direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzigingsplan Midsland Noord - Camping Veldzicht
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.BP2015NOORDLNDWG6-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het wijzigingsplan

De eigenaar van de Camping Veldzicht, gelegen aan de Noordlandweg 6 in Midsland, is voornemens de camping uit te breiden. De camping wordt aan de westkant uitgebreid met 18 nieuwe standplaatsen. Het betreft een extensivering. Dit betekent dat op de huidige camping 18 standplaatsen vervallen.

Als basis voor de voorziene uitbreiding is een inrichtingsplan opgesteld. Deze is opgenomen in Bijlage 1 van de regels van dit wijzigingsplan. In dit plan wordt de voorziene uitbreiding verbeeld en beschreven. Aangezien de ontwikkeling niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan, maar wel past binnen een opgenomen wijzigingsbevoegdheid, moet een bestemmingsplanwijziging plaatsvinden om het planologisch mogelijk te maken.

1.2 Huidig planologisch regiem

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Midsland Noord van de gemeente Terschelling (vastgesteld op 23 juli 2013). Binnen het plangebied is de enkelbestemming "Agrarisch" van toepassing, en de gebiedsaanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 6 (Recreatie - 1)". De regels van de enkelbestemming "Agrarisch" staan de uitbreiding van de camping op deze gronden niet toe. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de enkelbestemming "Agrarisch" te wijzigen in de enkelbestemming "Recreatie -1 (kampeerterreinen)". Hierbij moet worden voldaan aan een aantal voorwaarden. De voorgenomen uitbreiding van camping Veldzicht voldoet aan deze voorwaarden, zodat toepassing kan worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid. Hiertoe is het voorliggende wijzigingsplan opgesteld. In paragraaf 3.4.4 van deze toelichting zijn de voorwaarden die verbonden zijn aan de wijzigingsbevoegdheid weergegeven, en is onderbouwd dat hieraan wordt voldaan.

Afbeelding 1 betreft een uitsnede van het bestemmingsplan Midsland Noord. Hierin is met rode ster de ligging van de huidige camping aangegeven (welke reeds de bestemming Recreatie - 1 heeft). Met blauwe ster is het gebied aangegeven waarop reeds een uitbreiding van de camping heeft plaatsgevonden (deze uitbreiding is middels een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan planologisch mogelijk gemaakt). Met groene ster is aangegeven waar de nu voorliggende uitbreiding van de camping is voorzien. Op deze gronden, binnen de rode contour, is dit wijzigingsplan van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2015NOORDLNDWG6-VA01_0001.png"

Afbeelding 1: Uitsnede bestemmingsplan Midsland Noord (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Bij het plan behorende stukken

Het wijzigingsplan 'Midsland Noord - Camping Veldzicht' bestaat uit de volgende stukken:

  • a. verbeelding (tek. nr. NL.IMRO.0093.BP2015NOORDLNDWG6-VA01) en een renvooi;
  • b. regels
  • c. toelichting

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van het plangebied weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van de voorliggende toelichting.

1.4 Leeswijzer

De toelichting is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt eerst ingegaan op het plangebied en de ontwikkeling. Dit betreft een gebiedsbeschrijving en een planbeschrijving. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. De randvoorwaarden die hieruit volgen worden getoetst aan het plan. Hoofdstuk 4 bevat een toets van het plan aan de omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een korte toelichting gegeven van de juridische aspecten en planverantwoording. In hoofdstuk 6 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een korte beschrijving gegeven van de ligging van het plangebied. Daarnaast wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven.

2.2 Gebiedsbeschrijving

Het plangebied ligt op Terschelling, aan de Noordlandweg in het dorp Midsland. Het plangebied waarop de uitbreiding van de camping plaats vindt, bestaat uit weidegebied met elzensingels, die in het noorden overgaat in duinen.

Het terrein maakt deel uit van een groter geheel aan aaneengesloten recreatieparken en ligt aan de zuidkant hiervan. De recreatieparken liggen van west naar oost, verspreid tussen de duinen ten noorden en de agrarische gebieden ten zuiden. Verder naar het zuiden is het dorp Midsland gelegen. Richting het oosten ligt het dorp Landerum.

Karakteristiek aan de directe omgeving zijn de groenstructuren in de recreatiepark-zone en de open agrarische gebieden. In afbeelding 2 is het plangebied en de directe omgeving op een topografische kaart weergegeven. De voorziene uitbreiding van de camping (het daadwerkelijke plangebied) is daarbij met roze lijnen aangegeven. Dit betreft het plangebied inclusief de voorziene landschappelijke inpassing. De uitbreiding van de camping die middels het voorliggende plan planologisch wordt geregeld, past binnen de begrenzing van de wijzigingsbevoegdheid (zie de rode lijnen in afbeelding 1, ter hoogte van de groene ster).

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2015NOORDLNDWG6-VA01_0002.png"

Afbeelding 2: Ligging plangebied t.o.v. de directe omgeving

2.3 Planbeschrijving

Doel uitbreiding camping

Het voorliggende wijzigingsplan heeft twee doelen:

  • 1. grotere standplaatsen realiseren, waarmee de kwaliteit wordt verhoogd;
  • 2. geen toename van het aantal standplaatsen.

Camping Veldzicht heeft een oppervlakte van 26.890 m². Daarnaast heeft enkele jaren geleden reeds een uitbreiding van de camping aan de westkant plaatsgevonden, met een oppervlakte van 5.700 m2. Het plan is nu om de huidige camping te extensiveren. Het verlies aan standplaatsen wordt hierbij gecompenseerd door de camping aan de westkant verder uit te breiden. Dit uitbreidingsgebied heeft een oppervlakte van circa 5.500 m2. Hier worden 18 campingplaatsen gerealiseerd (welke worden verplaatst vanuit de huidige camping).

Door uit te breiden wordt de kwaliteit van de camping verhoogd. Er worden recreatie-eenheden verplaatst uit het bestaande terrein, waardoor een extensieve, kwalitatief hoogwaardige camping ontstaat. Tegelijkertijd blijft het aantal recreatie-eenheden (standplaatsen) gelijk. Zo blijft een economisch gezond bedrijf bestaan.

Duurzaamheid

Bij de realisatie van de standplaatsen wordt gebruik gemaakt van duurzame materialen. Tevens wil Camping Veldzicht voor duurzame energie opwekken door gebruik te maken van een lucht-/waterpomp en eventueel zonnepanelen. Hiermee levert Camping Veldzicht haar deel aan het ambitiemanifest duurzaamheid Wadden 2020.

Inrichtingsplan

Ten behoeve van de uitbreiding van camping Veldzicht is een inrichtingsplan opgesteld. Afbeelding 3 bevat een weergave van het inrichtingsplan. Vervolgens wordt het inrichtingsplan beknopt beschreven. Het uitgebreide inrichtingsplan is opgenomen in Bijlage 1 van de regels. In dit rapport wordt het inrichtingsplan uitgebreid beschreven en onderbouwd. Het inrichtingsplan bevat ook een concreet beplantingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2015NOORDLNDWG6-VA01_0003.png"

Afbeelding 3: Weergave inrichtingsplan

Nieuwe elzenrand

Het gestructureerde en kleinschalige landschap wordt versterkt door de aanplant en versterking van elzensingels. Het plangebied krijgt een buitenrand, een elzensingel, met een breedte van 7 meter. Ten zuiden van het plangebied blijft een strook agrarische grond behouden.

Parkeren en ontsluiting

Het perceel wordt vanaf de Noordlandweg ontsloten met een halfverhard pad. Deze halfverharding oogt natuurlijk en is 100% herbruikbaar. Het heeft de eigenschappen van een volwaardige verharding. Het parkeren wordt op eigen terrein opgelost. Hiervoor worden aan de noordzijde van het perceel nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd. Door de aanwezige beplanting zijn de parkeerplaatsen niet waarneembaar vanuit de omgeving. Deze parkeerplaatsen worden verhard met grasbetonstenen. Grasbetonstenen zorgen voor een goede infiltratie van regenwater, maar ook voor een natuurlijk beeld. De stenen worden omgekeerd gelegd, zodat een vlakke en draagkrachtige verharding ontstaat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In 2012 is deze visie officieel in werking getreden. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, daarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts één van de instrumenten die worden ingezet. Kennis, bestuurlijke afspraken en kaders kunnen ook worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. De ruimtelijke waarden die het nationaal belang waarborgen zijn opgenomen in 13 verschillende belangen. In de structuurvisie wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Dit zorgt voor een duidelijk overzicht in één document gezamenlijk met de doelen die het Rijk heeft opgesteld.

Relevant voor het voorliggende plan is dat het tot stand brengen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) als opgave van nationaal belang is benoemd. Het voorliggende plan ligt in deze EHS, in beheergebied, en zal daarom enige invloed kunnen hebben op de EHS. Daarom is voor dit plan onderzoek verricht naar de effecten van het plan op de ecologische kwaliteiten. Hier wordt in paragraaf 4.8 van deze toelichting uitgebreid op ingegaan. Conclusie is dat het voorgenomen plan geen aantasting vormt van de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS. Het onderhavige plan maakt daarnaast geen inbreuk op de overige nationale belangen, zoals in de SVIR benoemd.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen. Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de EHS, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen.

Voor het voorliggende wijzigingsplan is alleen de ligging in de EHS relevant. De bevoegdheid met betrekking tot de EHS is vanuit het Rijk neergelegd bij de provincies. De provincie Friesland heeft een regeling opgenomen in de Omgevingsverordening. Deze regeling wordt behandeld in paragraaf 4.8 van deze toelichting. Het onderhavige plan heeft verder geen betrekking op de overige benoemde onderdelen in het Barro.

3.2.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is dermate kleinschalig dat, naast de realisatie en bescherming van de EHS, vanuit de SVIR en de Barro geen randvoorwaarden of uitgangspunten rechtstreeks doorwerken op het voorgenomen plan. Het voorgenomen plan zorgt niet voor een aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS (zie paragraaf 4.8).

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Streekplan 2007, Om de kwaliteit fan de romte

Provinciale Staten van Fryslân hebben in het Streekplan het ruimtelijk beleid voor de provincie Friesland in de komende tien jaar verwoord. Het Streekplan vormt het kader waarbinnen gemeenten hun ruimtelijk beleid dienen te ontwikkelen.

Recreatie en toerisme

Ontwikkeling van recreatie en toerisme acht de provincie van cruciaal belang voor de sociaal-economische positie van de Waddeneilanden. De consument wordt steeds kritischer en vraagt om meer afwisseling, meer kwaliteit en ruimte in het aanbod van recreatieve voorzieningen. De provincie streeft daarom naar kwaliteitsverbetering van recreatieve voorzieningen. De provincie bevordert dat de mogelijkheden van recreatie en toerisme als (nieuwe) sociaaleconomische drager ten volle worden benut. Bovendien bevordert de provincie, door onder andere een verhoogde aandacht voor landschappelijke inpassing, de medeverantwoordelijkheid van de sector voor het beheer van natuur, landschap en erfgoed. Herkenbaarheid van de Friese landschappelijke kernkwaliteiten is hierbij randvoorwaarde. Kwaliteitsverbetering vraagt in een aantal gevallen om meer ruimte, zowel voor bestaande als voor nieuwe voorzieningen. Die ruimte biedt de provincie in het streekplan.

Bij verblijfsrecreatie is het accent gelegd op verbetering van de kwaliteit van het bestaande aanbod. De provincie ziet daarbij ruimte voor uitbreiding van bestaande recreatieve bedrijven en voor nieuwe initiatieven tot en met het middelgrote segment. Bij kampeerterreinen is ruimte tot in ieder geval 200 standplaatsen. Bij recreatiebungalow- en appartementencomplexen tot in ieder geval 50 verblijfseenheden. Nieuwe initiatieven zijn mogelijk bij de stedelijke en regionale centra en de recreatiekernen. Uitbreiding van bestaande voorzieningen is ook daarbuiten mogelijk. In alle gevallen vraagt de provincie om een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing. Ook voor de sector zelf is het daarbij belangrijk dat recreatieve ontwikkelingen zijn afgestemd op de hoge landschappelijke en natuurlijke waarden van de Waddeneilanden.

Het voorgenomen plan, waarbij op camping Veldzicht een extensiveringsslag wordt gemaakt en de camping landschappelijk zorgvuldig wordt ingepast, past binnen dit provinciale beleid.

Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van met elkaar samenhangende natuurgebieden met belangrijke (inter)nationale natuurwaarden. De EHS vormt de ruggengraat voor de ontwikkeling van natuur in de provincie. In vrijwel geheel Fryslân is inmiddels binnen de oorspronkelijke zoekgebieden voor de EHS (bruto EHS), de feitelijke EHS begrensd en teruggebracht tot de werkelijke omvang (netto EHS). Indien in deze gebieden ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, moeten de Spelregels EHS worden gehanteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0093.BP2015NOORDLNDWG6-VA01_0004.png"

Afbeelding 4: Ligging plangebied t.o.v. de EHS (bron: www.fryslan.frl)

Het plangebied is gelegen binnen EHS Beheergebied (zie afbeelding 4). De effecten van de met dit voorliggende plan gewenste ontwikkeling op de EHS worden in pragraaf 4.8 van deze toelichting nader uiteengezet. Conclusie is dat het voorgenomen plan geen aantasting vormt van de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS.

Verordening Romte Fryslân (2011)

Provinciale Staten van Fryslân hebben op 15 juni 2011 een provinciale verordening ruimte vastgesteld, welke op 1 augustus 2011 in werking is getreden. Enerzijds om de provinciale belangen te borgen en anderzijds om vooraf duidelijkheid richting gemeenten te geven over de provinciale belangen en de wijze waarop deze doorwerken naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het Streekplan krijgt daarmee een handzame en praktische vertaling die toepasbaar is bij het opstellen van plannen. De verordening zelf voorziet niet in nieuw beleid. Toekomstig nieuw provinciaal beleid zal via een herziening van de verordening door kunnen werken. De verordening is dus dynamisch en zal regelmatig worden aangepast.

Relevant voor het voorliggende plan is dat in de provinciale verordening is opgenomen dat per kampeerterrein maximaal 200 standplaatsen zijn toegestaan. Aangezien op Camping Veldzicht alleen een extensivering plaats vindt (het totaal aan standplaatsen blijft gelijk), voldoet het plan aan deze regel. Overigens ligt het totaal aantal standplaatsen op Camping Veldzicht ruim onder de maximaal 200 standplaatsen (er mogen in totaal 134 standplaatsen aanwezig zijn). Daarnaast is volgens de Verordering Romte (artikel 7.1.1. onder 2) een ontwikkeling binnen de EHS mogelijk (het plangebied ligt binnen de EHS beheergebied) zolang er geen sprake is van significante aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden, of een vermindering van de oppervlakte van die gronden, of significante aantasting van de samenhang tussen gebieden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur. Hier is geen sprake van (zie paragraaf 4.8). De uitbreiding van Camping Veldzicht past binnen de kaders van de provinciale verordening.

3.3.2 Structuurvisie Grutsk op e Romte

Grutsk op ‘e Romte is een thematische structuurvisie waarin bepaald is welke structuren van provinciale betekenis zijn en ook als zodanig door de provincie Fryslân zijn gewaardeerd en van een richting zijn voorzien. Als thematische structuurvisie is Grutsk op ‘e Romte bindend en leidend voor provinciale plannen en projecten en sturend voor wat betreft de inzet van provinciale middelen.

In Hoofdstuk 14 van de thematische structuurvisie wordt het provinciaal belang van de eilanden en de Waddenzee beschreven. Van provinciaal belang zijn de volgende typeringen:

  • 1. De onderlinge samenhang van de vier eilanden met de Friese kust, als onderdeel van de bescherming van de Waddenzee en het vasteland.
  • 2. De ‘losse’ ligging van de eilanden als wezenlijke karakteristiek, waardoor de eilanden een eigen natuur en cultuur ontwikkelen (maatschappelijk en cultureel). Deze solitaire ligging is ook bepalend voor de vorm(ing) van de kustlijn (ruimtelijk).
  • 3. Het dijkensysteem, zoals de zeedijken en resten van oude mieddijken (oudste bescherming van de dorpen; voor 5% nog aanwezig), als omkadering van de open polderlandschappen.
  • 4. De jonge zeepolders met bebouwing (dorpen) op de hogere delen, plaatselijk zelfs op terpen. Eendenkooien in en aan de rand van de polder als groene eilanden in de openheid.
  • 5. Het totale scala aan gradiënten op de eilanden, vanaf het strand, via de duinen, de binnenduinrand en de polders tot aan de Waddenkust. Deze gradiënten zijn nog steeds aan elkaar gekoppeld door duinbeken, die in slenken overgaan.
  • 6. De binnenduinrand als overgang van uitgestrekt duingebied naar het open polderlandschap met zichtlijnen van de binnenduinrand naar de polder en andersom én lineaire duinranddorpen op de overgang.
  • 7. Afwisselend duingebied met cultuuringrepen zoals bossen, stuifdijken, (wei)landjes, bunkers en recreatiewoningen.
  • 8. De ruimtelijke weerslag van het maritieme verleden van het Waddengebied te zien in onder andere havens, bakens,vuurtorens, dorpen met maritieme monumenten.
  • 9. De rust, stilte en leegte van het strand, de buitendijkse kwelders en het wad.

De gewenste activiteiten, zoal weergegeven in het nu voorliggende wijzigingsplan provinciale belangen niet aan.

3.3.3 Conclusie

Het voorliggende plan past binnen het provinciale beleid, zoals weergeven in het Streekplan, en bijbehorende Verordening en de thematische structuurvisie Grutsk op e Romte. Het plan draagt bij aan het verbeteren van de verblijfsrecreatie in de provincie. Daarnaast vormt het voorgenomen plan geen aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurplan Terschelling voorbij 2000

Op 26 oktober 2001 heeft de gemeenteraad het Structuurplan ”Terschelling voorbij 2000” vastgesteld om in de vorm van thematische streefbeelden de kaders te stellen voor de ruimtelijke ordening op Terschelling voor de lange termijn. De bestaande ruimtelijke en functionele structuren vormen het uitgangspunt. De hoofddoelstelling van het structuurplan is gericht op een duurzame inrichting en een duurzaam gebruik van Terschelling. Landschap, natuur en herkenbaarheid zijn grensstellende voorwaarden in de ruimtelijke ontwikkeling van menselijke activiteiten. Voor de buitengebieden ligt het primaat op natuur en landschap, maar worden menselijke activiteiten niet op voorhand uitgesloten. Op het vlak van recreatie en toerisme zet het Structuurplan in op ‘stabilisering’ van het aantal logiesplaatsen (max. ± 21.000).

De uitbreiding van Camping Veldzicht voldoet aan het Structuurplan. De uitbreiding wordt zorgvuldig ingepast en het aantal standplaatsen neemt niet toe.

 

3.4.2 Toeristische Toekomstvisie Terschelling

In januari 2007 is de Toeristische Toekomstvisie Terschelling door de raad vastgesteld. In deze visie is de toeristisch-recreatieve koers tot 2016 weergeven in de vorm van beleidsdoelstellingen en actiepunten.

Met betrekking tot verblijfsrecreatie zijn de aspecten beheersbaar en verantwoord van belang. Gezien de markt geldt er een ruimtevraag. De recreant wil meer ruimte per standplaats. De gemeente vindt dat de groei beheersbaar gehouden moet worden via een goede kaderstelling in de bestemmingsplannen. Verantwoorde groei wordt nagestreeft, waarbij wel vast wordt gehouden aan het stabiliteitsbeleid (niet meer standplaatsen). Bij ontwikkelingen moet waar mogelijk altijd gestreefd worden naar een goede landschappelijke inpassing. Het voorliggende plan voldoet aan deze punten.

3.4.3 Beleidsregels kamperen gemeente Terschelling 2008

De Beleidsregels Kamperen gemeente Terschelling 2008 zijn door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld op d.d. 17 juni 2008. Het betreft een uitwerking van de Toeristische Toekomstvisie Terschelling. In deze Toeristische Toekomstvisie Terschelling zijn de beleidsuitgangspunten voor kamperen weergegeven. De Kampeerverordening gemeente Terschelling geldt daarnaast als basis. De onderstaande beleidsregels zijn relevant voor het voorliggende plan:

  • Er wordt ruimte geboden voor kwaliteit (met name ruimere opzet caravanterreinen), waarbij de kampeersector met maximaal 11 hectare mag toenemen.
  • Groei is uitsluitend mogelijk aansluitend aan bestaande kampeerterreinen en mag niet onderbroken/doorsneden worden door openbare wegen.
  • Op die kampeerterreinen die geheel of gedeeltelijk met jaarstandplaatsen zijn ingevuld, dient het gedeelte dat is ingevuld met en/of is aangewezen voor deze jaarstandplaatsen visueel aan het zicht te worden onttrokken door randbeplanting. Bij uitbreidingen van kampeerterreinen (bij kwaliteitsverbeteringen) dient de afschermende bebossingsstrook minimaal 7 meter breed te zijn.
  • Caravans moeten verplaatsbaar zijn, voor een jaarstandplaats voor een caravan geldt een maximale grootte van 45 m², een maximale hoogte van 3.30 meter en maximaal 15% van de oppervlakte van het gedeelte dat in de kampeervergunning voor de plaatsing van jaar- en seizoenstandplaatsen is aangewezen mag met caravans worden ingevuld;
  • Via een wijziging van een agrarische bestemming naar de bestemming 'Recreatie - 1' kan kampeerareaal worden verplaatst naar planologisch daartoe geschikt geachte percelen.
  • het permanent bewonen van kampeermiddelen en recreatiewoningen op de bestemmingen Recreatie - 1 en Recreatie - 2 terreinen is niet toegestaan.

De uitbreiding van Camping Veldzicht voldoet aan deze relevante beleidsregels. Zo is in het inrichtingsplan vastgelegd dat een Elzensingel van 7 meter breed rondom de uitbreiding wordt aangelegd. Dit inrichtingsplan is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van dit wijzigingsplan. Daarnaast betreft het hier een groei in kwaliteit (niet in aantal standplaatsen), binnen de maximaal 11 hectare geboden ruimte. Overige relevante regels (zoals de specifieke regels betreffende caravans) zijn opgenomen in de regels van het bestemmingsplan Midsland Noord van de gemeente Terschelling (vastgesteld op 23 juli 2013), waar Camping Veldzicht in is opgenomen. Specifiek binnen de bestemming "Recreatie - 1". De voorziene uitbreiding krijgt middels dit wijzigingsplan ook deze bestemming "Recreatie - 1".

3.4.4 Wijziging bestemmingsplan Midsland Noord

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Midsland Noord (vastgesteld op 23 juli 2013). Voor het plangebied is de enkelbestemming "Agrarisch" van toepassing, en de gebiedsaanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 6 (Recreatie - 1)". De regels van de enkelbestemming "Agrarisch" staan de uitbreiding van de camping op deze gronden niet toe. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de enkelbestemming "Agrarisch" te wijzigen in de enkelbestemming "Recreatie -1 (kampeerterreinen)". Hierbij moet worden voldaan aan een aantal voorwaarden, die zijn opgenomen in artikel 3.7.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

b: de bestemming “Agrarisch” wordt gewijzigd in de bestemming “Recreatie - 1 (kampeerterreinen)”, ten behoeve van kwaliteitsverbetering/herinrichting van een kampeerterrein, mits:

  • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 8 “Recreatie - 1 (kampeerterreinen)” van overeenkomstige toepassing zijn;

Middels dit wijzigingsplan worden de bepalingen van artikel 8 “Recreatie - 1 (kampeerterreinen)” van toepassing verklaard.

  • 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitbreiding van bestaande kampeerterreinen op gronden met de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 6 (Recreatie - 1)" ;

Het plangebied waarop de uitbreiding plaatsvindt heeft de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 6 (Recreatie - 1)"

  • 3. de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid past binnen de uitgangspunten van de Beleidsregels kamperen 2008;

Hier wordt aan voldaan. Zie hiertoe ook paragraaf 3.4.3.

  • 4. bij uitbreiding de bij het kampeerterrein behorende aanduiding “specifieke vorm van verkeer - parkeer- en/of speelterrein” wordt verwijderd;

Dit is hier niet van toepassing.

  • 5. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van het bestaande kampeerterrein;

De huidige camping Veldzicht heeft een oppervlakte van 26.890 m2. In totaal mag daarmee maximaal 13.445 m2 worden uitgebreid. Er heeft reeds een uitbreiding van de camping plaats gevonden (Om ‘t Noord) met een oppervlakte van 5.700 m2. Binnen het beleid mag de recreatieonderneming nog uitbreiden met 7.745 m2. Hier blijft de huidige uitbreiding met circa 5.500 m2 ruim binnen.

  • 6. het bestaande aantal m² van de jaarstandplaatsen op het bestaande kampeerterrein, zoals weergegeven op de verbeelding, niet wordt vergroot;

Het aantal m2 standplaatsen op de gehele Camping Veldzicht mag niet worden vergroot. Dit is in dit wijzigingsplan geregeld in de algemene gebruiksregels (artikel 7.1 van de regels).

  • 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beginselen van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur;

Het voorgenomen plan vormt geen aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS. Zie hiertoe paragraaf 4.8 van deze toelichting.

  • 8. het nieuwe kampeerterrein wordt voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen en overkappingen";

Deze aanduiding is opgenomen op de verbeelding.

  • 9. het nieuwe kampeerterrein wordt omgeven door randbeplanting met een breedte van ten minste 7,00 m, tenzij er sprake is van toeristische standplaatsen in welk geval de breedte ten minste 3,00 m zal bedragen;

Er is een strook van 7,00 meter breed afschermende bebossingsstrook opgenomen in het inrichtingsplan. Het inrichtingsplan is als voorwaardelijke verplichting gekoppeld aan de regels van dit wijzigingsplan.

  • 10. de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de kampeerterreinen en recreatiewoningenterreinen, zoals die bestond op 1 januari 2011, met niet meer dan 11 hectare wordt vergroot;

Hier wordt aan voldaan. De uitbreiding past binnen de 11 hectare die beschikbaar is op het hele eiland.

  • 11. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hier wordt aan voldaan. Het plan wordt zorgvuldig ingepast, rekening houdend met landschappelijke en natuurlijke waarden (zie het inrichtingsplan welke is opgenomen in Bijlage 1 van de regels. De milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast. Dit is nader onderbouwd in Hoofdstuk 4 van deze toelichting.

Aangezien het voorgenomen plan voldoet aan de genoemde randvoorwaarden, mag de wijzigingsbevoegdheid worden toegepast.

3.4.5 Conclusie gemeentelijk beleid

De voorgenomen ontwikkeling past binnen het gemeentelijke beleid en de randvoorwaarden om toepassing te kunnen geven aan de wijzigingsbevoegdheid, zoals deze zit opgenomen in het bestemmingsplan Midsland Noord van de gemeente Terschelling. De ontwikkeling draagt bij aan de versterking van het toeristisch-recreatieve voorzieningenniveau van de gemeente Terschelling, waarbij het om een kwaliteitsverbetering van een bestaande recreatieve verblijfsfunctie gaat.

3.5 Conclusie

Uit de voorgaande paragrafen is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het nationale, provinciale en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Nieuwe initiatieven hebben te maken met omgevingsaspecten. Een aantal van deze omgevingsaspecten zijn voor het voornemen ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:

  • Archeologische en cultuurhistorische waarden
  • Bedrijven en milieuzonering
  • Bodem
  • Externe veiligheid
  • Wegverkeerslawaai
  • Luchtkwaliteit
  • Natuurwaarden
  • Water
  • Vormvrije m.e.r.-beoordeling
  • Kabels en leidingen

4.2 Archeologische en cultuurhistorische waarden

In 1992 werd het Europese Verdrag van Malta ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, met als doel om het (Europese) archeologisch erfgoed veilig te stellen. Dit moet met name gestalte krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid, wat betekent dat bij de voorbereiding van bestemmingsplannen meer aandacht moet worden besteed aan de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden en dat een beschermende regeling moet worden opgenomen ten aanzien van die archeologische waarden.Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving, is in 2007 de Monumentenwet gewijzigd. De bescherming van archeologische waarden is geregeld in de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die deel uitmaakt van de Monumentenwet. De kern van de WAMZ is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.

De provincie Fryslân heeft als hulpmiddel voor het bepalen van eventuele archeologische waarden in een plangebied, de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) vastgesteld. De FAMKE bestaat enerzijds uit de Archeologische Monumentenkaart (AMK) waarop de reeds bekende archeologisch waardevolle gebieden staan aangegeven en anderzijds uit de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) met daarop de kans op het aantreffen van archeologische waarden. Uit de FAMKE blijkt dat het plangebied in een gebied ligt waarin zich archeologische resten kunnen bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 2500 m2 een archeologisch onderzoek uit te laten voeren.

In het voorliggende plan worden binnen het plangebied 18 standplaatsen gerealiseerd. De standplaatsen hebben elk een oppervlakte van maximaal 45 m2. In totaal betekent dit dat ten behoeve van de standplaatsen maximaal 810 m2 grond afgegraven wordt, circa 40 cm diep. Daarnaast wordt riolering aangelegd (inclusief enkele zijtakken) waarbij maximaal 2 meter breed wordt gegraven. Tot slot wordt er nog een elzensingel aangeplant (de sloot is een bestaande sloot). In totaal wordt daarmee, verdeeld over het plangebied, circa 1200 - 1300 m2 grond afgegraven.

Aangezien het plangebied waarbinnen de ingrepen plaatsvinden wel groter is dan 2500 m2, is archeologisch vooronderzoek (bureau- en inventariserend veldonderzoek) uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 1 van de toelichting van dit wijzigingsplan. De conclusies van het onderzoek zijn als volgt:

  • tijdens het uitgevoerde veldonderzoek zijn geen relevante archeologische lagen of niveaus aangetroffen;
  • naar aanleiding hiervan is de archeologische verwachtswaarde bijgesteld naar 'laag';
  • er zijn geen aanwijzingen gevonden voor een archeologische vindplaats;
  • archeologisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

De resultaten van het onderzoek geven geen aanleiding om archeologische maatregelen (planaanpassing, vervolgonderzoek, etc.) te nemen. Wanneer er bij de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, moet hiervan direct melding gemaakt worden bij de bevoegde overheid (Terschelling).

Conform het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten aanwezige cultuurhistorische waarden behouden blijven of versterkt worden. Met het voorliggende plan worden geen cultuurhistorische waarden aangetast. Het plan draagt bij aan het terugbrengen van het gestructureerde kleinschalige landschap. Bestaande Elzen blijven behouden en er worden nieuwe Elzensingels (die hier van nature voorkomen) toegevoegd.

Met betrekking tot de aspecten archeologie en cultuurhistorie is het voorliggende wijzigingsplan uitvoerbaar. Er worden geen archeologische en/of cultuurhistorische waarden aangetast.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen. Aan de hand van de richtafstanden is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie in en rondom het betreffende plangebied. Het gaat hierbij om de vraag of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat in ernstige mate wordt aangetast.

Op basis van de VNG-uitgave ‘Bedrijven en Milieuzonering’ geldt voor een kampeerterrein een aan te houden richtafstand van 30 meter naar gevoelige functies in de omgeving. Hierbij is in aanmerking genomen dat het gebied een "gemengd gebied" betreft. Conform de VNG-uitgave betreft dit gebieden met een matige tot sterke functiemenging. Het voorliggende plangebied wordt omgeven door de functies verblijfsrecreatie, agrarisch, detailhandel, wonen en horeca.

Binnen de richtafstand van 30 meter bevinden zich geen milieugevoelige functies. Er wordt dan ook ruimschoots aan de genoemde richtafstand voldaan. Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de in dit wijzigingsplan besloten ontwikkeling.

4.4 Bodem

Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gronden. Hiertoe is een vooronderzoek uitgevoerd. Doel van het onderzoek was om aan de hand van verzamelde informatie een oordeel te geven omtrent de mogelijkheid van de aanwezigheid van bodemverontreiniging ter plaatse. Het uitgevoerde onderzoek is opgenomen in Bijlage 2 van de toelichting.

Op basis van het vooronderzoek (conform NEN 5725) is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie “onverdacht” is, aangezien er uit het vooronderzoek geen bodembedreigende activiteiten ter plaatse of in de directe nabijheid naar voren zijn gekomen. Hiermee kan worden geconcludeerd dat de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gronden.

4.5 Externe veiligheid

Het beleidsveld externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij onder andere: productie, opslag, verlading en gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Vanaf 1 januari 2010 zijn er strikte risicogrenzen die in milieuvergunningen en bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Dit gaat concreet om bedrijven die risicovol zijn, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:

  • Transportrisico behandelt de externe veiligheid langs transportassen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zoals spoorlijnen, buisleidingen en snelwegen.
  • Risico bij inrichtingen gaat over externe veiligheid rond bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, bijvoorbeeld tankstations met LPG-verkoop.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Hierdoor wordt het aantal personen in de omgeving van een risicovol bedrijf beperkt. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een kansberekening.

In de directe nabijheid van het plangebied is blijkens de Risicokaart geen externe veiligheidsrisicobron aanwezig. Ook vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. De uitbreiding van de camping brengt ook geen risico's met zich mee. Nader onderzoek naar risico's of aanvullende maatregelen om risico's te beperken zijn dan ook niet nodzakelijk.

4.6 Wegverkeerslawaai

De regels omtrent wegverkeerslawaai zijn opgenomen in de Wet Geluidhinder (Wgh). De Wgh maakt onderscheid in geluidsgevoelige functies en niet-geluidsgevoelige functies. Het voorgenomen plan bevat geen geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wgh). Er hoeft dan ook niet te worden voldaan aan de in de Wgh opgenomen voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Daarnaast ligt het plangebied op enige afstand van de Heereweg. Tussen het plangebied en de Heereweg zit ook nog een relatief brede beplantingsstrook van minimaal 7 meter breed opgenomen. Een nader onderzoek wegverkeerslawaai is hier dan ook niet noodzakelijk.

4.7 Luchtkwaliteit

Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder ander beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit.

De voorgenomen ontwikkeling is zo kleinschalig dat deze niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een nader onderzoek is derhalve niet van toepassing op de ontwikkeling.

4.8 Natuurwaarden

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Bij soortenbescherming heeft men te maken met de flora- en faunawet.

Soortenbescherming

De Flora- en faunawet richt zich op de bescherming van soorten. De Flora- en faunawet gaat uit van het 'nee, tenzij'-principe, bepaalde handelingen waaronder ruimtelijke ingrepen waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.

Met betrekking tot het voorgenomen plan heeft een quickscan flora en fauna plaatsgevonden. De quickscan is opgenomen in Bijlage 3 van de toelichting. Hierna wordt de conclusie van de quickscan weergegeven, wat betreft de soortenbescherming.

Het plangebied betreft een leefgebied voor sommige beschermde soorten. Het gaat hierbij voornamelijk om 'tabel 1' soorten zoals konijn, haas en enkele algemene spitsmuizen. Door de werkzaamheden zou hun leefgebied tijdelijk aangetast kunnen worden. Echter geldt voor deze soorten een vrijstelling waardoor een ontheffing niet noodzakelijk is. Ook kan het plangebied deel uitmaken als foerageergebied voor enkele vleermuissoorten. Doordat lijnvormige structuren versterkt worden, is er geen negatief effect voor de vleermuissoorten. Wel is het belangrijk dat de uitstraling van verlichting wordt voorkomen. Hier wordt bij de uitvoering rekening mee gehouden. Zo zal gebruik worden gemaakt van LED-verlichting. Het is daarnaast belangrijk om de rekening te houden met broedvogels. Voor alle beschermde, inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Flora- en faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden. Werkzaamheden binnen het broedseizoen zijn mogelijk indien is vastgesteld dat er met de werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord. Verder kan er in de omgeving rugstreeppad voorkomen. Het plangebied is ongeschikt als habitat voor de rugstreeppad. Dit gezien het aanwezige biotoop en het ontbreken van geschikt habitat voor de soort. Hoewel in het midden van het plangebied de vegetatie kort begraasd is, is velaal de rest van het gebied voorzien van hoogbegroeide vegetatie. Als de vegetatie door successie te dicht en te hoog wordt, wordt het gebied verlaten. Ook de sloot ten zuiden wordt ongeschikt geacht door het vrij dichte en te diepe karakter. De sloot is vrij dicht begroeid met waterplanten en er is veel riet aanwezig (beschaduwd). Werkzaamheden zouden wel geschikte plekken voor rugstreeppad kunnen creëren. Daarom is het belangrijk om pioniersituaties te voorkomen tijdens de werkzaamheden. Dit betreft bijvoorbeeld kleine wateren/plassen die snel opwarmen en vrij liggend opgespoten zand. Het is belangrijk bij elke einde van de werkdag, zodra de schemering invalt, hier rekening mee te houden.

Gebiedsbescherming

Het aspect gebiedsbescherming is van toepassing op Natura 2000-gebieden en de EHS. Natura 2000-gebieden betreffen een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/43/EEG) en de gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingsweg 1998 beschermd. De EHS betreft een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen.

Het aspect gebiedsbescherming is ook onderzocht in de quickscan flora en fauna (zie Bijlage 3) van de toelichting). Hierna wordt de conclusie van de quickscan weergegeven, wat betreft de gebiedsbescherming.

Natura 2000

In de nabijheid van het plangebied liggen drie Natura 2000-gebieden namelijk Duinen Terschelling, Noordzeekustzone en de Waddenzee. Duinen Terschelling is het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied en ligt op ongeveer 300 meter afstand. De voorziene uitbreiding van de camping is reeds middels een ‘wijzigingsbevoegdheid’ opgenomen in het bestemmingsplan Midsland. Ten behoeve van de toen 11 nieuw op te stellen bestemmingsplannen is in 2012 door Oranjewoud een ecologische voortoets uitgevoerd. Het bestemmingsplan Midsland was hier één van. Oranjewoud heeft de voorgenomen ontwikkeling dan ook al getoetst. Hieruit is gebleken dat in de directe omgeving geen gevoelige soorten aanwezig zijn en daardoor de verhoging van recreatiedruk, eventuele toename van geluid en menselijke aanwezigheid tijdens de aanlegfasen niet leidt tot significante verstoring. Daarmee zijn negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden Duinen Terschelling, Waddenzee en Noordzeekustzone uitgesloten (Oranjewoud, 2012). Dit rapport is nog actueel genoeg om derhalve aan te nemen dat er geen belemmering is te verwachten voor de kernopgaven nabijgelegen Natura 2000-gebieden, zij het door een rechtstreekse invloed, cumulatieve invloed of externe werking. Een verdere toetsing op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 wordt daarom ook niet noodzakelijk geacht.

EHS

Het plangebied behoord tot de EHS. Het plangebied is binnen de EHS aangemerkt als beheersgebied. Ook in een beheersgebied kunnen natuurwaarden aanwezig zijn die van belang zijn voor de EHS. Volgens de Verordering Romte van de provincie Fryslân (artikel 7.1.1. onder 2) is een ontwikkeling binnen de EHS mogelijk zolang er geen sprake is van significante aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden, of een vermindering van de oppervlakte van die gronden, of significante aantasting van de samenhang tussen gebieden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur. Indien er sprake is van schade en/of aantasting in de wezenlijke waarden en kenmerken is natuurcompensatie noodzakelijk.

De ecologische kwaliteit van het plangebied is zeer laag. Het gaat hier om intensief grasland met weinig soortenrijkdom en enkele elzensingels. Verder komen er enkele ruigte soorten in het plangebied voor waaronder pitrus. Ook de sloot in het plangebied is van zeer geringe ecologische kwaliteit. Het gebied kent geen specifieke natuurwaarden. In de voorgenomen ontwikkeling worden de elzensingels uitgebreid en wordt in een naastgelegen perceel een natuurvriendelijke oever gecreëerd. De natuurwaarden van het plangebied en de omgeving worden hiermee verhoogd. Wel komt er meer recreatiedruk op het gebied doordat het gebruikt zal worden als camping. De soorten die zich in het plangebied bevinden zijn in staat om zich in de omgeving van mensen te kunnen handhaven of zelfs verbeteren. Gezien de huidige situatie van het plangebied wordt niet verwacht dat hierdoor essentiële natuurwaarden worden aangetast.

Doordat de natuurwaarden in het gebied (Elzensingels) behouden en versterkt worden is er geen sprake van afname van areaal. In feite blijft het oppervlakte gelijk en krijgen de natuurwaarden in het gebied een positieve impuls.

De werkzaamheden en activiteiten leiden niet tot versnippering van de EHS. De samenhang binnen de EHS zal niet veranderen. Door de aanplant van bomen en hagen wordt het kleinschalige karakter versterkt en daarmee ook de samenhang met de omgeving versterkt.

4.9 Water

Het is verplicht om in elk bestemmingsplan/wijzigingsplan een waterparagraaf op te nemen. In deze waterparagraaf wordt een overzicht gegeven van het beleid, voor zover relevant, dat van toepassing is op het plangebied. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden aangetoond dat in het plan mogelijkheden bestaan voor een goede waterhuishouding.

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald. Het Europees beleid heeft geen rechtstreekse, relevante doorwerking op het voorgenomen plan van Camping Veldzicht.

Rijksbeleid

Het Nationaal Waterplan (NWP) is in december 2009 opgesteld en geeft de hoofdlijnen aan van het beleid dat het Rijk voert in de periode 2009 tot en met 2015 om tot een duurzaam waterbeheer te komen. Het NWP richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. NWP is een opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het NWP is tevens eens structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wro. Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogt en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn de basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn. De volgende generaties moeten Nederland als veilig en welvarend waterland ervaren. Water is mooi en Nederlanders genieten graag van water. Het doel van het NWP is: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. De uitvoering van projecten van het NWP zijn al in volle gang. Zo hebben we in Nederland het Hoogwaterbeschermingsprogramma, programma's voor de rivierverruiming (Ruimte voor de rivier en de maaswerken) en stroomgebiedbeheersplannen zodat de waterkwaliteit wordt verbeterd. Het Rijksbeleid heeft geen rechtstreekse, relevante doorwerking op het voorgenomen plan van Camping Veldzicht.

Wateradvies, Wetterskip Frylan

Op grond van artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien worden van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het waterschap Wetterskip Fryslan is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de normale procedure van de watertoets is toegepast (zie Bijlage 4 van de toelichting). De normale procedure betekent dat het Wetterskip Fryslan een wateradvies heeft uitgebracht, welke in Bijlage 4 van de toelichting is opgenomen. Het wateradvies is positief. Wel worden een aantal adviezen gegeven, zoals bij het bepalen van de aanleghoogte rekening te houden met de droogleggingsnorm. Met deze adviezen wordt bij de uitvoering van het plan rekening gehouden.

4.10 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, deze geeft aan of er voor acitiviteiten en projecten beoordeeld moet worden of er een MER gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen, moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. beoordeling noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In het plangebied is sprake van een beperkte uitbreiding van een kampeerterrein. Het geheel kan worden aangemerkt als een recreatieve of toeristische voorziening. Het Besluit m.e.r. kent twee categorieën die een relatie hebben met een recreatieve of toeristische voorziening. Eén categorie heeft betrekking op een volledige nieuwvestiging. Hiervan is geen sprake. De tweede categorie heeft betrekking op 'aanleg, wijziging of uitbreiding van één of meer recreatieve of toeristische voorzieningen'. Deze categorie is vermeld in onderdeel D van de bijlage, activiteit D 10.1. Uit kolom 2 van onder D van de bijlage kan worden afgeleid dat er sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • 250.000 bezoekers of meer per jaar;
  • een oppervlakte heeft van 25 hectare of meer;
  • of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.

In dit geval ligt het aantal bezoekers en oppervlakte van de inrichting ver beneden de genoemde drempelwaarden, waardoor het kan worden aangemerkt als een niet m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit. Met de ontwikkeling worden er geen negatieve effecten verwacht op kwetsbare gebieden. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang alsmede overige omgevingsaspecten, in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.

4.11 Kabels en leidingen

In en rondom het plangebied zijn geen kabels en/of leidingen aanwezig die beperkend kunnen zijn voor de voorgenomen uitbreiding van Camping Veldzicht.

4.12 Conclusie

In dit hoofdstuk zijn alle relevante omgevingsaspecten beschreven. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen met zich meebrengt voor de directe omgeving. Ook het planvoornemen zelf zal niet worden belemmerd door omgevingsaspecten in de omgeving.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten en planverantwoording

In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen. De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit wijzigingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP.

Het juridisch bindend gedeelte van dit wijzigingsplan bestaat uit planregels en een bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

Deze wijziging betreft voornamelijk een wijziging van de verbeelding. De regels behorende bij het bestemmingsplan Midsland Noord (zoals vervat in de bestandensetmet identificatienummer NL.IMRO.0093.10640706-VG02) van de gemeente Terschelling, vastgesteld door de raad van de gemeente Terschelling op 23 juli 2013, zijn integraal overgenomen. Uitsluitend ten behoeve van deze wijziging zijn een aantal artikelen aangevuld.

Dit betreft artikel 7.1 ' Algemene gebruiksregels', waarin is bepaald dat de gezamenlijke oppervlakte aan stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens, op kampeerterrein Camping Veldzicht niet toe mag nemen. Daarnaast is met artikel 7.3 een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hierin is bepaald dat het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, conform het in Bijlage 1 van de regels opgenomen inrichtings- en beplantingsplan, niet is toegestaan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.

6.2 Ruimtelijke uitvoerbaarheid

In voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe het voorgenomen project past binnen het van toepassing zijnde overheidsbeleid. Er wordt geconstateerd dat er geen waarden aangetast worden in het plangebied en in de directe omgeving. Verder zijn er geen milieukundige belemmeringen geconstateerd (zie hoofdstuk 4). Ruimtelijk is de voorgenomen ontwikkeling daarmee uitvoerbaar.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het plan is, als bedoeld in artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening, aangeboden aan het Rijk, de provincie Fryslan en het Wetterskip Fryslan. Alleen de provincie heeft gereageerd. Deze vooroverlegreactie van de provincie is opgenomen in Bijlage 5. Het plan heeft voor de provincie aanleiding gegeven tot het maken van één opmerking. Het plangebied dat van bestemming wijzigt beslaat 5.500 m2. Voor de periode ijzertijd-middeleeuwen geldt ter plaatse dat onderzoek bij ingrepen boven de 2500 m2 noodzakelijk is. Onderzoek is hier in beginsel dan ook noodzakelijk. Inmiddels is aan deze reactie van de provincie reeds tegemoet gekomen. Er heeft een archeologisch vooronderzoek plaatsgevonden (zie Bijlage 1). De resultaten van het onderzoek (zie paragraaf 4.2) geven geen aanleiding om archeologische maatregelen (planaanpassing, vervolgonderzoek, etc.) te nemen.

Ontwerpwijzigingsplan

Het ontwerpwijzigingsplan heeft vanaf 15 april t/m 26 mei 2016 ter inzage gelegen. Binnen deze periode is er één zienswijze ingediend die ontvankelijk is. De ingediende zienswijze heeft niet geleid tot aanpassingen van het wijzigingsplan. De 'Reactienota zienswijzen wijzigingsplan uitbreiding camping Veldzicht' is in de bijlagen van deze toelichting opgenomen (Bijlage 6). Hierin staat de zienswijze verwoord en is een reactie gegeven.

Vaststelling

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terschelling heeft op 5 juli 2016 besloten:

  • de Reactienota zienswijzen wijzigingsplan uitbreiding camping Veldzicht' vast te stellen;
  • ambtshalve artikel 3.2.1. onder f als volgt aan te passen: ter plaatse van de “specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen en overkappingen”, zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan met uitzondering van stacaravans, bergingen bij stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
  • het wijzigingsplan vast te stellen.

Zie Bijlage 6 van deze toelichting voor het vaststellingsbesluit.

6.4 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

In het voorliggende geval wordt een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente Terschelling. Hierin is tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

6.5 Conclusie

Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat het voorgenomen plan ruimtelijk, maatschappelijk, en economisch uitvoerbaarheid is. De voorgenomen ontwikkeling kan dus worden gerealiseerd.