plangebied neemt toe met circa 1.400 m2. Omdat het plangebied in het buitengebied van de gemeente Vlieland ligt, blijft deze verhardingstoename onder de grenswaarde van 1.500 m2 voor watercompensatie. Dit is daarom niet noodzakelijk. Bovendien worden alle voorgenomen boshuisjes op constructies van palen gebouwd. Het water kan hier vrij onder door stromen.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt voor afvalwater een voorziening gerealiseerd. Schoon hemelwater kan infiltreren in de bodem.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden. De lodges worden gebouwd in duurzame houtskeletbouw bestaande uit duurzame houtsoorten. Tevens wordt mos sedum op de daken gebruikt.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden.

Rioolpersleiding

Aan de rand van het plangebied, langs de Kampweg, ligt een rioolpersleiding van Wetterskip Fryslân. De rioolpersleiding is een oude asbest-cement leiding en daarmee kwetsbaar. Bij aan- en afvoer met zwaar materiaal wordt daarom geadviseerd om ter plaatse van de leiding rijplaten te gebruiken. Voor de uitvoering van werkzaamheden binnen een strook van 10 meter langs de Kampweg dient daarom voorafgaand afstemming plaats te vinden met Wetterskip Fryslân.

Binnen deze zone worden geen boshuisjes en werkzaamheden voorzien. De bedoeling is juist dat dit gebied dichtbebost is en blijft, om zo voor afscherming richting de boshuisjes te zorgen. Daarmee wordt de rioolpersleiding dan ook niet aangetast.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Het plangebied ligt in een landelijke, natuurlijke omgeving. Er is geen sprake van een locatie die verdacht is voor bodemverontreiniging. Op voorhand is daarom de verwachting dat de bodem geschikt is voor het voorgenomen gebruik. In het kader van de vergunningverlening is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Hiermee is gewaarborgd dat de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik.

4.5 Archeologie

Met betrekking tot dit aspect is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet van toepassing. De Omgevingswet (nog niet van kracht) vervangt de Monumentenwet voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Tot het van kracht worden van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven ze ongewijzigd van toepassing, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord, moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Conform beide kaarten geldt voor het plangebied dat er geen onderzoek noodzakelijk is. Archeologie vormt daarom geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. Als bij bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen dan moet dit gemeld worden bij het bevoegd gezag.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Het bepalen van de cultuurhistorische waarden gaat via de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.

In het plangebied is volgens de CHK geen sprake van verschillende cultuurhistorische waarden waar rekening mee moet worden gehouden bij de uitvoering van dit plan.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Vlieland heeft een hoge natuurwaarde. Op Vlieland zelf ligt het Natura 2000-gebied 'Duinen Vlieland'. Aan de noordzijde ligt de Noordzeekustzone en aan de zuidkant de Waddenzee. Het plangebied ligt niet binnen, maar wel direct aangrenzend aan de 'Duinen Vlieland'. Het plangebied maakt wel deel uit van het NNN.

In het kader van dit bestemmingsplan wordt een ecologische beoordeling uitgevoerd. Deze beoordeling is opgenomen als bijlage 3 en gaat onder meer in op gebiedsbescherming. Daaruit worden de volgende conclusies getrokken:

  • het plangebied zelf valt buiten het Natura 2000-gebied Duinen Vlieland. Bij de uitvoering van het plan, is het beschermingsregime van de wetgeving in het plangebied zelf niet van toepassing;
  • de effecten van de uitvoering van het plan op de instandhoudingsdoelen zijn alleen in kaart gebracht in de omgeving van het plangebied, tot op 500 meter afstand van het plangebied. Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelen op grotere afstand is uitgesloten;
  • de uitvoering van het plan heeft geen significant negatief effect tot gevolg op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied binnen een afstand van 500 meter van het plangebied. Er zijn geen significant negatieve effecten te verwachten op de habitattype H2180A - Atlantische duinbossen (droog) in de ruime omgeving. Andere instandhoudingsdoelen komen binnen 500 meter van het plangebied niet voor.
  • De uitvoering van het plan is niet strijdig met de Wet Natuurbescherming. De aanvraag van een vergunning bij de provincie is niet nodig, evenmin als het opstellen van een passende beoordeling.

In het ecologisch onderzoek is aangegeven dat de plaatsing van de lodges niet strijdig is met de natuurregelgeving van de NNN en dat compensatie niet nodig is. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de natuurlijke kwaliteiten van de gronden. In het ecologisch onderzoek zijn dan ook geen voorstellen gedaan tot versterking van de natuurwaarden. Meteen vanaf het begin van de planvorming, zoals vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan, is evenwel uitgegaan van het versterken van het bos in kwalitatieve en kwantitatieve zin. Mede voor de beleving van het recreëren in het bos, is die versterking gewenst, ondanks dat die regeltechnisch niet noodzakelijk is. Om die reden is veel nieuwe aanplant van bomen en struiken uitgevoerd. Met de verdere verdichting van het bos, waarvoor met de boomkroonlodges meer ruimte ontstaat, en het toevoegen van andere boomsoorten aan het nu overwegende naaldbos, is sprake van een versterking van natuurwaarden. Een en ander heeft in overleg met Staatsbosbeheer plaatsgevonden. Daaruit is in samenwerking van Camping Stortemelk, Staatsbosbeheer en de gemeente Vlieland een natuurbeheerplan opgesteld, waarin uiteengezet is op welke wijze de ecologische en ruimtelijke vertering in het gebied tot stand wordt gebracht. Deze is opgenomen als bijlage 5.

Stikstofdepositie

Gezien de geringe afstand tot Natura 2000-gebieden is het gebruikelijk om te onderzoeken of stikstofemissie in de aanleg- en gebruiksfase van het plan mogelijk leidt tot een verhoogde depositie. In het kader van het voorliggende plan is een stikstofonderzoek uitgevoerd om de stikstofdepositie als gevolg van de aanleg- en exploitatiefase inzichtelijk te maken. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 4.

In eerste instantie is in het kader van dit onderzoek gerekend op basis van aangeleverde gegevens betreffende de inzet van materieel, waarbij een deel zou draaien op dieselmotoren. Hieruit volgde echter een significante stikstofdepositie als gevolg van de aanlegfase. Daarop is besloten om uitsluitend elektrisch materieel in te zetten in de aanlegfase, waardoor er geen sprake meer is van stikstofdepositie. Ook in de gebruiksfase is, door oplevering van gasloze huisjes en gebruik van non-gemotoriseerd en elektrische vervoersmiddelen, geen sprake van stikstofuitstoot.

Soortenbescherming

In de ecologische beoordeling is tevens ingegaan op de soortenbescherming. Daarover wordt het volgende geconcludeerd:

  • binnen het plangebied komen geen strikt beschermde soorten voor;
  • met betrekking tot de overige soorten en de broedvogels wordt voldaan aan het beginsel van zorgplicht. Er is geen sprake van een blijvende verslechtering van de staat van instandhouding van populaties door het plaatsen van de lodges of het toekomstig gebruik er van;
  • in het kader van zorgvuldig handelen wordt aangegeven dat voorafgaand aan de uitvoering van het plan in samenwerking met Staatsbosbeheer het plangebied moet worden onderzocht op het voorkomen van broedvogels. Het plan dient zodanig te worden uitgevoerd dat verstoring van broedende vogels wordt voorkomen;
  • verstoring van nesten van broedende roofvogels en houtsnip in de ruime omgeving van het plangebied is uitgesloten;
  • er is geen sprake van cumulatieve effecten;
  • bij de uitvoering van het plan kan worden voldaan aan de voorwaarden van zorgplicht. Indien verstoring van broedvogels kan worden uitgesloten wordt voldaan aan het beginsel van zorgvuldig handelen. Als het plan kan worden gerealiseerd zodanig dat het zich voordien van overtredingen van de Wet Natuurbescherming aangaande het soortenbeschermingsaspect op voorhand kan worden uitgesloten is de aanvraag van een ontheffing van de wet niet nodig. Indien verstoring van broedvogels niet kan worden uitgesloten is de aanvraag van een ontheffing van de wet verplicht.

Hieruit kan worden opgemaakt dat ten tijde van de uitvoeringsfase nog onderzoek wordt gedaan naar het zorgvuldig handelen. Indien noodzakelijk zullen er maatregelen worden genomen.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Uit de risicokaart blijkt dat er in de wijde omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Ook worden er geen risicobronnen, zoals opslag van gevaarlijke stoffen, voorgesteld. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen externe risico's.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijnstof concentratie (PM10) van 15 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 9 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is sprake van een erg goede luchtkwaliteit.

Voor veel initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De beperkte uitbreiding van een recreatieterrein hoort daar ook bij. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het plan geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen tot gevolg heeft.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

4.11 Vormvrije mer-beoordeling

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

In bijlagen D van het Besluit m.e.r. (D9) is een landinrichtingsproject genoemd. Als drempelwaarden geldt bij een functiewijziging naar recreatie een oppervlakte van 125 hectare of meer. In dit geval gaat het om een oppervlakte van 2,7 hectare. Het is gezien de omvang en kenmerken van het plan niet noodzakelijk om een mer-beoordeling of planmer uit te voeren. De voorgaande paragrafen hebben aangetoond dat de ontwikkeling geen belangrijke effecten op het milieu hebben. Hierdoor is er geen aanleiding om een volledige mer-beoordeling uit te voeren.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Het juridisch systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemming

Natuur

De bestemming is afgestemd op het bestemmingsplan 'Recreatieve voorzieningen' en de aanwezige natuurwaarden in het gebied. Gezien het plangebied binnen NNN-gebied valt, is ervoor gekozen de bestemming 'Natuur' toe te passen. Daarmee staat het behoud van de natuurwaarden voorop. Deze natuurwaarden zijn in de bestemming opgenomen en geborgd. Voor de bouw van de eilandlodges is de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen (eilandlodges)' opgenomen. Er zijn 24 lodges mogelijk. Binnen de bestemming is een onderscheid gemaakt aan type lodges. In totaal mogen er maximaal 6 boslodges met een maximale bouwhoogte van 6,5 m, 6 bostorentjes met een maximale bouwhoogte van 9,5 meter en 12 boslodges met een maximale bouwhoogte van 4 meter worden gerealiseerd. Daarnaast is een bagagehuisje toegestaan. Er is voor gekozen om geen exacte locaties van lodges aan te duiden, omdat nog onbekend is waar deze precies worden geplaatst. Daarnaast worden in het gebied een aantal bomen gekapt ter realisering van de boshuisjes. Ter compensatie wordt ook een ruime aanplant van bomen en struiken voorzien in het plangebied. Op die manier ontstaan er boskamers met een dichtgeplant bos hieromheen. Ook zal plaatselijk grond worden afgegraven, dan wel opgehoogd, om de boshuisjes te kunnen realiseren.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Via de procedure van het bestemmingsplan kan de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop gereageerd kan worden op de plannen.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Via de procedure van het bestemmingsplan kan de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop gereageerd kan worden op de plannen.

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Hierop zijn twee overlegreacties binnen gekomen, van de provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân. De beantwoording hiervan en de gevolgen voor het bestemmingsplan zijn uiteengezet in de Antwoordnota overleg en inspraak, die is opgenomen als bijlage 6.

Zienswijze

Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is er één zienswijze van de provincie ontvangen. Deze zienswijze is gegrond verklaard.

Naar aanleiding van de zienswijze is door in samenspraak met Staatsbosbeheer een natuurbeheerplan opgesteld, waarvan de uitvoering in de regels is geborgd. Op basis hiervan moet de natuurfunctie van de gronden in de toekomst behouden blijven.

Stifstofberekening

Ambtshalve is besloten een stikstofberekening op basis van de nieuwste Aerius-berekening uit te voeren. Deze is als Bijlage 4 opgenomen.

Hieruit volgt geen significante stikstofdepositie aangezien er bij de aanlegfase enkel gebruk gemaakt wordt van elektrisch materieel. Ook in de gebruiksfase is, door oplevering van gasloze huisjes en gebruik van non-gemotoriseerd en elektrische vervoersmiddelen, geen sprake van stikstofuitstoot. De resultaten zijn verwerkt in paragraaf 4.7 Ecologie.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens op 17 april 2023 door het college gewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor uitvoering van het plan worden gedragen door de ontwikkelaar. De ontwikkelaar heeft de ontwikkelingskosten inzichtelijk gemaakt. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

6.3 Grondexploitatie

Het doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn.

In dit wijzigingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen dient een grondexploitatieplan opgesteld te worden tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. In dit plan is het kostenverhaal geregeld in een exploitatieovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Verder worden de plankosten via leges op de initiatiefnemer verhaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en wordt van het vaststellen van een exploitatieplan afgezien.