direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oost-Vlieland - Kampweg 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.20181942-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Kampweg 1 op Vlieland, ten noorden van de dorpskern, is camping Stortemelk gevestigd. Bij de entree van de camping zijn enkele voorzieningen aanwezig. Het gaat om onder meer een supermarkt, een verblijfsgebouw voor vast personeel en het gebouw 'De Nulck', waar appartementen, gemeenschappelijke voorzieningen en leefruimtes in gevestigd zijn. Het voornemen is om deze gebouwen te herontwikkelen door deze ofwel te slopen en nieuwbouw te plegen op deze locaties. ofwel de bestaande gebouwen uit te breiden. Deze ontwikkeling is, vanwege de strakke bouwvlakken om de huidige bebouwingscontouren, niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan.

Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het centrale gedeelte van camping Stortemelk, waar de meeste voorzieningen en de entree van de camping gevestigd zijn. Het plangebied bevindt zich aan de noordzijde van Vlieland. In figuur 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven en in figuur 1.2 de begrenzing van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181942-VA01_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Globale ligging van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181942-VA01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 begrenzing van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het geldende bestemmingsplan Recreatieve voorzieningen, dat is vastgesteld op 30 juni 2014. Het plangebied is hierin bestemd als 'Recreatie' en 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Recreatie' komen de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - multifunctioneel gebouw', 'specifieke vorm van recreatie - kampwinkel', 'specifieke vorm van recreatie - personeelsverblijven' en 'bedrijfswoning' voor. Een uitsnede van het bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181942-VA01_0003.jpeg"

Figuur 1.3 Uitsnede bestemmingsplan Recreatieve voorzieningen

Binnen de bestemming 'Recreatie' zijn de gronden bestemd voor standplaatsen voor tenten en tenthuizen, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschappelijke waarden wordt nagestreefd.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - multifunctioneel gebouw' zijn gebouwen ten dienste van het kampeerterrein toegestaan ten behoeve van horecadoeleinden, dienstverlening, recreatie en sociaal-culturele doeleinden.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kampwinkel' zijn gebouwen ten dienste van het kampeerterrein ten behoeve van detailhandel in de vorm van een supermarkt toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - personeelsverblijven' zijn gebouwen ten dienste van het kampeerterrein ten behoeve van personeelsverblijven. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten dienste van het kampeerterrein een bedrijfswoning toegestaan. De gebouwen mogen alleen ter plaatse van deze aanduiding gebouwd worden.

Daarnaast zijn ook de daarbij behorende sport- en speelterreinen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn de gronden bestemd voor verharde en onverharde wegen, bermen en beplanting, dagrecreatief medegebruik, parkeervoorzieningen en infrastructurele voorzieningen. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

De beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De nieuwe voorzieningen moeten op een goede manier worden ingepast. Een beschrijving van de huidige situatie van beide locaties is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen.

2.1 Huidige situatie

Aan de Kampweg 1, in het noorden van Vlieland, is camping Stortemelk gevestigd. Dit betreft één van de grootste kampeerterreinen op het eiland. Bij de entree van het kampeerterrein, in het centraal gelegen deel, zijn voorzieningen ten behoeve van het kampeerterrein aanwezig. Hier zijn onder meer een multifunctioneel gebouw met daarin horeca, recreatie en De Bolder, een supermarkt, personeelsverblijven en een bedrijfswoning aanwezig. Tevens zijn hierbij een toegangsweg en parkeervoorzieningen aangelegd. Het zuidwestelijke deel van het plangebied is ingericht als bos. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181942-VA01_0004.png"

Figuur 2.1 Huidige situatie van het plangebied

Ten noorden van het plangebied ligt het strand van Vlieland. Ten westen en oosten van het plangebied ligt het kampeerterrein. Deze gronden zijn ingericht met tenten en toiletgebouwen. Ten zuiden van het plangebied ligt het beschermd Natura 2000-gebied 'Duinen Vlieland'. Verder ten zuiden ligt de dorpskern van Oost-Vlieland.

2.2 Voorgenomen situatie

De huidige gebouwen zijn verouderd en voldoen niet meer aan de hedendaagse eisen. Het voornemen is daarom om de huidige voorzieningen te gaan herontwikkelen door deze deels te slopen en vervolgens opnieuw op te bouwen, en deels de bestaande gebouwen uit te breiden. De supermarkt en het personeelsgebouw zullen worden gesloopt en opnieuw worden gebouwd. Het voornemen is om de nieuw op te richten gebouwen op vrijwel dezelfde locaties terug te bouwen als in de huidige situatie het geval is. Wel zullen de gebouwen in vernieuwde vorm terugkomen, waardoor deze niet passen binnen de huidige bouwvlakken. De overige gebouwen zullen aangepast en uitgebreid worden, waaronder De Nulck. Daarnaast is het voornemen om een parkeerterrein voor karren aan te leggen in het bestaande bos, ten zuidoosten van het plangebied. Deze ontwikkeling wordt met dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. De discussie daaromtrent wordt afzonderlijk buiten dit bestemmingsplan om voortgezet. Tot slot zal ook de wegenstructuur worden aangepast aan de nieuwe bebouwing.

In figuur 2.2 is een 3d-impressie gegeven van de voorgenomen indeling van het plangebied. Van oost naar west worden de supermarkt, verblijven voor het personeel en De Nulck gerealiseerd. Op figuur 2.3 is hiervan een lengtedoorsnede weergegeven. In figuur 2.4 is het verschil tussen de huidige situatie en de nieuwe situatie weergegeven, waarbij de volledige inrichting van het plangebied is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181942-VA01_0005.png"

Figuur 2.2 3d-impressie van de voorgenomen inrichting van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181942-VA01_0006.png"

Figuur 2.3 lengtedoorsnede van de voorgenomen inrichting van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20181942-VA01_0007.png"

Figuur 2.4 Situatietekening voorgenomen situatie in het plangebied

Ruimtelijke inpassing

Met het voornemen worden bestaande bouwwerken gesloopt en opnieuw opgebouwd. Dit gebeurd grotendeels op dezelfde locaties als in de huidige situatie. Door vernieuwingen in de inrichting van het plangebied is het echter mogelijk dat de gebouwen enkele meters verschuiven. In de huidige situatie is reeds sprake van een goede ruimtelijke inpassing. In de nieuwe situatie wordt hieraan geen afbreuk gedaan. Tevens wordt gebruik gemaakt van materialen en kleuren die passen in de omgeving.

Verkeer en parkeren

In de toekomstige situatie worden de huidige voorzieningen op dezelfde locatie terug gebouwd. Qua oppervlakte en het aantal voorzieningen zijn er geen veranderingen ten opzichte van de huidige situatie. Omdat in de huidige situatie sprake is van een goede verkeer- en parkeersituatie, zal dat in de toekomstige indeling ook zo zijn.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In deze structuurvisie schetst het Rijk haar ambities tot 2040 en haar doelen, belangen en opgaven tot 2028. Tegelijkertijd vragen grote opgaven op het gebied van concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid om rijksbetrokkenheid.

Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen zijn aan andere overheden door hen goed worden behartigd. De vereisten van de Rijksoverheid met betrekking tot ruimtelijke plannen liggen vast in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het is gericht op doorwerking van de nationale belangen in onder meer gemeentelijke bestemmingsplannen.

Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

In dit geval betreft de voorgenomen ontwikkeling geen ontwikkeling die betrekking heeft op de 14 nationale belangen zoals genoemd in de SVIR en waarvoor regels zijn gesteld in het Barro. Daarmee is het plan niet in strijd met het beleid zoals uiteen gezet in deze stukken.

Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk is, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

Het voornemen is om de bestaande voorzieningen op het kampeerterrein, betreffende de supermarkt, personeelverblijven en De Nulck te slopen en opnieuw op te bouwen. Het betreft alleen vervangende nieuwbouw, waarbij geen sprake is van nieuwe voorzieningen die ontwikkeld worden. Daarom is ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de ladder voor duurzame verstedelijking en is toetsing aan de ladder niet noodzakelijk.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

In het Streekplan Fryslân 2007 is uiteen gezet welke accenten de provincie in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Fryslân wil leggen. De provincie wil veel ontwikkelmogelijkheden bieden voor wonen en werk, die tegelijkertijd bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Fryslân.

In het Streekplan wordt de ontwikkeling van recreatie en toerisme van cruciaal belang voor de sociaal-economische positie van de Waddeneilanden genoemd. Ook voor de sector zelf is het daarbij belangrijk dat recreatieve ontwikkelingen zijn afgestemd op de hoge landschappelijke en natuurlijke waarden van de Waddeneilanden. Voor Vlieland geldt dat de kwantitatieve ontwikkelingsruimte binnen het stabilisatieprincipe beperkt is.

De Waddeneilanden hebben bij uitstek een zeer belangrijke toeristisch-recreatieve functie. Bijna 42% van de directe werkgelegenheid op de eilanden komt voor rekening van de toeristisch-recreatieve sector. De bijzondere landschappelijke en natuurlijke waarden op de eilanden en van de Wadden- en Noordzee, geven toeristisch-recreatieve betekenis aan de Waddeneilanden. Deze waarden bepalen dan ook voor een groot deel de ontwikkelingsmogelijkheden voor de sector, waarbij in het algemeen de nadruk meer ligt op kwaliteit dan op kwantiteit. Ruimtelijke ontwikkelingen op Vlieland moeten aansluiten bij de zonering van een dynamischer oostelijk deel en een rustiger en extensief westelijk deel van het eiland

Toetsing

Met dit plan worden de huidige voorzieningen van camping Stortemelk gesloopt en vervangen voor nieuwbouw. Hiermee worden de voorzieningen toekomstbestendig gemaakt. Hiermee wordt de toeristische sector op het eiland versterkt. Dit sluit aan bij het gestelde in het Streekplan.

Verordening Romte Fryslân 2014

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld, deze is in 2018 partieel herzien. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen. Onderstaand wordt op de toetsing van de verordening ingegaan.

Met betrekking tot recreatieve voorzieningen op de Waddeneiland is in artikel 5.7.2 opgenomen dat in de toelichting op een ruimtelijk plan, waarin een nieuwe of een uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening op of bij een Waddeneiland is opgenomen, wordt onderbouwd op welke wijze is gezorgd voor stabilisatie van de totale recreatiedruk per eiland en rekening is gehouden met de landschappelijke en natuurlijke waarden.

In dit geval worden bestaande recreatieve voorzieningen gesloopt en opnieuw opgebouwd op dezelfde locatie. Ook worden een aantal gebouwen beperkt uitgebreid. Aan de bestaande inpassing van het complex aan gebouwen wordt geen afbreuk gedaan. Daarmee is het plangebied al op een juiste wijze ingepast en is reeds rekening gehouden met de natuurlijke waarden. Omdat het gaat om bestaande voorzieningen is geen sprake van een toenemende recreatiedruk op het eiland. Daarmee is het voornemen niet in strijd met de provinciale verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Vlieland 2020

Met de structuurvisie kan de gemeente Vlieland een actieve rol spelen bij ontwikkelingen en projecten op het eiland. De structuurvisie geeft het perspectief van de gemeente weer waarmee landelijke en provinciale wetgeving en procedures worden beoordeeld. De Structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkelingen en de hoofdzaken van het uit te voeren ruimtelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de sloop en nieuwbouw en de renovatie en uitbreiding van centrale voorzieningen op camping Stortemelk. Gezien de aard en omvang van het voornemen, waarbij bestaande voorzieningen worden vervangen en waarbij bestaande voorzieningen beperkt worden uitgebreid, kan gesteld worden dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling in het kader van de mer.

4.2 Geluid

Toetsingskader

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Toetsing

Met dit voornemen worden geen geluidhindergevoelige objecten gerealiseerd. Daarom is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk. Bovendien betreft Vlieland een autoluw eiland, waar weinig verkeersbewegingen plaatsvinden en komen de objecten op ruim 200 meter afstand tot de dichtstbijzijnde weg te liggen. De kans dat als gevolg hiervan een overschrijding van de grenswaarden uit de Wet geluidhinder ontstaat is zeer klein.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

In de voorgenomen situatie worden de huidige voorzieningen ten behoeve van de camping gesloopt en, op de zelfde locatie, vervangen voor nieuwbouw. De samenstelling en onderlinge afstand van de voorzieningen wijzigt hiermee niet. Omdat het uitsluitend draait om de herontwikkeling van voorzieningen ten behoeve van de camping, op het campingterrein, en er geen bedrijfshindergevoelige objecten in de directe omgeving zijn, is geen nader onderzoek naar milieuzonering noodzakelijk.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

In het huidige bestemmingsplan zijn de gronden ter plaatse van de functies die vervangen worden, bestemd als 'Recreatie'. De functies zijn daarin reeds toegestaan en aanwezig. Omdat het slechts gaat om het realiseren van vervangende nieuwbouw voor bestaande functies, kan worden aangenomen dat de bodem geschikt is voor de functies die er mogelijk worden gemaakt. Daarom is in het kader van dit bestemmingsplan geen bodemonderzoek noodzakelijk.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in Sneek en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Toetsing

In dit geval worden enkel bestaande functies gesloopt en vervangen. Omdat er slechts sprake is van vervanging van de aanwezige functies zal er geen toename aan uitstoot van schadelijke gassen zijn. Het plan draagt daarom niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

4.6.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Duinen Vlieland. Dit gebied grenst aan het plangebied. Omdat binnen het plangebied slechts bestaande voorzieningen worden gesloopt en herontwikkeld, en er dus geen toename is van voorzieningen, kunnen effecten op het Natura 2000-gebied voor wat betreft de gebruiksfase worden uitgesloten. De conclusie is dat het plan geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van deze gebieden heeft, door de aard en schaal van de plannen.

Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie

In het kader van dit bestemmingsplan is een stikstofonderzoek uitgevoerd voor de exploitatiefase van de voorgenomen ontwikkeling. Daarbij is rekening gehouden met verkeersbewegingen en gasverbruik. In de procedure wordt de aanlegfase nog niet meegenomen, dit gebeurd in het kader van de vergunningsaanvraag.

Uit de stikstofberekening die is gemaakt voor de exploitatiefase blijkt dat de stikstofdepositie op omliggende stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar. Derhalve is er geen relevant effect. Daarbij wordt nadrukkelijk opgemerkt dat sprake is van interne saldering. Het volledige onderzoek is opgenomen als bijlage 1.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

het plangebied betreft een complex van gebouwen op Camping Stortemelk. Camping Stortemelk maakt deel uit van NNN-gebied. Echter het gebouwencomplex en de ruimte er direct om geen vormt een enclave die geen deel uitmaakt van het NNN-gebied. Doordat de sloop, herbouw en uitbreiding van gebouwen geheel binnen deze enclave plaatsvindt, is geen sprake van verlies aan oppervlak of kwaliteit binnen NNN-gebied door de uitvoering van het plan. De NNN-regelgeving is niet van toepassing.

4.6.2 Soortenbescherming

Het voornemen is om de huidige bebouwing in het plangebied te slopen en te vervangen door nieuwe gebouwen. Omdat de bestaande bebouwing deels gesloopt wordt is een onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde soorten moeten worden uitgevoerd. Om het plangebied te kunnen beoordelen op het voorkomen van beschermde soorten zijn de te slopen gebouwen onderzocht. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 2.

Strikt beschermde soorten

Hierbij is ten eerste onderzocht of de panden worden gebruikt door vleermuizen als kraamkolonie of als voortplantingslocatie. Tijdens het bezoek is geen enkele vleermuis aangetroffen. Hierboven is al aangegeven dat de structuur en opbouw van de panden, en ook het intensieve gebruik ervan, het voor vleermuizen niet mogelijk maakt zich er te vestigen. Dit is mede ook het geval doordat een kapconstructie met pannendak op beide panden ontbreekt. Bekend is dat vleermuizen regelmatig worden gezien foeragerend langs de bosrand van het bos ten zuiden en westen van camping Stortemelk. Naar alle waarschijnlijkheid betreft het hier dieren die van elders komen en de bosrand alleen als voedselgebied gebruiken. In ieder geval maken ze op geen enkele wijze gebruik van de onderzochte panden. De conclusie wordt getrokken dat er geen vleermuizen in de panden zitten.

Binnen het plangebied en in de directe omgeving komen geen andere strikt beschermde soorten voor. Er is geen populatie aanwezig van de Rugstreeppad of van de Zandhagedis. Zandhagedissen komen wel voor in het open duingebied aangrenzend aan camping Stortemelk. Ongetwijfeld al zo nu en dan een enkel exemplaar ook op de camping belanden. Het gaat dan echter vooral om de delen van de camping aangrenzend aan het open duingebied. De locatie direct aangrenzend aan beide panden is als leefgebied voor de Zandhagedis niet geschikt. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de ruimte tussen het ontvangstgebouw en de kampwinkel, en ook de ruimte rondom de kampwinkel in zijn geheel bestraat is, en geen mogelijkheid biedt aan de Zandhagedis om er eitjes af te zetten. De ruimte rondom het Personeelsgebouw is niet geheel bestraat. Deze zone wordt echter betrekkelijk frequent betreden en ligt bovendien grotendeels in de schaduw van het pand zelf, waardoor binnen 50 meter van het pand geen locaties geschikt zijn voor het leggen van eitjes. Er is derhalve geen geschikt leefgebied aanwezig voor de Zandhagedis rondom beide panden. Er zijn geen groeiplaatsen aanwezig van de Groenknolorchis. De conclusie is dat de uitvoering van het plan geen bedreiging is voor strikt beschermde soorten daar ze niet voorkomen. Er is wat betreft de strikt beschermde soorten geen sprake van strijdigheid met de Wet natuurbescherming.

Overige soorten

het plangebied is onderzocht op het voorkomen van andere soorten waarvoor de zorgplicht van toepassing is. Daarbij is het voorkomen van jaarrond beschermde nesten van de Gierzwaluw en de Huismus van belang. Wat het voorkomen van de Gierzwaluw betreft wordt opgemerkt dat de soort op Vlieland als broedvogel geheel ontbreekt. Er is in de afgelopen veertig jaar geen enkel broedgeval van het eiland bekend geworden. Het ligt dan ook voor de hand dat de Gierzwaluw ook niet in de panden van Camping Stortemelk als broedvogel voorkomt. Het ontbreken van waarnemingen tijden het bezoek aan het plangebied heeft dit bevestigd.

De panden zijn daarnaast onderzocht op het voorkomen van nesten van de Huismus. Vooropgesteld kan worden opgemerkt dat het broeden van Huismussen in gebouwen van de camping in het recente verleden nooit is vastgesteld. In beide panden werden tijdens het onderzoek geen nesten aangetroffen. Dit geldt eveneens voor de opslagruimte van de kampwinkel als het personeelsverblijf door het intensieve gebruik van de panden en door de lage bouw van de panden van één verdieping hoog zonder kapconstructie niet geschikt als broedlocatie.

Muurplanten als Tongvaren en Steenbreekvaren hebben hun status als beschermde soort met het in werking treden van de nieuwe Wet natuurbescherming in 2017 verloren. Desondanks zijn de panden gecontroleerd op het voorkomen ervan. Ze zijn niet aangetroffen.

Het gebeid rondom de panden is grotendeels bestraat, waardoor weinig ruimte aanwezig is voor plantensoorten en andere organismen. In enkele randzones hebben diverse plantensoorten kans hebben gekregen zich te vestigen. Het gaat daarbij deels om zeer algemene soorten, deels om ruderale soorten die vanuit omringende gebied afkomstig zijn. in geen geval gaat het om zeldzame of kwetsbare soorten, waarvoor de staat van instandhouding van de populaties in het geding is. Hetzelfde geldt ten aanzien van het broedgeval van de Boerenzwaluw. De soort is niet strikt beschermd. Het verloren gaan van de broedlocatie door de sloop van de panden leidt niet tot een blijvende verslechtering van de staat van instandhouding van de populatie van de soort. In het kader van de zorgplicht worden geen extra voorwaarden gesteld.

Voor kleine zoogdieren die binnen het plangebied voorkomen geldt vrijstelling van de wet. Er is geen aanvullend onderzoek noodzakelijke en er gelden geen beperkingen vanuit de soortenbescherming.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Met betrekking tot dit aspect is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet van toepassing. De Omgevingswet (nog niet van kracht) vervangt de Monumentenwet voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Tot het van kracht worden van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven ze ongewijzigd van toepassing, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

In het geldende bestemmingsplan is geen beschermende regeling opgenomen ten aanzien van archeologische waarden in het plangebied. Ook uit beide advieskaarten va het FAMKE komt naar voren dat een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.

Omdat er geen archeologische verwachtingswaarden in het plangebied zijn, is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk en vormt het aspect archeologie geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Fryslân beschreven zijn.

Toetsing

Vanuit de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân kan geconcludeerd worden dat geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden in het plangebied. De gebouwen die worden gesloopt hebben geen specifieke waarden die sloop in de weg zouden staan. Daarom is geen onderzoek noodzakelijk naar dit aspect en vormt cultuurhistorie geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.9 Water

Toetsingskader

Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Toetsing

Het voornemen is kenbaar gemaakt middels de digitale watertoets (ken merk: 20190813-2-21176). Hieruit blijkt dat voor het plan de korte procedure van toepassing is. Het plan heeft een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen.

Waterkwantiteit

De definitieve inrichting van het plangebied is op dit moment nog niet vormgegeven. Daarom is het ook nog niet helemaal duidelijk met hoeveel vierkante meter het verhard oppervlak precies toeneemt. Wel is duidelijk dat het zal gaan om circa 300 m². Dit blijft in ieder geval ruim onder de grenswaarde voor het landelijk gebied vanaf waar compensatie noodzakelijk is.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval wordt gebruik gemaakt van de bestaande aansluitingen in het plangebied op de riolering. Het afstromend hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Binnen het plangebied worden geen risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes gerealiseerd. In de omgeving is ook geen sprake van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes die invloed hebben op de ontwikkeling in het plangebied. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk en vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

In en direct rondom het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen die een planologische bescherming genieten en waar rekening mee gehouden moet worden in dit bestemmingsplan. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Het juridisch systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Het plangebied in dit bestemmingsplan is voorzien van twee enkelbestemmingen:

Recreatie

De gronden ter plaatse van de camping zijn bestemd als recreatie. Ook de locaties van de te herontwikkelen voorzieningen vallen hierbinnen. Er is gekozen, in tegenstelling tot in de huidige regeling, voor een iets ruimer bouwvlak. Op die manier wordt ruimte geboden voor het eventueel verschuiven van de gebouwen en voor kleine uitbreidingen bij de herontwikkeling. Alle voorgenomen functies, zoals een supermarkt, horeca, personeelsverblijven, een koffiecorner en sanitaire voorzieningen zijn binnen de regeling toegestaan. Gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

Verkeer

De (voorgenomen) infrastructuur ter ontsluiting van de camping en de centrale voorzieningen van de camping is bestemd als 'Verkeer'. Door middel van deze verkeersbestemming wordt de ontsluiting van de camping en de aanwezige voorzieningen gewaarborgd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een project. Wat dat betreft wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode is het eenieder mogelijk een inspraak- of overlegreactie kenbaar te maken. Er zijn geen inspraakreacties ontvangen. Twee instanties, te weten de provincie en Staatsbosbeheer, hebben een overlegreactie toegestuurd. Dit heeft tot enkele aanpassingen in de toelichting geleid, alsmede het toevoegen van een stikstofberekening. De beantwoording van de reacties is opgenomen in de reactienota in Bijlage 4.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is vervolgens voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling is gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het initiatief betreft de herontwikkeling van voorzieningen ten behoeve van Camping Stortemelk. Hier worden de huidige supermarkt, een verblijfsgebouw voor vast personeel en De Nulck gesloopt en vervangen voor nieuwe gebouwen die dezelfde voorzieningen huisvesten. De initiatiefnemer heeft aangetoond over voldoende financiële middelen te beschikken voor de uitvoering van dit plan.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een overeenkomst afgesloten waarin de kosten zijn verzekerd. Daarom is het niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen.