direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Houtigehage West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2019DPO010-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend plan heeft betrekking op de percelen ten westen van Houtigehage, globaal gelegen tussen de Fabryksloane, Spitsbergen en de Ds. Visscherwei. Het planvoornemen is om hier maximaal 23 woningen te realiseren. Dit project grenst aan de recent gerealiseerde woon-werklocaties bij Spitsbergen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.BP2019DPO010-0401_0001.png"

Afbeelding 1.Inrichtingsschets van het plangebied (globale inrichting,die qua detaillering kan afwijken)

Het plan bestaat naast de woningen ook uit de realisatie van een waterpartij en groenvoorzieningen. Ook is er ruimte voor sport en spel. In het geldende bestemmingsplan heeft het gebied een agrarische bestemming, die het realiseren van woningen niet mogelijk maakt.

Het geldende 'Bestemmingsplan Buitengebied' is vastgesteld op 11 juni 2013. In dit plan heeft het gebied de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden – Besloten gebied' en bovendien de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone – laagvliegroute'. Met voorliggend plan wordt de agrarische bestemming zoals die er nu staat, gewijzigd naar de enkelbestemmingen 'Wonen - 1 en 2'. De bestaande gebiedsaanduiding "Luchtvaartverkeerszone – laagvliegroute" blijft bestaan.

Tevens wordt met dit plan de begrenzing van de westelijke weghelft ten zuidoosten van het bestemmingsplan 'Spitsbergen' gecorrigeerd. Dit strookje grond is in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied over het hoofd gezien, waardoor hiervoor feitelijk nog het oude bestemmingsplan Buitengebied uit 2002 geldt. Dit strookje is, conform het gehanteerde beleid en het feitelijke gebruik, bestemd voor de bestemming 'Verkeer - Verblijf'.

1.2 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader geschetst, hoofdstuk 3 gaat in op de omgevingseisen en -beperkingen, de planologische randvoorwaarden. Hoofdstuk 4 geeft een juridische toelichting en hoofdstuk 5 omvat de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Nationaal beleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgesteld op 13 maart 2012. Voor een belangrijk deel is de invulling van ruimtelijk beleid aan de provincies en gemeenten. In de SVIR zijn drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn. Hier zijn 13 nationale belangen aan gebonden.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap worden bij de provincies en gemeenten neergelegd. Hiervoor wordt ook de ladder voor duurzame verstedelijking gehanteerd.

De nieuwe ladder duurzame verstedelijking is op 1 juli 2017 vastgesteld, dit instrument is onderdeel van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Het doel is om vraag en aanbod van stedelijke functies goed op elkaar af te stemmen om zo de ruimte in stedelijke gebieden optimaal te benutten.

De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied betreft een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied (BSG), dit betekent dat de behoefte aangetoond dient te worden in combinatie met een motivering om de behoefte te voorzien op de locatie buiten BSG.

Motivering Ladder voor duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer ruimtelijke plannen die nieuwe woningen mogelijk maken, de treden van deze ladder doorlopen moeten worden. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.

  • Houtigehage is een relatief grote kern in het gebied; in het woningbouwprogramma (zie paragraaf 2.3.1) van de gemeente is ruimte gereserveerd voor 23 woningen die in het voorliggend plangebied gerealiseerd kunnen worden.
  • De prognose uit het woonbeleid toont een stijging naar de vraag om grondgebonden vrijstaande en half-vrijstaande woningen. Dit betreft een toenemende woningvraag van gezinnen met kinderen. Gelet op de markt, bevolkingsgroei en positieve prognoses, kan geconcludeerd worden dat er behoefte zal zijn aan deze extra 23 woningen.
  • Het planvoornemen op deze locatie is aansluitend op:
      • a. de bestaande bebouwing en het bestaand stedelijk gebied van de kern Houtigehage;
      • b. op het recente wijzigingsplan 'Spitsbergen Houtigehage', met daarin 6 woon-werkunits (vastgesteld 18 december 2015);
      • c. op de twee woningen aan de Ds. Visscherwei die mogelijk zijn gemaakt in het bestemmingsplan Ds. Visscherwei 51 Houtigehage (vastgesteld 19 april 2016);
      • d. ook past de voorliggende ontwikkeling goed tussen de verspreid liggende (woon)bebouwing in het buitengebied. Dit draagt bij aan de clustering van nieuw stedelijk gebied, wat in lijn is met de Verordening Romte (zie ook paragraaf 2.2).
  • In het plangebied wordt 40-45% groen en water gerealiseerd.
  • Met het aansluiten bij bestaande structuren, het realiseren van groen en water en het tegengaan van versnippering, wordt in de geest van de duurzame ladder geopereerd.

Bovenstaande motivatie in acht nemend, is voorliggend plan in het kader van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de Ladder voor duurzame verstedelijking mogelijk.

2.2 Provinciaal beleid

De provinciale verordening 'Romte Fryslân' is op 15 juni 2011 vastgesteld. Met deze verordening wordt ook onderscheid gemaakt in bestaand stedelijk gebied en landelijk gebied. Het plangebied, zoals ook opgemerkt bij paragraaf 2.1.1, valt buiten BSG.

In de Verordening Romte van de Provincie zijn regels geformuleerd omtrent plannen die buiten BSG vallen. Deze stellen dat een plan alleen nieuwe stedelijke functies kan toestaan in nieuwe clusters, binnen BSG of aansluitend op het BSG. Dit onder voorwaarde dat rekening wordt gehouden met ruimtelijke kwaliteit, ruimtegebruik en het woonplan.

Motivering bouwen buiten bestaand stedelijk gebied
Voorliggend plan maakt in totaal 23 woningen mogelijk buiten BSG, de motivering hiervoor kan gevonden worden in de volgende aspecten:

  • Het plangebied grenst aan bestaand stedelijk gebied en ligt aan de rand van een woonkern;
  • Met het voornemen wordt aangesloten bij een recente bouwlocatie, in lijn met de clustering van nieuwe stedelijke ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Het voornemen is in lijn met het woonplan van de gemeente, het voldoet aan de randvoorwaarden en er is geen terugwerkend beleid;
  • De combinatie van groen en wonen vergt oppervlak dat elders, met het oog op clustering aan bestaande bebouwing, niet haalbaar is.

Op basis van bovenstaande wordt het planvoornemen niet door de Verordening Romte belemmerd.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Woonplan

Op 6 oktober 2020 heeft de raad de Woonvisie 2020-2025 vastgesteld. Hierin wordt ingegaan op nieuwbouwplannen, woonruimte en prognoses met betrekking tot vraag en aanbod. In het Woonplan wordt onderscheid gemaakt tussen 'Houtigehage Spitsbergen' en 'Houtigehage uitbreiding'. De realisatie van zes woningen in het aanloopgebied Houtigehage is geregeld via het 'Wijzigingsplan Spitsbergen'. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op 'Houtigehage uitbreiding' in het Woonplan.  Voor de uitbreiding Houtigehage is de eerste fase van 13 woningen gereserveerd in de periode tot en met 2024. Verder is er nog een in te delen beleidsruimte van 35 woningen voor alle dorpen.

De prognoses uit het woonplan voorspellen een toename van gezinnen met kinderen en een woningbehoefte van gemiddeld 90 woningen per jaar. De wenselijke toevoeging bestaat uit 60 gezinswoningen ter doorstroming van huur naar koop of van koop naar koop, dat is meer dan de helft.

  • De gemeente zet in op de actuele vraag en differentiatie van de woningvoorraad, en richt zich op de bouw van grondgebonden woningen van het type vrijstaand en twee onder één kap.
  • De gemeente voert een terughoudend beleid voor rijwoningen, starterswoningen en appartementen.
  • Het type woningaanbod sluit aan bij de stijgende segmenten, het betreft koopwoningen wat in lijn is met de gewenste toevoeging in woningenvoorraad.
  • Het te realiseren woningaanbod brengt meer woningtypes en prijsvariatie aan in de woningvoorraad (toename vrijstaande woningen).
  • De risico's worden gespreid door met twee fases te werken, zoals toegelicht in hoofdstuk 1.2. In het huidige woonplan is alleen fase 1 opgenomen. Fase 2 kan van start gaan als behoefte voor deze fase is aangetoond.

Het voorliggende plan past binnen de uitgangspunten uit het nieuw vastgestelde woonplan.

2.3.2 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan

Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) is in 2013 tot stand gekomen. Hierin is het verkeer- en vervoerbeleid vastgelegd met als doel om:

  • leefbaarheid en leefkwaliteit te vergroten;
  • de verkeersveiligheid verbeteren, zowel objectief als subjectief;
  • een optimale bereikbaarheid te garanderen;
  • een duidelijke en herkenbare inrichting van de verkeersstructuur te verzorgen.

Bij de inrichting van de openbare ruimte wordt aangesloten bij de inrichtingsprincipes van het naastgelegen woonerf (van de kern Houtigehage).

In dit beleid is onderscheid gemaakt tussen stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. Alle wegen in Houtigehage zijn aangewezen als erftoegangsweg, het verblijven staat centraal. In verblijfsgebieden met erftoegangswegen wordt vanuit het shared space-principe de inrichting bepaald; dit wordt afgestemd op het samenspel van functies, omgeving en landschap. Dit komt er vaak op neer dat er geen aparte paden of vrijliggende fietsstroken zijn. Ook parkeervoorzieningen worden volgens bovenstaande principes vormgegeven. Dit betekent dat veel van de behoefte opgevangen dient te worden op eigen terrein.

Ook de woonstraten in het plangebied zullen worden ingericht volgens het inrichtingsprincipe van shared space.

De parkeerbehoefte
De parkeerbehoefte in het gebied is berekend aan de hand van CROW publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' en de publicatie 'Toekomstbestendig Parkeren'. Er is uitgegaan van de stedelijke zone 'rest bebouwde kom' (na realisatie bestaat het immers uit stedelijk gebied) en de stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk'. Dit betekent dat het autobezit naar verwachting hoog uitvalt. Er wordt daarom bij de berekening uitgegaan van een maximale behoefte.

In totaal worden 23 huizen gerealiseerd, waarvan 15 vrijstaande woningen en 8 woningen van het type twee-onder-een-kap. Voor het bepalen van de behoefte wordt uitgegaan van maximale behoefte (worst case). Er wordt dan gerekend met de behoefte van 2,7 parkeerplaats per vrijstaande woning en 2,3 per twee-onder-een-kap woning. Dit ziet er als volgt uit:

2,7 x 15 = 40,5

2,6 x 8 = 20,8

Totaal = 61,3

Dit betekent dat er behoefte is aan maximaal 62 parkeerplaatsen.

Aan bovenstaande norm wordt voldaan. Gelet op de aard van de woningen en de beschikbare ruimte wordt een groot deel van de behoefte op eigen terrein opgevangen. Parkeren op de rijbaan (twee wielen op het trottoir) is toegestaan.

Het planvoornemen is daarmee in lijn met het verkeer- en vervoerplan van de gemeente Smallingerland.

2.3.3 Welstandscriteria

De bebouwing in het plangebied moet voldoen aan de door de gemeente opgestelde welstandscriteria. Deze zijn opgenomen in de Welstandsnota van de gemeente Smallingerland. Het plangebied valt in gebiedstype G24; dorpsuitbreidingen.

Daarvoor zijn de volgende richtlijnen opgenomen:

Gebiedsbeschrijving
In de dorpen zijn op één of enkele locaties uitbreidingswijken gerealiseerd die volgens een planmatige opzet tot stand zijn gekomen. Binnen de (kleinschalige) uitbreidingen komen verschillende type bouwstromen voor, zoals seriematig, projectmatig en individueel. Doordat er vaak voortgeborduurd wordt op een reeds bestaande uitbreidingswijk zijn de verschillende type bouwwijzen in elkaar vervlochten.

De eerste woningbouw is veelal in een seriematige opzet uitgevoerd. Wel zijn er verschillende woningtypen. Bijvoorbeeld rijtjes woningen van twee bouwlagen met kap, twee-onder-één-kapwoningen woningen en seniorenwoningen. Het resultaat is een enigszins gevarieerd beeld van clustergewijze bebouwing uit de jaren '60/'70 met een rechtlijnig stratenpatroon.

Uit een meer recente periode komen vrijstaande of dubbele woningen voor. Een voorbeeld hiervan is het nieuwbouwproject 'wonen aan het water' in Opeinde. Deze woningen kennen vrijwel allemaal een vrij traditionele hoofdvorm (één bouwlaag met duidelijke kap) maar hebben een individuele uitstraling. Het stratenpatroon in de recentere uitbreidingen is veel minder rechtlijnig dan dat van de eerdere wijken uit de jaren '60 en bestaat uit een hoofdontsluiting waarop de eventuele hofjes en doodlopende straten op uitkomen. Over het algemeen blijkt dat er in de uitbreidingswijken per cluster een zekere samenhang nagestreefd wordt.

Binnen deze uitbreidingswijken komen in veel gevallen ook voorzieningen voor zoals een schoolgebouw en een sportveld met bijbehorende gebouwen.

Beleid, waardebepaling en ontwikkeling
Het beleid is grotendeels gericht op het beheer van de bestaande situatie. De gebieden tonen geen opvallende kwaliteiten. Ook worden er geen opvallende ontwikkelingen verwacht.

Welstandsambitieniveau
Vanwege de aanwezige waarden is dit gebied aangemerkt als een regulier welstandsgebied waarbij vooral het respecteren van de onderlinge samenhang centraal staat. Het incidenteel veranderen dient respect te tonen voor de onderlinge samenhang en de bestaande bebouwing.

Hoofdstuk 3 Planologische randvoorwaarden

3.1 Inleiding

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang dat inzicht wordt geboden in de invloed van functies op elkaar en op de omgeving. Deze functies mogen elkaar planologisch gezien niet negatief beïnvloeden.

3.2 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door onder meer:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, over de weg).

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Ter toetsing van dit plan is de digitale veiligheidstoets van Brandweer Fryslân ingevuld. Uit de toets blijkt dat in de omgeving van dit plangebied geen risicobronnen met betrekking tot externe veiligheid aanwezig zijn.

Geconcludeerd kan worden dat in het plangebied geen normen met betrekking tot externe veiligheid worden overschreden.

De resultaten van de digitale veiligheidstoets zijn opgenomen als Bijlage 1 bij dit rapport.

3.3 (Milieu)hinder van bedrijvigheid

(Milieu)hinder van bedrijvigheid gaat om de ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies. Milieuwet- en regelgeving en richtafstanden van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn er om hinder te voorkomen.

In de directe omgeving zijn enkele bedrijven geregistreerd, op minimaal 60 meter. Het gaat hier om kleine bedrijven, of beroepen aan huis. Deze locaties voldoen ruim aan de richtafstanden zoals die in de VNG staan genoteerd. De woon-werkunits die gerealiseerd zijn aan Spitsbergen kunnen ook gezien worden als beroepen aan huis (tot milieucategorie 2). Een klein deel van de nieuwe woningen zal op minder dan 30 m van die bestemmingsgrens komen te liggen. De richtafstanden zijn overigens niet alleen gekoppeld aan de milieucategorie van een te beoordelen bedrijf/voorziening maar ook aan de karakterisering van de omgeving. Zo kan in geval van een gemengd gebied, waar sprake is van functiemenging in plaats van functiescheiding, worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. Hiertoe kan de minimale richtafstand met één afstandsstap worden verkleind. Gezien de functiemenging in dit gebied kan één afstandsstap terug worden gedaan (naar 10 m). De verkleinde richtafstand en kleinschaligheid van deze bedrijvigheid maakt dat hinder niet aan de orde is. Ook de basisschool aan de oostzijde vormt geen belemmering. Met het planvoornemen worden ook geen bedrijfsactiviteiten toegelaten die (milieu)hinder kunnen veroorzaken.

Geconcludeerd kan worden dat (milieu)hinder van bedrijvigheid geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

3.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen de grenswaarden uit deze wetgeving in acht te nemen. Het doel is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. In de gemeente Smallingeland worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden. Met de realisatie van dit plan wordt in zeer beperkte mate voorzien in ontwikkeling. Aangezien in de huidige situatie geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde, zal ook als gevolg van deze wijziging van het bestemmingsplan geen sprake zijn van een feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. Aan de regels van de Wet Milieubeheer wordt voldaan. Een nadere onderbouwing is opgenomen in Bijlage 2.

3.5 Bodemkwaliteit

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een ruimtelijk plan inzicht verkregen moet worden in de uitvoerbaarheid van het plan. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is derhalve onderdeel van de onderzoeksverplichting bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan. Daarnaast geldt in het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de volksgezondheid dat het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming, zoals wonen, in beginsel moet worden voorkomen.

Om meer duidelijkheid te verkrijgen over de bodemkwaliteit is een inventariserend bodemonderzoek uitgevoerd door Eco Reest BV, conform de richtlijnen die hiervoor gelden. Een nadere beschrijving van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3.

Bij een inventariserend onderzoek worden peilbuizen en boringen gezet, voorafgegaan met een vooronderzoek op het bureau. Uit onderzoek is gebleken dat de locatie is aan te merken als onverdacht voor bodemverontreiniging(en), er zijn tijdens het vooronderzoek geen afwijkingen naar voren gekomen. Ook tijdens het zetten van de boringen en het analyseren van de monsters zijn geen afwijkingen naar voren gekomen. Verhoogde PAK gehaltes worden vaker aangetroffen in bewoond gebied. De mate waarin dit is aangetroffen biedt geen noodzaak voor nader onderzoek. Behalve de PAK gehaltes zijn geen andere parameters gemeten die boven achtergrondwaarden of detectiegrenzen uitkomen.

Geconcludeerd kan worden dat de resultaten van het onderzoek geen aanleiding vormen tot nader onderzoek. Er zijn geen verhoogde risico's voor volksgezondheid en milieu te verwachten. Bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

3.6 Archeologie en cultuurhistorie

De bescherming van mogelijk aanwezige archeologische- en cultuurhistorische waarden is geregeld in de Erfgoedwet. Wanneer de bodem wordt verstoord, moeten de archeologische resten intact blijven. Een analyse van de waarden van het plangebied is dus nodig.

Het inventariserende onderzoek is uitgevoerd door archeologisch onderzoeks- en adviesbureau De Steekproef, conform de normen die van kracht zijn. Er wordt bij dergelijke onderzoeken gelet op de gaafheid van de bodem en de aanwezigheid van archeologische waarden. Het onderzoek is te vinden in Bijlage 4. In totaal zijn er 13 boringen gezet.

Geconcludeerd kan worden dat het grootste deel van het gebied niet belemmerd wordt door het aspect archeologie, met uitzondering van het terrein aan de zuidoostzijde van het plangebied. Hier was nader onderzoek nodig naar mogelijke archeologische waarden. Ook was centraal in het plangebied een deel niet onderzocht (er was indertijd nog geen betredingstoestemming).

Het archeologisch onderzoek is daarom aangevuld met een tweede veldonderzoek. Dit onderzoek, uitgevoerd in augustus 2018, is terug te vinden in Bijlage 5.

Het westelijke deel van het onderzoeksgebied, waar in 2011 geen betredingstoestemming was, is ook onderzocht. De bodem is hier ernstig verstoord en daarmee ook het relevante archeologische niveau. Hoewel aan de oppervlakte wel aanwijzingen voor een vindplaats uit de Steentijd zijn gevonden, worden hier geen intacte archeologische resten meer verwacht. Dit gebied is vrijgegeven.

Het oostelijke deel van het onderzoeksgebied is nader onderzocht. Hoewel in de meeste boringen een ernstig verstoorde podzolbodem is aangetroffen, komt er ook een zone voor met een matige of zelfs geringe bodemverstoring. In deze zone zijn ook vuursteenartefacten gevonden. De hier aanwezige vindplaats uit de Steentijd zal dus ook deels (en ter hoogte van boring 31 zelfs geheel) intact zijn. Alleen voor deze zone worden archeologische maatregelen (planaanpassing) aanbevolen, voor het overige deel van het onderzoeksgebied gelden op archeologische gronden geen belemmeringen voor planontwikkeling.

Naar aanleiding van het onderzoek is de inrichting van het plangebied met woningen aangepast. Het in het archeologisch onderzoek aangeduide gebied is daarin zoveel mogelijk vrijgehouden van bebouwing (minder dan 50 m2). Het heeft tevens een dubbelbestemming 'Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied 1' gekregen. Dat betekent dat hier niet mag worden gebouwd, tenzij ter plaatse nader archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd en archeologische resten uit de Steentijd worden gedocumenteerd.

Een klein deel van woning nr. 35 ligt binnen deze archeologische zone. Graafwerkzaamheden voor de woning dienen hier kleiner te zijn dan 50 m². Alleen indien de werkzaamheden een groter oppervlak beslaan, moet conform de systematiek van de gemeente, archeologisch vervolgonderzoek plaatsvinden.

3.7 Water

Om de wateraspecten van planvoornemens goed te beoordelen en mee te nemen is de watertoets beschikbaar. Bij een toename van verharding dient deze te worden doorlopen. Deze toets is tevens een middel om het waterschap op de hoogte te stellen van de op handen zijnde ontwikkeling en inzicht te krijgen in mogelijke maatregelen die genomen dienen te worden. Het resultaat van deze toets is tevens als bijlage 5 opgenomen bij dit rapport. De watertoets is ingediend op 11 juni 2017.

Uit de toetsing blijkt ook dat er een rioolwaterpersleiding in het gebied ligt. Deze leiding ligt parallel aan de Ds. Visscherwei. Voor bouwactiviteiten die een risico met zich meebrengen voor gronden met persleidingen dient altijd overleg plaats te vinden met het waterschap.

De verharding van dit plan is ook berekend en bedraagt 6.975 m2. Bij de berekening is uitgegaan van een gemiddeld verhard oppervlak van 200 m2  per woning (inclusief de woning zelf).

Op basis van de inrichtingsschets (Hoofdstuk 1, afbeelding 1) is tevens een inschatting gemaakt van het verhard oppervlak door straten, parkeerplaatsen en trottoirs.

geschat oppervlak   aantal woningen   toename in verharding  
200 m2   23   4.600 m2  
Totale toename woningen     4.600 m2  

geschatte lengte   breedte   toename in verharding  
200   5   1.000 m2  
150   5   750 m2  
75   5   375 m2  
Totale toename wegen     2.125 m2  
Totale toename verhard oppervlak     6.725 m2  

Voor dit project is de normale watertoets is van toepassing. Een deel van de verharding zal gecompenseerd moeten worden. Het Wetterskip Fryslân hanteert een compensatienorm van 10%. Dit betekent dat 10% van het verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden. Voor dit project is dat 672,5 vierkante meter. Deze compensatie wordt gerealiseerd door verbreding en opwaardering van bestaande sloten en de realisatie van de waterpartij aan de zuidoostzijde van het plangebied.

Als de aandachtspunten en adviezen in acht worden genomen is het plan betreft het wateraspect uitvoerbaar.

De watertoets van het Wetterskip Fryslân is opgenomen in Bijlage 6 van de toelichting.

3.8 Ecologie

Voor het plangebied is een ecologische inventarisatie uitgevoerd, dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 7 van deze toelichting. Het plangebied is voor het onderzoek ook bezocht in augustus 2017. Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is. Met inachtneming van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Wnb voor soorten of een vergunning op grond van de Wnb voor gebieden op voorhand niet nodig voor de beoogde activiteiten. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Verordening Romte Fryslân 2014.

Op voorhand kan in redelijkheid worden gesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg staat.

Om te bepalen of sprake is van een toename van stikstofdepositie, is een AERIUS-berekening uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 8. Uit de berekening met AERIUS blijkt dat er geen natuurgebieden zijn die door het project worden geschaad. Er treedt geen stikstofdepositie met een negatief effect op in het kader van de Wnb-beschermde Natura 2000-gebieden.

3.9 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is erop gericht om overlast van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai te beperken.

Voor het vaststellen van verkeerslawaai staan in de Wgh geluidszoneringen rondom de Nederlandse wegen. Er zijn twee uitzonderingen, hiervoor gelden geen geluidszones:

  • 1. de wegen in een als woonerf aangeduid gebied;
  • 2. de wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur.

De weg Spitsbergen vormt de oostelijke grens van het plangebied. Deze straat valt binnen de bebouwde kom waar 30 km/uur gereden mag worden. Spitsbergen is een onverharde weg.

De ten zuiden van het plangebied gelegen Skoallewyk ligt wel buiten de bebouwde kom. Dit is echter een smalle weg waar alleen bestemmingsverkeer komt. De verkeersdruk en geluidshinder zijn hier zeer laag.

De Ds. Visscherwei valt (ter hoogte van het plangebied) binnen de 30 km/uur zone. Deze zone begint al ter hoogte van de Fabryksloane, ten westen van het plangebied. Deze weg is wel de hoofdontsluitingsweg van Houtigehage. Daarom is ervoor gekozen voor deze weg toch een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uit te voeren. Dit onderzoek is uitgevoerd door de FUMO en opgenomen als Bijlage 9 bij deze toelichting.

Omdat er sprake is van nieuwbouwplan waarvoor een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld, moet gemotiveerd worden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Het onderzoek heeft de gecumuleerde geluidsbelasting van de verschillende wegen berekend, en concludeert dat dit geen aanleiding geeft om in het kader van de ruimtelijke procedure aanvullende eisen aan de geluidswering te stellen. De gecumuleerde geluidsbelasting van de verschillende wegen bedraagt ten hoogste 48 dB (excl. aftrek art. 110g Wgh.). Met de basiseis van 20 dB aan de gevelwering kan het binnenniveau van 33 dB (eis nieuwbouw Bouwbesluit) worden gewaarborgd. Daarmee kan worden gesteld dat, met uitsluitend de basiseis voor de geluidswering, er met betrekking tot wegverkeerslawaai sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Verder is in het plangebied geen sprake van een spoorweg of industrie. Geluidshinder als gevolg van industrie en spoor is hiermee uitgesloten.

Het planvoornemen is wat betreft het aspect geluidhinder uitvoerbaar.

3.10 M.e.r.-beoordeling

De bij elk ruimtelijk plan uit te voeren m.e.r.-beoordeling houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds de hiervoor beschreven onderzoeken.

De activiteiten die in het plangebied worden beoogd, overschrijden geen drempelwaarden in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Voor het bestemmingsplan geldt daarom geen plan-MER. Wel is de (vormvrije) m.e.r.-beoordeling van toepassing. Op 7 juli 2017 is hiertoe een wetswijziging van het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) in werking getreden. Hierdoor dient voor projecten die op de D-lijst van het Besluit m.e.r. voorkomen, maar geen drempelwaarden overschrijden, in het kader van de m.e.r.-beoordeling een m.e.r.-aanmeldnotitie te worden opgesteld.

Het planvoornemen kan worden geplaatst in categorie D11.2 betreffende ‘De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen’. Het opstellen van een m.e.r.-aanmeldnotitie is aan de orde als een private partij de initiatiefnemende partij is. Wanneer planontwikkeling door de gemeente wordt begeleid en gecoördineerd ligt dit genuanceerder. De m.e.r.-beoordelingsbeslissing en motivering daartoe is uiteindelijk een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, die voor activiteiten beneden de drempelwaarden moet nagaan en motiveren of er - op basis van alle relevante (Europese) criteria - belangrijke negatieve milieugevolgen zijn uit sluiten. De gemeente stelt daartoe een m.e.r.-beoordelingsbesluit vast.

Hoofdstuk 4 Juridische toelichting

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het juridische deel van het bestemmingsplan; de verbeelding en de planregels. Allereerst zal kort worden ingegaan op de plansystematiek die door de gemeente wordt gehanteerd. Daarna komen de verschillende bestemmingen, die op de verbeelding en in de planregels voorkomen, aan bod. Ten slotte wordt kort ingegaan op het gemeentelijk beleid betreffende de handhaving van de in het bestemmingsplan opgenomen planregels.

Het plan is zodanig opgesteld dat is aangesloten op de systematiek van de gemeente.

4.2 Plansystematiek

Algemeen
Wat betreft de opzet van de planregels en de planverbeelding, heeft de gemeenteaansluiting gezocht bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen2012 (SVBP 2012). De standaardopzet betreft onder meer de opbouw van de planregels en de planverbeelding, de benaming van bestemmingen en een aantal standaardbegripsbepalingen.

Digitaal en analoog
De planregels zijn zodanig opgesteld dat deze kunnen fungeren in zowel een digitaal bestemmingsplan als in een analoog bestemmingsplan. Het digitale bestemmingsplan is weliswaar het bindende plan, maar het is nog steeds mogelijk een analoge versie van het bestemmingsplan te raadplegen. Het plan voldoet daarmee aan de Wet ruimtelijke ordening.

Vaste hoofdstukindeling planregels
De hoofdstukindeling van de planregels van het bestemmingsplan is als volgt ingericht:

Inleidende regels:

  • Begrippen.
  • Wijze van meten.

Bestemmingsregels:

  • Bestemmingen.

Algemene regels:

  • Anti-dubbeltelregel.
  • Algemene gebruiksregels.
  • Algemene aanduidingsregels.
  • Algemene afwijkingsregels.
  • Overige regels.

Overgangs- en slotregels:

  • Overgangsrecht.
  • Slotregel.

Inrichting bestemmingsregels
De bestemmingsregels zijn als volgt ingericht:

  • 1. Bestemmingsomschrijving.
  • 2. Bouwregels.
  • 3. Afwijken van de bouwregels.
  • 4. Specifieke gebruiksregels.
  • 5. Afwijken van de specifieke gebruiksregels.

Bestemmingsomschrijving
In de planregels is uitgegaan van een volledige opsomming van wat binnen een bestemming functioneel is toegestaan. Soms komt het voor dat verschillende functies of bestemmingen naast elkaar zijn toegelaten, soms als primaire bestemming en soms als ondergeschikte bestemming.

Ondergronds bouwen
Binnen een bouwvlak is ondergronds bouwen in beginsel toegestaan als het gebruiksdoel niet in strijd is met de aan de gronden toegekende bestemming.

Erf- en terreinafscheidingen
De toegelaten hoogte van erf- en terreinafscheidingen is in de planregels opgenomen.

Criteria bij afwijking
Bij de afwijkingen bij omgevingsvergunning worden in de planregels algemene criteria genoemd. In een bestemmingsplan dienen deze geconcretiseerd te worden, in de eerste plaats in de planregels en voorts in de toelichting bij het bestemmingsplan.

Algemene regels
De algemene gebruiksregels zijn voor de overzichtelijkheid in het hoofdstuk ‘Algemene regels’ opgenomen. Slechts in enkele gevallen bestaat er noodzaak om specifieke gebruiksregels te formuleren. De specifieke gebruiksregels zijn in de desbetreffende bestemmingsregels opgenomen.

Dit geldt ook voor de afwijkingen bij omgevingsvergunning; deze zijn in de algemene regels opgenomen en, voor zover nodig, als specifieke regel in de desbetreffende bestemmingsregels.

De algemene aanduidingsregels bevatten de gebiedsaanduidingen. In de overige regels zijn die bepalingen opgenomen die niet de andere algemene regels passen.

Overgangs- en slotregels
Overeenkomstig de algemene regels zijn ook de overgangs- en slotregels gezamenlijk in een hoofdstuk opgenomen.

4.3 Bestemmingen

In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

Agrarisch met waarden - Besloten gebied
De gronden bestemd onder 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied' zijn bedoeld voor behoud en herstel van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Tevens zijn groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, dagrecreatief medegebruik, voet-, fiets- en ruiterpaden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering toegestaan. Daarbij is realisatie van één paardenbak mogelijk.

Verkeer - Verblijf
De bestemming 'Verkeer - Verblijf' is bedoeld voor wegen, straten en pleinen, parkeervoorzieningen, voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen en water, tuinen en erven, speelvoorzieningen, kunstopbjecten en openbare nutsvoorzieningen.

Een deel van de weg Spitsbergen is abusievelijk in het bestemmingsplan Buitengebied uit 2013 niet meebestemd. Dit is gecorrigeerd waarbij de weg is bestemd als "Verkeer - Verblijf". Daarmee wordt aangesloten op de geldende bestemming van rest van de weg Spitsbergen; deze valt in het bestemmingsplan Kleine kernen oost.

Wonen

De gronden onder de bestemming 'Wonen' zijn bedoeld voor wonen, eventueel in combinatie met een bêd en brochje of internetwinkel. Tevens zijn de gronden bestemd voor tuinen en erven, parkeervoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en paden. In dit geval gaat het om een bestaande woning met bijgebouwen, de maatvoering van deze bestaande gebouwen wordt niet gewijzigd.

Wonen - 1 en 2
De bestemming 'Wonen - 1 en 2' betreft een specifieke bestemming, waarin zowel vrijstaande als half-vrijstaande woonhuizen (per twee aaneen gebouwd) mogen worden gebouwd. De bestemming betreft een samenstelling van de bestemmingen 'Wonen-1' en 'Wonen-2'. Het maximum aantal wooneenheden is aangegeven op de verbeelding.

Ook is vastgelegd dat minimaal 40% van het bestemmingsvlak als groenvoorziening en water moet worden ingericht. In de specifieke gebruiksregels is bovendien een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de realisatie en de instandhouding van een waterpartij met een oppervlakte van 700 m2.

Om zoveel mogelijk flexibiliteit in het plan te houden, is gewerkt met grote bouwvlakken, waarbinnen alle bebouwing mag worden opgericht. Er ontstaan daarbij optimale vrijheid in situering van de woningen en inrichting van de openbare ruimte. Het maximaal aantal toegestane wooneenheden is aangeduid op de verbeelding. Ook de maatvoering (maximum goothoogte, maximum bouwhoogte, minimum dakhelling) van de woningen is aangegeven op de verbeelding.

Dubbelbestemming: Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied 1
Het plangebied is archeologisch onderzocht. Voor een klein deel van het plangebied, aan de zuidoostzijde, is uit het onderzoek gekomen dat hier mogelijk archeologische waarden uit de Steentijd aanwezig zijn. Voor dit deel van het plangebied is een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Hier zijn alleen graafwerkzaamheden mogelijk als er vervolgonderzoek heeft plaatsgevonden. Alleen als de graafwerkzaamheden minder dan 50 m² bedragen, mag hiervan worden afgeweken.

Gebiedsaanduiding
Over een deel van het plangebied ligt de gebiedsaanduiding "luchtvaartverkeerzone - laagvliegroute". Ter plaatse van deze aanduiding is de maximale bouwhoogte beperkt tot 40 meter. Voor het plangebied heeft dit geen consequenties. De aanduiding ligt ook op gronden die in andere geldende bestemmingsplannen vallen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan maakt het mogelijk voor de initiatiefnemer om maximaal 23 woningen te realiseren.

De kosten voor de planontwikkeling zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. De kosten voor de gemeente betreffen de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding. Het bouwplan betreft een ontwikkeling in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. In dit kader moet op grond van artikel 6.12 Wro de gemeenteraad een exploitatie-plan vaststellen. Op grond van artikel 6.12, tweede lid Wro kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over met het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin het kostenverhaal geregeld is.

Door de herziening van het voor de betreffende gronden geldende bestemmingsplan en de opgenomen wijzigingsbevoegdheid is er kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 van de Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met dit verzoek zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Hiervoor is tussen de gemeente Smallingerland en de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst gesloten.

Op basis van deze overweging mag het voorliggende bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht. De exploitatiekosten zijn anderszins verzekerd. Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is dan ook niet noodzakelijk. Een anterieure overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de gemeente is inmiddels gesloten. Dit betekent dat de uitvoerbaarheid van het voorliggende wijzigingsplan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan heeft gedurende vier weken in voorontwerp ter inzage gelegen. Bewoners en andere belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening over het voorontwerp te geven.

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is in de voorontwerpfase toegezonden aan relevante overlegpartners. In de reactienota overleg en inspraak worden de resultaten van de inspraak en het overleg vermeld (Bijlage 10).Het plan is naar aanleiding van nieuwe inzichten en reacties gedeeltelijk aangepast ten behoeve van de ontwerpfase.

Het ontwerpbestemmingsplan is tegelijkertijd met het toesturen van het ontwerp-bestemmingsplan aan diverse instanties ter visie gelegd. Binnen de termijn van tervisielegging konden belanghebbenden zienswijzen op het plan naar voren brengen. Er zijn geen zienswijzen of andere reacties ingediend. Ook zijn geen ambtshalve wijzigingen voorgesteld.