direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan West - Terschelling - Sportlaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.BP2015WTSPORTLAAN-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

Staatsbosbeheer is in samenwerking met betrokken ondernemers voornemens om de omgeving van Ieders Plak te wijzigen. Ieders Plak is een bewegingscentrum, gelegen aan de noordzijde van de kern West-Terschelling, gelegen even ten westen van het zwembad De Dôbe (zie afbeelding 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2015WTSPORTLAAN-VG01_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging Ieders Plak

Het betreft een voorziening voor sport en yoga, maar ook een plek voor bijeenkomsten en het opdoen van inspiratie. Direct naast het gebouw zijn tevens enkele buitenactiviteiten mogelijk, waaronder huifkarrijden en een klimbos. Het plan is opgevat om ten behoeve van de buitenactiviteiten twee nieuwe gebouwen, een toegangsweg en parkeervoorziening te realiseren. Ook zal het deel van het bos dat reeds is ingericht als klimbos en boomkronenpad planologisch worden verankerd. Eén nieuw gebouw zal dienen als start en aankomstlocatie van de huifkartochten en het tweede gebouw is ten behoeve van het klimbos en het boomkronenpad. De ontwikkeling past niet binnen het huidig bestemmingsplan waardoor een bestemmingsplanherziening moet plaatsvinden om het initiatief mogelijk te maken. Als basis voor dit bestemmingsplan geldt het voor dit voornemen opgestelde inrichtingsplan (bijlage 1).

1.2 Huidig planologisch regiem

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'West-Terschelling' (vastgesteld op 22 april 2014). Binnen het plangebied zijn meerdere bestemmingen van kracht, te weten de enkelbestemming Bos, de enkelbestemming Verkeer - Verblijf 2 aangevuld met de specifieke bouwaanduiding 'gebouw' en de enkelbestemming Recreatie - 1 (kampeerterreinen). De regels van dit bestemmingsplan staan een aantal gewenste activiteiten niet toe. De te realiseren gebouwen zijn gepositioneerd binnen de enkelbestemming Verkeer - Verblijf 2, hetgeen op basis van de regels niet is toegestaan. Het klimbos en het boomkronenpad zijn voorzien binnen alle voornoemde bestemmingen en bij geen van de bestemmingen laten de regels dat toe. In de enkelbestemming Bos is extensief dagrecreatief en educatief medegebruik toegestaan, alsmede wegen en paden, maar het gebruik als klimbos en boomkronenpad valt hier niet onder. Voor het klimbos is reeds een omgevingsvergunning verleend, welke op 11 juni 2014 in werking is getreden. Het totaal aan gewenste ontwikkelingen past niet binnen het geldende bestemmingsplan, waardoor een herziening van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2015WTSPORTLAAN-VG01_0002.png"

 

Afbeelding 2: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan West-Terschelling

1.3 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan West-Terschelling - Sportlaan bestaat uit de volgende stukken:

  • a. verbeelding (tek. nr. NL.IMRO.0093.BP2015WTSPORTLAAN-VG01) en een renvooi;
  • b. regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van het plangebied weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van de voorliggende toelichting.

1.4 Leeswijzer

De toelichting is opgebouwd uit 7 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt eerst ingegaan op het plangebied en de ontwikkeling. Dit betreft een gebiedsbeschrijving en een planbeschrijving. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. De randvoorwaarden die hieruit volgen worden getoetst aan het plan. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het plangebied aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieuaspecten aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een korte toelichting gegeven van de juridische aspecten en planverantwoording. In hoofdstuk 7 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een korte beschrijving gegeven van de ligging van het plangebied. Daarnaast wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven.

2.2 Gebiedsbeschrijving

Het plangebied ligt in het verlengde van de Sportlaan, aan de noordoostelijke rand van het dorp West-Terschelling. Het huidige terrein ter plekke van het plangebied, bestaat uit bosgebied dat in het noorden overgaat in duinen. De bossen rond West-Terschelling vormen een belangrijk landschappelijk element en zijn vanaf 1920 geplant door Staatsbosbeheer in de duinen rondom West-Terschelling. Het bos staat op een oorspronkelijke duinbodem in het oude duinlandschap.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2015WTSPORTLAAN-VG01_0003.png"

Afbeelding 3: Ligging plangebied t.o.v. de kern West-Terschelling (Bron: Google Earth)

De huidige dorpsrand heeft op deze locatie een recreatieve functie. Deze bestaat uit het gebouw van Ieders Plak, het zwembad De Dôbe en hotel WestCord Residentie Boschrijk. Tussen het hotel, zwembad en Ieders Plak ligt een parkeerterrein. Vanaf dit terrein lopen twee paden het bos in. Ten noordwesten hiervan ligt het groepskampeerterrein van Staatsbosbeheer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2015WTSPORTLAAN-VG01_0004.png"

Afbeelding 4: luchtfoto met de planbegrenzing in gele stippellijn en het gebied van het boomkronenpad in groene stippellijn (Bron: Google Earth)

2.3 Planbeschrijving

Het plan voorziet in de realisatie van twee nieuwe gebouwen in het plangebied, een gebouw voor het ontvangen van bezoekers en de stalling van paarden en huifkarren gedurende de daguren en een gebouw ten behoeve van de ontvangst van bezoekers aan het klimbos alsmede de opslag van klimmaterialen. Naast de bebouwing wordt met dit plan de realisatie van het klimbos zelf en een boomkronenpad, met de bijbehorende voorzieningen zoals paden en parkeerplaatsen, planologisch mogelijk gemaakt.

Voor het project is een inrichtingsplan opgesteld. Het inrichtingsplan is opgenomen in Bijlage 1. Deze paragraaf bevat een beknopte samenvatting van gewenste ontwikkeling. In het inrichtingsplan is aangegeven op welke locatie en met welk doel de verschillende onderdelen worden gerealiseerd en wordt beschreven aan welke kwaliteitseisen de terreininrichting dient te voldoen Het inrichtingsplan is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.

Bebouwing en functies

De diverse gebouwen en functies staan hieronder weergegeven en zijn volgens de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • 1. Het oprichten van een gebouw voor het ontvangen van bezoekers en de dagstalling van paarden en huifkarren: maatvoering van 17 x 7,3 x 7 meter (l x b x h);
  • 2. Het inrichten van een deel van het aanliggende bosperceel als klimbos bestaande uit houten platforms op hoogte in de bomen en touwen daar tussen en een boomkronenpad.
  • 3. Het oprichten van een gebouw in het klimbos: maatvoering van 6 x 6 x 6 meter (l x b x h);
  • 4. Huifkarstalling, gebouw klimbos en groepskampeeraccommodatie ontsluiten door middel van een nieuw pad dat aansluit op een bestaand zandpad;
  • 5. Inpassen van 15 nieuwe parkeerplaatsen ten behoeve van de nieuwe functies in het gebied, met een optie voor 6 extra parkeerplaatsen;
  • 6. De parkeerplaatsen aan de oostelijke landschapszijde afschermen met een hoge zodenwal (zicht), aan de westkant met een lage zodenwal (functioneel);
  • 7. Bij nieuwe verharding en waar nodig rondom de bebouwing omgekeerde grasbetonstenen gebruiken (duurzaam hergebruik).

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2015WTSPORTLAAN-VG01_0005.png"

Afbeelding 5: Functies en gebouwen

Voor de realisatie van de beide gebouwen, het klimbos en het boomkronenpad is de bestemmingsplanherziening noodzakelijk. De huidige bestemmingsplanregels staan de overige functies bij recht toe. Ten behoeve van de nieuw te realiseren bebouwing is een beeldkwaliteitsplan opgesteld (zie het tweede deel van Bijlage 1). In dit beeldkwaliteitsplan is onder andere de maatvoering, typologie en materialisering van de nieuw te realiseren gebouwen opgenomen. Zaken als de maatvoering zijn in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen. Het onderdeel beeldkwaliteitsplan wordt, separaat van de bestemmingsplanprocedure, vastgesteld, maar is onlosmakelijk met dit bestemmingsplan verbonden. Dit beeldkwaliteitsplan vervangt daarmee de gemeentelijke Welstandsnota voor dit plangebied.

Landschappelijke inpassing

De bossen rond West-Terschelling vormen een belangrijk landschappelijk element. De bomen in de bosrand en in het bos blijven zoveel mogelijk behouden. Dit om de ruimtelijke impact van de bebouwing zo minimaal mogelijk te houden en de bossen niet te veel aan te tasten. Alleen bomen die op de locatie staan van de bouwwerken worden gekapt. Daarnaast wordt een bestaand zandpad ingeplant met bomen waardoor de rand van het bos wordt versterkt.

De stalling van de huifkarren is landschappelijk ingepast in de bosrand ten oosten van het gebouw van Ieders Plak. In het veld zijn enkele grote karakteristieke bomen aangewezen die moeten blijven staan. Verder worden zo veel mogelijk bomen behouden. Ook is rekening gehouden met behoud van het bestaande reliëf.

Ten noorden van de stalling voor huifkarren wordt een gebouw voor het klimbos en boomkronenpad gerealiseerd. Dit bouwwerk is ingepast ten noorden van de huifkarrenstalling. Het bos is hier een stuk opener waardoor slechts enkele bomen gekapt moeten worden.

De parkeerplaatsen aan de oostzijde van het nieuwe pad worden aan de landschapszijde visueel afgeschermd door een hoge zodenwal. Aan de westzijde worden de parkeerplaatsen functioneel gescheiden door een lage wal van graszoden rond West-Terschelling vormen een belangrijk landschappelijk element.

In het herinrichtingsplan, welke is opgenomen in Bijlage 1, zijn de gedetailleerde ingrepen (evenals de te behouden elementen) benoemd.

Parkeren en ontsluiting

Voor het gebouw van Ieders Plak is aan de hand van parkeernormen bepaalt hoeveel parkeerplaatsen noodzakelijk zijn. Het bruto vloeroppervlakte van het gebouw van Ieders Plak bedraagt 700 m2. Landelijke normering (op basis van de CROW) geeft aan dat er 3,0 parkeerplaats per 100 m2 gebouwoppervlak voor een functie als deze gehanteerd kan worden. Dit is een ruime marge. Dit betekent een totaal van 21 parkeerplekken voor de onderhavige functies. Bij een sportschool-sporthal zijn de parkeerplaatsen niet altijd bezet. 's Avonds zal dit meer zijn dan 's ochtends. De verwachte bezettingsgraad is als volgt: avond 100 %, middag 50 %, ochtend 30%, zaterdagmiddag 100% en zondagmiddag 85%. Dit betreffende dus landelijke, ruime normen.

In het verleden is afgesproken dat voor het gebouw van Ieders Plak 10 parkeerplaatsen aangelegd moeten worden. Dit is voldoende gezien het relatieve extensieve gebruik en omdat op het eiland Terschelling relatief veel mensen per fiets komen.

Daarnaast zal het huifkarbedrijf gebruik maken van de parkeerplaatsen. Gezien bijna alle mensen die een huifkartocht willen maken per fiets komen, zijn er voor deze functie maximaal 4 parkeerplaatsen nodig. Hierbij is uitgegaan van circa 40 mensen tegelijk (er zijn 2 huifkarren aanwezig), waarbij zeker 70% met de fiets komt. De overige mensen zullen altijd gezamenlijk per auto komen (gemiddeld met 3 personen tegelijk). Voor het boomkronenpad / klimbos wordt ook uitgegaan van circa 40 mensen, waarbij zeker 70% met de fiets komt. Ook hiervoor zijn daarmee maximaal 4 parkeerplaatsen nodig.

In totaal, voor de drie functies, betreft dit 18 parkeerplaatsen, als iedereen tegelijkertijd komt. In het inrichtingsplan is uitgegaan van in totaal 15 parkeerplaatsen, waarbij ruimte is gereserveerd voor 6 extra parkeerplaatsen. Gezien de bezettingsgraad gedurende de week, zullen er (met de 15 plekken) alleen op zaterdagmiddag en zondagmiddag misschien te weinig parkeerplaatsen zijn. Dan kan er eventueel gebruik worden gemaakt van de 6 extra plekken. Tot slot zijn er in de directe omgeving van het plangebied ook bestaande parkeerplaatsen aanwezig van het zwembad. Deze parkeerplaatsen zijn in principe noodzakelijk voor het zwembad. Het zwembad betreft een slechtweervoorziening, terwijl het klimbos en de huifkartochten een mooiweervoorziening betreffen. Dit betekent dat de parkeerplaatsen niet tegelijkertijd vol zullen zijn.

Het gebied is bereikbaar vanuit het zuiden, vanaf de Sportlaan. Vanaf de bestaande parkeerplaats wordt een nieuw pad aangelegd die de huifkarrenstalling en het gebouw van het klimbos ontsluit. Tenslotte bestaat de wens om de bestaande groepskampeeraccommodatie ten noorden van het plangebied beter te ontsluiten waardoor de Longway, die hier ten westen van loopt, afgesloten kan worden voor gemotoriseerd verkeer. De nieuwe weg sluit aan op een bestaand zandpad dat naar de kampeeraccommodatie leidt.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In 2012 is deze visie officieel in werking getreden. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, daarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts één van de instrumenten die worden ingezet. Kennis, bestuurlijke afspraken en kaders kunnen ook worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. De ruimtelijke waarden die het nationaal belang waarborgen zijn opgenomen in 13 verschillende belangen. In de structuurvisie wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Dit zorgt voor een duidelijk overzicht in één document gezamenlijk met de doelen die het Rijk heeft opgesteld.

Relevant voor het voorliggende plan is dat het tot stand brengen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) als opgave van nationaal belang is benoemd. Het voorliggende plan ligt deels in deze EHS. De EHS wordt met het voorliggende plan echter niet aangetast. De recreatieve activiteiten maken gebruik van de natuurkwaliteit van het gebied. Er vindt beperkte nieuwbouw plaatst in een bestemming die als bebouwd (verhard) beschouwd kan worden. Het plangebied wordt daarnaast landschappelijk en natuurlijk ingericht. Het onderhavige plan maakt daarnaast geen inbreuk op de overige nationale belangen, zoals in de SVIR benoemd.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen. Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de EHS, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen.

Op het voorliggende bestemmingsplan is alleen de ligging in de EHS van toepassing. Deze kernwaarde van de EHS blijft met het voorliggende plan behouden en zo mogelijk versterkt. De bevoegdheid met betrekking tot de EHS is vanuit het Rijk neergelegd bij de provincies. De provincie Friesland heeft een regeling opgenomen in de Omgevingsverordening. Deze regeling wordt behandeld in paragraaf 3.3.1 van deze toelichting. Het onderhavige plan heeft verder geen betrekking op de overige benoemde onderdelen in het Barro.

3.2.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is dermate kleinschalig dat, naast de realisatie en bescherming van de EHS, vanuit de SVIR en de Barro geen randvoorwaarden of uitgangspunten rechtstreeks doorwerken op het voorgenomen plan. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de EHS- waarden. Tevens zijn er geen bezwaren vanuit het rijksbeleid tegen de voorgenomen ontwikkeling.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Streekplan 2007

Provinciale Staten van Fryslân hebben in het Streekplan het ruimtelijk beleid voor de provincie Friesland verwoord voor een periode van 10 jaar (tot 2017). Het Streekplan vormt het kader waarbinnen gemeenten hun ruimtelijk beleid dienen te ontwikkelen. De sociaal-economische omstandigheden op de eilanden, specifiek recreatie en toerisme, zijn direct afhankelijk van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Kwaliteitsverbetering van de recreatie op de Waddeneilanden is nodig om concurrerend te kunnen blijven ten opzichte van alternatieve bestemmingen. In 2013 is een tussentijdse evaluatie van het Streekplan gemaakt. Onderstaand worden de voor deze planontwikkeling relevante onderdelen van het Streekplan benoemd.

Werken

Ten aanzien van bedrijvigheid biedt het Streekplan ruimte voor ontwikkeling voor lokale bedrijven; primair in het bebouwd gebied en secundair op nieuwe locaties aan de rand van de kern. Vanwege de specifieke eilander situatie is, naar aard en schaal, passende voorraadvorming van bedrijventerrein mogelijk, op basis van een concrete lokale behoefte. Voor kantoren, detailhandel en voorzieningen zijn binnen de kernen naar aard en schaal passende ontwikkelingen mogelijk, evenals (logistieke) verbeteringen bij en rond de veerplaats.

Recreatie

Ontwikkeling van recreatie en toerisme acht de provincie van cruciaal belang voor de sociaal-economische positie van de Waddeneilanden. Ook voor de sector zelf is het daarbij belangrijk dat recreatieve ontwikkelingen zijn afgestemd op de hoge landschappelijke en natuurlijke waarden van de Waddeneilanden.

Kustverdediging

Ten behoeve van de waterhuishouding en kustverdediging in relatie tot veiligheid, zal bij ieder ruimtelijk plan in de omgeving van primaire keringen (dijken, duinen, damwanden) rekening gehouden moeten worden met eventuele noodzakelijke versterkingen in de toekomst. Rijkswaterstaat geeft in dat verband de gewenste ligging van de primaire waterkering aan. Het dorp West Terschelling ligt buiten de primaire kering. De damwand ter hoogte van het dorp heeft geen officiële status. Om te kunnen voldoen aan de genormeerde overstromingskans van 1/2000 per jaar, zijn rond de primaire waterkeringen reserveringszones voor dijkversterking voorzien. Bij ongewijzigde omstandigheden ligt West-Terschelling buitendijks.

Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van met elkaar samenhangende natuurgebieden met belangrijke (inter)nationale natuurwaarden. De EHS vormt de ruggengraat voor de ontwikkeling van natuur in de provincie. In vrijwel geheel Fryslân is inmiddels binnen de oorspronkelijke zoekgebieden voor de EHS (bruto EHS), de feitelijke EHS begrensd en teruggebracht tot de werkelijke omvang (netto EHS).Indien in de gebieden ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, moeten de Spelregels EHS worden gehanteerd. Het plangebied is deels gelegen in de EHS. De EHS wordt met het voorliggende plan echter niet aangetast. De recreatieve activiteiten maken gebruik van de natuurkwaliteit van het gebied. Er vindt beperkte nieuwbouw plaatst in een bestemming die als bebouwd (verhard) beschouwd kan worden. Het plangebied wordt daarnaast landschappelijk en natuurlijk ingericht.

Waterbeheerplan en Waterhuishoudingsplan Fryslân

In 2009 zijn zowel het Waterbeheerplan als het Waterhuishoudingsplan Fryslân voor 2010 tot 2015 vastgesteld. Het Waterbeheerplan is vastgesteld op 10 november 2009 en het Waterhuishoudingsplan op 7 november 2009.

Hoofddoelstelling van het Waterhuishoudingsplan is het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, zodat een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. In het plan wordt de visie verwoord met betrekking tot de veiligheid, de waterkwantiteit en schoon water. Ten aanzien van de waterkering wordt specifiek voor Terschelling aangegeven dat de ligging binnen de gegeven planperiode vastgelegd moet worden. Voor wat betreft het drinkwater wordt aangegeven dat op termijn gezocht moet worden naar alternatieven voor de huidige voorzieningen. In het Waterbeheerplan zijn op strategisch niveau voor de planperiode de maatregelen geformuleerd, die nodig zijn om de beleidsdoelen ten aanzien van de thema’s Waterveiligheid, Voldoende Water en Schoon Water te realiseren. Voor de huidige ontwikkeling zijn het waterbeheerplan en het waterhuishoudingsplan, gezien de aard en omvang van de ontwikkeling niet of niet-significant van belang

Verordening Romte Fryslân (2011)

Provinciale Staten van Fryslân hebben op 15 juni 2011 een provinciale verordening ruimte vastgesteld, welke op 1 augustus 2011 in werking is getreden. Enerzijds om de provinciale belangen te borgen. Anderzijds om vooraf duidelijkheid richting gemeenten te geven over de provinciale belangen en de wijze waarop deze doorwerken naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het Streekplan krijgt daarmee een handzame en praktische vertaling die toepasbaar is bij het opstellen van plannen. De verordening zelf voorziet niet in nieuw beleid. Toekomstig nieuw provinciaal beleid zal via een herziening van de verordening door kunnen werken. De verordening is dus dynamisch en zal regelmatig worden aangepast.

Het onderhavige plangebied ligt op de grens tussen bestaand bebouwd gebied en landelijk gebied. Bestaand bebouwd gebied In de provinciale verordening wordt de bebouwde kom als volgt gedefinieerd: tot het bestaand stedelijk gebied van een kern wordt gerekend het (aaneengesloten) gebied met woon- of bedrijfsbebouwing, waaronder mede begrepen de daarbij behorende voorzieningen (inclusief groenvoorzieningen) en verkeersinfrastructuur. Naast de bestaande bebouwing gaat het ook om de bouwmogelijkheden en uit te werken woon- of bedrijfsbestemmingen die in onherroepelijke bestemmingsplannen zijn opgenomen. Zoekgebieden voor nieuwe uitbreidingslocaties die (nog) niet in bestemmingsplannen zijn opgenomen (maar bijvoorbeeld al wel in structuurvisies), behoren niet tot het bestaand stedelijk gebied. Het gebied buiten het bestaand stedelijk gebied vormt het landelijk gebied. De nieuwbouw van de beide gebouwen betreft echter een beperkte uitbreiding van bestaande functies in bestaand stedelijk gebied. Gezien het voorgaande doorkruist de ontwikkeling de regels van de Verordening Romte Fryslân niet.

3.3.2 Structuurvisie Grutsk op e Romte

Grutsk op ‘e Romte is een thematische structuurvisie, opgesteld in 2014 waarin bepaald is welke structuren van provinciale betekenis zijn en ook als zodanig door de provincie Fryslân zijn gewaardeerd en van een richting zijn voorzien. Als thematische structuurvisie is Grutsk op ‘e Romte bindend en leidend voor provinciale plannen en projecten en sturend voor wat betreft de inzet van provinciale middelen.

In Hoofdstuk 14 van de thematische structuurvisie wordt het provinciaal belang van de eilanden en de Waddenzee beschreven. Van provinciaal belang zijn de volgende typeringen:

1 De onderlinge samenhang van de vier eilanden met de Friese kust, als onderdeel van de bescherming van de Waddenzee en het vasteland.

2 De ‘losse’ ligging van de eilanden als wezenlijke karakteristiek, waardoor de eilanden een eigen natuur en cultuur ontwikkelen (maatschappelijk en cultureel). Deze solitaire ligging is ook bepalend voor de vorm(ing) van de kustlijn (ruimtelijk).

3 Het dijkensysteem, zoals de zeedijken en resten van oude mieddijken (oudste bescherming van de dorpen; voor 5% nog aanwezig), als omkadering van de open polderlandschappen.

4 De jonge zeepolders met bebouwing (dorpen) op de hogere delen, plaatselijk zelfs op terpen. Eendenkooien in en aan de rand van de polder als groene eilanden in de openheid.

5 Het totale scala aan gradiënten op de eilanden, vanaf het strand, via de duinen, de binnenduinrand en de polders tot aan de Waddenkust. Deze gradiënten zijn nog steeds aan elkaar gekoppeld door duinbeken, die in slenken overgaan.

6 De binnenduinrand als overgang van uitgestrekt duingebied naar het open polderlandschap met zichtlijnen van de binnenduinrand naar de polder en andersom én lineaire duinranddorpen op de overgang.

7 Afwisselend duingebied met cultuuringrepen zoals bossen, stuifdijken, (wei)landjes, bunkers en recreatiewoningen.

8 De ruimtelijke weerslag van het maritieme verleden van het Waddengebied te zien in onder andere havens, bakens,vuurtorens, dorpen met maritieme monumenten.

9 De rust, stilte en leegte van het strand, de buitendijkse kwelders en het wad.

Met de gewenste activiteiten in het nu voorliggende bestemmingsplan komen de bovenstaande provinciale belangen niet in het gedrang.

3.3.3 Conclusie

Het voorliggende plan past binnen het provinciale beleid, zoals weergeven in het Streekplan, en bijbehorende Verordening en de thematische structuurvisie Grutsk op e Romte. De provincie streeft het verbeteren en vernieuwen van het bestaande aanbod van dagrecreatie na. Daar draagt het voorliggende plan aan bij. Daarnaast doet het voornemen geen afbreuk aan kwaliteiten van het gebied zoals de EHS.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurplan gemeente Terschelling 2000

Op 26 oktober 2001 heeft de gemeenteraad het Structuurplan ”Terschelling voorbij 2000” vastgesteld om in de vorm van thematische streefbeelden de kaders te stellen voor de ruimtelijke ordening op Terschelling voor de lange termijn. De bestaande ruimtelijke en functionele structuren vormen het uitgangspunt. Daarbij ligt voor West-Terschelling ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen het primaat bij menselijke activiteiten.Het enigszins stedelijke karakter van onder meer West-Terschelling biedt mogelijkheden voor grootschaliger en meer stedelijke vormen van bebouwing, waaronder bebouwing voor voorzieningen. Voor West-Terschelling blijft een concentratie van sociaal-culturele, sociaal-economische, maatschappelijke, educatieve en toeristisch-recreatieve voorzieningen een belangrijk uitgangspunt. De nadruk ligt daarbij op de voor de eigen bevolking bestemde voorzieningen, zoals scholen

Werken

De beleidsmatige inspanning van de gemeente richt zich dan ook met name op het creëren van omstandigheden waarin bestaande en mogelijk nieuwe bedrijven kunnen floreren. Hoe dan ook dient overlast voor wonen, landschap en natuur tengevolge van bedrijvigheid voorkomen te worden. Concreet betekent dit dat toeristische bedrijven de mogelijkheid krijgen zich te handhaven door te moderniseren en door kwaliteitsverbetering. Voor zover passend binnen de aard en de schaal van West-Terschelling en zolang in overeenstemming met milieuwetgeving kunnen bedrijven binnen het dorp zich blijven ontwikkelen.

Recreatie

Het Structuurplan continueert ten aanzien van recreatie en toerisme het beleid van de afgelopen jaren en richt zich op het ”stabiliseren” van het aantal logiesplaatsen op een niveau van circa 21.500 bedden, met een verschuiving in de richting van de meer permanente logiesvormen, zoals zomerhuizen, appartementen, hotels en pensions, ten behoeve van een grotere spreiding over het jaar. Bestaande hotels en pensions krijgen de (uitbreidings)ruimte om op een kwalitatief en economisch hoogwaardig niveau te bestaan. Bij fysieke groei dienen echter te allen tijde de schaal en de maat van de omringende bebouwing gerespecteerd te worden. Wat dit betreft zijn de marges op West groter dan in bijvoorbeeld Hoorn of Oosterend. In het onderhavige plan is echter geen sprake van logies.

Voorzieningen

Sociaal-culturele, sociaal-economische, maatschappelijke, educatieve en toeristisch-recreatieve voorzieningen worden blijvend geconcentreerd in West en in Midsland. De nadruk in West ligt op de voor de eigen bevolking bestemde voorzieningen. Ook bij het zoeken naar ruimte voor nieuwe attracties voor kinderen gaat de aandacht primair uit naar West. Mogelijk kan aan het zwembad een waterspeelplaats gekoppeld worden. Commerciële voorzieningen zijn overwegend in West geconcentreerd.

3.4.2 Toeristische toekomstvisie Terschelling

In januari 2007 is de Toeristische Toekomstvisie Terschelling door de raad vastgesteld. In deze visie is de toeristisch-recreatieve koers tot 2016 weergeven in de vorm van beleidsdoelstellingen en actiepunten.

Algemeen

Actuele ontwikkelingen doen zich voor in een aantal toeristische sectoren. De gemeente merkt het zakelijk toerisme als kansrijke sector aan en in het dagtoerisme wordt een belangrijke groeimarkt gezien. Voor agrotoerisme is de blijvende aanwezigheid van agrarische bedrijvigheid een voorwaarde en ten aanzien van het betrekkelijk nieuwe fenomeen van zorgtoerisme neemt de gemeente een positief standpunt in.Ontwikkeling en versterking van cultuurtoerisme leidt tot behoud van het cultureel erfgoed in het bijzonder en een vergroting van het draagvlak voor de cultuurhistorie in het algemeen. Daarnaast versterkt cultuurtoerisme de uitstraling van de Terschellinger identiteit. Zo levert cultuurtoerisme een bijdrage aan de, met het oog op de jaarrondexploitatie gewenste, seizoensverbreding.

Vermaak

In de vermaaksector kunnen de elementen cultuur, educatie/historie, actief/sportief en gezondheid een rol spelen. Daarbij worden, in het belang van de bescherming van het woon- en leefklimaat, geen nieuwe exploitatievergunningen afgegeven aan café, bars en overige drankverstrekkers.Vestiging van nieuwe spijs- en maaltijdverstrekkers is op beperkte schaal mogelijk. Op West is dit uitsluitend aanvaardbaar indien de woon- en leefomgeving hiervan geen hinder ondervindt. Realisatie van overige slechtweervoorzieningen, inclusief kuur- en wellnessvoorzieningen, binnen de planologische mogelijkheden, is de taak van de private sector.

3.4.3 Welstandsnota

In de gemeentelijke Welstandsnota (mei 2008) wordt aan nagenoeg elk deelgebied binnen de gemeente op basis van stedenbouwkundige, landschappelijke en architectonische samenhang een bepaalde kwaliteit toebedeeld, waaraan vervolgens gebiedsgerichte welstandscriteria zijn gekoppeld.

De Welstandsnota is aanvullend op de bebouwingsmogelijkheden die door bestemmingsplannen worden gegeven. Maatvoeringen en criteria uit de nota zijn in die zin richtinggevend voor de wijze waarop met de door bestemmingsplannen geboden ruimte dient te worden omgegaan. Voor het voorliggende plan is het beeldkwaliteitsplan 'Sportlaan West-Terschelling, beeldkwaliteitsplan april 2015' opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan vervangt voor dit plangebied de Welstandsnota en wordt daarom als afzonderlijk document vastgesteld.

 

3.4.4 Visie op uitvoeringsbeleid ruimtelijke ordening

In dit visiedocument met bijbehorende beleidsregels zijn algemene uitgangspunten voor ruimtelijke ordening geconcretiseerd. Hiermee is beoogd een eenduidige toepassing te kunnen bieden voor (specifieke) bouwplannen.

De gemeente is van mening dat de bestemmingsplannen en binnenplanse afwijkingsmogelijkheden voldoende ruimte bieden voor ontwikkelingen. De algemene lijn is om in beginsel binnen 7 jaar na vaststelling van het bestemmingsplan geen buitenplanse afwijking toe te passen. Wel houdt het college de bevoegdheid om in uitzonderlijke gevallen toch van deze mogelijkheid gebruik te maken. De voorkeur gaat dan uit naar het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan voor de betreffende locatie.

Het voorliggend plan past niet binnen het geldend beleid van het vigerend bestemmingsplan. In dit plan is namelijk niet voorzien in bouwmogelijkheden en (intensievere) dagrecreatie op de betreffende gronden. De gronden rondom het plangebied hebben echter reeds een (intensieve) dagrecreatieve functie. Het planvoornemen past daarmee binnen het beleid van het omringend gebied en doet geen afbreuk aan de reeds aanwezige functies en omgeving.

3.4.5 Beleidsregels 'toepassen planologische afwijkingen'

Op 8 juli 2014 heeft de gemeenteraad de beleidsregels 'toepassen planologische afwijkingen' vastgesteld. Deze beleidsregels zijn een uitwerking van de visie en geven handvatten in de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan. De hoofdlijn is dat wordt meegewerkt aan een ontwikkeling als er sprake is van een algemeen of maatschappelijk belang. Een activiteit is van algemeen of maatschappelijk belang als het een ruimtelijk, sociale én economische kwaliteit in zich heeft (artikel 4.2). De activiteit moet aan alle drie de kwaliteitscategorieën gezamenlijk een positieve bijdrage leveren door minimaal aan één subthema uit elke categorie te voldoen.

Artikel 4.3 Categorie 'ruimtelijke kwaliteit'

In deze categorie gaat het om de kwaliteitscategorieën: landschap, ecologie, water en bodem of beeldkwaliteit. Het planvoornemen heeft hoofdzakelijk betrekking op de aspecten landschap, ecologie en beeldkwaliteit. Het planvoornemen doet echter geen afbreuk aan deze aspecten (zie ook het ecologisch rapport). Het plangebied wordt zo ingericht dat sprake is van een in het landschap passend geheel, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de beeldkwaliteit van de omgeving (zie het inrichtingsplan alsmede het beeldkwaliteitsplan). Door de nieuwe functies in een reeds recreatief gebied te projecteren, wordt geen 'nieuw/recreatief luw' gebied aangewend voor dit gebruik en wordt daarmee extra verstoring van onder meer natuur- en landschapswaarden tegengegaan.

Artikel 4.4 Categorie 'sociale kwaliteit'

In deze categorie zijn de kwaliteitscategorieën leefbaarheid, cultuurhistorie, belevingswaarde of verantwoordelijkheid opgenomen. Voor dit plan geldt dat de leefbaarheid, cultuurhistorie en verantwoordelijkheid niet in het geding zijn. Ten aanzien van de belevingswaarde wordt opgemerkt dat het planvoornemen de recreatieve beleving van het gebied vergroot, temeer omdat het een voor Terschelling (op dit moment) uniek project betreft.

Artikel 4.5 Categorie 'economische kwaliteit'

Bij economische kwaliteit staat het verbeteren van werkgelegenheid, duurzaamheid, innovatie of promotie van de naamsbekendheid van Terschelling voorop. De nieuwe recreatieve functie voorziet in extra arbeidsplaatsen. Daarnaast is het, zoals hierboven geschetst, een innovatief project.

3.4.6 Conclusie gemeentelijk beleid

De voorgenomen ontwikkeling past, hoewel het een heel specifiek plan betreft, binnen het gemeentelijke beleid en is uitgewerkt conform de in het beleid beschreven en vastgelegde landschappelijke uitgangspunten. De ontwikkeling draagt bij aan de versterking van de toeristisch-recreatieve voorzieningen van het dorp West-Terschelling, alsmede voor de gemeente als geheel. Het plan doet geen afbreuk aan de reeds aanwezige functies en omgeving. Het plan heeft ruimtelijk, sociale én economische kwaliteit in zich.

3.5 Conclusie

Uit de voorgaande beleidstoets is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het nationale, provinciale en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Waardentoets

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de waardentoets beschreven. Hieronder vallen flora & fauna, archeologie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de ontwikkeling.

4.2 Natuurwaarden

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Bij soortenbescherming heeft men te maken met de flora- en faunawet. De planlocatie ligt direct tegen het Natura 2000-gebied Duinen Terschelling aan. De aanleg en het gebruik van het plangebied moeten dan ook beoordeeld worden op eventuele strijdigheid met de instandhoudingsdoelen en wezenlijke waarden van dit gebied. Het te realiseren klimbos maakt deel uit van de EHS (Natuurnetwerk Nederland). De voorgenomen ontwikkeling moet worden getoetst aan de waarden van de EHS. Hiertoe is de "Quickscan Flora en Fauna Klimbos Terschelling" opgesteld. Deze quickscan bevat tevens een Voortoets Natuurbeschermingswet. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd (bijlage 3). Hieronder worden de conclusies van de quickscan in samenvatting weergegeven.

Soortenbescherming

De Flora- en faunawet richt zich op de bescherming van soorten. De Flora- en faunawet gaat uit van het 'nee, tenzij'-principe, bepaalde handelingen waaronder ruimtelijke ingrepen waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In het voorliggende plan wordt een bestaand terrein uitgebreid met twee gebouwen, wordt een recreatieve functie toegevoegd aan een bestaand bosperceel en parkeerplaatsen en een toegangsweg gerealiseerd.

Conclusies

De werkzaamheden, de herinrichting en het gebruik van het plangebied zullen geen effect hebben op gebouwbewonende soorten. Zo lang geen bomen met holtes en loshangend schors worden gekapt, worden ook eventuele verblijfplaatsen van boombewonende soorten niet aangetast.

Voor alle beschermde, inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Flora- en faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. Ook handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren zijn niet toegestaan. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden. Werkzaamheden binnen het broedseizoen zijn allen mogelijk indien door een deskundige is vastgesteld dat er met de werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord

Nader onderzoek moet aantonen in welke mate het zandpad (inclusief werkstrook) nu door de zandhagedis, levendbarende hagedis en rugstreeppad wordt gebruikt en wat de effecten van verharding op deze soorten zullen zijn. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek wordt bepaald of een ontheffing noodzakelijk is. Dit nader onderzoek zal plaatsvinden voorafgaand aan de werkzaamheden.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden betreffen een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/43/EEG) en de gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingsweg 1998 beschermd. De EHS betreft een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen.

De grens van het Natura 2000-gebied Duinen Terschelling ligt bij de zandweg die het plangebied in het noorden begrenst. De gebouwen en parkeerplaats liggen op ongeveer 100 m van dit gebied, zie afbeelding 6. Het tracé van het klimbos komt dichter bij de grens. Gezien deze korte afstand is een inschatting van de mogelijke effecten noodzakelijk. De quickscan geeft de volgende conclusie:

De werkzaamheden en het gebruik van het plangebied hebben naar verwachting geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Duinen Terschelling of de verder weg gelegen Natura 2000-gebieden. Nadere toetsing of het aanvragen van een vergunning is niet nodig.

De bouwwerkzaamheden vinden plaats buiten de EHS. De klimroutes liggen boven grondniveau. Het areaal EHS zal dus niet afnemen. De werkzaamheden en activiteiten hebben geen effect op de abiotische kwaliteiten in het plangebied of Natura 2000- gebied en daarmee ook niet voor het EHS gebied. De aantallen verkeersbewegingen en recreanten in de EHS veranderen niet, alleen in het plangebied. Dit heeft geen effect op de belangrijkste ecologische waarden (= wettelijk beschermde waarden). In dit gebied van de EHS komen al mensen, de verstoring zal niet toenemen.

De landschappelijke verandering zal minimaal zijn. Het klimbos verandert het uiterlijk en het functioneren van het bos nauwelijks. Tegenover de verharding van de zandweg staat het verkeersluwer maken van de Longway. De ecologische kwaliteit van de EHS wordt niet aangetast. Met de ingreep is geen sprake van een aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS. Vervolgstappen zijn niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2015WTSPORTLAAN-VG01_0006.png"

Afbeelding 6: indicatieve ligging plangebied (rode rechthoek) ten opzichte van EHS (donker groen) en Natura 2000 (rode arcering).Bron: www.fryslan.nl.

conclusies

Ten aanzien van de gebiedsbescherming kan gesteld worden dat de werkzaamheden, de herinrichting en het gebruik van het plangebied zullen geen effect hebben op gebouwbewonende soorten. Ten aanzien van de gebiedsbescherming kan gesteld worden dat er als gevolg van de ingreep geen sprake zal zijn van een aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS.

4.3 Archeologische waarden

In 1992 werd het Europese Verdrag van Malta ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, met als doel om het (Europese) archeologisch erfgoed veilig te stellen. Dit moet met name gestalte krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid, wat betekent dat bij de voorbereiding van bestemmingsplannen meer aandacht moet worden besteed aan de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden en dat een beschermende regeling moet worden opgenomen ten aanzien van die archeologische waarden.Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving, is in 2007 de Monumentenwet gewijzigd. De bescherming van archeologische waarden is geregeld in de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die deel uitmaakt van de Monumentenwet. De kern van de WAMZ is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.

De provincie Fryslân heeft als hulpmiddel voor het bepalen van eventuele archeologische waarden in een plangebied, de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) vastgesteld. De FAMKE bestaat enerzijds uit de Archeologische Monumentenkaart (AMK) waarop de reeds bekende archeologisch waardevolle gebieden staan aangegeven en anderzijds uit de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) met daarop de kans op het aantreffen van archeologische waarden. Uit de FAMKE blijkt dat met betrekking tot archeologie in de perioden steentijd/bronstijd en ijzertijd/middeleeuwen in het plangebied geen nader onderzoek hoeft te worden verricht, omdat er weinig tot geen archeologische waarden zijn of worden verwacht. Wel dient voorafgaand aan een ingreep in de bodem over een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 30 cm een voortoets te worden verricht om te bepalen of een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Daarvan is hier echter geen sprake, daar er minder dan 500 m² aan bebouwd oppervlak zal worden gerealiseerd.

Conclusie

Ten aanzien van de archeologische waarden kan gesteld worden dat er geen nader onderzoek uitgevoerd hoeft te worden omdat het plangebied is gelegen in een gebied met weinig tot geen archeologische waarden. Daarnaast blijft het gezamenlijk oppervlak van de ruimtelijk ingrepen onder het oppervlaktecriterium ligt dat gesteld wordt voor verplicht vooronderzoek.

4.4 Water

Het is verplicht om in elk bestemmingsplan een waterparagraaf op te nemen. In deze waterparagraaf wordt een overzicht gegeven van het beleid, voor zover relevant, dat van toepassing is op het plangebied. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden aangetoond dat in het plan mogelijkheden bestaan voor een goede waterhuishouding.

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

Rijksbeleid

Het Nationaal Waterplan (NWP) is in december 2009 opgesteld en geeft de hoofdlijnen aan van het beleid dat het Rijk voert in de periode 2009 tot en met 2015 om tot een duurzaam waterbeheer te komen. Het NWP richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. NWP is een opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het NWP is tevens eens structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wro. Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogt en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn de basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn. De volgende generaties moeten Nederland als veilig en welvarend waterland ervaren. Water is mooi en Nederlanders genieten graag van water. Het doel van het NWP is: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. De uitvoering van projecten van het NWP zijn al in volle gang. Zo hebben we in Nederland het Hoogwaterbeschermingsprogramma, programma's voor de rivierverruiming (Ruimte voor de rivier en de maaswerken) en stroomgebiedbeheersplannen zodat de waterkwaliteit wordt verbeterd.

Watertoets, wetterskip Frylan

Op grond van artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien worden van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het waterschap Wetterskip Fryslan is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. Dit houdt in dat doorgegaan kan worden met het plan. Het voorgenomen plan heeft geen negatief effect op de waterhuishouding. Het totale verharde oppervlak aan bebouwing en verharding neemt niet signigicant toe, het waterpeil wordt niet gewijzigd, er worden geen wijzigingen in het oppervlaktewatersysteem aangebracht en het grondwater wordt niet vervuild. Het toetsresultaat en de standaard waterparagraaf zijn opgenomen in de watertoets bestemmingsplan West-Terschelling Sportlaan (bijlage 2).

4.5 Conclusie

Met de voorgenomen ontwikkeling worden geen aanwezige natuur-, archeologische en waterhuishoudkundige waarden aangetast.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:

  • Bodem
  • Geluid
  • Luchtkwaliteit
  • Externe veiligheid
  • Bedrijven en milieuzonering
  • Vormvrije m.e.r.-beoordeling

5.2 Bodem

Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gewenste ontwikkeling.

Het betreft een gebied waar geen historie bestaat van vervuilende activiteiten. De bodemkwaliteit is een afspiegeling van het extensieve gebruik tot dusver. Het klimbos en boomkronenpad hebben geen directe koppeling met de bodem. De gebouwen beslaan een beperkt oppervlak en hebben voornamelijk een bedrijfsrecreatieve functie: opslag van huifkarren en klimmateriaal. Gezien de ligging van het plangebied, alsmede de toekomstige gebruiksfuncties, die hoofdzakelijk op opslag en stalling gericht zullen zijn, is een bodemonderzoek niet noodzakelijk

5.3 Geluid

Bij het aspect geluid is de Wet geluidshinder (Wgh) van toepassing. Deze wet heeft als doel het terugdringen van hinder als gevolg van geluid. De wet stelt bepaalde eisen aan de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies. Op basis van deze wet dient bij het vaststelling of herziening van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid door de akoestische situatie te beoordelen. De geluidsbronnen die de Wet geluidhinder behandelt zijn industrielawaai, verkeerslawaai en railverkeerslawaai.

Industrielawaai en railverkeerslawaai zijn bij deze locatie niet van toepassing, omdat er geen spoorwegen en industriegebieden in de nabije omgeving gelegen zijn.

Voor wat betreft het aspect wegverkeerslawaai is de ligging van het plangebied aan de Sportlaan van toepassing. De Sportlaan betreft een erfontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 30 km/u, waar alleen bestemmingsverkeer overheen komt. De bescherming van de Wet geluidhinder (art 73 Wgh) geldt voor de realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen (via een ruimtelijk besluit) in de zone van een weg. De Wet geluidhinder is niet van toepassing op wegen die liggen binnen een woonerf en voor 30 km/u-wegen, omdat er geen zones gelden. Deze wegen veroorzaken meestal geen geluidsbelastingen boven de voorkeurswaarde. Dat kan wel voorkomen bij een klinkerweg of een weg met relatief veel verkeer. In de voorliggende ontwikkeling is er, gezien de beperkte verandering van de verkeersbewegingen ten opzichte van de huidige situatie, geen aanleiding om aan te nemen dat er significant meer verkeerslawaai zal ontstaan. Een nader onderzoek wegverkeerslawaai is hier dan ook niet noodzakelijk.

5.4 Luchtkwaliteit

Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder ander beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit.

De voorgenomen ontwikkeling aan de Sportlaan is zo kleinschalig dat deze niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een nader onderzoek is derhalve niet van toepassing op de ontwikkeling.

5.5 Externe veiligheid

Het beleidsveld externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij onder andere: productie, opslag, verlading en gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Vanaf 1 januari 2010 zijn er strikte risicogrenzen die in milieuvergunningen en bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Dit gaat concreet om bedrijven die risicovol zijn, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:

  • Transportrisico behandelt de externe veiligheid langs transportassen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zoals spoorlijnen, buisleidingen en snelwegen.
  • Risico bij inrichtingen gaat over externe veiligheid rond bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, bijvoorbeeld tankstations met LPG-verkoop.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Hierdoor wordt het aantal personen in de omgeving van een risicovol bedrijf beperkt. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een kansberekening. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft zijn grondslag in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

Op de risicokaart is te zien dat er in de directe nabijheid van het plangebied een externe veiligheidsrisico-bron aanwezig is (zie afbeelding 7). Het betreft het zwembad De Dobe, waarbij opslag van gevaarlijke stoffen ten behoeve van het zwembad plaatsvindt. Er is echter geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied.

Wel geldt er een risico op een natuurbrand. Een natuurbrand kan zich in een droge periode snel en onvoorspelbaar ontwikkelen. De bestrijding is lastig, omdat bluswater vaak van elders moet worden aangevoerd en de wind de brand aanwakkert. In het voorliggende plan betreft het een terrein van Staatsbosbeheer, waarbij men zich bewust is van het risico op natuurbranden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2015WTSPORTLAAN-VG01_0007.png"

Afbeelding 7: Weergave Risicokaart (Bron: www.risicokaart.nl)

5.6 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen. Aan de hand van de richtafstanden is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie in en rondom het betreffende plangebied. Het gaat hierbij dus enerzijds om de vraag of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat ernstige mate wordt aangetast. Anderszijds gaat het om de vraag of het klimbos met bijbehorende gebouwen geen beperkende invloed op de bedrijfsvoering van bestaande inrichtingen gaat hebben.

Op basis van de VNG-uitgave ‘Bedrijven en Milieuzonering’ is er voor het klimbos, het boomkronenpad en de stallingsruimte van de huifkarren, de dagstalling van paarden en de bijbehorende ontvangstruimte geen eenduidige categorie aan te duiden. Gezien het karakter van het geheel aan activiteiten zal een richtafstand van 30 meter (voor de aspecten geluid en geur) als billijk beschouwd kunnen worden. Binnen deze richtafstanden bevinden zich geen milieugevoelige functies. Er wordt dan ook ruimschoots aan de genoemde richtafstanden voldaan. Daarnaast betreft het klimbos geen milieugevoelige functie die beschermd dient te worden tegen milieuhinder vanuit omliggende bedrijven of instellingen. Wel dient er een melding plaats te vinden op basis van het Activiteitenbesluit. Het aspect milieuzonering vormt geen belemmeringen voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

5.7 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, deze geeft aan of er voor acitiviteiten en projecten beoordeeld moet worden of er een MER gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen, moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. beoordeling noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In het plangebied is sprake van beperkte nieuwbouw en de toevoeging van een klimbos. Het geheel kan worden aangemerkt als een recreatieve of toeristische voorziening. Het Besluit m.e.r. kent twee categorieën die een relatie hebben met een recreatieve of toeristische voorziening. Eén categorie heeft betrekking op een volledige nieuwvestiging. Hiervan is geen sprake. De tweede categorie heeft betrekking op 'aanleg, wijziging of uitbreiding van één of meer recreatieve of toeristische voorzieningen'. Deze categorie is vermeld in onderdeel D van de bijlage, activiteit D 10.1. Uit kolom 2 van onder D van de bijlage kan worden afgeleid dat er sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • 250.000 bezoekers of meer per jaar;
  • een oppervlakte heeft van 25 hectare of meer;
  • of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.

In dit geval ligt het aantal bezoekers en oppervlakte van de inrichting ver beneden de genoemde drempelwaarden, waardoor het kan worden aangemerkt als een niet m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit. Met de ontwikkeling worden er geen negatieve effecten verwacht op kwetsbare gebieden. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang alsmede overige omgevingsaspecten in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.

5.8 Conclusie

In dit hoofdstuk zijn alle relevante milieuaspecten beschreven. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen met zich meebrengt en dat ook het planvoornemen zelf niet wordt belemmerd.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten en planverantwoording

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van deze bestemmingsplanherziening is vormgegeven.

6.2 Opzet van de regels

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen wat daadwerkelijk van noodzaak is. Hiervoor zijn een aantal standaarden ontwikkeld door het Ministerie van VROM. Deze zijn o.a. de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen (PRBBP2012). In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van deze standaarden. Daarnaast is aangesloten op de regels van het bestemmingsplan 'West-Terschelling"'.

Het juridische bindende deel van het plan bestaat uit de verbeelding en regels. Deze worden digitaal en analoog verbeeld. De verbeelding en regels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken namelijk:

  • 1. Inleidende regels
  • 2. Bestemmingsregels
  • 3. Algemene regels
  • 4. Overgangs- en slotregels

Specifiek voor dit plan is er een voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen voor de inrichting van het plangebied. Dit betekent concreet dat aan het gebruik van de gronden, de realisatie van het klimbos en boomkronenpad en de realisatie van de gebouwen en verhardingen de verplichting wordt gehangen dat deze binnen de kaders van het inrichtingsplan en beeldkwaliteitsplan dienen te worden uitgevoerd. De voorwaardelijke verplichting is een regel die geldt voor alle van toepassing zijnde bestemmingen en is daarom in algemene regels vastgelegd.

6.3 Verantwoording van de regels

1. Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:

Artikel 1: Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2: Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen.

Artikel 3: Bos

Binnen deze bestemming zijn de specifieke bouw- en gebruiksregels opgenomen met betrekking tot de bosgronden. Tevens wordt het gebruik als klimbos en boomkroonpad met bijbehorende voorzieningen toegestaan.

Artikel 4: Recreatie - Dagrecreatie

Binnen deze bestemming zijn de specifieke bouw- en gebruiksregels opgenomen met betrekking tot de huifkarstalling met ontvangstruimte, de dagstalling van paarden en het gebouw ten dienste van het klimbos alsmede voor het gebruik van de gronden voor het klimbos en het boomkronenpad. De gebouwen mogen hierbij alleen binnen de bouwvlakken worden gerealiseerd.

Artikel 5: Verkeer

Binnen deze bestemming zijn de specifieke bouw- en gebruiksregels opgenomen met betrekking tot het verkeersgebied, met bijbehorende voorzieningen.Tevens wordt het gebruik als klimbos en boomkroonpad met bijbehorende voorzieningen binnen deze bestemming toegestaan.

3. Algemene regels

Deze regels zijn algemene regels die voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen:

Artikel 6: Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 7: Algemene gebruiksregels. Binnen deze bestemming is tevens de voorwaardelijke verplichting voor de inrichting van het plangebied opgenomen

Artikel 8: Algemene afwijkingsregels

Artikel 9: Algemene wijzigingsregels

Artikel 10 Overige regels

4. Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotbepalingen.

Artikel 11: Overgangsrecht

In de overgangsregels zijn de juridische consequenties aangegeven betreffende bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

Artikel 12: Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de uitvoerbaarheid van het te ontwikkelen plan.

7.2 Ruimtelijke uitvoerbaarheid

In voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe het voorgenomen project past binnen het van toepassing zijnde overheidsbeleid. Er wordt geconstateerd dat er geen waarden aangetast worden in het plangebied en in de directe omgeving. Verder zijn er geen milieukundige belemmeringen geconstateerd (zie hoofdstuk 5). Ruimtelijk is de voorgenomen ontwikkeling daarmee uitvoerbaar.

7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het plan is, als bedoeld in artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening, voorgelegd aan de overlegpartners. Dit betreffen Rijk, provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân. De genoemde instanties hebben geen inhoudelijke opmerkingen op het bestemmingsplan.

Inspraak en zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is voor de duur van zes weken, van 24 juli 2015 t/m 3 september 2015, voor zienswijzen ter inzage gelegd. Tijdens deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

7.4 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

In het voorliggende geval wordt een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente Terschelling. Hierin is tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

7.5 Conclusie

Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat het voorgenomen plan ruimtelijk, maatschappelijk, en economisch uitvoerbaarheid is. De voorgenomen ontwikkeling kan dus worden gerealiseerd.