direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Fallaetswei 19, Drachtstercompagnie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2021BGB085-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Al ruim 15 jaar wordt er op de zorgboerderij It Fallaet zorg en ondersteuning geboden aan mensen die het moeilijk hebben om mee te komen met de snel veranderende maatschappij. Om hen de mogelijkheid te bieden om zoveel mogelijk zelfstandig te leren wonen biedt zorgboerderij It Fallaet 24-uurs woonzorg aan in verschillende settingen, variërend van groepswonen met eigen slaapkamer tot een volledig zelfstandig appartement waarbij er wel sprake is van 24-uursbegeleiding ondanks de extra zelfstandigheid.

In 2014 is met een omgevingsvergunning het mogelijk gemaakt om 3 woonzorgappartementen en 4 slaapkamers voor bewoning in een kleinschalige woonvorm te realiseren. Men wil graag doorgroeien als zorgboerderij waarbij het bevorderen van zelfstandigheid centraal staat. Doel van dit bestemmingsplan is om in het bestaande hoofdgebouw en aangebouwd bijgebouw (de woonboerderij) deze vorm van zelfstandige bewoning, waarbij altijd 24-uursbegeleiding nodig blijft, in te bestemmen.

Binnen het bestaande hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouw zijn ook de in 2014 vergunde appartementen gerealisseerd. Daarnaast is er in 2015 een extra appartement en 2 nieuwe slaapkamers gerealiseerd. Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om zonder omgevingsvergunning m.b.t. strijdig planologisch gebruik het zelfstandig wonen (met 24-uursbegeleiding) verder te ontwikkelen zodat binnen het bestaande hoofgebouw en het bestaande aangebouwde bijgebouw naar behoefte "zelfstandige" appartemenen en groepswonen kan worden gerealiseerd.

1.2 Plangebied

Het perceel Fallaetswei 19 is gelegen buiten de bebouwde kom van Drachtstercompagnie. Op het perceel staan een woonboerderij met aanbouw waar in wordt gewoond en wordt gebruikt voor de zorgfunctie (intramuraal wonen). Daarnaast staat er op het terrein een vrijstaande bijgebouw van ongeveer 500m². Sinds 2004 is het perceel in gebruik als zorgboerderij voor dagbesteding en vrijetijdsbesteding voor cliënten met een verstandelijke of sociale handicap en voor scholieren uit het speciaal onderwijs.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021BGB085-0401_0001.png"

Figuur 1. Globaal plangebied

1.3 Juridisch planologisch kader

Het plangebied is onderdeel van het bestemmingsplan 'Buitengebied' dat op 11 juni 2013 is vastgesteld. De locatie heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Wonen-Woonboerderij' met de functieaanduiding 'zorgboerderij'. Een zorgboerderij wordt gedefinieerd als een voormalig agrarisch bedrijf waar bedrijfsmatig dagbesteding voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap, personen met een psychische of sociale hulpvraag en/of zorgbehoevende ouderen al dan niet in combinatie met overnachtingsmogelijkheden voor de doelgroepen als zorginstelling wordt geïnitieerd en begeleid.

Binnen deze bestemming is één woning toegestaan. Dat is de woning van de eigenaren van de zorgboerderij. Het permanent huisvesten van cliënten in een appartement met begeleid wonen en/of in een groepswoning op de zorgboerderij is in strijd met het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021BGB085-0401_0002.png"

Figuur 2. Fragment verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied'

Op 25 april 2014 is er een uitgebreide omgevingsvergunning door de gemeente Smallingerland verleend voor de realisatie van 3 woonzorgappartementen en 4 slaapkamers voor bewoning in een kleinschalige woonvorm in de woonboerderij in afwijking van het bestemmingsplan. Op 15 juli 2015 is er eveneens een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van nog een extra appartement en twee nieuwe slaapkamers.

1.4 Leeswijzer

Na de inleiding in dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 nader op het plan ingegaan. Relevant overheidsbeleid is daaropvolgend in hoofdstuk 3 uiteengezet. Een omschrijving van de omgevingsaspecten betreffende de planologische en milieukundige randvoorwaarden is opgenomen in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 betreft de toelichting op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan en de hiervoor te volgen procedure. Als laatste is in hoofdstuk 6 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Planbeschrijving

Het perceel Fallaetswei 19 is gelegen buiten de bebouwde kom van Drachtstercompagnie. Op het perceel staan een woonboerderij (hoofdgebouw met aangebouwd bijgebouw) en een vrijstaande bijgebouw van ongeveer 500m². Sinds 2004 is het perceel in gebruik als zorgboerderij voor dagbesteding en vrijetijdsbesteding voor cliënten met een verstandelijke of sociale handicap.

In de woonboerderij wonen de eigenaren van de zorgboerderij (hoofdbewoners) en zijn een kantine en gemeenschappelijke ruimtes aanwezig. In het aangebouwd bijgebouw is op 20-12-2007 een appartement (ongeveer 66 m²) vergund en gerealiseerd als overnachtingsmogelijkheid voor cliënten.

In 2014 is met een omgevingsvergunning, in afwijking van het bestemmingsplan, permanente bewoning voor zeven bewoners mogelijk gemaakt in de vorm van drie woonzorgappartementen en vier kamers in een woongroep. De drie woonzorgappartementen zijn gesitueerd in het aangebouwde bijgebouw en hebben zelfstandige voorzieningen zoals een eigen woonkamer, keuken, toilet en badkamer. Vier cliënten die niet in staat zijn zelfstandig te wonen, kunnen op de zorgboerderij in een kleinschalige woonvorm wonen. Deze cliënten hebben een eigen slaapkamer op de verdieping en gebruiken de overige voorzieningen gezamenlijk, zoals de keuken (op de begane grond), toilet en badkamer.

In 2015 is er nog een extra appartement en twee nieuwe slaapkamers binnenhet bestaande hoofdgebouw met aangebouwd bijgebouw vergund. daarnaast is er een logeerkamer voor tijdelijke opvang en is er een personeelsslaapkamer in het kader van de 24-uursbegeleiding.

Men wil graag dit concept van "zelfstandig" wonen met begeleiding verder uitbreiden binnen de bestaande bebouwing (hoofdgebouw met aangebouwd bijgebouw). Hierbij gaat het dus om intramurale zorg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021BGB085-0401_0003.png"

Figuur 3. Eigen bewoning, woonzorgappartementen, gemeenschappelijke ruimtes en woongroep in hoofdgebouw een aangebouwd bijgebouw (begane grond)

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021BGB085-0401_0004.png"

Figuur 4. Eigen bewoning, woonzorgappartementen, gemeenschappelijke ruimtes en woongroep in hoofdgebouw een aangebouwd bijgebouw (verdieping)

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021BGB085-0401_0005.png"

Figuur 5. Vooraanzicht hoofdgebouw met aangebouwd bijgebouw, Zorgboerderij It Falleat. (bron: GoogleMaps)

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 De nationale omgevingsvisie

In Nederland wonen we met ruim 17 miljoen mensen op ruim 41.000 km². We willen graag dat ons land over 30 jaar nog steeds prettig veilig en gezond is om in te wonen, werken en recreëren. Daarom is het belangrijk nu al na te denken over de keuzes die daarvoor nodig zijn.

De vraagstukken zijn groot en vaak met elkaar verweven. Denk aan het bouwen van een miljoen nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Ze vragen meer ruimte dan zomaar beschikbaar is in ons land. Ook de COVID pandemie laat zien hoe belangrijk buitenruimte van hoge kwaliteit voor ons is.

De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Rijk, provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners van ons land. Zo bouwen we als één overheid aan een mooier en duurzamer Nederland.

Nationale belangen en opgaven in de fysieke leefomgeving

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we ‘nationale belangen. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Het rijk heeft 21 nationale belangen beschreven waarop de nationale overheid zich in de NOVI richt. Voor deze ontwikkeling zijn de volgende nationale belangen van toepassing:

  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Het onderhavige plan houdt rekening met deze aspecten.

3.1.2 AmvB Ruimte (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgelegd. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Voor Smallingerland hebben deze regels geen gevolgen.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 juli 2017 is het besluit tot wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Het betreft een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder). De laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De behoefte aan deze stedelijke ontwikkeling moet dan worden aangetoond. De behoefte is het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, looptijd bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). De uitkomst van de beoordeling van de behoefte moet in de plantoelichting worden vermeld. Voor uitwerkings- en wijzigingsplannen kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering van deze behoefte wordt doorgeschoven naar de toelichting behorende bij het uitwerkings- of wijzigingsplan.

Als stedelijke ontwikkeling wordt bedoeld: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor een minimale omvang vastgelegd van wat een stedelijke ontwikkeling is. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor overige stedelijke functies wordt gesteld dat 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m² bedraagt.

De voorgenomen ontwikkeling is realiseren van extra ruimte voor "zelfstandige" bewoning met begeleiding (intramuraal) binnen de bestaande bebouwing. Er is dus geen sprak van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Fryslân

De provinciale Omgevingsvisie, De Romte Diele, is op 23 september 2020 door Provinciale Staten vastgesteld. In wat voor Fryslân wilt u in 2025-2030 wonen, werken, recreëren, kortom: leven? Deze vraag stond centraal bij het maken van de nieuwe Omgevingsvisie van de provincie Fryslân. In het plan komt al het provinciale beleid voor de fysieke leefruimte te staan. Het gaat om de hoofdlijnen voor de ruimtelijke inrichting van Fryslân, de provinciale waterhuishouding, infrastructuur, natuur, landschap en milieu.

De provinciale Omgevingsvisie vervangt het strategisch beleid van de provincie in het Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en het Verkeer- en vervoerplan. In de visie is aangegeven wat de provincie doet om de huidige basiskwaliteiten van de Friese leefomgeving op orde te houden. Daarnaast wil de provincie extra inzetten op vier urgente, integrale opgaven:

  • Fryslân vitaal, leefbaar en bereikbaar houden;
  • Energietransitie met kracht voortzetten;
  • Fryslân klimaatadaptief inrichten;
  • Versterken biodiversiteit.

De provincie wil hierbij gaan werken vanuit negen principes:

  • inhoudelijke principes: zuinig & meervoudig ruimtegebruik, omgevings-kwaliteiten als ontwerpbasis, koppelen en verbinden, gezond & veilig
  • samenwerkingsprincipes: rolbewust, decentraal wat kan, ja mits, aansluiten bij wat er al gebeurt, sturen op proces

De omgevingsvisie Fryslân staat de ontwikkeling niet in de weg.

3.2.2 Verordening Romte

In de Verordening Romte Fryslân stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Het belangrijkste uitgangspunt van de verordening is zorgvuldig ruimtegebruik.

De ontwikkeling vindt plaats binnen de bestaande bebouwing, er wordt geen nieuwe bebouwing toegevoegd. Dit sluit aan bij het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Buitengebied 2013

De locatie heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Wonen-Woonboerderij' met de functieaanduiding 'zorgboerderij'. Een zorgboerderij wordt gedefinieerd als een voormalig agrarisch bedrijf waar bedrijfsmatig dagbesteding voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap, personen met een psychische of sociale hulpvraag en/of zorgbehoevende ouderen al dan niet in combinatie met overnachtingsmogelijkheden voor de doelgroepen als zorginstelling wordt geïnitieerd en begeleid.

Binnen deze bestemming is één woning toegestaan. Dat is de woning van de eigenaren van de zorgboerderij. Het permanent huisvesten van cliënten in een appartement met begeleid wonen en/of in een groepswoning op de zorgboerderij is in strijd met het huidige bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Erfgoed

De belangrijkste wettelijke basis voor het behoud van erfgoed is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet. De kern van deze wet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan vanwege de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient vanwege voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

De ontwikkeling vindt plaats binnen de bestaande bebouwing, archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.2 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Algemene zorgplicht

Voor alle planten- en diersoorten geldt de algemene zorgplicht die is opgenomen in artikel 2 van de Flora- en faunawet. Deze bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora en/of fauna kan hebben, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken.

Soortenbescherming
Het planvoornemen betreft een functieaanduiding waarbij de eerde afgegeven omgevingsvergunningen worden inbestemd. Daarbij is er de ruimte voor een interne verbouwing. Door de verbouwingswerkzaamheden worden geen ingrepen in de hoofdvorm van het gebouw gedaan. De ontwikkeling veroorzaakt dus geen conflicten met de Flora- en faunawet. In het plangebied gaan geen beschermde natuurwaarden verloren door de interne verbouwing. Een ecologisch onderzoek hoeft dan ook niet te worden uitgevoerd.

Mocht er in de toekomst wel sprake zijn van bouw- en/of sloopwerkzaamheden dan is de Wet natuurbescherming daarop van toepassing en zal op dat moment moeten worden aangetoond dat de plannen uitvoerbaar zijn.

4.3 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is erop gericht om de geluidhinder vanwege spoorweglawaai, industrielawaai en wegverkeerslawaai in nieuwe situaties te voorkomen en te beperken. De Wgh bepaalt dat de 'geluidsbelasting' op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten in principe niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid.

Wonen wordt op basis van de Wgh gezien als een geluidsgevoelig object. In het huidige bestemmingsplan heeft het plangebied ook de bestemming wonen en is in 2014 het huisvesten van clienten in het hoofdgebouw met aangebouwd bijgebouw reeds vergund. Er is dus geen sprake van een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder.

De weg 'De Dammen" ligt aan de achterzijde van het perceel op meer dan 100 meter van het bestaande hoofdgebouw met aangebouwd bijgebouw. Deze weg ligt in een 60km-zone en gelet op de beperkte verkeersintensiteit is er geen reden om te verwachten dat de geluidsbelasting van wegverkeer boven de 48 dB op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen komt.

4.4 Geurhinder

Bij het realiseren van nieuwe geurgevoelige objecten moet rekening worden gehouden met geurcontouren van veehouderijen. Die geurcontour kan het gevolg zijn van de dierenverblijven, maar ook vanwege de opslag van mest of kuilvoer, mestverwerking of het bereiden van brijvoer.

Wonen wordt gezien als een geurgevoelig object. In het huidige bestemmingsplan heeft het plangebied ook de bestemming wonen en is in 2014 het huisvesten van clienten in het hoofdgebouw met aangebouwd bijgebouw reeds vergund. In dit bestemmingsplan vindt er geen uitbreiding van de appartementen buiten het bestaande hoofdgebouw met aangebouwd bijgebouw (waar reeds appartementen zijn vergund) plaats. Er is dus geen sprake van een nieuwe situatie in het kader van geurhinder.

Op grond van artikel 3.117 van het AB zou de afstand tot een geurgevoelig object minimaal 50 meter moeten zijn omdat de te beschermen objecten buiten de bebouwde kom liggen. De afstand tussen de zorgboerderij en het agrarisch bedrijf aan de Fallaetswei 15 is echter kleiner dan 50 meter.

Op grond van artikel 3.118 lid 1 AB mag de afstand korter zijn wanneer dat bij verordening is bepaald. In dit geval is de Verordening geurhinder en veehouderij Smallingerland 2008 is van toepassing. In deze verordening wordt gesteld dat buiten de bebouwde kom een afstand van minimaal 25 meter van de buitenzijde van een dierenverblijf en van een emissiepunt moet worden aangehouden tot de buitenzijde van een gebouw waarin mensen kunnen verblijven. De kleinste afstand vanaf de dierenverblijven tot het aangebouwde bijgebouw waarin de appartementen zijn gerealiseerd is 26 meter.

Nogmaals benadrukken we hierbij dat het gaat om appartementen voor begeleid wonen en een kleinschalige woonvorm, als onderdeel van de zorgboerderij, de appartementen worden niet gezien als zelfstandige woningen.

Daarnaast is de situatie getoets aan de meest recente jurisprudentie aangaande 'buiten de bebouwde kom' Toetsing uitgangspunt 'buiten de bebouwde kom'. Op basis hiervan kan worden gecontateerd dat de afstand van 25 meter uit de Verordening geurhinder en veehouderij Smallingerland 2008 nog steeds van toepassing is.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of lpg. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig, zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. De veiligheidsrisico's in het kader van externe veiligheid worden uitgedrukt in een plaatsgebonden risico en een groepsrisico. De normen voor het plaatsgebonden en het groepsrisico hebben tot doel een voldoende veiligheidsniveau te garanderen voor de burger als persoon, dan wel deel uitmakend van een groep.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als een rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Toetsing

Om na te gaan of voor het planvoornemen ook aandachtspunten op het vlak van externe veiligheid aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Uit de risicokaart valt af te lezen dat in en in de nabijheid van het plangebied geen risicobronnen, transportroutes of buisleidingen zijn gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021BGB085-0401_0006.png"

Figuur 6. Fragment risicokaart

Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.6 Waterparagraaf

Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.

Toetsing
Het projectgebied is gelegen in het beheersgebied van het Wetterskip. Het waterschap is verantwoordelijk voor het watersysteem en het zuiveren van het aangeboden stedelijk afvalwater. De ontwikkeling is op 16 maart 2021 aan het waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets (kenmerk: 20210316-2-25862), het resultaat van de watertoets is opgenomen als Bijlage 2 Watertoets. Uit deze digitale watertoets blijkt dat de geen sprake is van waterschapsbelang.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in het onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021BGB085-0401_0007.png"

Figuur 7. Compensatie normen

Toelichting tabel

  • 5% heeft alleen betrekking op de Friese boezem;
  • de algemene regels keur zijn in de onderstaande tabel verwerkt;
  • maatwerk kan bestaan uit bijvoorbeeld infiltratie of berging van het overtollig hemelwater.

Conclusie
De wijziging vindt plaats binnen de bestaande bebouwing, hiermee wordt geen extra verhard oppervlak toegevoegd en is er geen sprake van een waterschapsbelang.

4.7 Bedrijven- en milieuzonering

Op plaatsen waar industrie of andere bedrijvigheid is kan hinder voor de omgeving ontstaan. Bij nieuwe ontwikkelingen dient daarom voldoende afstand in acht te worden genomen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) om hinder en onveilige situaties te voorkomen. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, gevaar, stof en geur. Bij deze aspecten neemt de belasting af naarmate de afstand tot de bron groter wordt.

In dit geval is er geen sprake van een nieuwe situatie. In het huidige bestemmingsplan is er al sprake van een woonbestemming met de aanduiding zorgboerderij en is de permanente bewoning door cliënten in 2014 vergund. Er is dus geen sprake van een nadelige of gewijzigde situatie ten opzichte van de naastgelegen agrarische bedrijven.

4.8 Verkeer en parkeren

Dit bestemmingsplan voorziet grotendeels in het inbestemmen van de reeds gerealiseerde woonzorgappartementen voor permanente bewoning conform de in 2014 verleende omgevingsvergunning. De verwachting is dat er geen noemenswaardige toename ontstaat in het aantal verkeersbewegingen door de minimale toename van permanente bewoning waarin dit bestemmingsplan voorziet. Hoewel het niet aannemelijk is dat de bewoners van de zorgboerderij zelf in het bezit zijn van een auto is het mogelijk om het parkeren op eigen terrein op te lossen.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Toelichting op het juridische systeem

In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de omgevingsaspecten. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast.

De regels zijn zo opgesteld dat deze gebruikt kunnen worden in een analoog alsook in een digitaal raadpleegbaar bestemmingsplan. Het digitale plan verschaft de burger 'online' informatie over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale plannen zijn per 01-01-2010 verplicht op grond van de Wro. Op basis van de Wro is het digitaal vastgestelde bestemmingsplan leidend. Als er een verschil bestaat tussen het analoge en digitale bestemmingsplan, is de digitale versie bepalend qua vormgeving en inhoud.

5.2 Regels

5.2.1 Algemeen

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier hoofdstukken:

  • 1. In de Inleidende regels zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.
  • 2. In de Bestemmingsregels zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. In paragraaf 5.2.2 volgt in het kort een nadere toelichting op de bestemmingen.
  • 3. In de Algemene regels staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende algemene bouw- en gebruiksregels. De afwijkingsmogelijkheden in de verschillende bestemmingen en de algemene afwijkingsregels zorgen voor enige flexibiliteit van het plan. De algemene afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht, zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.
  • 4. Tenslotte bevat het bestemmingsplan nog Overgangs- en slotregels. Dit betreft artikelen onder het overgangsrecht met betrekking tot bouwwerken en gebruik en de slotregel.
5.2.2 Gehanteerde bestemmingen

Voor het perceel is de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' opgenomen met de aanduiding 'zorgboerderij' op de woonboerderij. In de woonboerderij is 1 woning aanwezig en verder wordt de woonboerderij gebruikt ten behoeve van de zorgboerderij.

In het hoofdgebouw en de aangebouwde bijgebouw zijn een aantal woonappartementen aanwezig waarin door cliënten van de zorgboerderij zelfstandig en permanent wordt gewoond, maar wel met 24-uurs begeleiding. De bestaande bebouwing waarin deze woonappartementen zijn toegestaan is aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - permanente bewoning door cliënten".

Voor het overige is aangesloten bij de planregels van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Smallingerland.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het gaat hier om een particulier initiatief. De gemeente draagt geen financiële verantwoordelijkheid en risico's. Daarnast hebben gemeente en initiatiefnemer een planschadeovereenkomst getekend. De economische uitvoerbaarheid is daarmee voldoende aangetoond.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan zal de procedure doorlopen zoals is vastgelegd in artikel 3.8 van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij horende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

Overleg

Het bestemmingsplan is onderwerp van overleg geweest zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het plan is hierbij voorgelegd aan de officiële overlegpartners met het verzoek om op het planvoornemen te reageren.

Er zijn overlegreacties ingediend door de Provincie Fryslân en Brandweer Fryslân. Naar aanleiding van deze reacties is het bestemmingsplan aangepast. Hieronderwordt kort ingegaan op de overlegreacties. De vooroverlegreacties zijn als Bijlage 3 Overlegreactie Provincie Fryslân en Bijlage 4 Overlegreactie Brandweer Fryslân bijgevoegd.

Overlegreactie provincie Fryslân

Men geeft aan dat de provinciale belangen op de juiste manier in het plan zijn verwerkt. Daarnaast vragen ze aandacht voor soortenbescherming in het kader van de Wet natuurbescherming i.c.m. interne verbouwingen.

Deze aanvulling is verwerkt in paragraaf 4.2 van de toelichting.

Overlegreactie Brandweer Fryslân

Brandweer Fryslân adviseert in overeenstemming met de uitwerking om:

  • de initiatiefnemer op de hoogte te brengen van het knelpunt in de opkomsttijd en de bedrijfshulpverlening hier op toe te rusten;
  • om de sloot in de buurt van het plangebied te controleren op bovenstaande voorwaarden en de initiatiefnemer op de hoogte te brengen van het knelpunt in de bluswatervoorziening;
  • samen met de initiatiefnemer na te denken over hoe de bereikbaarheid bevorderd kan worden op de doodlopende route;
  • ons te betrekken bij de uitwerking van onze adviezen.

Naar aanleiding vna de overlegreactie is er contact geweest tussen Brandweer Fryslân en de intiatiefnemer en zijn bovenstaande punten besproken.

Gemeente Smallingerland geeft het volgende aan m.b.t. het advies van Brandweer Fryslân:

Opkomsttijd

Wat betreft de opkomst tijd voor dit plangebied is het de gemeente bekend dat dit op het randje zit. Het betreft hier een ontstane situatie. De instelling is hier reeds een lange poos gevestigd en het betreft nu enkel een uitbreiding.

Om goed voorbereidt te zijn op een mogelijke calamiteit, wordt er een oefening/voorlichting met de initiatiefnemer gehouden. Dit zal betrekking hebben op het inlichten van de initiatiefnemer, wat er van elkaar verwacht wordt en worden er tips en tricks uitgewisseld. Op deze manier is de initiatiefnemer op de hoogte van de opkomsttijd en zijn zij voorbereidt op het feit dat ze een langere tijd op zich zelf zijn aangewezen.

Bluswatervoorziening

De watergang aan de voorzijde van het plangebied is geschikt om te gebruiken als bluswater. Deze watergang wordt onderhouden door het Wetterskip en staat in verbinding met de Lijen.
Tevens is de brandkraan aan de andere zijde van de watergang te gebruiken. Nabij de brandkraan is namelijk een bruggetje aanwezig waarvan gebruik kan worden gemaakt.

In onderstaande afbeeldingen zijn het bruggetje en de brandkraan aangegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021BGB085-0401_0008.png"

Figuur 8: brandkraan

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2021BGB085-0401_0009.png"

figuur 9: luchtfoto met bruggetje

Bereikbaarheid

Wat de bereikbaarheid betreft is er een gesprek geweest tussen de Brandweer, de gemeente en de initiatiefnemer. Afgesproken is dat er geen voertuigen of andere belemmerende obstakels op de toegangsweg zullen worden geplaatst. Op deze manier is de bereikbaarheid geborgd.