direct naar inhoud van Artikel 31 Leiding - Water
Plan: West - Terschelling 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.086406-VA03

Artikel 31 Leiding - Water

 

31. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Water’ aangewezen gronden zijn, naast de andere ter plaatse voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor:

a.    hoofdwaterleidingen;

 

met daarbij behorende:

b.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

31. 2.    Bouwregels

31. 2. 1. In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van een watertransportleiding.

31. 2. 2. Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

31. 2. 3. Voor het bouwen van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

-       de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

31. 3.     Regels inzake afwijking van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 31.2.1. in die zin dat de in de basisbestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

a.    vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;

b.    er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen.

31. 4.    Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

31. 4. 1. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werk­zaamheden is een omgevingsvergunning vereist, zulks ongeacht het bepaalde in de re­gels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde be­stemmingen:

a.    het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

b.    het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;

c.    het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;

d.    het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;

e.    het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.

31. 4. 2. Het bepaalde in lid 31.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die:

a.    het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

31. 4. 3. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen.