direct naar inhoud van Artikel 26 Wonen - 4
Plan: Vlieland kom
Status: Vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.087103-VG01

Artikel 26 Wonen - 4

 

26. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor:

1.    een aan-huis-verbonden beroep;

2.    appartementen, voor zover ondergeschikt aan de woonfunctie, ter plaatse van de aanduiding “verblijfsrecreatie”;

b.    woonhuizen in combinatie met ruimte voor pensions, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - pension”;

c.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen;

met de daarbijbehorende:

d.    tuinen, erven en terreinen;

e.    straten en paden;

f.     parkeervoorzieningen;

g.    speelvoorzieningen;

h.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

26. 2.    Bouwregels

26. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij ter plaatse een maximum oppervlakte (m²) staat aangegeven, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste de ter plaatse aangegeven maximum oppervlakte (m²) zal bedragen;

c.    de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwvlak bedragen.

26. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gel den de volgende regels:

a.    als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 26.1. onder a en b genoemde woonhuizen worden gebouwd;

b.    het aantal hoofdgebouwen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;

c.    een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de bouwaanduiding “aaneengebouwd”, in welk geval het aantal aaneen gebouwde hoofdgebouwen ten hoogste twee zal bedragen;

d.    de onderlinge afstand tussen de hoofdgebouwen dan wel een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen zal ten minste 10,00 m bedragen;

e.    de afstand van een hoofdgebouw dan wel een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de bouwperceelgrens zal ten minste 5,00 m bedragen;

f.     de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8,00 m bedragen, tenzij:

1.    de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - pension”;

2.    een hoofdgebouw is voorzien van een plat dak;

in welk geval de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 4,00 m zal bedragen;

g.    de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 10º bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de bouwaanduiding “plat dak”, in welk geval een hoofdgebouw mag worden voorzien van een plat dak;

h.    de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60º bedragen.

26. 2. 3. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen gelden de volgende regels:

a.    de goothoogte van een aan- en uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedra gen;

b.    de dakhelling van een aan- en uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 60º bedra gen.

26. 2. 4. Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen gelden de volgende regels:

a.    het aantal bijgebouwen en overkappingen zal per woonhuis ten hoogste twee bedra gen;

b.    de bijgebouwen zullen aan het woonhuis worden aangebouwd.

26. 2. 5. Voor het bouwen van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

26. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    de ruimtelijke structuur en het samenhangend bebouwingsbeeld;

b.    de woonsituatie;

c.    de milieusituatie;

d.    de verkeerssituatie;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

26. 4.    Afwijking van de bouwregels

26. 4. 1. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

a.    het bepaalde in lid 26.2.1. onder b in die zin dat, indien het bouwvlak op de kaart is voorzien van een maximum oppervlakte (m²), de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen wordt vergroot, mits:

-       de in het bouwvlak aangegeven maximum oppervlakte (m²) met ten hoogste 10% zal worden vergroot;

b.    het bepaalde in lid 26.2.1. onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak, mits:

-       de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 150 m² zal bedragen;

c.    het bepaalde in lid 26.2.2. onder e in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw dan wel een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de bouwperceelgrens wordt verkleind;

d.    het bepaalde in lid 26.2.2. onder f in die zin dat, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - pension”, de hoogte van een hoofdgebouw zal worden vergroot tot ten hoogste 8,00 m;

e.    het bepaalde in lid 26.2.2. onder f in die zin dat, indien een hoofdgebouw is voorzien van een plat dak, de hoogte van een hoofdgebouw zal worden vergroot tot ten hoogste 6,00 m;

f.     het bepaalde in lid 26.2.3. onder b in die zin dat de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt verhoogd tot ten hoogste 80º;

g.    het bepaalde in lid 26.2.4. onder b in die zin dat één bijgebouw bij een hoofdgebouw vrijstaand wordt gebouwd, mits:

-       de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 30 m² zal bedragen.

26. 4. 2. De in lid 26.4.1. genoemde afwijking kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    de ruimtelijke structuur en het samenhangend bebouwingsbeeld;

b.    de woonsituatie;

c.    de milieusituatie;

d.    de verkeerssituatie;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.


26. 5.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - pension”, in welk geval pensions in combinatie met de woonfunctie zijn toegestaan;

c.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “verblijfsrecreatie”, waarbij het maximum aantal appartementen per aanduiding niet meer mag bedragen dan het ter plaatse aangegeven aantal en waarbij ter plaatse van de woonhuizen aan de Blinkerd 1 tot en met 15 een extra appartement is toegestaan in het souterrain binnen de bebouwde oppervlakte van het woonhuis;

d.    het gebruik van een woonhuis voor recreatieve bewoning;

e.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

26. 6.    Afwijking van de gebruiksregels

26. 6. 1. Met een omgevingsvergunning, gehoord de raadscommissie, kan worden afgeweken van:

-       het bepaalde in lid 26.5. onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet gepaard gaand met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:

1.    er binnen het plangebied ten hoogste 3 bed and breakfast voorzieningen worden gevestigd;

2.    de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder bedraagt dan 50 m²;

3.    de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande hoofdgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);

4.    er maximaal 6 slaapplaatsen gerealiseerd worden;

5.    er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;

6.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

7.    met de logiesruimten het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboek houding niet wordt overschreden;

8.    er voldoende parkeergelegenheid is op het betreffende per ceel;

9.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


26. 7.    Wijzigingsbevoegdheid

26. 7. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

a.    de aanduiding “verblijfsrecreatie” wordt verwijderd, mits:

-       de functie ter plaatse is beëindigd.

26. 7. 2. De in lid 26.7.1. genoemde wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    de ruimtelijke structuur en het samenhangend bebouwingsbeeld;

b.    de woonsituatie;

c.    de milieusituatie;

d.    de verkeerssituatie;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.