direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Geelgorsstraat - Noorderdwarsvaart
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BW2021SNO013-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Woningbouwcorporatie Accolade wil aan de Geelgorsstraat en de Noorderdwarsvaart te Drachten een 40-tal nieuwe energiezuinige huurwoningen realiseren. Het gaat om herstructurering waarbij de bestaande 34 huurwoningen worden gesloopt.

Een deel van deze ontwikkeling is op basis van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk. Dit betreft het realiseren van 10 nieuwe rijwoningen op het achterliggende terrein van de Geelgorsstraat en de Noorderdwarsvaart. Halverwege het woonblok aan de Geelgorsstraat komt hiervoor een toegangsweg.

De nieuwe woningen aan de Geelgorstraat 109 t/m 119 passen binnen het huidige bestemmingsplan, hiervoor is dus geen wijziging nodig en valt buiten het plangebied van dit wijzigingsplan.

In het geldende bestemmingsplan Drachten Noord-Oost is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het woningtype en het aantal woningen aan te passen. De beoogde ontwikkeling kan met toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze bevoegdheid.

1.2 Plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft het bouwvlak waarbinnen de ontwikkeling plaatsvindt. De aanleiding voor dit wijzigingsplan zijn de 10 nieuwe rijwoningen achter de woningen aan de Geelgorsstraat. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2021SNO013-0401_0001.png"

Figuur 1. Weergave plangebied

1.3 Geldend juridisch-planologisch kader

In het plangebied geldt het 'Bestemmingsplan Drachten Noord-Oost', vastgesteld op 24 september 2010. In dit bestemmingsplan zijn de gronden grotendeels aangewezen voor 'Wonen - 2' en daarnaast 'Wonen-3' in de hoek van de Uilevlucht en Geelgorsstraat. Navolgende figuur geeft een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2021SNO013-0401_0002.png"Figuur 2. uitsnede 'Bestemmingsplan Drachten Noord-Oost

Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis. Daarnaast zijn de bijbehorende tuinen en erven, groen-, parkeer- en speelvoorzieningen, waterpartijen, wegen, straten en paden en openbare nutsvoorzieningen binnen deze bestemming toegestaan. Als hoofdgebouw mogen uitsluitend halfvrijstaande woningen worden gebouwd. De hoofdgebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Binnen het bouwvlak is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen en zijn er maximaal 48 wooneenheden toegestaan.

In artikel 22.5 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarin burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen door de bestemming 'Wonen-2' te wijzigen in de bestemming 'Wonen-1', 'Wonen-3 of 'Wonen-Woongebouw' en/of het maximum aantal woonhuizen te wijzigen.

Voor de bouw van de 10 rijwoningen en 20 halfvrijstaande woningen binnen de huidige bestemming 'Wonen-2' van het plangebied dient het maximaal aantal wooneenheden te worden gewijzigd van 48 naar 54 (er worden binnen het plangebied 24 woningen gesloopt en 30 woningen gebouwd). Voor het bouwen van de 10 rijwoningen dient de bestemming 'Wonen-2' te worden gewijzigd in 'Wonen-3'.

Daarnaast wordt het bestemmingsvlak van 'Wonen-3' in de hoek van de Uilevlucht en de Geelgorsstraat met een paar meter vergroot richting het oosten. Hiermee wordt er voor gezorgd dat de 4 nieuwe rijwoningen ook passen binnen de bestemming (er vindt verder geen wijziging van de bestemming en het aantal wooneenheden plaats, binnen het huidige bestemmingsplan zijn hier eveneens 4 rijwoningen toegestaan).

Naast het geldende bestemmingsplan zijn een aantal parapluplannen en een partiële herziening van toepassing op het plangebied. Het gaat om de volgende plannen:

  • Partiële herziening Wonen-werken en Werken aan huis, vastgesteld op 17 maart 2015;
  • Paraplubestemmingsplan regeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen, vastgesteld op 15 december 2015;
  • Parapluplan terrassen Smallingerland, vastgesteld op 24 mei 2016;
  • Parapluplan parkeernormen, vastgesteld op 10 januari 2017;
  • Voorbereidingsbesluit Parapluplan Wonen, vastgesteld op 1 december 2020.
  • Paraplubestemmingsplan Wonen in Smallingerland, ontwerp 6 april 2021

Voor de bovenstaande partiële herziening en parapluplannen zijn de regels van de Partiële herziening en de Parapluplannen verwerkt in het voorliggend wijzigingsplan.

1.4 Leeswijzer

Na de inleiding in dit hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Het van toepassing zijnde beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente is in hoofdstuk 3 uitgewerkt. Een omschrijving van de planologisch en milieukundige randvoorwaarden, ook wel omgevingsaspecten genoemd, is opgenomen in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 betreft de juridische toelichting van het bestemmingsplan. Als laatste is in hoofdstuk 6 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied is gelegen aan de Geelgorsstraat 129 t/m 159 en Noorderdwarsvaart 145 t/m 159 te Drachten. Hier staan verouderde huurwoningen van Accolade die in het voorjaar van 2021 zijn gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2021SNO013-0401_0003.png"

Figuur 3. Huidige huurwoningen Accolade aan de Geelgorsstraat en Noorderdwarsvaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2021SNO013-0401_0004.png"

Figuur 4. Luchtfoto huidige situatie

2.2 Toekomstige situatie

Accolade heeft 34 huurwoningen gelegen aan de Geelgorsstraat 109 t/m 159 en Noorderdwarsvaart 145 t/m 159 in Drachten gesloopt. Op deze plek wil Accolade 40 betaalbare grondgebonden en energiezuinige woningen terugbouwen. Hiervan worden er 10 rijwoningen gebouwd in een hofje dat wordt ontsloten op de Geelgorsstraat en worden er rijwoningen en halfvrijstaande woningen aan de Geelgorsstraat en Noorderdwarsvaart gebouwd.

Het hofje met de 10 rijwoningen komt op het terrein in het midden van het plangebied, gelegen achter de woningen aan de Geelgorsstraat en Noorderdwarsvaart. De ontsluiting van deze woningen komt op de Geelgorsstraat. Aan deze ontsluitingsweg worden eveneens extra parkeergelegenheid gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2021SNO013-0401_0005.png"

Figuur 5. Toekomstige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2021SNO013-0401_0006.png"

Figuur 6. Sfeerimpressie nieuwe woningen

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente geeft uitgangspunten voor wijzigingsplannen. In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van het relevante beleid voor het planvoornemen.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 De nationale omgevingsvisie

In Nederland wonen we met ruim 17 miljoen mensen op ruim 41.000 km². We willen graag dat ons land over 30 jaar nog steeds prettig veilig en gezond is om in te wonen, werken en recreëren. Daarom is het belangrijk nu al na te denken over de keuzes die daarvoor nodig zijn.

De vraagstukken zijn groot en vaak met elkaar verweven. Denk aan het bouwen van een miljoen nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Ze vragen meer ruimte dan zomaar beschikbaar is in ons land. Ook de COVID-pandemie laat zien hoe belangrijk buitenruimte van hoge kwaliteit voor ons is.

De Nationale omgevingsvisie (NOVI) geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Rijk, provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners van ons land. Zo bouwen we als één overheid aan een mooier en duurzamer Nederland.

Nationale belangen en opgaven in de fysieke leefomgeving

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we ‘nationale belangen. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Het rijk heeft 21 nationale belangen beschreven waarop de nationale overheid zich in de NOVI richt. Voor deze ontwikkeling zijn de volgende nationale belangen van toepassing:

  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Dit plan houdt rekening met deze aspecten.

3.1.2 AmvB Ruimte (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgelegd. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Voor dit plan hebben deze regels geen gevolgen.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 juli 2017 is het besluit tot wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Het betreft een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder). De laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De behoefte aan deze stedelijke ontwikkeling moet dan worden aangetoond. De behoefte is het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, looptijd bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). De uitkomst van de beoordeling van de behoefte moet in de plantoelichting worden vermeld. Voor uitwerkings- en wijzigingsplannen kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering van deze behoefte wordt doorgeschoven naar de toelichting behorende bij het uitwerkings- of wijzigingsplan.

Als stedelijke ontwikkeling wordt bedoeld: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor een minimale omvang vastgelegd van wat een stedelijke ontwikkeling is.

Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor overige stedelijke functies wordt gesteld dat 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m² bedraagt.

De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit het slopen van 34 verouderder huurwoningen waarvoor 40 nieuwe energiezuinige huurwoningen voor worden terug gebouwd. Hierbij gaat het om een toevoeging van zes nieuwe woningen. Daarmee is, op basis van bovengenoemde jurisprudentie, bij dit planvoornemen geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en is een laddertoets niet noodzakelijk.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Fryslân

De provinciale Omgevingsvisie, De Romte Diele, is op 23 september 2020 door Provinciale Staten vastgesteld. In wat voor Fryslân wilt u in 2025-2030 wonen, werken, recreëren, kortom: leven? Deze vraag stond centraal bij het maken van de nieuwe Omgevingsvisie van de provincie Fryslân. In het plan komt al het provinciale beleid voor de fysieke leefruimte te staan. Het gaat om de hoofdlijnen voor de ruimtelijke inrichting van Fryslân, de provinciale waterhuishouding, infrastructuur, natuur, landschap en milieu.

De provinciale Omgevingsvisie vervangt het strategisch beleid van de provincie in het Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en het Verkeer- en vervoerplan. In de visie is aangegeven wat de provincie doet om de huidige basiskwaliteiten van de Friese leefomgeving op orde te houden. Daarnaast wil de provincie extra inzetten op vier urgente, integrale opgaven:

  • Fryslân vitaal, leefbaar en bereikbaar houden;
  • Energietransitie met kracht voortzetten;
  • Fryslân klimaatadaptief inrichten;
  • Versterken biodiversiteit.

De omgevingsvisie Fryslân staat de ontwikkeling in dit bestemmingsplan niet in de weg.

3.2.2 Verordening Romte

In de Verordening Romte Fryslân stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Het belangrijkste uitgangspunt van de verordening is zorgvuldig ruimtegebruik.

Het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied. Daarnaast is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en wordt het ingepast binnen het bestaande bouwblok. Het plan is in overeenstemming met de regels uit de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale afspraken Woonregio Zuidoost Fryslân

Op regionaal niveau zijn afspraken ten aanzien van woningbouw vastgelegd door gemeenten en provincie. De gemeenten Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland en Weststellingwerf vormen samen de regio Zuidoost. De provinciale prognose is een belangrijk vertrekpunt in de woningbouwafspraken in de regio Zuidoost-Friesland en de provincie Friesland. Op basis van de provinciale prognose (2016) en de geactualiseerde woningbouwafspraken (2019) is de woningbouwruimte voor Smallingerland vastgesteld op 1.251 woningen voor de periode 2016 t/m 2025.

In de periode 2016 t/m 2019 zijn er in totaal 430 woningen netto toegevoegd. De resterende reguliere woningbouwopgave tot 2026 komt daarmee uit op 820 woningen. Met de provincie is afgesproken om maximaal 250 woningen over te programmeren voor het binnenstedelijk gebied. Dit biedt de mogelijkheid om planologisch 1.070 woningen te plannen.

De gemeente Smallingerland heeft daarnaast in het najaar van 2020 een gemeentelijke woonvisie vastgesteld (zie paragraaf 3.4.2 ).

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie gemeente Smallingerland

De gemeenteraad heeft in 2013 de Structuurvisie gemeente Smallingerland opgesteld als ruimtelijke vertaling van de Integrale Visie Smallingerland. Deze visie geeft een verkenning van de ontwikkeling van de gemeente Smallingerland voor een langere periode.

Voor de structuurvisie wordt de lijn van de integrale visie gevolgd. Het beleid van de gemeente richt zich op een aantal pijlers; werken, wonen, sport en recreatie, cultuur, onderwijs en wijken. Binnen deze pijlers wordt een aantal doelen geformuleerd. Voor dit plan is de pijler 'wonen' van belang.

Wonen

Binnen deze pijler worden de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • eigen identiteit van buurten, wijken en dorpen behouden en waar mogelijk versterken;
  • geslaagde initiatieven als milieuvriendelijk of energie neutraal wonen mogen niet ten onder gaan aan de wet van de remmende voorsprong;
  • als gekozen wordt voor nieuwe woningbouw ontwikkelingen, dan kunnen deze alleen worden gerechtvaardigd vanuit een kwalitatieve aanvulling op het bestaande;
  • meer dan gemiddelde aandacht voor het wonen in het centrum van Drachten.

Het planvoornemen is overeenstemming met de hierboven genoemde doelstellingen en de structuurvisie van de gemeente Smallingerland.

3.4.2 Woonvisie Smallingerland

Een leefbare en vitale gemeente met aantrekkelijke en toekomstbestendige woningen. Dát wil gemeente Smallingerland graag zijn en blijven. Vernieuwing van het gemeentelijk woonbeleid is nodig, omdat de woningmarkt in de afgelopen jaren erg veranderd is. De gemeente Smallingerland ziet druk op de woningmarkt en een veranderende vraag van verschillende doelgroepen. Ook verandert de bevolkingssamenstelling en vraagt de energietransitie om een nieuwe aanpak. De gemeente heeft in het kader hiervan een nieuwe, voor de lange termijn en gedragen, Woonvisie opgesteld.

Met de Woonvisie wordt inzicht verkregen in de precieze ontwikkelingen op de woningmarkt zodat de gemeente goed kan inspelen op de veranderende woningmarkt. Een nieuwe visie is gewenst omdat de woningmarkt de laatste jaren veranderd is. Ook is er nieuwe wetgeving, er zijn nieuwe huishoudensprognoses en duurzaamheid is steeds belangrijker. Op al deze ontwikkelingen wil de gemeente op tijd reageren en de toekomstige woningbouw op aanpassen. Ook investeringen in de bestaande woningvoorraad en een leefbare woonomgeving zijn belangrijk.

De woningbouwruimte voor Smallingerland is vastgesteld op 1.251 woningen voor de periode 2016 t/m 2025. In de periode 2016 t/m 2019 zijn er in totaal 430 woningen netto toegevoegd. De resterende reguliere woningbouwopgave tot 2026 komt daarmee uit op 820 woningen. Met de provincie is afgesproken om maximaal 250 woningen over te programmeren voor het binnenstedelijk gebied. Dit biedt de mogelijkheid om planologisch 1.070 woningen te plannen. In de 'harde' woningbouwplannen voor de periode 2020-2025 zitten op dit moment 642 woningen.

In het woningbouwprogramma 2020-2050 zijn 40 woningen in het kader van wijkvernieuwing opgenomen voor de Geelgorsstraat /Noorderdwarsvaast.

3.4.3 Parkeernormennota 2015

De gemeente Smallingerland heeft op 17 februari 2015 de "Parkeernormennota 2015" vastgesteld. In dit wijzigingsplan is rekening gehouden met het parkeerbeleid zoals dat in de "Parkeernormennota 2015" is vastgelegd.

3.4.4 Welstands- en reclamenota

Het welstandsbeleid van Smallingerland is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Smallingerland. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Het doel van het welstandstoezicht is om in alle openheid een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Smallingerland. Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Smallingerland.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In het hiernavolgende is kort ingegaan op de diverse omgevingsaspecten in het plangebied. Het gaat hierbij om verschillende wettelijk verplicht te beschouwen aspecten en sectoraal beleid uit oogpunt van ruimtelijke ordening/planologie dan wel milieu bezien. De uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan stuit niet op belemmeringen met betrekking tot onderstaande omgevingsaspecten. Er is dan ook volstaan met het voor zover noodzakelijk ingaan op het wettelijk kader en het eventueel benoemen van relevante aspecten met betrekking tot het plangebied.

4.1 Erfgoed

De belangrijkste wettelijke basis voor het behoud van erfgoed is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet. De kern van deze wet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan vanwege de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient vanwege voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.1.1 Archeologie

Voor het plangebied is op basis van de provinciale archeologische beleidskaart (FAMKE) onderzocht welke archeologische waarden aanwezig zijn. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode IJzertijd - Middeleeuwen. Voor het betreffende plangebied kan op basis van de kaarten uit de twee verschillende perioden tot de volgende conclusies worden gekomen.

Steentijd - Bronstijd

De advieskaart “Steentijd - Bronstijd” geeft aan dat voor het plangebied onderzoek nodig is bij grote ingrepen (donkergroen). Van deze gebieden wordt vermoed, op basis van eerder onderzoek dat eventuele aanwezige archeologische resten uit de steentijd al ernstig verstoord zijn. Voor de meeste kleine ingrepen is hier dan ook geen verder onderzoek noodzakelijk. Diepere sporen en vondsten kunnen evenwel nog intact zijn. Voor zeer omvangrijke ingrepen van meer dan 2,5 hectare adviseert de provincie een karterend proefsleuvenonderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2021SNO013-0401_0007.png"

Figuur 7. Fragment Famke periode steentijd - bronstijd

IJzertijd - Middeleeuwen

De advieskaart "ijzertijd - middeleeuwen" geeft karterend onderzoek 3 (middeleeuwen) aan. In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5.000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2021SNO013-0401_0008.png"

Figuur 8 Fragment Famke periode ijzertijd - middeleeuwen

Voor de ontwikkellocatie is een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (Bijlage 1). Op basis van de resultaten van het uitgevoerde booronderzoek kan de verwachting voor alle archeologische perioden worden bijgesteld naar laag. Het vondstniveau is nergens meer aanwezig binnen het plangebied. Echt dieper ingegraven sporen zouden nog kunnen worden aangetroffen in de waargenomen BC- en C-horizont. De kans hierop wordt op basis van de resultaten van onderzoeken in de directe nabijheid van het plangebied en het ontbreken van archeologische indicatoren echter klein geacht.Op basis van de resultaten van dit onderzoek blijkt dat in het plangebied geen archeologische resten bedreigd worden. Daarom wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgonderzoek noodzakelijk geacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2021SNO013-0401_0009.png"

Figuur 9. plangebied archeologisch vooronderzoek

4.1.2 Cultuurhistorie

Naast wetgeving op rijksniveau is ook in de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgelegd dat gemeenten in een ruimtelijk plan moeten aangeven op welke wijze het plan rekening houdt met cultuurhistorische elementen en structuren. Informatie over cultuurhistorische waarden is beschikbaar middels de Cultuurhistorische Kaart Fryslân 2 (CHK2) van Provinsje Fryslân. Wat betreft cultuurhistorie blijkt uit deze kaart dat de te slopen woningen aan de Geelgorsstraat 121 t/m 127 en 109 t/m 159 zijn aangemerkt als 'Jongere bouwkunst 1850-1940'. De gebouwen en objecten die onder deze noemer vallen, zijn verzameld tijdens het Monumenten Inventarisatieproject (MIP), uitgevoerd tussen 1987 en 1994. De geïnventariseerde objecten en complexen zijn een historische getuigenis en bouwkundige vertaling van de ontwikkelingen die in de periode 1850-1940 op maatschappelijk, cultureel, technisch en economisch gebied hebben plaatsgevonden. In het geldend bestemmingsplan heeft de gemeente geen nadere bepaling voor deze panden opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2021SNO013-0401_0010.png"

Figuur 10. Fragment Cultuurhistorische Kaart Fryslân 2

In 2019 is door de gemeente Smallingerland de mogelijkheid tot aanwijzen gemeentelijk monument onderzocht. Eind 2019 heeft de gemeente besloten het complex aan de Geelgorsstraat/Noorderdwarsvaart niet aan te wijzen als gemeentelijk monument. De reden daarvoor is dat de belangen van de monumentale status niet opwegen tegen de wensen van de bewoners (circa 70% was voor sloop), het woonbeleid en het duurzaamheidsbeleid.

Inmiddels zijn de woningen gesloopt. Op 5 februari 2021 heeft Accolade hiervoor een sloopmelding ingedient. Per brief van 9 februari 2021 heeft de gemeente Smallingerland aangegeven dat deze voldoet.

4.2 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient op grond van de bepalingen in de Wet natuurbescherming rekening te worden gehouden met de gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Natuurtoets

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op uitvoerbaarheid, onder meer in relatie tot de natuurwetgeving. Zo dient te worden onderzocht of als gevolg van de uitvoering van het plan sprake is van effecten op wettelijk beschermde soorten flora en fauna en/of natuurgebieden (NNN, Natura 2000), alsook in het kader van houtopstanden. Om hierin inzicht te krijgen is een ecologische quickscan (Bijlage 2) en een aanvullend onderzoek (Bijlage 3) verricht uitgevoerd. Uit deze onderzoeken blijken de volgende conclusies en consequenties.

Beschermde soorten

Tijdens de ecologische quickscan is aangetoond dat de te slopen woningen geschikt zijn voor zowel de huismus, gierzwaluw als gewone dwergvleermuis. Om aan te kunnen tonen of er nest- en/of verblijfplaatsen van deze soorten aanwezig zijn, is aanvullend onderzoek uitgevoerd.

  • Huismus: tijdens aanvullend onderzoek is aangetoond dat er 6 huismusnesten verloren gaan met de sloop.
  • Gierzwaluw: tijdens aanvullend onderzoek is aangetoond dat er 1 gierzwalunest verloren gaat met de sloop.
  • Gewone dwergvleermuis: tijdens aanvullend onderzoek zijn 4 balts- /paarverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis aangetroffen in de te slopen woningen.

Naar aanleiding van het aanvullende ecologisch onderzoek heeft Accolade op 11 november 2020 een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) ten behoeve van de sloop en nieuwbouw van de woningen aan de Geelgorsstraat 109-159 (oneven) en Noorderdwarsstraat 145-159 (oneven) aangevraagd. Provincie Frylân heeft besloten deze ontheffing te verlenen (Bijlage 4).

Mitigerende maatregelen

Tijdelijke mitigatie

  • Gewone dwergvleermuis: ter tijdelijke mitigatie van de 4 verloren gaande verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis zijn in april 2018 reeds twaalf kleine vleermuiskasten in het plangebied opgehangen. In het kader van de totale compensatieopgave van verschillende deelprojecten van Accolade zijn er in een straal van 100 meter vanaf het plangebied een 40-tal inbouw vleermuiskasten, 3 kraamkasten en 4 kleine vleermuiskasten gerealiseerd. Van deze 40 inbouwkasten zijn er 16 gerealiseerd in het kader van de compensatie voor tijdens de bouwperiode. In totaal is er (12 + 16 = 28 vervangende verblijfplaatsen) ruimschoots voldaan aan de tijdelijke compensatieopgave voor tijdens de bouwwerkzaamheden.
  • Gierzwaluw: ter tijdelijke mitigatie van de verloren gaande nestplaats van gierzwaluw zijn in april 2018 5 triple gierzwaluwkasten gerealiseerd.
  • Huismus: ter tijdelijke mitigatie van de 6 verloren gaande nestplaatsen van huismus zijn in mei/juni 2018 12 nestkasten geplaatst.

Permanente mitigatie

  • Gewone dwergvleermuis: in de nieuwbouw zullen 16 verblijfplaatsen voor de gewone dwergvleermuis worden gecreëerd. Tevens zal, waar mogelijk, de spouw toegankelijk worden gemaakt voor de vleermuizen. Hiermee is in de permanente situatie ruim voldoende gecompenseerd voor de verloren gaande vleermuisverblijfplaatsen.
  • Gierzwaluw: in de permanente situatie zal compensatie worden gerealiseerd voor de gierzwaluw. In de nieuwbouw zullen 3 nestplaatsen worden gerealiseerd voor de gierzwaluw.
  • Huismus: in de permanente situatie zullen ter compensatie in ieder geval 12 nestplaatsen worden gerealiseerd voor de huismus.Indien mogelijk, zal in de nieuwbouw woningen de onderste rijen dakpannen geschikt worden gemaakt voor nestplaatsen van de huismus.

Maatregelen voor en tijdens de werkzaamheden

Voorafgaand aan de sloop zullen de woningen ongeschikt worden gemaakt. Voor de vleermuis wordt dit gedaan in januari/februari 2021 door middel van het plaatsen van exclusion flaps. Uitvliegende vleermuizen kunnen dan niet meer naar binnen.

Voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden, vóór maart 2021, worden de huizen ongeschikt gemaakt voor de huismus en gierzwaluw. Dit wordt gedaan door het spannen van gaas in de dakgoten.

Daarnaast moeten het broedseizoen van vogels en de zorgplicht van de Wnb voor zoogdieren en amfibieën die vallen onder de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Fryslân in acht worden genomen bij de aanlegwerkzaamheden.

Beschermde gebieden

Wnb-beschermde gebieden

Op basis van de stikstofberekening kan worden bepaald of een vergunning van de Wnb nodig is voor de uitvoering van het plan (zie onderstaand). Als gevolg van het plan is er geen sprake van een toename van stikstofdepositie op de meest nabij gelegen Natura 2000-gebieden Wijnjeterper Schar en Van Oordt's Mersken.

Stikstof
Een AERIUS- berekening moet uitwijzen of er negatieve effecten in het kader van de Wnb beschermde gebieden zullen optreden. Op basis daarvan kan worden bepaald of vervolgstappen nodig zijn, zoals het aanvragen van een vergunning van de Wnb. Op 11 december 2020 is de berekening stikstofdepositie voor onderhavig project uitgevoerd (Bijlage 5). Het plan leidt in de aanleg- en gebruiksfase niet tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden die in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn beschermd. Voor dit onderdeel van het project is dan ook geen vergunning van de Wnb nodig. Het aspect stikstof staat uitvoering van het project niet in de weg.

Conclusie
Er is ontheffing verleend voor de huismus, gierzwaluw en dwergvleermuis. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan niet door ecologie wordt beperkt.

4.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen, waterwegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het Plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het Groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. De volgende besluiten zijn relevant:

  • 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi): Met het Bevi zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
  • 2. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb): Op basis van het Bevb dienen plannen, vergelijkbaar met het Bevi, te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het PR en de oriëntatiewaarde voor het GR.
  • 3. Wet basisnet: Het basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over de weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (met enkele uitzonderingen daargelaten).
  • 4. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt): Voor ruimtelijke ordening in relatie tot de transportroutes is het Bevt opgesteld. Hierin zijn de regels voor de ruimtelijke ordening rondom het basisnet wettelijk vastgelegd.
  • 5. Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit): Het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende regeling is de opvolger van een groot aantal AMvB's. In het Activiteitenbesluit staan algemene regels voor verschillende milieuaspecten, zoals veiligheidsafstanden waaraan voldaan moet worden.

Toetsing

Voor de toetsing op het aspect externe veiligheid heeft de gemeente Smallingerland afgestemd met de FUMO. Op basis van de signaleringskaart-ev is geconstateerd dat er in het kader van externe veiligheid geen risicocontouren over het plangebied vallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2021SNO013-0401_0011.png"

Figuur 11. Fragment signaleringskaart-ev(bron:FUMO)

Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.4 Bodemkwaliteit

In het kader van een ontwikkeling of een wijzigingsplan moet onderzocht worden welke gevolgen eventuele bodemverontreinigingen hebben voor de uitvoerbaarheid van het plan. De bodemkwaliteit kan namelijk een beperkende factor zijn voor de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied voor wonen of een andere functie. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet in ieder geval een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing. Hierin is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen er sprake is van een saneringsgeval.

Verkennend bodemonderzoek

In opdracht van Accolade is door Enviso Ingenieursbureau een verkennend (water- en asbest) bodemonderzoek conform de NEN 5740, NEN 5720 en de NEN5707 uitgevoerd ter plaatse van de locatie Geelgorsstraat-Noorderdwarsvaart te Drachten (Bijlage 6). Op de onderzoekslocatie zijn sinds de jaren ’20 van de vorige eeuw woningen met tuin aanwezig. Aan de achterzijde van de woningen aan de Geelgorsstraat is sinds die tijd een sloot aanwezig. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 13.000 m².

Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat de onderzoekslocatie aan de Geelgorsstraat-Noorderdwarsvaart te Drachten, uitgezonderd de sloot, uit milieuhygienisch oogpunt geschikt is voor de voorgenomen herontwikkeling. De bovengrond voldoet aan klasse Wonen en de ondergrond aan de Achtergrondwaarde. Ter plaatse van de sloot is een verontreiniging met zink aanwezig, waarbij circa 30 m³ slib matig verontreinigd is met zink en minimaal 50 m³ vaste ondergrond. De verontreiniging in de vaste ondergrond is nog niet volledig in kaart gebracht. Aanbevolen wordt om het aangetroffen asbesthoudend materiaal op het maaiveld (meetpunt 05) en het asbestvrije plaatmateriaal (meetpunt 07) conform de huidige wet- en regelgeving op te laten ruimen. Daarnaast is geadviseerd om ter plaatse van de sloot een nader bodemonderzoek uit te laten voeren om de omvang van de aangetroffen verontreiniging met zink in kaart te brengen

Nader bodemonderzoek

Uit het verkennend bodemonderzoek is gebleken dat er een bodemverontreiniging met zink op de locatie aanwezig is, waarvan de omvang niet geheel in kaart is gebracht. Het doel van het nader bodemonderzoek is het vaststellen van de omvang van de aangetroffen verontreiniging met zink in de grond. Vervolgens kan worden vastgesteld of al dan niet sprake is van een ‘geval van ernstige bodemverontreiniging’.

Er is een nader bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de aanwezige sloot op de locatie Geelgorsstraat – Noorderdwarsvaart te Drachten (Bijlage 7).

Uit de toetsingsresultaten blijkt dat voor de verticale afperking geen verhoogde gehalten aan zink zijn waargenomen ten opzichte van de interventiewaarde. De verontreiniging is hiermee in verticale richting voldoende afgeperkt.

Voor de horizontale afperking is gebleken dat de verontreiniging zich beperkt tot de grenzen van de sloot, met uitzondering van de locaties ter plaatse van boringen 206, 217 en 221. Hiermee is ook in horizontale richting de verontreiniging voldoende afgeperkt.

In totaal is ter plaatse circa 30 m³ verontreinigd slib aanwezig op de locatie en circa 165 m³ sterk verontreinigde grond. Uit de resultaten is gebleken dat voor de grond in minimaal 25 m3 bodemvolume de gemiddeld gemeten concentraties de interventiewaarden overschrijden, zodat er sprake is van een ‘geval van ernstige bodemverontreiniging’ in de zin van de Wet bodembescherming (Wbb).

De exacte oorzaak van de verontreiniging is niet eenduidig aan te geven, maar zeer waarschijnlijk is het veroorzaakt door het jarenlange menselijke gebruik van de locatie (onder andere zinken dakgoten). Daar het gebied sinds de jaren ’20 van de vorige eeuw in gebruik is geweest, kan aangenomen worden dat de verontreiniging grotendeels voor 1987 is veroorzaakt en dat betekent, dat het een historische verontreiniging betreft.

Indien ter plaatse van de verontreinigde bodem (graaf)werkzaamheden ten behoeve van de herinrichting worden uitgevoerd, dient rekening gehouden te worden met een nader op te starten saneringsprocedure. Hiertoe dient een BUS-melding opgesteld te worden, die goedgekeurd dient te worden door het bevoegd gezag (Provincie Fryslân).

Accolade heeft opdracht gegeven voor de saneringswerkzaamheden en de BUS-melding is aangevraagd.

Conclusie

Uit milieuhygiënisch oogpunt bestaan er na sanering geen beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.5 Waterparagraaf

Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.

Toetsing
Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van het Wetterskip. Het waterschap is verantwoordelijk voor het watersysteem en het zuiveren van het aangeboden stedelijk afvalwater. De ontwikkeling is op 1 maart 2021 aan het waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets (kenmerk: 20210301-2-25699), het resultaat van de watertoets is opgenomen als Bijlage 8. Uit deze digitale watertoets blijkt dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen.

Hieronder staan de eventuele wateraspecten die van invloed zijn op het plan en aandachtspunten om mee rekening te houden. Bij de verschillende punten is benoemd hoe hier rekening mee is gehouden in het plan.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in het onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2021SNO013-0401_0012.png"

Figuur 13. Compensatie normen

Toelichting tabel

  • 5% heeft alleen betrekking op de Friese boezem;
  • de algemene regels uit de keur zijn in de onderstaande tabel verwerkt;
  • maatwerk kan bestaan uit bijvoorbeeld infiltratie of berging van het overtollig hemelwater.

Uitgaande van de aangeleverde gegevens neemt het verhard oppervlak toe met 1.403 m2.  Door deze toename aan verharding zal de neerslag versneld worden afgevoerd van het terrein. Zonder compenserende maatregelen zal de waterhuishoudkundige situatie verslechteren. Om de effecten van de verhardingstoename te compenseren dient het wateroppervlak in het peilgebied uitgebreid te worden met minimaal 140 m2 waterberging (10% van de verhardingstoename). In het plangebied wordt de reeds aanwezig sloot verbreed om aan de compensatie-eis te kunnen voldoen.

Conclusie
Advisering van Wetterskip Fryslân en relevante documentatie ten aanzien van waterhuishoudkundige maatregelen worden betrokken in de verdere planvorming en definitieve invulling van het plangebied. Daarmee mag worden aangenomen dat er over het voorliggende plan geen bezwaren ten aanzien van het wateraspect zullen bestaan.

4.6 Geluidhinder

Normstelling
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting op nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de geluidzone van bestaande wegen. De locatie is gelegen binnen de wettelijke geluidszone van de wegen: Noorderdwarsvaart en de De Knobben. Op deze wegen is een snelheidsregime van 50 km/uur van toepassing. De locatie is gelegen buiten de geluidszone van de Autoweg N31. Op de deels aangrenzende Geelgorsstraat en de nabijgelegen wegen Uilevlucht en Schwartzenberghlaan is een snelheidsregime van 30 km/uur van toepassing. Conform artikel 74 van de Wet geluidhinder heeft een 30 km weg geen geluidszone en zijn de grenswaarden van de Wet geluidhinder (Wgh.) in dat geval niet van toepassing. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidsbelasting van deze wegen wel van belang.

Voor nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de geluidzone van bestaande wegen geldt een voorkeurswaarde van 48 dB. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden, moet worden onderzocht of er maatregelen kunnen worden getroffen om de overschrijding te beperken. Als maatregelen niet mogelijk zijn, of als het niet lukt om daarmee aan de voorkeurswaarde van 48 dB te voldoen, dan is het mogelijk om hogere geluidbelastingen toe te staan tot een maximum van 53 dB. Voor deze geluidgevoelige objecten dient dan een zogeheten 'hogere grenswaarde' te worden vastgesteld. Bij de bouw dient vervolgens aandacht te worden besteed aan de geluidwering van de gevels, om ervoor te zorgen dat de geluidbelasting binnen in de betreffende geluidgevoelige objecten niet boven de ten hoogste toelaatbare 'binnenwaarde' uitkomt.

Uit het uitgevoerde geluidsonderzoek (Bijlage 9) blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de zoneplichtige Noorderdwarsvaart ter plaatse van 10 woningen, op één of meerdere gevels de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De hoogst berekende waarde bedraagt 56 dB inclusief aftrek artikel 110g van de Wgh. waarmee wel wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde. De geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de zoneplichtige weg De Knobben voldoet op alle woningen aan de voorkeursgrenswaarde. Voor dit wegvak zijn er vanuit de Wgh. dan ook geen belemmeringen geconstateerd.

De wegen met een snelheidsregime van 30 km/uur (Geelgorsstraat, Uilevlucht en Schwartzenberghlaan) hebben geen wettelijke geluidszone. Daardoor zijn formeel de grenswaarden uit de Wgh. ook niet van toepassing. Als bij de grenswaarden uit de Wgh. aansluiting wordt gezocht dan blijkt dat de totale geluidsbelasting van deze wegen, ter plaatse van alle te realiseren woningen, voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Ook voor deze wegvakken zijn er ten aanzien van geluid geen belemmeringen geconstateerd.

Gemeente Smallingerland heeft besloten een hogere waarde vast te stellen voor de desbetreffende 10 woningen (Bijlage 10)

Conclusie
Door het vaststellen van een hogere grenswaarde voor de woningen voldoet het plan.

4.7 Bedrijven- en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) uit 2009. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimale afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De genoemde afstanden in de VNG-publicatie zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.

Het plangebied is onderdeel van een woonwijk in het noordoosten van Drachten en wordt omringd door woonpercelen. Ten noordoosten van het plangebied is een snackbar gevestigd (bestemming: Horeca-1) op 25 meter van het plangebied, hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter.Aan de zuidoostkant van het plangebied is een tankstation gevestigd aan de Noorderdwarsvaart. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter, aan deze afstand wordt voldaan.

Op grotere afstand liggen een aantal bedrijfsbestemmingen (Bedrijf-2) rondom het plangebied, binnen deze bestemming zijn categorie1 en 2 bedrijven toegestaan waarvoor een maximale richtafstand van 30 meter geldt. De dichtstbijzijnde bedrijfsbestemming ligt op ca. 60 meter van het plangebied, hiermee wordt aan de richtafstanden voldaan.

Conclusie

Omdat wordt voldaan aan de richtafstanden ten opzichte van bedrijven en andere inrichtingen in de omgeving is er geen belemmeringen ten aanzien van de uitvoerbaarheid.

4.8 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 geldt de Wet Luchtkwaliteit (luchtkwaliteitseisen) als onderdeel van de Wet Milieubeheer (Wm.). In artikel 5.16 van de Wm. is aangegeven hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bevoegdheden kunnen uitoefenen in relatie tot de luchtkwaliteitseisen. Dit geldt dan vooral alleen voor de stoffen NO2 en PM10. Indien aannemelijk kan worden gemaakt dat aan één of een combinatie van onderstaande voorwaarden wordt voldaan, is er geen belemmering meer voor het uitvoeren van een besluit.

  • a. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. Een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. Een project draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de concentratie van een stof;
  • d. Een project is genoemd of past binnen het NSL of binnen een regionaal programma va maatregelen.

Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is tevens het besluit en de regeling Niet In Betekenende Mate (NIBM) van 30 oktober 2007 in werking getreden. In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen NIBM) is op grond van art. 5.16 lid 4 Wm, bepaald in welke omstandigheden de uitoefening van een bevoegdheid, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan, niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, zodat ook niet getoetst hoeft te worden aan de normen voor luchtkwaliteit.

De FUMO heeft namens de gemeente Smallingerland een bereiking uitgevoerd met de NIMB-rekentool ten behoeven van onderliggend plan (Bijlage 11). In onderstaand overzicht is het resultaat uit de rekenmodule (versie 31-08-2020) weergegeven als gevolg van de invoer van het extra verkeer (240 voertuigbewegingen) gevolg van het plan. Als realisatiejaar is het jaar 2022 aangehouden. Voor het aandeel vrachtverkeer is uitgegaan van de hoogste verdeling uit de rapportage t.b.v. wegverkeerslawaai (1,4% nachtperiode).

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BW2021SNO013-0401_0013.png"

Figuur 13. berekeningsresultaat NIBM-rekentool

Uit het overzicht blijkt dat de maximale bijdrage ten gevolge van alleen het extra verkeer van het plan in geval van met name de maatgevende stof NO2 0,18 ìg/m3 bedraagt. Voor de stof PM10 bedraagt deze bijdrage 0,04 ìg/m3. In beide gevallen is er geen sprake een toename van meer van 3% grenswaarde van 1,2 ìg/m3.

Conclusie

Op basis van de resultaten uit de rekenmodule NIBM draagt het bouwplan niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit.

4.9 M.e.r.-verantwoording

De bij elk ruimtelijk plan uit te voeren m.e.r.-beoordeling houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds de hiervoor beschreven onderzoeken. Op het planvoornemen is categorie D10 van het Besluit m.e.r. van toepassing. De hiervoor geldende drempelwaarden worden evenwel niet overschreden met de in het plangebied beoogde activiteiten. Voor dit bestemmingsplan is daarom de vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing. Aan de hand hiervan wordt beoordeeld of een voorgenomen activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben. Door het bevoegd gezag, in deze de gemeente, zal op grond van de vormvrije m.e.r.-beoordeling binnen zes weken na indiening worden beslist of een milieueffectrapportage voor een planvoornemen moet worden opgesteld.

Naar het oordeel van de Afdeling van 15 januari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:100) kan de ontwikkeling van twaalf vrijstaande woningen, gelet op de omvang ervan, niet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Daarbij is ook van belang dat het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing beperkt is.

De realisatie van zes woning zit ruim onder de hiervoor genoemde twaalf vrijstaande woningen en het ruimtebeslag is beperkt. Gelet hierop kan geconcludeerd worden dat de voorziene ontwikkeling geen stedelijk ontwikkelingsproject vormt. Nu er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject, is een m.e.r.-beoordeling niet aan de orde.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het juridische deel van het wijzigingsplan; de verbeelding en de planregels. Allereerst zal kort worden ingegaan op de plansystematiek die door de gemeente wordt gehanteerd. Daarna komen de verschillende bestemmingen, die op de verbeelding en in de planregels voorkomen, aan bod. Ten slotte wordt kort ingegaan op het gemeentelijk beleid betreffende de handhaving van de in het wijzigingsplan opgenomen planregels. Het plan is zodanig opgesteld dat is aangesloten op de systematiek van de gemeente.

5.2 Plansystematiek

Algemeen
Wat betreft de opzet van de planregels en de planverbeelding heeft de gemeente aansluiting gezocht bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De standaardopzet betreft onder meer de opbouw van de planregels en de planverbeelding, de benaming van bestemmingen en een aantal standaardbegripsbepalingen.

Uitleg van de regels

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 en 2 Begrippen en wijze van meten

In artikel 1 is een uitleg van de begrippen opgenomen die in de regels van dit bestemmingsplan voorkomen. In artikel 2 wordt uitgelegd hoe onder meer de bouwhoogte en goothoogte moeten worden gemeten.

HOOFDSTUK 2. BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 en 4 'Wonen - 2' en 'Wonen - 3'
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Drachten Noord-Oost' zijn overgenomen in dit wijzigingsplan, met uitzondering van enkele aanduidingen en bepalingen die in dit specifieke plangebied niet van toepassing zijn.

De bepalingen van de 5 parapluplannen en 1 partiële herziening zijn ook verwerkt in dit wijzigingsplan.

In de bestemming 'Wonen - 2' geldt dat er ten hoogste 44 half vrijstaande woningen (per twee aaneengebouwd) mogen worden gebouwd met een maximum goothoogte van 6 meter, een maximum bouwhoogte van 10 meter en een dakhelling van minimaal 30° en maximaal 60°. De aan- en uitbouwen mogen een gezamenlijke oppervlakte hebben van ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende zij- en/of achtererf en mogen bovendien niet groter zijn dan 75 m²;

In de bestemming 'Wonen - 3' geldt dat er ten hoogste 10 rijenwoningen (meer dan twee aaneengebouwd) mogen worden gebouwd. Voor deze woningen gelden dezelfde goot- en bouwhoogten en dakhelling als in 'Wonen - 2'. De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen een gezamenlijke oppervlakte hebben van ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende zij- en/of achtererf en mogen bovendien niet groter zijn dan 40 m² als het tussenwoningen betreft en 75 m2 als het eindwoningen betreft.

Met een afwijkingsbevoegdheid kan van een aantal bouwregels worden afgeweken.

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 5. Anti-dubbeltelregel

De Anti-dubbeltelregel is op basis van artikel 3.2.4 van het Bro. Het betreffende besluit schrijft voor dat de tekst van artikel 3.2.4 van het Bro één op één in een bestemmingsplan wordt overgenomen.

Artikel 6. Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is een voorwaardelijk verplichting opgenomen, waarin is bepaald dat een bouwvergunning voor de nieuwe woonbebouwing alleen kan worden verleend indien nieuwe verblijfplaatsen voor de gewone dwergvleermuis, de gierzwaluw en de huismus worden gerealiseerd.

Artikel 7. Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregels zijn overgenomen uit het moederplan. De parkeerregeling voor het gebruik en de regeling voor de terrassen komen uit de parapluplannen.

Artikel 8. Algemene afwijkingsregels

De algemene afwijkingsregels zijn overgenomen uit het moederplan.

Artikel 9. Overige regels

De parkeerregeling voor het bouwen is overgenomen uit het parapluplan.

HOOFDSTUK 4. OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 10. Overgangsrecht

Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Bro. Dit besluit schrijft dwingend voor hoe het overgangsrecht moet luiden. Bebouwing die niet voldoet aan de regels van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met tien procent wordt mogelijk gemaakt.

Het gebruik van gronden en bebouwing dat in strijd is met dit nieuwe bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 11. Slotregel

In de slotregel is aangegeven hoe het bestemmingsplan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid kan worden geconstateerd dat het hier een wijzigingsplan betreft voor de bouw van woningen. Woningbouwcorporatie Accolade is initiatiefnemer van deze ontwikkeling. Gemeente en Accolade hebben een anterieure overeenkomst getekend. Hiermee is het gemeentelijk kostenverhaal gezekerd. Tevens is hiermee geregeld dat eventuele planschade voor rekening van de initaitiefnemer is.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het plan is in het kader van het vooroverleg (artikel 3.1.1 Bro) kenbaar gemaakt bij de overlegpartners. Daarnaast heeft het ontwerpwijzigingsplan van van 19 augustus 2021 tot en met 29 september 2021 ter inzage gelegen voor het indienen van zienswijzen. Er zijn geen zienswijzen ingediend, het plan kan ongewijzigd vast worden gesteld.