direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Achterwei 9 - Olterterp
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.12BPWAchterwei9-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Achterwei 9 te Olterterp zijn plannen om een nieuwe vrijstaande woning te bouwen. Op het perceel stond voorheen een boerderij. De bebouwing hiervan is reeds gesloopt.

Het beoogde bouwplan is niet bij recht toegestaan conform het geldende bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied' (zie hiervoor paragraaf 1.3). In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Wonen - Woonboerderij'. Hierin is bepaald dat het hoofdgebouw wordt gesitueerd op de plek waar het oorspronkelijke hoofdgebouw stond ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Het beoogde bouwplan wijkt hier echter vanaf.

Binnen dezelfde bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzen naar 'Wonen' en daarmee de ontwikkeling mogelijk te maken. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze bevoegdheid.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het perceel Achterwei 9 te Olterterp. De grens van het plangebied is afgestemd op het huidige bestemmingsvlak 'Wonen - Woonboerderij' uit het geldende bestemmingsplan. De situering is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.12BPWAchterwei9-0301_0001.png"

Figuur 1. Ligging plangebied (Bron: Kadaster)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied', vastgesteld op 30 juni 2014. In dit bestemmingsplan hebben de gronden van het plangebied de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' en de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.

Wonen - Woonboerderij

De bestemming Wonen - Woonboerderij is onder andere bedoeld voor wonen én de instandhouding van 'oorspronkelijke boerderijen'. De lijst van deze boerderijen is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen. Ook de 'oorspronkelijke boerderij' van de Achterwei 9 te Olterterp is in deze lijst opgenomen.

Met het beoogde bouwplan wordt een gewone woning voorgesteld in plaats van herbouw van de 'oorspronkelijke' boerderij. De ontwikkeling is daarmee in strijd met het bestemmingsplan. In artikel 21.7 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar 'Wonen'. Hiervoor gelden de volgende wijzigingscriteria:

  • aan wijziging moet worden meegewerkt indien het als oorspronkelijke boerderij aangeduide pand teniet is gegaan;
  • voor het overige moeten na wijziging de regels van de bestemming 'Wonen' (artikel 19) van overeenkomstige toepassing zijn;
  • er mag geen onevenredige afbreuk plaatsvinden aan:
  • de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels van het bestemmingsplan;
  • de natuurlijke waarden;
  • de milieusituatie;
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. en de verkeersveiligheid.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor moet een wijzigingsplanprocedure worden doorlopen. In hoofdstuk 2.3 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria.

Waarde - Cultuurhistorie

Het plangebied maakt deel uit van een gebied dat als cultuurhistorische waardevol wordt gezien. Om deze waarden te beschermen is de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' van toepassing. De bestemming is bedoeld voor het behoud, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden met reliëf. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het diepploegen, egaliseren, afgraven, afschuiven en/of ophogen van gronden;
  • het dempen en/of graven van sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen.

Paragraaf 2.2 en 4.7 gaan nader op dit aspect in.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en ontwikkelingen

2.1 Huidige situatie plangebied

Het plangebied ligt in het bosrijke buitengebied van de gemeente Opsterland op ongeveer 800 meter ten oosten van de kern Beetsterzwaag. Figuur 1 geeft de ligging van het plangebied in zijn omgeving weer. Het ligt in het landschapstype beekdal- en dekzandrug cultuurlandschap.

Het betreft een kleinschalig halfopen landschap. Enerzijds wordt het landschap gekenmerkt door de strakke groenkavels, die de verkaveling volgen, ten noordoosten en zuiden van het plangebied en anderzijds het open agrarisch landschap, met opstrekkende verkaveling, ten noorden van het plangebied. Rondom de erven en langs de wegen is sprake van hoogopgaande beplanting.

In het plangebied stond voorheen de bebouwing van een boerderij. De locatie maakt deel uit van een oud bebouwingslint. De boerderijen kennen een afwisselend karakter wat betreft de plaatsing van de gebouwen. Dit komt door plaatselijke hoogteverschillen. Hierdoor staan bepaalde boerderijen niet volledig doorgeschoven of juist verder doorgeschoven, waardoor geen sprake is van grootschalige lineaire structuren.

De voormalige boerderij had een oppervlakte van circa 480 m2 en stond vrijwel in het midden van het perceel. Figuur 2 geeft een vooraanzicht van de voormalige situatie. De bebouwing van de boerderij is onlangs gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.12BPWAchterwei9-0301_0002.png"

Figuur 2. Vooraanzicht voormalige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.12BPWAchterwei9-0301_0003.png"

Figuur 3. Ligging plangebied (Bron: Kadaster)

2.2 Beschrijving initiatief

Het plan voorziet in de bouw van een vrijstaande woning te midden van de bestaande woonkavel. Met de inrichting is rekening gehouden met de landschappelijke cultuurhistorische waarden die het plangebied en zijn omgeving kent. Qua situering wordt aangesloten bij het afwisselende situeringskarakter van het bebouwingslint.

Met dit perceelsgebonden project blijft de typische opstrekkende verkaveling behouden. Hier vinden geen ingrepen aan plaats. Met het aanbrengen van enkele hoogopgaande laanbeplanting langs de randen van het perceel wordt het bosachtige karakter versterkt. Het noordoostelijke gedeelte blijft grotendeels vrij van beplanting. Hierdoor ontstaat zicht op de open agrarische percelen. Een situatietekening inclusief de landschappelijke inpassing is weergeven in figuur 4. Deze is ook als bijlage toegevoegd.

De woning (het hoofdgebouw) krijgt een oppervlakte van 480 m2. De woning bestaat uit 4 verschillende ruimtes die middels een centrale hal met elkaar verbonden zijn. De verschillende ruimtes kennen variërende goot- en dakhoogtes. De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk 3,2 en 8 meter. Daarnaast worden delen van de hal uitgevoerd met een plat dak. Aanzichten op de toekomstige woning zijn weergeven in figuur 5.

Het bouwplan is niet rechtstreeks mogelijk binnen de bouwregels die gelden voor hoofdgebouwen (artikel 19.2.1) van de bestemming 'Wonen'. De woning krijgt namelijk een oppervlakte van meer dan 150 m2. 

Echter kan het bouwplan middels een binnenplanse afwijking conform artikel 19.2.1 mogelijk worden gemaakt, mits het hoofdgebouw een bijzondere kwalitatief hoogwaardige architectonische vorm krijgt. Het initiatief is reeds in het kader van het vooroverleg aan de adviescommissie ruimtelijke kwaliteit voorgelegd (zie bijlage 2). De ontwikkeling biedt uitzicht op een positief welstandsadvies. De architectuur en omvang van de nieuwe woning zijn passend binnen het bestaande ruimtelijke beeld in de omgeving. Daarom is sprake van een goede stedenbouwkundige- en landschappelijke inpassing. Een uitwerking van het bouwplan is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.

Verkeer en parkeren

De Achterwei is een verkeersluwe ontsluitingsroute bestemd voor bestemmingsverkeer aan deze weg. Deze weg vormt geen doorgaande route en wordt relatief weinig gebruikt door ander verkeer.

De Achterwei heeft een aansluiting op de Van Harinxmaweg. Deze 80-km/uur-weg heeft ruim voldoende capaciteit voor de functie van het perceel. Er wordt gebruik gemaakt van een bestaande aansluiting op deze weg. Aan deze weg worden geen aanpassingen voorgesteld. Het plan vormt geen belemmering voor de verkeersveiligheid.

Het parkeren vindt plaats op het bestaande terrein. Hierbij wordt uitgegaan van de parkeernormen volgens kencijfers van het CROW (Publicatie 317). Volgens de publicatie geld dat er 2,0 tot 2,8 parkeerplaatsen op het erf aanwezig moeten zijn als er sprake is van een vrijstaande koopwoning in het buitengebied. Hiervoor is op het terrein voldoende ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.12BPWAchterwei9-0301_0004.png"

Figuur 4. Toekomstige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.12BPWAchterwei9-0301_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.12BPWAchterwei9-0301_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.12BPWAchterwei9-0301_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.12BPWAchterwei9-0301_0008.png"

Figuur 5. Aanzichten toekomstige woning

2.3 Toetsing aan wijzigingscriteria

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 21 lid 21.7 sub a van het geldende bestemmingsplan. Hiermee kan de bestemming worden gewijzigd naar 'Wonen' ten behoeve van een gewone woning. In deze paragraaf worden de voorwaarden waaraan voldaan moet worden getoetst.

Aan de wijziging moet meegewerkt worden indien het als oorspronkelijke boerderij aangeduide pand teniet is gegaan

De oorspronkelijke boerderij is reeds gesloopt. Aan de wijziging kan derhalve meegewerkt worden. 

Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 'Wonen' van overeenkomstige toepassing.

De gronden in het plangebied die in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' hebben, krijgen in dit wijzigingsplan deels de bestemming 'Wonen'.

Dat er geen sprake is van onevenredige afbreuk aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels van het bestemmingsplan.

Met de inrichting van het toekomstige woonperceel is rekening gehouden met de landschappelijke en cultuurhistorische waarden waar het plangebied deel van uit maakt. Dit is reeds beschreven in paragraaf 2.2 en verbeeld in figuur 4 en onderhavig wijzigingsplan neemt als voorwaarde op dat het inrichtingsplan op deze wijze moet worden uitgevoerd en in stand dient te worden gehouden. Hiermee is de landschappelijke inpassing van het erf in dit plan geborgd.

Dat er geen sprake is van onevenredige afbreuk aan de natuurlijke waarden

Met de ingrepen die de beoogde situatie voorstelt worden geen bomen gekapt en/of sloten gedempt. Tevens is met de sloop van de voormalige boerderij rekening gehouden met de Wet natuurbescherming. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten. Paragraaf 4.3 gaat nader op de natuurlijke waarden in.

Dat er geen sprake is van onevenredige afbreuk aan de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de verkeersveiligheid.

In paragraaf 4.2 wordt geconcludeerd dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. In paragraaf 2.2 is beschreven dat geen afbreuk gedaan wordt aan de verkeersveiligheid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Bestemmingsplan Buitengebied

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot het plangebied is uiteengezet in het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied'. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in die het mogelijk maakt om de bestemming te wijzigen naar 'Wonen'. De wijzigingscriteria hiervoor zijn uiteengezet in paragraaf 2.3.

Dit plan voorziet in een toepassing van de wijzigingsbevoegdheid en voldoet aan de wijzigingscriteria. Hierop is al eerder ingegaan in paragraaf 2.3. Hiermee past het plan dan ook in het beleid van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

In onderstaande paragrafen wordt een overzicht gegeven van de voor het nieuw op te stellen wijzigingsplan relevante milieuaspecten. Milieuaspecten zijn een belangrijk onderdeel van de belangenafweging die ten grondslag ligt aan het wijzigingsplan. Eventuele milieuaspecten kunnen, voorzover mogelijk en noodzakelijk, vertaald worden in de regeling van dit wijzigingsplan.

4.1 Mer-beoordeling

Bij het doorlopen van een ruimtelijke procedure moet rekening worden gehouden met mogelijke verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Daarin is vastgelegd wanneer een milieueffectrapport (MER) of een mer-beoordelingsnotitie moet worden opgesteld. In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het ruimtelijke plan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Qua oppervlakte ligt de drempelwaarde op 100 hectare. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen.

Met dit wijzigingsplan wordt ten opzichte van de huidige planologische regeling geen extra woning mogelijk gemaakt. Het betreft enkel het vervangen van een bestaande woning. Deze wordt, net als de oude woning, ontsloten op de bestaande Achterwei. Er hoeven dan ook geen andere ontwikkelingen plaats te vinden, zoals de aanleg van nieuwe infrastructuur. Daarnaast is slechts sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling die geen relatie heeft met andere percelen of andere functies in de omgeving, waarbij geen sprake is van een complex project, waar meerdere woningen, winkels of bedrijven worden gevestigd dan wel op stedelijke voorzieningen die een betekenis hebben voor de hele stad of een stadswijk. Er is dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkelingsproject.

Daarnaast blijkt uit de beoordeling in de hierna beschreven paragrafen dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een mer-procedure.

4.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs uit te sluiten is.

In de omgeving van het plangebied overheerst de woonfunctie.

In een straal van 90 meter tot het plangebied komen geen bedijfsactiviteiten voor. Ten zuidoosten van het plangebied, aan de Achterwei 2, is een bedrijf uit milieucategorie 2 gevestigd. Hierbij hoort een richtafstand van 30 meter. De conclusie is dat aan de richtafstand wordt voldaan.

Als gevolg van de ontwikkeling worden dus geen bedrijven in hun bedrijfsvoering beperkt en ter plaatse van de geprojecteerde woning is sprake van een goed woonklimaat. Er is in de beoogde situatie dan ook sprake van een verantwoorde milieuzonering.

4.3 Ecologie

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Daarnaast is in elke provincie een verordening van kracht in het kader van de uitvoering van de Wet.

In de provincie Fryslân betreft dit de 'Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017'. In het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in Bijlage I bij de verordening. Per soort worden de handelingen, middelen en methoden genoemd die mogen worden toegepast, slechts voor zover er geen andere bevredigende oplossing bestaat.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uit maken van het Europese Netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

In en nabij het plangebied is geen sprake van beschermde natuurgebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden betreffen 'Wijnjeterper Schar' en Van Oordt's Mersken liggen op circa 3,0 kilometer afstand. Gezien de relatief kleinschalige aard en omvang van het plan is redelijkerwijs te verwachten dat dit geen gevolgen voor beschermde natuurgebieden heeft.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

De gewenste situatie die de initiatiefnemers voor ogen hebben voorziet niet in het kappen van bomen, en/of het dempen van sloten. De bebouwing in het plangebied is reeds gesloopt. Destijds is rekening gehouden met de Wet natuurbescherming. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten.

Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.4 Geluid

Voor geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor dit plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De Wgh stelt dat op de gevels van geluidsgevoelige objecten voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Het plangebied ligt niet in een geluidszone. De afstand tot de geluidszone weg Van Harinxmaweg bedraagt namelijk ruim 250 meter en valt daarmee niet binnen de geluidszone van 250 meter. Ten behoeve van onderhavig project is daarom geen akoestisch onderzoek noodzakelijk.

Daarnaast heeft de weg waaraan het plangebied wordt ontsloten geen belangrijke ontsluitende functie. De weg wordt enkel gebruikt voor de aan deze weg gelegen functies. De verkeersintensiteiten zijn derhalve zeer laag. Door de zeer beperkte breedte van de weg en de ligging van het plangebied in een scherpe bocht zijn de snelheden relatief laag. Het vaststellen van een hogere waarde en/of een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Daarnaast dient ook een binnenwaarde van 33 dB te worden gegarandeerd bij de omgevingsvergunning aanvraag voor de woningen. Doordat de toekomstige woning voldoet aan de minimale eisen ten aanzien van geluid vanuit het bouwbesluit, zal sprake zijn van een goed binnenwaarde niveau.

4.5 Bodem

Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Voor de ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Zie hiervoor bijlage 4. Geconcludeerd is dat de gronden geschikt worden geacht voor de woonfunctie. Nader onderzoek is niet nodig.

4.6 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het wijzigingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.


Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20180821-2-18577). De uitkomst is dat de korte procedure moet worden gevolgd. Het plan heeft een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen die vermeld staan in de leidraad watertoets. Bij de uitwerking van het verdere bouwplan wordt hier rekening mee gehouden.

Op 13 september 2018 heeft het Wetterskip op de uitkomsten van de watertoets gereageerd en aangegeven geen bezwaren tegen de ontwikkeling te hebben. Aanvullend hierop wordt er in de toekomstige situatie geen wijzigingen aan het bestaande oppervlaktewater voorgesteld. Deze blijft intact.

4.7 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

In het plangebied zelf bevinden zich geen cultuurhistorische objecten. Wel maakt het plangebied deel uit van het Beekdal- en dekzandrug cultuurlandschap. Dit landschap is ontstaan vanuit de rivierontginningen in de middeleeuwen. In het geldende bestemmingsplan zijn de waarden van dit cultuurlandschap beschermd middels de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Hierna worden de belangrijke kenmerken van dit landschap besproken en wordt aangeven op welke wijze de ontwikkelingen die dit wijzigingsplan mogelijk maakt rekening houdt met deze waarden.

Ten eerst zijn de langgerekte verkavelingspatronen in dit landschap kenmerkend. Dit wijzigingsplan voorziet slechts in een perceelsgebonden ontwikkeling. De kavelrichting en vorm blijft in de gewenste situatie behouden.

In het plangebied stond voorheen de bebouwing van een boerderij en maakt deel uit van een oud bebouwingslint. De boerderijen aan dit lint kennen een afwisselend karakter wat betreft de plaatsing van de gebouwen. Dit door plaatselijke hoogteverschillen. Hierdoor staan bepaalde boerderijen niet volledig doorgeschoven of juist verder doorgeschoven, waardoor geen sprake is van grootschalige lineaire structuren. Met de plaatsing van de boerderij wordt geen afbreuk gedaan aan het afwisselende karakter van het lint. Tevens is geen sprake van diepploegen, egaliseren, afgraven, afschuiven van gronden, waardoor het reliëf aangetast zou kunnen worden.

Daarnaast ligt het plangebied in een park/bosachtig gebied wat in de 19e eeuw is ontwikkeld. Hierbij is de opstrekkende verkaveling aangehouden. De verschillende kavels zijn voornamelijk ingericht met zeer compacte bossen. Met dit project wordt het bos/parkachtige karakter voorgezet middels het aanplanten van enkele hoogopgaande beplanting rondom het plangebied.

Op basis van bovenstaande beschrijving kan geconcludeerd worden dat de landschappelijke en cultuurhistorische waarden behouden dan wel versterkt worden met de beoogde inrichting van het plangebied zoals in hoofdstuk 2 is beschreven. Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden blijft de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' ook in dit wijzigingsplan van overeenkomstige toepassing.

4.8 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.


De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. Deze bestaat uit een advieskaart voor de steentijd - bronstijd en uit een advieskaart voor de ijzertijd - middeleeuwen. Uit de advieskaart voor de steentijd – bronstijd blijkt dat alleen archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden bij grote ingrepen.

Uit de advieskaart voor de ijzertijd – middeleeuwen blijkt dat in het plangebied, zich archeologische resten kunnen bevinden. Archeologisch onderzoek is nodig bij ingrepen groter dan 5.000 m2 . Met dit wijzigingsplan worden geen ingrepen mogelijk gemaakt die groter dan 5.000 m2 zijn. Archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Het aspect archeologie staat het wijzigingsplan dan ook niet in de weg.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Dit geldt onder ander voor een woningbouwproject met minder dan 1.500 woningen. Dergelijke projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden en dragen 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging. Bovendien is de lucht in Opsterland schoon en worden geen grenswaarden overschreden.

Het omgevingsaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

4.10 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt het volgende:

Risicorelevante inrichtingen

Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedszone van risicovolle inrichtingen vallen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedszone van vervoer van gevaarlijke stoffen valt.

Buisleidingen

Er zijn geen buisleidingen in de omgeving van het plangebied aanwezig die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De dichtstbijzijnde buisleiding ligt op circa 475 m. ten oosten van het plangebied. De invloedszone van deze buisleiding overlapt de planlocatie niet waardoor deze buisleiding de beoogde ontwikkeling niet belemmerd.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt voor dit wijzigingsplan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.

4.11 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische opzet

Verbeelding

Het Wijzigingsplan Achterwei 9 - Olterterp gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied' van de gemeente Opsterland.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied' zijn van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan. Voor de ontwikkeling wordt aanvullend rekening gehouden met de gewenste inpassing zoals die in bijlage 1 is opgenomen. Er zijn daarom gebruiksregels opgenomen om de inpassing juridisch af te dwingen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Deze is gedeeltelijk aangetoond in de voorgaande paragrafen. Ook spelen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid een rol.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van dit plan worden gedragen door de aanvrager. Deze beschikt over voldoende financiële middelen om het voornemen te bekostigen. Hiermee is aan de financiële haalbaarheid van dit wijzigingsplan aangetoond.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.

Tussen de initiatiefnemer en de gemeente wordt een planschadeovereenkomst afgesloten. Daarmee is het kostenverhaal voldoende gedekt.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De resultaten uit de wijzigingsplanprocedure geven inzicht in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan. Met dit wijzigingsplan zijn overigens geen grote maatschappelijke belangen gemoeid.

Ontwerp

Het ontwerpwijzigingsplan heeft voor zes weken ter inzage gelegen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode is aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

Het wijzigingsplan is vervolgens door het College van Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Bij de vaststelling is het wijzigingsplan aangepast naar aanleiding van een ambtshalve aanpassing voor wat betreft het opnemen van een voorwaardelijke verplichting ten behoeve van het juridisch afdwingen van de landschappelijke inpassing.

Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.