direct naar inhoud van Artikel 26 Wonen - Wooncentrum
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2013Buitengebied-0403

Artikel 26 Wonen - Wooncentrum

26.1 Bestemmingsomschrijving

De op de kaart als 'Wonen - Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bijzondere woonvormen,

maar ook voor de daarbij behorende:

  • b. restauratieve voorzieningen;
  • a. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. ontsluitingen en paden;
  • g. tuinen en erven.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 26.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. een wooncentrum, openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
  • b. onder- of bovengrondse parkeergarages;
  • c. andere bouwwerken.

26.2.2 Gebouwen
  • a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het wooncentrum gelden de volgende regels:
    • 1. de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, dan wel minimaal de bestaande afstand indien deze minder is;
    • 2. de goot- en bouwhoogte van een wooncentrum mogen maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte zijn;
    • 3. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag maximaal de bestaande oppervlakte zijn;
    • 4. de diepte van een ondergrondse parkeergarage mag maximaal 5 meter zijn;
    • 5. een ondergrondse parkeergarage mag in maximaal 1 bouwlaag worden gebouwd.

  • b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3 meter zijn;
    • 2. de inhoud per gebouw mag maximaal 50 m³ zijn.

26.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 meter zijn;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

26.3 Nadere eisen
26.3.1 Bevoegdheid tot stellen nadere eis

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van wegen binnen de bestemming Verkeer - Wegverkeer'' minder is dan 30 meter en tot de as van de overige wegen minder dan 10 meter;
  • b. de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van gebouwen op gronden ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”.

26.3.2 Beoordelingscriteria

Een nadere eis als bedoeld in lid 26.3.1 kan worden gesteld met het oog op het voorkomen van onevenredige afbreuk van:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. het behoud van de bestaande verschijningsvorm van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”;
  • h. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3.

26.4 Afwijken van de bouwregels
26.4.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in lid 26.2.2, sub a, onder 3, voor het uitbreiden van de oppervlakte van de gebouwen met maximaal 25%, mits in voldoende mate op eigen terrein in parkeerbehoefte kan worden voorzien.

26.4.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.4.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de waterbergingscapaciteit- en de waterkwaliteit;
  • h. de (openlucht) recreatiemogelijkheden;
  • i. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3.

26.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden als kampeerplaats voor kampeermiddelen;
  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, zodanig dat de verkoopvloeroppervlakte meer is dan 50 m².