direct naar inhoud van Regels
Plan: Beheersverordening Formerum aan zee
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.BVFormerumaanZee-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 de verordening:

de beheersverordening Formerum aan zee, bestaande uit een illustratie met bijbehorende regels en bijlage, van de gemeente Terschelling;

1.2 het verordeningsgebied:

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, zoals vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0093.BVFormerumaanZee-VG01, van de gemeente Terschelling, met de bijbehorende regels en bijlage;

1.3 aan-/uitbouw en aangebouwd bijgebouw:

een gebouw dat constructief verbonden is met een (hoofd)gebouw en dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw;

1.4 aanduiding:

een in de verordening aangegeven vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 appartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.10 bestaand:

het vergunde gebruik en/of de vergunde bebouwing aanwezig op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een in de verordening aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bewoning:

de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen):

  • a. recreatieve bewoning: de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
  • b. permanente bewoning: het gebruiken van woonruimte als vaste woonplaats;

1.14 bijgebouw:

een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwvlak:

een in de verordening aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.20 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.21 extensief dagrecreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 infrastructurele voorzieningen:

Voorzieningen zoals wegen, paden, parkeerplaatsen en bijbehorende kunstwerken en bebording;

1.24 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een camper of een caravan dan wel enig ander voertuig of onderkomen, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.25 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.26 nutsvoorzieningen:

voorzieningen (zoals gas, water, elektriciteit, riolering, internet en telefoon) die door nutsbedrijven of overheden geleverd worden;

1.27 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.28 peil:

voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst:

  • de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;

in andere gevallen:

  • de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld;

1.29 permanente bewoning:

het gebruik van gronden en bouwwerken als vaste woonplaats;

1.30 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.31 recreatieappartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid ten behoeve van verblijfsrecreatie in een groter gebouw;

1.32 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.33 recreatiewoning:

een 3ebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.34 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.35 souterrain:

de geheel of gedeeltelijk onder de grond gelegen ruimten van een gebouw;

1.36 stacaravan:

een caravan, die, ook al is hij niet omgevingsvergunningplichtig, toch als een bouwwerk valt aan te merken;

1.37 vrijstaand bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

1.38 weekend- en/of verblijfsrecreatie:

het doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken;

1.39 vaste woonplaats:

het gebruiken van woonruimte als hoofdverblijf zoals bedoeld in de Wet basisregistratie personen. Als criterium voor de vaststelling of iemand een woonruimte als hoofdverblijf in gebruik heeft, geldt dat hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert;

1.40 woning:

een gebouw, uitsluitend bedoeld voor niet-recreatieve bewoning of een uitsluitend voor niet-recreatieve bewoning bedoeld gedeelte van een gebouw;

1.41 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een minimale oversteek van 75 cm worden in de oppervlakte mee berekend;

2.6 de oppervlakte van een permanent woongedeelte:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.7 de vloeroppervlakte van een beroeps- en/of bedrijfsactiviteit:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.8 de oppervlakte van personeelsruimten:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.9 de goothoogte van een lessenaarsdak:

de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de hoge zijde van het dak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Horeca

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder een bedrijfswoning en personeelsverblijven, en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven in categorie 4, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 4”, zoals bedoeld in bijlage 1 behorende bij deze regels 'Indeling horecabedrijven',

alsmede in beperkte mate voor:

  • b. bestaande wegen en paden;
  • c. water,

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder a genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak zullen uitsluitend bouwwerken voor één horecabedrijf worden gebouwd;
  • b. de bedrijfsgebouwen, waaronder een bedrijfswoning en personeelsverblijven, en overkappingen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
  • c. de bedrijfswoning en personeelsverblijven maken onderdeel uit van de bedrijfsgebouwen;
  • d. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 150 m²;
  • e. de oppervlakte van het woongedeelte voor het (tijdelijk) personeel bedraagt maximaal 3% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel;
  • f. de goothoogte van een bedrijfsgebouw, waaronder een bedrijfswoning en personeelsverblijven, en/of overkappingen zal ten hoogste 4,00 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte;
  • g. de dakhelling van een bedrijfsgebouw, waaronder een bedrijfswoning en personeelsverblijven, en/of overkappingen zal ten hoogste 60 graden bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw, waaronder een bedrijfswoning en personeelsverblijven, en/of overkappingen zal ten hoogste 10,00 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte.

3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van terrasschermen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • 1. het gebruik van de gronden als terras met een oppervlakte groter 50% van de oppervlakte van het bouwvlak en anders dan aansluitend aan het hotel;
  • 2. het gebruik van de bouwwerken als zelfstandige appartementen;
  • 3. het onttrekken van de logiesruimten aan de bedrijfsmatige verhuur.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. beheer, behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • 2. zeewering;
  • 3. waterhuishouding, waaronder waterberging;
  • 4. waterwinning;
  • 5. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • 6. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  • 7. openbare nutsvoorzieningen;
  • 8. cranberryteelt,

met de daarbij behorende:

  • 9. gebouwen en overkappingen;
  • 10. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen, waaronder overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen, waaronder overkappingen, worden gebouwd.

4.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • 1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de zeewering, het reddingswezen, de geleiding, beveiliging of regeling van het verkeer en de telecommunicatie, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • 1. het opslaan van mest, hooi, kuil en andere landbouwproducten;
  • 2. het aanleggen van nieuwe infrastructurele voorzieningen;
  • 3. het ploegen, egaliseren en frezen van gronden;
  • 4. het nalaten van beheer en onderhoud aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ten behoeve van het in lid 4.1 toegestane gebruik de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het afgraven, vergraven en ophogen van gronden;
    • 2. de opslag van organisch materiaal dat vrijkomt bij het maaien, plaggen of chopperen van gronden;
    • 3. het planten en/of verwijderen van bomen;
    • 4. het graven en verbreden van watergangen en andere waterpartijen;
    • 5. het de dempen van watergangen en andere waterpartijen;
    • 6. het verleggen van bestaande infrastructurele voorzieningen.

  • b. Het verbod genoemd in lid 4.4 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale beheer en onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud en beheer wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. het onderhoud en beheer van bestaande strandovergangen;
    • 2. het onderhoud en beheer van de zeewering, waaronder stuifdijken;
    • 3. het maaien, plaggen of chopperen van gronden in het kader van natuurbeheer;
    • 4. het planten en/of verwijderen van bomen in het kader van bosbeheer;
    • 5. het onderhoud en beheer van (elzen)singels en (elzen)hakhout;
    • 6. het onderhoud en beheer van watergangen en andere waterpartijen;
    • 7. het onderhoud en beheer van bestaande infrastructurele voorzieningen;
    • 8. de vervanging, het herstel en het onderhoud van bestaande oppervlakteverharding;
    • 9. de vervanging, het herstel onderhoud van bestaande transport-, energie- en communicatieleidingen;
    • 10. het onderhoud en beheer van natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waardevolle elementen.

  • c. De in lid 4.4 onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Artikel 5 Recreatie - Recreatiewoningen-1 (duinen)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie – Recreatiewoningen-1 (duinen)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een recreatiewoning, inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen,

met daarbij behorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. terrassen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder a genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en/of aangebouwde overkappingen, zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief aan- of uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en/of de aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 90 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en/of de aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en/of de aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 60 graden bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en/of de aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • f. vrijstaande bijgebouwen zullen niet worden gebouwd.

5.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van terrasschermen op terrassen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.1, onder a, in die zin dat een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, als gevolg van een uitbreiding en/of een te wijzigen situering, deels buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en/of de aangebouwde overkappingen niet meer bedraagt dan 90 m²;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

  • b. het bepaalde in lid 5.2.1, onder c, in die zin dat de goothoogte van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en/of de aangebouwde overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m voor de bouw en bereikbaarheid van een souterrain en/of kelder, mits:
    • 1. het souterrain en/of de kelder in zijn geheel onder de recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en/of de aangebouwde overkappingen wordt gesitueerd;
    • 2. de vergroting van de goothoogte maximaal aan één zijde van de recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en/of de aangebouwde overkappingen over een lengte van ten hoogste 3,00 m wordt toegepast;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • 1. het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning;
  • 2. het gebruik van gronden behorende bij een recreatiewoning ten behoeve van een terras met een oppervlakte groter dan 30 m² en anders dan aansluitend aan de recreatiewoning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  • 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingsbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen,
    veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • 2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:

  • 1. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, sta-caravans en andere onderkomens;
  • 2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • 3. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • 4. het storten van puin en afvalstoffen;
  • 5. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar-, of vliegtuigen;
  • 6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen.

8.2 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.1 sub f en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor culturele voorstellingen en/of evenementen, mits:
    • 1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen niet langer duurt dan ten hoogste zes weken per kalenderjaar;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de (verkeers)veiligheid en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits:

  • de afwijking om bouwtechnische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk en aantoonbaar is.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

10.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de aanleg van ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  • c. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het van kracht worden van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

“Regels van de beheersverordening Formerum aan zee”.

Behorend bij het besluit van 23 september 2014.