direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Beetsterzwaag Kom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.02BPKom-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de dorpskom van Beetsterzwaag in de gemeente Opsterland. Met dit bestemmingsplan wordt een actuele juridisch-planologische regeling gegeven voor het gebied.

1.1 Aanleiding en doel

Het is een wettelijke verplichting om elke 10 jaar een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. Het vorige bestemmingsplan dateert van 2001 (vastgesteld 6 juni 2006) en is op 3 juni 2013 'vervangen' door een beheersverordening. Deze beheersverordening is echter uitsluitend gebaseerd op de bestaande (legale) situatie en biedt geen ontwikkelingsmogelijkheden. In het kader van de actualisering van de huidige regelingen in combinatie met het toestaan van ontwikkelingsmogelijkheden voor de komende 10 jaar, is het gewenst om een nieuw bestemmingsplan voor het dorp vast te stellen.

Begrenzing plangebied

De dorpskom van Beetsterzwaag vormt het plangebied. Voor de begrenzing daarvan is de huidige dorpskom dus als uitgangspunt genomen. De begrenzing is daarnaast afgestemd op logische geografische begrenzingen en de begrenzing van het bestemmingsplan Buitengebied (2014). Enkele gebieden, waarvoor de afgelopen jaren een nieuw planologisch regime is gemaakt, zijn eveneens in het plangebied van dit bestemmingsplan opgenomen. Daarbij gaat het onder meer om de gebieden 'Van Lyndenpark' , 'Vlaslaan' en 'de Wissel'.

Het bestemmingsplan Beetsterzwaag 'Van Lyndenpark' bevat de juridisch-planologische regeling voor de ontwikkeling van woningbouw aan de noordoostzijde van Beetsterzwaag, het voormalige terrein van De Schakel en omgeving. Dit plan biedt mogelijkheden voor de realisatie van een tweetal appartementengebouwen en een aantal grondgebonden woningen. Daarnaast wordt het bestaande bos ten noorden en westen van de te ontwikkelen woningbouwlocatie in dit bestemmingsplan bestemd conform de huidige situatie.

Het Bestemmingsplan Beetsterzwaag 'Herinvulling Vlaslaan e.o.' betreft het gebied ten noorden van de Hoofdstraat, waar een plan is ontwikkeld voor vernieuwing van het gebied. In dit gebied zijn nieuwe grondgebonden woningen, appartementen en een activiteitencentrum voor ouderen gerealiseerd.

Aan de zuidoostkant van Beetsterzwaag ligt de woonzorglocatie De Wissel. Hier is het plan opgevat om een deel van de bestaande bebouwing af te breken en hier nieuwe gebouwen voor terug te bouwen. Ook wordt een deel van de bestaande bebouwing gerenoveerd.

De herontwikkeling van de Wissel vindt in fasen plaats. Het oostelijk deel van het gebied (fase 1) is geregeld in het bestemmingsplan 'Herinvulling deel de Wissel, ter hoogte van de weg 't Rond'. Het westelijk deel van het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan ' Herinvulling De Wissel (plandeel Beukenlaan) te Beetsterzwaag'.

Voor het gebied aan de Commissieweg gelegen aan de westkant van het dorp wordt een bestemmingsplan voorbereid voor de bouw van een woonzorglocatie. Dit plandeel is buiten de begrenzing van het voorliggende bestemmingsplan gelaten.

De begrenzing van het plangebied van het bestemmingsplan Beetsterzwaag - Kom is aangegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.02BPKom-0301_0001.jpg"

De begrenzing van het plangebied

Geldende regelingen

Dit bestemmingsplan heeft tot doel om een actuele juridisch-planologische regeling te geven voor het plangebied. Daarmee herziet dit plan, naast de beheersverordening Beetsterzwaag (vastgesteld op 3 juni 2013), de volgende beheersverordeningen, bestemmingsplannen en (latere) herzieningen en uitwerkings- en wijzigingsplannen:

  • Bestemmingsplan Beetsterzwaag - Van Lyndenpark, vastgesteld 5 oktober 2009, onherroepelijk 18 augustus 2010);
  • Beheersverordening Beetsterzwaag, vastgesteld 3 juni 2013;
  • Bestemmingsplan Beetsterzwaag Herinvulling Vlaslaan e.o., vastgesteld 9 januari 2012, onherroepelijk 11 april 2012;
  • Bestemmingsplan Herinvulling deel de Wissel, ter hoogte van de weg 't Rond, vastgesteld 24 juni 2013, onherroepelijk 27 augustus 2013;
  • Bestemmingsplan Herinvulling De Wissel (plandeel Beukenlaan) te Beetsterzwaag, vastgesteld 21 november 2016, onherroepelijk 18 april 2018.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.02BPKom-0301_0002.png"

Plangebied met geldende regelingen (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.2 Opzet van de toelichting

Deze toelichting is opgezet als een objectgerichte toelichting. Dit betekent dat elke bestemming afzonderlijk wordt toegelicht. Op deze manier is vanuit de bestemming op de verbeelding net als bij de regels al het geval was, een directe link gelegd met zowel de toelichting. Deze opzet is bepaald door de digitale opzet van het bestemmingsplan.

In hoofdstuk 2 staat een beschrijving per bestemming (object). Dit hoofdstuk beschrijft per object de uitgangspunten van de juridische regeling en de basisinformatie die daaraan ten grondslag ligt, in dit plangebied de huidige situatie en beleid. Tot slot zijn per bestemming links naar verdere achtergrondinformatie opgenomen.

Een beschrijving van de ruimtelijke structuur en de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied is opgenomen in hoofdstuk 3.

De omgevingsaspecten zijn in hoofdstuk 4 opgenomen. In dat hoofdstuk wordt ingegaan op de voor het plangebied van belang zijnde aspecten.

Hoofdstuk 5 gaat globaal in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid, waaronder de grondexploitatie en in hoofdstuk 6 ten slotte worden te zijner tijd de inspraak- en overlegreacties verwerkt.

Hoofdstuk 2 De bestemmingen

In dit hoofdstuk volgt, per bestemming, een toelichting op die bestemming. Bij iedere bestemming zijn ook de belangrijkste uitgangspunten van de bestemmingsregeling opgenomen. In veel gevallen is de basis van de uitgangspunten de huidige situatie en/of het geldende beleid. Ook deze worden daarom per bestemming kort genoemd. Wanneer mogelijk en nodig zijn links naar achtergrondinformatie opgenomen.

2.1 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' maakt het gebruik van gronden voor de individueel aanwezige bedrijven in de kern van Beetsterzwaag en de daarbij behorende bebouwing mogelijk.

2.1.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het uitgangspunt is om de bestaande individuele bedrijven in het plangebied te regelen. Individuele bedrijven met milieucategorieën 1 en 2 zijn in deze bestemming bij recht toegestaan. Door deze lage milieucategorie toe te staan, wordt (grote) milieuhinder voor de omgeving voorkomen.

Enkele bedrijfsfuncties zijn bij recht specifiek uitgesloten. Voorbeelden daarvan zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen, vuurwerkbedrijven en risicovolle inrichtingen. Hierdoor ontstaat geen grotere gevaarzettende situatie en/of overlast voor de omgeving.

Bij de bedrijven, waar al een bedrijfswoning is gebouwd dan wel planologisch mogelijk is op grond van het vorige bestemmingsplan, is deze specifiek aangeduid en geregeld. Nieuwe bedrijfswoningen bij individuele bedrijven worden niet toegestaan. Wel is het met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk de bedrijfsbestemming om te zetten naar een woonbestemming (zie artikel 32).

Andere, voor het bedrijf van belang zijnde voorzieningen wegen, erven en parkeervoorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Hierdoor is een maximale flexibiliteit in het gebruik van de gronden voor het bedrijf mogelijk.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bedrijfsgebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd. De bouwmogelijkheden voor de gebouwen zijn deels op de ruimtelijke verbeelding en deels in de regels bij de bestemming opgenomen. Het is op de verbeelding opgenomen, omdat voor de verschillende percelen geen eenduidige regeling in de regels opgenomen kan worden. Dit heeft te maken met de diversiteit van de bebouwing. Met de regels blijft het bestaande beeld in ieder geval gehandhaafd, maar is geringe uitbreiding ook mogelijk.

Voor de bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is gerefereerd aan de 'gewone' woningen in het plangebied. Bepaald is dat per bedrijf één bedrijfswoning is toegestaan binnen het met 'bedrijfswoning' aangeduide vlak. Door de bedrijfswoningen alleen in het aangeduide vlak mogelijk te maken, verandert de situatie voor omliggende bedrijven niet. Deze bedrijven worden dan niet beperkt in hun milieucontouren en daarbij behorende bedrijfsactiviteiten. De bouwmogelijkheden van de woningen zijn uniform en geregeld in de regels. Daarvoor is aansluiting gezocht bij het bestaande beeld.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij het bedrijf. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een erfbebouwingsregeling opgenomen die aansluit bij de regeling voor burgerwoningen.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.1.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Bestaande individuele bedrijven zijn ondergebracht in deze bestemming, om ze te kunnen behouden.
  • Bij bestaande bedrijven is bij recht geen bedrijfswoning mogelijk, alleen daar waar een specifieke regeling is getroffen op basis van geldende rechten;
  • De bestaande bedrijfswoningen worden door middel van een aanduiding vastgelegd op de bestaande locatie.
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de bedrijfsgebouwen en -woningen.

Uitgangspunten beleid

  • Nieuwe individuele bedrijven worden niet mogelijk gemaakt binnen het plangebied.
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • De bedrijven hebben maximaal een categorie 2, om overlast voor de omgeving te voorkomen.
  • Bestaande bedrijven met een hogere categorie worden specifiek aangeduid. Alleen die bedrijven zijn daar toegestaan.
2.1.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

De nog voorkomende individuele bedrijven in het dorp zijn als 'Bedrijf' bestemd. Het betreft hier een autoverkoopbedrijf en een takel- en bergingsbedrijf met tankstation aan de Hoofdstraat. Gelet op de voornamelijke woonfunctie in de directe omgeving is de maatvoering van de bebouwing is afgestemd op de huidige situatie en zijn er in principe geen uitbreidingsmogelijkheden.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Beetsterzwaag is in deze verordening aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Deze omgevingsvisie geeft voor individuele bedrijven geen uitgangspunten.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Voor deze gronden in het plangebied gelden verschillende welstandsgebieden, afhankelijk van de omgeving waar de bedrijven gevestigd zijn. De in het bestemmingsplan opgenomen regels zijn niet in strijd met de voor deze gebieden geldende gebiedscriteria uit de welstandsnota.

2.2 Bedrijf - Nutsvoorziening

De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' regelt de nutsgebouwen in het plangebied. Hierbij gaat het om gasdrukregel- en meetstations en transformatorgebouwtjes die niet vergunningvrij zijn.

2.2.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Binnen de bestemming zijn nutsvoorzieningen mogelijk. Voor een goed functioneren van de bestemming zijn ook daarbij behorende bouwwerken toegestaan. Ondergeschikt is het mogelijk groenvoorzieningen en water, wegen en paden, en parkeervoorzieningen bij deze bestemming te realiseren. Zo kan de functie maximaal uitgevoerd worden.

Daarnaast zijn in het plangebied een aantal antennemasten aanwezig. Deze zijn specifiek aangeduid, vanwege de specifieke functie en vanwege de bouwhoogte.

Bouwmogelijkheden

Het is mogelijk binnen de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen. Het gaat daarbij om gebouwen die niet vergunningvrij zijn, dus hoger zijn dan 3 meter en de oppervlakte groter is dan 15 m2. Wanneer een nutsvoorziening onder deze afmetingen blijft is deze vergunningvrij, mits de bestemming nutsvoorzieningen toelaat (Besluit omgevingsrecht). Voor de nutsvoorzieningen mogen gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maximale bouwhoogte van het nutsgebouwtje staat op de ruimtelijke verbeelding van het plan aangeduid en is gerelateerd aan de bestaande situatie.

De afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bijvoorbeeld een erfafscheiding, zijn afgestemd op de functie van het betreffende bouwwerken en aangepast op de mogelijkheden vanuit het Besluit omgevingsrecht.

2.2.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De bestaande nutsvoorzieningen in het plangebied blijven mogelijk;
  • De bestaande afmetingen worden mogelijk gemaakt;
  • De antennemasten worden specifiek geregeld.
2.2.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Op verschillende plaatsen in het plangebied zijn (gebouwen voor) nutsvoorzieningen aanwezig. Daarbij gaat het onder andere om een aantal gasdrukregel- en meetstations en een pompgebouwtje voor de riolering.

Beleid

Voor deze bestemming is geen specifiek provinciaal en gemeentelijk beleid van toepassing.

2.3 Bos

De bestemming 'Bos' maakt het gebruik van gronden voor bebossing en de daarbij behorende voorzieningen mogelijk. Daarnaast is de bestemming bedoeld voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijk, geologische en cultuurhistorische waarden van de gronden.

2.3.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De hoofdfunctie van de bestemming is bos en bebossing. Dagrecreatief medegebruik van de bossen (bijvoorbeeld wandelen) is in Beetsterzwaag en omgeving belangrijk en daarom bij recht in deze bestemming toegestaan. Om het recreatief medegebruik mogelijk te maken zijn paden, waterlopen andersoortige bijbehorende voorzieningen ook mogelijk.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan. In de hele bestemming is het wel mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter worden gebouwd. Deze afscheidingen zijn bijvoorbeeld nodig voor de veiligheid.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer kleinschalige bouwwerken als palen en masten.

Omgevingsvergunning

Voor enkele werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden is het mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij gaat het om onder meer het ophogen van gronden en het verwijderen van houtwallen. Door aan dit soort werken en werkzaamheden een vergunning te koppelen, worden ze niet uitgesloten. Dit biedt enige flexibiliteit in de gebruiksmogelijkheden van de gronden. De omgevingsvergunning moet voldoen aan de opgenomen voorwaarden en toetsingscriteria, anders wordt deze niet verleend. Hierbij is bijvoorbeeld een nadrukkelijke koppeling met de Wet natuurbescherming (voorheen Boswet) aanwezig. De voorwaarden en toetsingscriteria zijn gesteld om de specifieke waarden van het bos te kunnen behouden, herstellen en/of ontwikkelen.

2.3.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De bestaande bosgebieden in het plangebied blijven behouden;
  • Bouwwerken als terreinafscheidingen zijn mogelijk tot een hoogte van 2,00 meter;
  • de grondwal die aan de noordzijde van de gebouwen op het terrein van de Wissel is aangelegd is van belang voor de landschappelijke inpassing van de nieuwe bebouwing op is geregeld binnen de aanduiding 'bos' binnen de bestemming 'Maatschappelijk'. Deze grondwal met een minimale lengte van 200 meter en die overwegend 2 meter hoog is dient behouden te blijven.
  • het behoud van de groenstructuur, zoals beschreven in paragraaf 3.2.

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van het bos is gewenst vanuit provinciaal beleid (natuur buiten EHS);
  • Extensief (dag)recreatief medegebruik is gewenst;
  • Voor het (dag)recreatief gebruik bedoelde voorzieningen zijn mogelijk binnen de bestemming;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Behoud van het bos als groene drager voor het dorp;
  • Het behoud van het bosgebied als zodanig is van belang, dit komt voort uit wet- en regelgeving (Wet natuurbescherming);
  • Voorkomen wordt dat bomen zonder meer gekapt kunnen worden, anders dan voor onderhoud en beheer.
2.3.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Beetsterzwaag is omgeven door bosgebieden, deze liggen aan de noord, noordwest-, oost- en zuidzijde van het dorp. Op sommige plaatsen liggen delen van deze bosgebieden binnen het plangebied. Het is van belang deze gebieden zo veel mogelijk te behouden en waar mogelijk te herstellen en verder te ontwikkelen, de bosgebieden zijn kenmerkend voor Beetsterzwaag.

Bebouwing is binnen de bestemming niet aanwezig en niet gewenst. Hekwerken en andersoortige terreinafscheidingen zijn al wel aanwezig. Op sommige plaatsen zijn deze nodig voor de bescherming van de gebruikers van het gebied en om ongewenste activiteiten te voorkomen.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot het groen geeft de visie geen concrete aanwijzingen. De verordening stelt vooral eisen aan cultuurhistorisch waardevolle elementen en kenmerkende landschapstypen.

Deze kenmerkende landschapstypen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. Buiten het plangebied is veel bos aangewezen als EHS (overige natuur). De bossen moeten in dat geval over een passende bestemming beschikken. De regeling van die bestemming maakt nieuwe activiteiten en ontwikkelingen die tot aantasting kunnen leiden niet mogelijk.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009. Voor deze gronden in het plangebied gelden de criteria van de gebieden 'buitengebied (besloten landschap)' en 'nieuwbouw individueel'. Dit laatste gebied is toegewezen aan het bosgebied aan It Merkelân, omdat dit midden tussen woningbouw ligt. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.4 Gemengd

De bestemming 'Gemengd' geldt voor het centrumgebied van Beetsterzwaag en maakt het gebruik van gronden voor gemengde functies en de daarbij behorende bebouwing mogelijk.

2.4.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming mogen gemengde functies een plaats hebben. Het gaat daarbij onder meer om de menging van de functies wonen, winkels en sociaal-culturele doeleinden. Een supermarkt is alleen toegestaan binnen het aangeduide vlak, in verband met de grote verkeersaantrekkende werking en parkeerdruk.

Ook zijn de bestaande horecabedrijven (cat. A t/m C) binnen deze bestemming vastgelegd in een aanduidingsvlak. Dit in tegenstelling tot de regeling in de voorheen geldende beheersverordening waar de horecabedrijven specifiek bestemd waren als 'Horecadoeleinden'. Met de nieuwe regeling ontstaat een flexibele gebruiksregeling waarbij in een bestaand horecabedrijf bijvoorbeeld ook (bij recht) een winkel gevestigd kan worden. Buiten het centrumgebied zijn geen zelfstandige horecabedrijven aanwezig.

Binnen deze bestemming zijn enkele gebouwen aangeduid als 'karakteristiek'. Bij deze gebouwen is de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van belang voor het ruimtelijke (straat)beeld.

Andere, bij de toegestane functies horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om onder meer groenvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden voor de hoofdfunctie.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Algemeen geldt dat, voor de realisatie van alle bouwwerken, voldaan moet zijn aan de parkeernormen. Daarnaast moeten alle gebouwen binnen het bouwvlak worden gebouwd.

De bouw van een hoofdgebouw is alleen toegestaan wanneer deze ten dienste is van een of meerdere van de toegestane functies binnen de bestemming. Daar waar een gevellijn is aangeduid, moet(en) het hoofdgebouw (/ de hoofdgebouwen) in de gevellijn worden gebouwd. Op sommige plaatsen is de gevellijn belangrijk voor het ruimtelijk en historische beeld.

De bouwregels zijn in de ruimtelijke verbeelding aangeduid en in de regels geregeld. Dit is gedaan omdat het ruimtelijk beeld van de verschillende hoofdgebouwen divers is en per perceel kan verschillen.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij de hoofdfunctie. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere maatvoering dan de hoofdgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld. In de regels is een algemene regeling voor dit type bouwwerken opgenomen, waarbij aansluiting is gezocht bij de mogelijkheden die bij 'gewone' woningen geldt.

Tot slot zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor een verhoging van de maximale goothoogte van een hoofdgebouw. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van horecabedrijven in de categorie F. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Omgevingsvergunning

Voor enkele werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden is het mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen. In dit geval is deze vergunning bedoeld voor het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen die zijn aangeduid als 'karakteristiek'. Deze panden zijn ruimtelijk waardevol voor het beeld van het centrum en mogen niet zonder meer gesloopt worden. Daarom moet, voordat de vergunning verleend wordt, voldaan worden aan de opgenomen toetsingscriteria.

2.4.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Deze bestemming maakt de functiemenging van wonen met andere functies zoals detailhandel mogelijk;
  • Vanwege de verkeersaantrekkende werking wordt een supermarkt niet overal in deze bestemming mogelijk gemaakt;
  • De variatie in verschijningsvorm van de bebouwing is gefaciliteerd;
  • Het hoofdgebouw is overwegend vrijstaand, hiervoor is een regeling opgenomen;
  • De aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij de bestaande situatie hier al van afwijkt;
  • het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van met name de Hoofdstraat, zoals beschreven in hoofdstuk 3 en bijlage 1 en mede geregeld in de bestemming 'Waarde - Ruimtelijk waardevol gebied'.

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van de functiemenging van wonen, detailhandel, bedrijvigheid, voorzieningen en in beperkte mate horeca is wenselijk;
  • Herstructurering van de bebouwing en opwaardering van de openbare ruimte zijn in deze bestemming mogelijk;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;
  • De karakteristieke panden worden voorzien van een beschermende regeling ('aanduiding 'karakteristiek').

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Horecavoorzieningen zijn, in verband met de verkeersaantrekkende werking, specifiek aangeduid;
  • In de bestemming zijn beroep- en bedrijf-aan-huis toegestaan, tot een maximale milieucategorie 2.
2.4.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Deze bestemming ligt op de panden langs de Hoofdstraat in het dorp. Vanuit de Hoofdstraat heeft het dorp zich in noordelijke en zuidelijke richting ontwikkeld. Langs deze straat zijn dan ook monumentale en karakteristieke panden aanwezig, met eventueel daarbij behorende overtuinen. Kenmerkend voor de historische ruimtelijke structuur van het dorp is de verdichting te midden van het lint van landgoederen. De bebouwing is, door de historische ontwikkeling ervan, divers in afmeting en architectuur.

Langs de Hoofdstraat is sprake van veel functiemenging. Zo zijn er winkels, horecagelegenheden, woningen, etc. Bij de winkels gaat het om detailhandel en een supermarkt. De horecagelegenheden zijn onder meer restaurants en cafetaria.

Beleid

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is vooral beschreven in het Streekplan Fryslân 2007.

Beetsterzwaag is aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6.

De bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot gemengde functies, waaronder woningen, horeca, kantoren en bedrijven-aan-huis (categorieën 1 en 2). In de regeling hiervoor is rekening gehouden met de provinciale verordening en het beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009. Voor deze gronden in het plangebied geldt voor het overgrote deel van het gebied het welstandsgebied 'Dorpskern' (bijzonder). Voor de structuur en de beeldkwaliteit van de Hoofdstraat is het 'Ruimtelijk kwaliteitsplan Hoofdstraat Beetsterzwaag' (bijlage 1) opgesteld die tegelijkertijd met het bestemmingsplan wordt vastgesteld (zie ook hoofdstuk 3). Het ruimtelijk kwaliteitsplan vormt hiermee aanvullend welstandsbeleid voor het plangebied en op deze wijze wordt een goede ruimtelijke kwaliteit voor het gebied geborgd.

De geldende gebiedscriteria en uitgangspunten van deze plannen zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan (Waarde - Ruimtelijk waardevol gebied).

2.5 Groen

De bestemmingen 'Groen' en 'Groen - 2' maken het gebruik van gronden voor groenvoorzieningen en de daarbij behorende bebouwing mogelijk. Het gaat hierbij om groenvoorziening die ruimtelijk en/of functioneel structureel van belang zijn voor het dorp.

2.5.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In relatie tot het doel zijn groenvoorzieningen en bebossing toegestaan. Daarbij gaat het dus om zowel lagere groenvoorzieningen (grasvelden) als opgaand groen (bomen en kleinschalige bosjes, bospercelen). De meer grootschaligere bospercelen zijn geregeld in de bestemming 'Bos'.

Naast de groenvoorzieningen en bebossing zijn ook veelvoorkomende bijbehorende functies toegestaan. Daarbij gaat het om wegen, paden en speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen. Ondergeschikt zijn binnen de bestemming onder meer in- en uitritten en parkeervoorzieningen toegestaan. De mogelijkheid voor laatstgenoemde functies is opgenomen, om ervoor te zorgen dat met name bestaande in- en uitritten en parkeerhavens die in principe in een groene ruimte zijn geprojecteerd, binnen de bestemming passen.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in principe niet mogelijk. Daar waar deze in de bestaande situatie aanwezig zijn, zijn ze specifiek aangeduid.

In de hele bestemming is het daarnaast mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter te bouwen. Deze afscheidingen zijn bijvoorbeeld nodig voor de veiligheid van de gebruikers.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer kleinschalige bouwwerken als hekwerken en speelvoorzieningen.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat daarbij om mogelijke afwijkingen voor andere afmetingen van de gebouwen, in dit geval de kassen. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.5.2 Uitgangspunten voor de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Behoud van de bestaande groenstructuren met een ruimtelijk en/of functioneel belang;
  • Het groen kent een passieve gebruiksfunctie en is in ieder geval niet bedoeld als agrarisch, sport- of recreatiegebied, extensief recreatief medegebruik is wel mogelijk;
  • Veelvoorkomende functies in het groen, bijvoorbeeld voet- en rijwielpaden, en speelvoorzieningen mogelijk maken;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;
  • Gebouwen zijn in het groen niet toegestaan (met uitzondering van bestaande gebouwen);
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen ten behoeve van de toegestane functies worden gebouwd, echter met beperkte afmetingen;
  • Toestaan van ontwikkelingen voor het onderhoud en beheer;
  • Het onder voorwaarden toestaan van werken en werkzaamheden aan de verschillende functies in het groen, om zo de functionaliteit te verbeteren.
  • het behoud van de groenstructuur, zoals beschreven in paragraaf 3.2.

Uitgangspunten beleid

  • Mogelijkheden bieden voor het behoud, het herstel en de versterking van de groene dragers;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;
2.5.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Beetsterzwaag is omgeven door groengebieden (vooral bos). In het dorp zelf zijn ook grotere groengebieden aanwezig. Daarbij gaat het om onder meer de tuinen/parken bij Lyndenstein en het gemeentehuis, maar ook om structurerende groengebieden in de woonwijken. De grotere groengebieden zijn van belang voor de ruimtelijke structuur van het dorp.

De ruimtelijke verschijningsvorm van het groen is niet overal gelijk, dit is afhankelijk van de functie en de ontwikkelingsgeschiedenis van het groen. Er is sprake van grasland, struweel, boomsingels en bosjes. Het groen kan extensief gebruikt worden, omdat er in veel gevallen paden in aangelegd zijn. Enkele keren worden groene veldjes gebruikt als trapveldjes en speelterreintjes.

Het groen rond het gebied De Wissel is als 'Groen - 2' bestemd vanwege de specifieke regeling die bij de herinrichting van het gebied met de omwonenden tot stand is gekomen. Het gaat hier onder meer om de open dierenweide en de groenstrook langs de Freulesingel waar het niet wenselijk is dat verharding of ruimtelijke verdichting plaatsvindt. Binnen deze bestemming wordt het aanleggen van verhardingen en het verwijderen van opgaande beplanting gereguleerd.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot het groen geeft de visie geen concrete aanwijzingen. De verordening stelt vooral eisen aan cultuurhistorisch waardevolle elementen en kenmerkende landschapstypen. Deze kenmerkende landschapstypen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. Het beleid heeft geen invloed op deze bestemming.

2.6 Kantoor

Verspreid in het plangebied komen enkele kantoorpanden voor. De bestemming 'Kantoor' maakt het gebruik van gronden voor de kantoorfunctie en de daarbij behorende bebouwing mogelijk.

2.6.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In de bestemming zijn kantoren mogelijk. Verder zijn bijbehorende functies als parkeervoorzieningen mogelijk. Door middel van de specifieke gebruiksregels zijn de functies detailhandel en horeca binnen deze bestemming uitgesloten.

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de gebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De gebouwen en overkappingen mogen binnen het op de ruimtelijke verbeelding aangeduide bouwvlak worden gebouwd. De toegestane afmetingen zijn zowel op de ruimtelijke verbeelding als in de regels aangegeven. Dit heeft te maken met de verscheidenheid in hoofdvorm en afmeting van de verschillende kantoorpanden in het plangebied.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Het gaat bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen.

Bij de afwijkingsmogelijkheden gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat om een afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.6.2 Uitgangspunten voor de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Kantoorfuncties zijn mogelijk binnen de bestemming;
  • De ruimtelijke verschijningsvorm is per functie op de verbeelding geregeld.

Uitgangspunten beleid

  • Bij de bestaande kantoorfuncties worden de nodige ontwikkelingsmogelijkheden geboden (in ruimtelijke en functionele zin), wanneer dit in de geldende planologische situatie ook al zo was;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.6.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het plangebied zijn meerdere kantoorpanden aanwezig. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang.

Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Beetsterzwaag is aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot kantoorpanden. De verordening heeft geen invloed op deze bestemming.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Deze omgevingsvisie geeft voor individuele kantoorpanden binnen het plangebied geen uitgangspunten.

2.7 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' maakt het gebruik van gronden voor maatschappelijke voorzieningen en de daarbij behorende bebouwing mogelijk.

2.7.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In de bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Daarbij gaat het onder meer om algemene maatschappelijke voorzieningen als onderwijsdoeleinden, sportdoeleinden (sporthallen), de bibliotheek, zorg en religieuze doeleinden. Ook kinderopvang wordt hieronder verstaan. Het dorpshuis dat mede wordt gebruikt als zalencentrum is vanwege de deels commerciële functie specifiek geregeld. Ook valt de begraafplaats bij de Dorpskerk onder deze bestemming. De gemeentelijke begraafplaats aan de Gealeane is bestemd als 'Maatschappelijk - Begraafplaats' (zie paragraaf 2.8).

Ondergeschikte, aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca en detailhandel (exploitatie zalencentrum, kantines, koffiehoek) en detailhandel is ook binnen de bestemming toegestaan. Verder zijn bijbehorende functies als parkeervoorzieningen en speelterreinen mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.

Binnen deze bestemming zijn enkele gebouwen aangeduid als 'karakteristiek'. Bij deze gebouwen is de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van belang voor het ruimtelijke (straat)beeld.

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de gebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De gebouwen en overkappingen mogen binnen het op de ruimtelijke verbeelding aangeduide bouwvlak worden gebouwd. De toegestane afmetingen zijn zowel op de ruimtelijke verbeelding als in de regels aangegeven. Dit heeft te maken met de verscheidenheid in hoofdvorm en afmeting van de verschillende maatschappelijke voorzieningen in het plangebied.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Het gaat bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden en een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Bij de afwijkingsmogelijkheden gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat om een afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Bij de wijzigingsbevoegdheid gaat het om de mogelijkheid voor de uitbreiding van de hoofdfunctie, met dienstverlenende bedrijven en/of instellingen. Ook bij de wijzigingsbevoegdheden zijn voorwaarden aangegeven waaraan voldaan moet worden. Het opnemen van deze bevoegdheden biedt flexibiliteit voor eventuele toekomstige ontwikkelingen, in het geval een maatschappelijke voorziening verdwijnt of wijzigingen in bebouwing plaatsvinden.

Omgevingsvergunning

Voor enkele werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden is het mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen. In dit geval is deze vergunning bedoeld voor het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen die zijn aangeduid als 'karakteristiek'. Deze panden zijn ruimtelijk waardevol voor het beeld van het centrum en mogen niet zonder meer gesloopt worden. Daarom moet, voordat de vergunning verleend wordt, voldaan worden aan de opgenomen toetsingscriteria.

2.7.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Maatschappelijke functies als onderwijs, zorg en religie zijn mogelijk binnen de bestemming;
  • Wanneer sprake is van ondergeschikte - maar van belang zijnde - andere (maatschappelijke) functies dan de hoofdfunctie, dan zijn die ondergeschikt mogelijk;
  • De ruimtelijke verschijningsvorm is per functie op de verbeelding geregeld;

Uitgangspunten beleid

  • Bij de bestaande maatschappelijke functies worden de nodige ontwikkelingsmogelijkheden geboden (in ruimtelijke en functionele zin), wanneer dit in de geldende planologische situatie ook al zo was;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
  • De karakteristieke panden worden voorzien van een beschermende regeling ('aanduiding 'karakteristiek').
2.7.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het plangebied zijn meerdere voorzieningen aanwezig, waaronder maatschappelijke voorzieningen als een school en een dorpshuis. Daarnaast zijn de zorgvoorzieningen in Beetsterzwaag belangrijk. Grotere voorzieningen zijn Lyndenstein (revalidatie) en de zorginstelling aan De Wissel. Alle maatschappelijke voorzieningen liggen verspreid door het plangebied er is geen sprake van een duidelijke clustering.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het voorheen geldende Streekplan. De structuurvisie geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang.

Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Beetsterzwaag is aangewezen als 'overige kern'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een overige kern niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m²;
  • een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot maatschappelijke voorzieningen. Het gaat daarbij om voorzieningen die gericht zijn op de lokale bevolking. De verordening heeft geen invloed op deze bestemming.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Deze omgevingsvisie geeft voor individuele maatschappelijke voorzieningen geen uitgangspunten. Wel wordt ingespeeld op de multifunctionaliteit van deze voorzieningen in die zin dat er binnen de bestemming een verscheidenheid aan maatschappelijke functies is toegestaan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009. Deze gronden in het plangebied vallen onder verschillende welstandsgebieden. De grotere zorginstellingen aan de Hoofdstraat en De Wissel zijn echter opgenomen in het welstandsgebied 'grootschalige, complexmatige bebouwing'. De bij de verschillende gebieden geldende criteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.8 Maatschappelijk - Begraafplaats

De bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' maakt het gebruik van gronden voor een begraafplaats en de daarbij behorende bebouwing mogelijk.

2.8.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Deze bestemming maakt een zelfstandige begraafplaats, groenvoorzieningen en verhardingen, met de daarbij behorende gebouwen voor onderhoud en beheer, erven en tuinen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogelijk. Hierdoor wordt flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming gegarandeerd.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de gebouwen voor onderhoud en beheer en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De gebouwen voor onderhoud en beheer mogen overal binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd. Wel zijn in de regels maximale afmetingen opgenomen voor oppervlakte en bouwhoogte, om te voorkomen dat de gebouwen te grootschalig worden.

Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Hieronder vallen voornamelijk de terreinafscheidingen.

2.8.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Behoud van de begraafplaats als specifieke maatschappelijke functie binnen de dorpskom;
  • Kleinschalige bebouwing ten behoeve van de functie is toegestaan, de maatvoering is opgenomen in de regels;

Uitgangspunten beleid

  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.8.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Een specifieke functie in het plangebied is de gemeentelijke begraafplaats aan de Gealeane. Deze maatschappelijke functie heeft een eigen bestemming, onder meer vanwege de parkeervraag en de verkeersaantrekkende werking.

Bij de begraafplaats is functiespecifieke bebouwing aanwezig. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een schuurtje voor de opslag van materiaal. Deze bebouwing is kleinschalig in afmeting en is verspreid op de begraafplaats aanwezig. Dit soort bebouwing neemt weinig ruimte in beslag. Het is van belang deze functie met daarbij behorende bebouwing te behouden.

Beleid

Voor deze bestemming is geen specifiek provinciaal en gemeentelijke beleid van toepassing.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009. Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied 'sport- en recreatiegebieden, parken en begraafplaatsen'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.9 Recreatie - Volkstuinen

De bestemming 'Recreatie - Volkstuinen' regelt de aanwezige volkstuinen in het dorp.

2.9.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Deze bestemming maakt volkstuinen, met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, tuinen en erven, mogelijk. Ondergeschikt zijn functies als groenvoorzieningen, wegen en paden en parkeervoorzieningen toegestaan. Hierdoor wordt flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming gegarandeerd.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming is een onderhoudsgebouw toegestaan, verder wordt voorzien in een regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Hieronder vallen erf- en terreinafscheidingen en overige.

2.9.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Behoud van de volkstuinen als specifieke recreatieve functie binnen de dorpskom;
  • Kleinschalige bebouwing (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) ten behoeve van de functie is toegestaan, de maatvoering is opgenomen in de regels;

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van de volkstuinen als recreatieve functie;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.9.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Een specifieke recreatieve functie in Beetsterzwaag, zijn de volkstuinen aan de Helomareed. Het is een aaneengesloten gebied van volkstuinen, omzoomd door hagen, bebossing en lagere hekwerken. Op het terrein is één berging aanwezig.

Beleid

Er is voor dergelijke functies geen specifiek beleid op provinciaal niveau.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Deze omgevingsvisie geeft voor dergelijke (recreatieve) voorzieningen geen uitgangspunten.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009. Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied 'buitengebied (besloten landschap)'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.10 Sport

De bestemming 'Sport' maakt het gebruik van gronden voor sportvoorzieningen en de daarbij behorende bebouwing mogelijk.

2.10.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De bestemming is bedoeld voor sport- en speelterreinen, daarbij gaat het om zelfstandige sport- en speelterreinen. Daarnaast is geregeld dat de gebouwen, ten behoeve van de hoofdfunctie en voor de recreatie, zijn toegestaan. Dit zijn bijvoorbeeld gebouwen voor onderhoud en beheer en kantines.

Ondergeschikte functies, die van belang zijn voor de hoofdfunctie zijn ook toegestaan. Daarbij gaat het om onder meer wegen en paden, parkeervoorzieningen en waterlopen en -partijen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de gebouwen voor onderhoud en beheer en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

De gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd, zodat de bebouwing niet de overhand neemt in dit deel van het gebied. In de regels is de maximum bouwhoogte opgenomen. Deze is gebaseerd op de huidige situatie.

Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Hieronder vallen lichtmasten, ballenvangers, een uitkijktoren en overige.

De lichtmasten en ballenvangers hebben vooral een doel bij de sportvoorzieningen. Deze bouwwerken mogen hoog worden, namelijk 20,00 en 10,00 meter hoog. Dit is gebaseerd op de werkelijke maten van dergelijke bouwwerken en is nodig voor de functie ervan.

Verder zijn er overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 5,00 meter. Hieronder vallen onder meer vlaggenmasten, maar ook erf- en terreinafscheidingen. De op het terrein aanwezige telecommunicatiemast is vanwege de afwijkende hoogte specifiek geregeld.

Flexibiliteitsbepalingen

In de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen, daarbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouwregels van de bestemming. Het gaat om afwijking voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van een gebouw naar 10,00 meter. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.10.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De activiteiten van de bestaande sportvoorzieningen blijven mogelijk;
  • Bij de hoofdfuncties horende voorzieningen zijn (ondergeschikt) mogelijk, daarbij gaat het om bijvoorbeeld parkeerterreinen;
  • De ruimtelijke verschijningsvorm voor de hoofdgebouwen voor de genoemde functies is specifiek geregeld;
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ruimtelijk ondergeschikt aan de hoofdgebouwen, tenzij dit vanwege de functie niet mogelijk is;
  • Bouwwerken die nodig zijn voor de functies zijn mogelijk gemaakt, daarbij gaat het bijvoorbeeld om terreinafscheidingen en lichtmasten.

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van de sportvoorzieningen is belangrijk;
  • Verdere ontwikkeling van het sportcomplex is mogelijk binnen de kaders van de (voorheen) geldende planologische mogelijkheden;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.10.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het dorp zijn een aantal sportvoorzieningen aanwezig, onder andere een tenniscomplex en voetbalcomplex en een scouting-terrein. In het plangebied is bij het sportcomplex van VV De Sweach (langs Vlaslaan) een antennemast aanwezig van 40 meter hoog.

Bij de voorzieningen is bebouwing aanwezig, waarbij het gaat om (verenigings)gebouwen voor kantines en kleedruimten en gebouwtjes voor de opslag van goederen voor de sportfunctie. De bebouwing varieert in afmeting, vooral waar het gaat om de oppervlakte. De hoogte van de bebouwing is beperkt en uniform. De afmeting en architectuur van de bebouwing is bepaald door de functie ervan. Bij de bebouwing horende aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ruimtelijk ondergeschikt aan de hoofdgebouwen.

Voor de functionaliteit van de sportvoorzieningen zijn verschillende bouwwerken (geen gebouwen zijnde) aanwezig. Daarbij horen onder andere de hekwerken rond de voorzieningen, maar ook de ballenvangers achter de goals op de voetbalvelden. Daarnaast zijn er ook (grotere) lichtmasten en vlaggenmasten die dienst doen voor de hoofdfunctie.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot sport geven de visie en verordening geen specifieke regels.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009. Voor deze gronden in het plangebied gelden de welstandsgebieden 'sport- en recreatiegebieden, parken en begraafplaatsen' en (klein deel bij tennisvelden) 'lintbebouwing'. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.11 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' maakt het gebruik van gronden voor hoofdzakelijk verkeersafwikkeling en de daarbij behorende bebouwing mogelijk.

2.11.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het doel van de bestemming wordt mogelijk gemaakt door in de bestemming de functies wegen, straten, voet- en rijwielpaden bij recht mogelijk te maken. Ook daarbij behorende, maar ondergeschikte, functies als groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen zijn toegestaan. De bestemming ligt op de wegen met overwegend een functie voor de verkeersafwikkeling. Het gaat daarbij om wegen waarop de maximumsnelheid 50 km/uur of meer bedraagt.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken die bedoeld zijn voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Bouwwerken voor het verkeer mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als verkeersborden en lichtmasten.

2.11.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het behoud van de verkeersfunctie Beetsterweg en Gerdyksterwei, buiten de bebouwde kom (Wegen en verkeerswet);
  • Het behoud van de (gebieds)ontsluitingsfunctie van de Beetsterweg en Gerdyksterwei;
  • Het behoud van de vrijliggende voet-/fietspaden;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit;

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van de functie van de Beetsterweg en Gerdyksterwei voor de ontsluiting van het dorp;
  • Het behoud van de erfontsluitingswegen binnen de bebouwde kom;
  • De herinrichting van de wegen in het plangebied wordt mogelijk gemaakt, met inachtname van de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Het aantal rijbanen van de wegen binnen de bestemming blijft gelijk, zodat toename van geluid op bestaande geluidgevoelige objecten wordt voorkomen.
2.11.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het plangebied is sprake van verschillende soorten wegen, namelijk gebieds- en erfontsluitingswegen. De gebiedsontsluitingswegen (max. snelheid 80 km/uur) vallen in deze bestemming, omdat de erfontsluitingswegen vooral een verblijfsfunctie, met een maximaal toegestane snelheid van 30 km/uur. Deze zijn daarom bestemd als 'Verkeer - Verblijf'.

De belangrijkste gebiedsontsluitingswegen zijn de Beetsterweg en Gerdyksterwei. Deze hebben een belangrijke ontsluitingsfunctie vanuit het dorp naar onder meer de snelweg A7 en het dorp Gorredijk. Naast beide wegen zijn vrijliggende (utilitaire) fietspaden aanwezig. De Hoofdstraat sluit op genoemde wegen aan, dit is voor het dorp een belangrijke erfontsluitingsweg.

Gebouwen zijn in de gebieden met deze bestemming niet aanwezig. Wel komen bouwwerken als nutsvoorzieningen, hekwerken, palen en masten voor. Deze hebben een beperkte afmeting in oppervlakte en hoogte.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In het plangebied zijn geen provinciale wegen aanwezig. In het plangebied zijn verder ook geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. Deze verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

2.12 Verkeer - Verblijf

De bestemming 'Verkeer - Verblijf' maakt het gebruik van gronden voor de verkeers- en verblijfsfunctie en de daarbij behorende bebouwing mogelijk.

2.12.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De functies binnen deze bestemming zijn gericht op zowel de verkeers- als de verblijfsfunctie in het plangebied. Daarom zijn naast wegen en straten, voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen bijvoorbeeld ook speelvoorzieningen overal in de bestemming mogelijk. Hierdoor komt de verblijfsfunctie naast de verkeersfunctie nadrukkelijk naar voren.

Ondergeschikt zijn tuinen, erven, terreinen en nutsvoorzieningen mogelijk. Dit maakt bijvoorbeeld een geringe wijziging van begrenzingen van dergelijke functies mogelijk.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige.

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale veiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden. Maar ook bouwwerken als bruggen, duikers en dammen zijn mogelijk in de bestemming.

2.12.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten bestaande situatie

  • Behoud van de verblijfsfunctie naast de verkeersfunctie, door naast de wegen voet- en rijwielpaden, parkeerterreinen en dergelijk toe te staan;
  • Flexibiliteit bieden voor aanpassing van de wegen, door (ondergeschikt) andere functies toe te staan, zoals groen- en watervoorzieningen;
  • Bieden van veiligheid door toestaan van bouwwerken als hekwerken en lichtmasten;

Uitgangspunten beleid

  • Behoud van erftoegangswegen als dusdanig;
  • Herinrichting van de bestaande gebieden mogelijk maken;

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Behoud van de 30 km/uur-zones om geluidhinder voor omwonenden te voorkomen.

2.12.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Binnen de bebouwde kom (Wegen- en verkeerswet) heeft de infrastructuur in het plangebied naast de verkeersfunctie een verblijfsfunctie. Het gaat daarbij vooral om woonstraten (erfontsluitingswegen), voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Enkele kleinere groenstroken horen bij deze infrastructuur, bijvoorbeeld als scheiding tussen weg en voetpad/trottoir. Op de woonstraten (erfontsluitingswegen) geldt een maximale snelheid van 30 km/uur, zodat de straten relatief veilig gebruikt kunnen worden voor de verblijfsfunctie, bijvoorbeeld door spelende kinderen.

Rondom deze infrastructuur zijn op sommige plaatsen bouwwerken, zoals hekwerken en lichtmasten, aanwezig. Deze dienen voor de sociale en verkeersveiligheid van de gebruikers van de infrastructuur.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In het plangebied zijn geen provinciale wegen aanwezig. In het plangebied zijn verder ook geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. Deze verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

2.13 Wonen / Wonen - Landgoed

De bestemming 'Wonen' maakt het gebruik van gronden voor een woonhuizen (eengezinswoningen) en de daarbij behorende bebouwing mogelijk. Het landgoed aan de Van Harinxmaweg 1 is specifiek als 'Wonen - Landgoed' bestemd.

2.13.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Alle functies die bij de functie wonen horen, worden in deze bestemming mogelijk gemaakt. Allereerst gaat het om eengezinswoningen, deze vormen de hoofdfunctie, met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Een combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep is mogelijk.

In een enkel geval is sprake van een menging van de woonfunctie met een andere functie, in dit plangebied detailhandel of een bedrijf in de categorie 1 of 2. Deze functies zijn, onder voorwaarden, verenigbaar met de woonfunctie, maar niet overal gewenst. Om die reden worden deze functies specifiek aangeduid in deze bestemming.

In sommige gevallen is sprake van vrijstaande garageboxen, die een relatie hebben met de woonfunctie. Om deze specifiek te kunnen regelen, zijn ook deze aangeduid.

Ondergeschikt zijn onder andere woonstraten, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen mogelijk. Hierdoor is uitwisseling tussen functies mogelijk, wat de nodige flexibiliteit biedt.

Enkele functies zijn uitgesloten. Het gaat om de bewoning van vrijstaande bijgebouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, detailhandel en bedrijvigheid. Aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn wel toegestaan wanneer voldaan wordt aan oppervlaktevereisten. Deze regeling is opgenomen in de specifieke gebruiksregels.

Binnen deze bestemming zijn enkele gebouwen aangeduid als 'karakteristiek'. Bij deze gebouwen is de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van belang voor het ruimtelijke (straat)beeld.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende bouwwerken mogelijk gemaakt: hoofdgebouwen, aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Algemeen geldt een regel voor de maximaal te bebouwen oppervlakte. Deze regel bepaalt dat de gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken, maximaal 50% van het bouwperceel (dus niet bouwvlak) mag zijn. Dit met uitzondering van die gevallen waarbij de bestaande totale oppervlakte van alle bouwwerken dit percentage overschrijdt. Deze algemene bouwregel biedt een richtlijn binnen de globale regeling, maar biedt ook flexibiliteit in de locatie en afmetingen van bouwwerken.

Voor de hoofdgebouwen geldt dat het in de bestemming om woonhuizen gaat, omdat deze in ruimtelijke en functioneel opzicht de hoofdgebouwen op het perceel zijn. Deze moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Uitgegaan wordt daarbij van vrijstaande hoofdgebouwen, mits dit op de ruimtelijke verbeelding anders is aangeduid (maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen).

Voor de hoofdgebouwen is geen maximale bouwdiepte aangegeven. Wel is een afstand tot de zijdelingse en achtererfgrens opgenomen, waar het hoofdgebouw minimaal vanaf gebouwd moet worden. Deze regels gelden niet op het moment dat in de bestaande situatie de genoemde afstanden al kleiner zijn, bijvoorbeeld bij rijen- en twee-onder-één-kap woningen. In die gevallen gelden de kleinere afstanden.

De maatvoering van de hoofdgebouwen is in principe afgestemd op de bestaande situatie. en per bouwvlak aangegeven. Daar waar in het straatbeeld overwegend sprake is van twee bouwlagen met kap, is dit in het bouwvlak vertaald door het aangeven van een maximum goot- en bouwhoogte (7/10) en een minimale en maximale dakhelling (30/60). In een gebied waar woningen uit één bouwlaag met kap bestaan of woningen overwegend plat zijn, zijn de aangegeven maatvoeringen op de verbeelding daarop afgestemd.

Door deze bouwregels te hanteren is de hoofdstructuur van een woongebied vastgelegd.

De bestemming 'Wonen - Landgoed heeft betrekking op het monumentale pand Harinxmastate met bijbehorende dienstwoningen en tuin. Overeenkomstig de nabijgelegen andere tuinen en overtuinen in de Hoofdstraat geldt ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van de tuin een omgevingsvergunning voor het verwijderen van bebossing.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij de hoofdfunctie. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere maatvoering dan de hoofdgebouwen. In principe zijn is dit type toegestaan op het achtererf bij het hoofdgebouw overal buiten het bouwvlak toegestaan. Het achtererfgebied begint op minimaal 1,00 meter achter het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw. Daar waar bijgebouwen of carports vóór het achtererfgebied zijn gebouwd, is dit specifiek aangeduid.

Voor de erfbebouwing is een maximale gezamenlijke oppervlakte opgenomen, in m2 en een percentage van het bouwperceel. Hierdoor wordt volbouwen van het achtererf voorkomen, maar ontstaat wel een flexibele regeling.

Voor de goothoogte van aan- en uitbouwen is een specifieke regeling opgenomen. Daarbij is gerefereerd aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw. Daardoor kan een dergelijk bouwwerk op een passende manier gebouwd worden aan het bestaande hoofdgebouw.

Voor garageboxen is in deze bestemming een aparte bouwregeling opgenomen. Het gaat om garageboxen die in het openbaar gebied staan, maar wel gebruikt worden door de bewoners van de omliggende woningen. De garageboxen zijn alleen mogelijk binnen het aangeduide gebied. Voor de afmetingen is een uniforme maximale bouwhoogte in de regels opgenomen. Deze maat is afgestemd op de functie van de box en voorkomt dat deze gebouwen te grootschalig worden.

Tot slot zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouw- en (specifieke) gebruiksregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels.

Voorbeelden van mogelijke afwijkingen van de bouwregels zijn een lagere minimale dakhelling (bijvoorbeeld plat dak) en het bouwen van een hoofdgebouw achter de aangeduide rooilijn, tot een maximum van 5,00 meter.

Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de gebruiksregels is het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning voor maximaal één huishouden, waarbij aangetoond is dat er sprake is van zorgbehoefte die tijdelijk van aard is.

Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

Omgevingsvergunning

Voor enkele werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden is het mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen. In dit geval is deze vergunning bedoeld voor het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen die zijn aangeduid als 'karakteristiek'. Deze panden zijn ruimtelijk waardevol voor het beeld van het centrum en mogen niet zonder meer gesloopt worden. Daarom moet, voordat de vergunning verleend wordt, voldaan worden aan de opgenomen toetsingscriteria.

2.13.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De functie van de hoofdgebouwen (woonhuizen / landgoed) is wonen en deze blijft behouden;
  • De gebouwen van het landgoed aan de Van Harinxmaweg 1 en de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische groenstructuur blijft behouden;
  • Aan-huis-verbonden beroep is mogelijk in de woonhuizen, maar is ondergeschikt;
  • De bestaande ruimtelijke hoofdstructuur van de bebouwing blijft behouden, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • De bestaande afmetingen van de hoofdgebouwen zijn leidend voor de toekomst, geringe afwijkingen zijn mogelijk;
  • De bebouwingsmogelijkheden voor hoofdgebouwen en daarbij behorende bebouwing zijn verruimd.

Uitgangspunten beleid

  • Geen toevoeging van woningen mogelijk maken;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid;
  • De karakteristieke panden worden voorzien van een beschermende regeling ('aanduiding 'karakteristiek').

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet duidelijk worden of geen hinder door weg verkeerslawaai ontstaat;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen moet advies worden gevraagd bij het Wetterskip Fryslân;
  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moeten de effecten ervan op de ecologische, archeologische en cultuurhistorische waarden duidelijk zijn.
2.13.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

De functie wonen is de meestvoorkomende functie van het dorp. Het dorp is ontstaan vanuit de Hoofdstraat. Langs deze straat vind een menging van de functie wonen en andere functies plaats. In noordelijke en zuidelijke richting is het dorp uitgebreid met buurten waar vooral de woonfunctie voorop stond.

De genoemde gebieden zijn in verschillende perioden ontstaan en onderscheiden zich daardoor in de ruimtelijke structuur. De lintbebouwing langs de Hoofdstraat kent een karakteristiek afwisselend bebouwingsbeeld in plaatsing, hoofdvorm en afmetingen van de bebouwing. De lintbebouwing is niet planmatig aangelegd tot circa 1950.

Deze bestemming richt zich vooral op de woonbuurten buiten het de lintbebouwing langs de Hoofdstraat die in de overige bestemmingen is opgenomen. De woningen (eengezinswoningen) zijn in het hele dorp verschillend in verschijningsvorm. Per planmatig opgezette buurt is meer uniformiteit in plaatsing, hoofdvorm en afmetingen van de hoofdgebouwen. Dit vertaalt zich onder meer in een vaste rooilijn of een vast ritme van bebouwing in het straatbeeld. Deze gebieden zijn planmatig aangelegd vanaf circa 1950.

Het landgoed Harinxmastate aan de van Harinxmaweg 1 is typerend voor het oude ruimtegebruik van Beetsterzwaag. Het huis met koetshuis en omringende siertuin is het hart van het landgoed, dat zich geheel volgens de historische verkavelingsstructuur, uitstrekt vanaf de gemeentegrens in het noorden tot aan de grenzen van het Koningsdiep in het zuiden.

In de loop van de tijd hebben bewoners uitbreidingen gedaan bij de woningen, in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. In sommige gevallen was dit nodige voor de realisatie van bijvoorbeeld een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, zoals een kapsalon. Het wonen blijft in alle gevallen de hoofdfunctie. De gemeente Opsterland heeft in de meeste gevallen positieve medewerking aan dergelijke bouwwerken verleend en wil deze lijn doorzetten. Uiteraard worden de bouwwerken vanuit het Besluit omgevingsrecht ook bij de woningen toegestaan. Hiervoor is een specifieke regeling gemaakt.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In deze verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwruimte over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van dit bestemmingsplan hebben daarom invloed op deze bestemming. Hierna wordt ingegaan op de manier waarop de inbreiding en uitbreiding van woningbouw is opgenomen in de gemeentelijk structuurvisie en het woonplan.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

Op 18 april 2017 heeft de gemeenteraad - in aansluiting op de Omgevingsvisie 2015-2030 - de Woonvisie 2017-2021 vastgesteld. Met deze Woonvisie wordt richting gegeven aan het wonen in de gemeente voor de middellange termijn. Demografische ontwikkelingen, zoals afnemende groei dan wel krimp van de bevolking, vergrijzing en ontgroening hebben invloed op de woningbehoefte. In januari 2017 heeft de provincie Fryslân nieuwe bevolkingsprognoses gepubliceerd: "Prognose bevolking en huishoudens Fryslân 2016-2040). Het aantal inwoners in Opsterland daalt al langzaam en vanaf 2030 versnelt de afname. Het aantal huishoudens blijft voorlopig nog toenemen. Vanaf 2025 vlakt deze groei af. De verwachting is dat het aantal huishoudens na 2030 licht zal krimpen. Dientengevolge is er een beperkte groei van de woningbehoefte. Tussen 2016 en 2030 is de behoefte maximaal 600 woningen. Gelet op de demografische ontwikkelingen zullen inwoners van Opsterland voor het grootste deel aangewezen zijn op de bestaande woningvoorraad. We voegen nog maar weinig nieuwbouw toe. Bij nieuwbouw wordt de voorkeur gegeven aan het benutten van de mogelijkheden binnen de bebouwde kom. De focus ligt op inbreiding in plaats van uitbreiding. Woningtoevoegingen door nieuwbouw op uitbreidingslocaties zal zich concentreren in de grotere dorpen Gorredijk, Ureterp, Beetsterzwaag en Bakkeveen. In de andere dorpen wordt terughoudend omgegaan met nieuwbouw. Na nadruk ligt hier op herstructurering en op het herbestemmen van niet-woonbebouwing. Bovendien moet er sprake zijn van een aantoonbare vraag aan woningen en draagvlak onder de bevolking.


In regionaal verband (de 5 gemeenten Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland en Weststellingwerf) zijn er met de provincie nieuwe woningbouwafspraken gemaakt voor de periode 1 januari 2016 tot 1 januari 2026. De maximale woningbouwruimte voor Opsterland in de periode 1 januari 2016 tot 1 januari 2026 bedraagt 467 woningen. Het aantal van 467 woningen voor Opsterland past in het aantal woningen dat is opgenomen in de Woonvisie 2017-2021. Hierin staat aangegeven: 'een beperkte groei van de woningbehoefte tussen 2016 en 2030 (maximaal 600 woningen)'.


Na vaststelling van de Woonvisie 2017-2021 door de raad heeft er, rekening houdende met de demografische ontwikkelingen en de woningbouwafspraken met de provincie, een nadere uitwerking van de woonvisie plaatsgevonden naar keuzes per dorp. Per dorp zijn alle (potentiële) woningbouwlocaties in de dorpen in beeld gebracht en is er een richting aangegeven voor woningbouw in het betreffende dorp. In Beetsterzwaag zijn verscheidene (potentiële) woningbouwlocaties. Bij een aantal locaties is sprake van harde plancapaciteit. De invulling van de andere locaties is afhankelijk van initiatieven van onder meer marktpartijen en de woningbouwruimte (woningbouwafspraken met de provincie).

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009. Afhankelijk van het woongebied is een specifiek welstandsregime geldend. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.14 Wonen - Wooncentrum

De bestemming 'Wonen - Wooncentrum' maakt het gebruik van gronden voor een wooncentra en de daarbij behorende bebouwing mogelijk.

2.14.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De mogelijkheden van deze bestemming wijken af van andere woonbestemmingen, omdat het hier nadrukkelijk gaat om een combinatie van wonen met maatschappelijke voorzieningen. Daaronder vallen onder meer zorgvoorzieningen. Bij de bestemming zijn ondergeschikt parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, en waterlopen toegestaan. Bij de bestemming horende tuinen, erven en terreinen zijn bij recht mogelijk. Het gebruik van gronden voor bedrijfsdoeleinden en detailhandel is in de specifieke gebruiksregels uitgesloten.

Bouwmogelijkheden

Binnen deze bestemming wordt een onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor gebouwen geldt dat per bouwvlak een gebouw mag komen. Het bouwvlak is ruim om de bestaande bebouwing gelegd, zodat flexibiliteit in plaatsing ontstaat. De maatvoering van de gebouwen is in de ruimtelijke verbeelding aangeduid, daarbij gaat het om een maximale bouwhoogte en een maximale dakhelling. Hierdoor is een plat dak bij dit type gebouw ook mogelijk.

Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouwregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels. Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de bouwregels is het buiten het bouwvlak bouw van ondergeschikte gebouwen.

Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

2.14.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Naast de woonfunctie (meergezins wonen) zijn ondersteunende functies toegestaan, bijvoorbeeld zorgvoorzieningen;
  • Bij woon- en zorgvoorzieningen horende functies als parkeren en water zijn toegestaan binnen de bestemming;
  • De afmetingen van de bebouwing worden specifiek geregeld, maar ruimte wordt geboden voor mogelijk toekomstige ontwikkelingen;
  • Bouwwerken worden mogelijk gemaakt, maar daarbij zijn erf- en terreinafscheidingen uitgesloten;

Uitgangspunten beleid

  • Ontwikkelingsmogelijkheden bieden, zodat een kwalitatieve verbetering speciale woongebouwen en woonzorgcomplexen mogelijk is;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.
2.14.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Aan de Fundatielaan in Beetsterzwaag is een wooncentrum aanwezig. Dit centrum bestaat uit een complex van gebouwen met woningen en ondersteunende functies. Gedacht kan worden aan zorgvoorzieningen en maaltijdverzorging. Bij het wooncentrum horen (ondergeschikt) voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groen- en watervoorzieningen.

Het wooncentrum bestaat uit meerdere (samengestelde) hoofdgebouwen. De bebouwing is divers, maar in de meeste gevallen maximaal twee tot drie bouwlagen (al dan niet met een kap). Er is sprake van enkele aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de hoofdgebouwen. Deze zijn qua afmeting ondergeschikt aan de hoofdgebouwen en worden vooral gebruikt voor opslag en berging.

Rond het gebouw zijn vrijwel geen hekwerken aanwezig, het gebouw staat in een groene omgeving (erf) aan drie zijden omgeven door boomsingels.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In deze verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwruimte over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

Op 18 april 2017 heeft de gemeenteraad - in aansluiting op de Omgevingsvisie 2015-2030 - de Woonvisie 2017-2021 vastgesteld. Met deze Woonvisie wordt richting gegeven aan het wonen in de gemeente voor de middellange termijn. Demografische ontwikkelingen, zoals afnemende groei dan wel krimp van de bevolking, vergrijzing en ontgroening hebben invloed op de woningbehoefte. In januari 2017 heeft de provincie Fryslân nieuwe bevolkingsprognoses gepubliceerd: "Prognose bevolking en huishoudens Fryslân 2016-2040). Het aantal inwoners in Opsterland daalt al langzaam en vanaf 2030 versnelt de afname. Het aantal huishoudens blijft voorlopig nog toenemen. Vanaf 2025 vlakt deze groei af. De verwachting is dat het aantal huishoudens na 2030 licht zal krimpen. Dientengevolge is er een beperkte groei van de woningbehoefte. Tussen 2016 en 2030 is de behoefte maximaal 600 woningen. Gelet op de demografische ontwikkelingen zullen inwoners van Opsterland voor het grootste deel aangewezen zijn op de bestaande woningvoorraad. We voegen nog maar weinig nieuwbouw toe. Bij nieuwbouw wordt de voorkeur gegeven aan het benutten van de mogelijkheden binnen de bebouwde kom. De focus ligt op inbreiding in plaats van uitbreiding. Woningtoevoegingen door nieuwbouw op uitbreidingslocaties zal zich concentreren in de grotere dorpen Gorredijk, Ureterp, Beetsterzwaag en Bakkeveen. In de andere dorpen wordt terughoudend omgegaan met nieuwbouw. Na nadruk ligt hier op herstructurering en op het herbestemmen van niet-woonbebouwing. Bovendien moet er sprake zijn van een aantoonbare vraag aan woningen en draagvlak onder de bevolking.


In regionaal verband (de 5 gemeenten Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland en Weststellingwerf) zijn er met de provincie nieuwe woningbouwafspraken gemaakt voor de periode 1 januari 2016 tot 1 januari 2026. De maximale woningbouwruimte voor Opsterland in de periode 1 januari 2016 tot 1 januari 2026 bedraagt 467 woningen. Het aantal van 467 woningen voor Opsterland past in het aantal woningen dat is opgenomen in de Woonvisie 2017-2021. Hierin staat aangegeven: 'een beperkte groei van de woningbehoefte tussen 2016 en 2030 (maximaal 600 woningen)'.


Na vaststelling van de Woonvisie 2017-2021 door de raad heeft er, rekening houdende met de demografische ontwikkelingen en de woningbouwafspraken met de provincie, een nadere uitwerking van de woonvisie plaatsgevonden naar keuzes per dorp. Per dorp zijn alle (potentiële) woningbouwlocaties in de dorpen in beeld gebracht en is er een richting aangegeven voor woningbouw in het betreffende dorp. In Beetsterzwaag zijn verscheidene (potentiële) woningbouwlocaties. Bij een aantal locaties is sprake van harde plancapaciteit. De invulling van de andere locaties is afhankelijk van initiatieven van onder meer marktpartijen en de woningbouwruimte (woningbouwafspraken met de provincie).

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009. Voor het wooncentrum zijn de criteria van het gebied 'lintbebouwing' van toepassing. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende gebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.15 Wonen - Woongebouw

De bestemmingen 'Wonen - Woongebouw 1', 'Wonen - Woongebouw 1' en 'Wonen - Woongebouw 3' maken het wonen in (niet grondgebonden) woongebouwen, met de daarbij behorende voorzieningen, mogelijk. Daarbij is de bestemming 'Wonen - Woongebouw 1' gelegd op de bestaande woongebouwen. Nieuwe woongebouwen waarvoor specifieke bestemmingsplanprocedures zijn gevoerd, zijn integraal in dit bestemmingsplan opgenomen met een specifieke bestemming.

Het gaat hierbij om de woongebouwen aan de Vlaslaan ('Wonen - Woongebouw 2') en in het Van Lyndenpark ('Wonen - Woongebouw 3') die respectievelijk in het Bestemmingsplan Beetsterzwaag Herinvulling Vlaslaan e.o. (2012) en het Bestemmingsplan Beetsterzwaag - Van Lyndenpark (2009) planologisch mogelijk zijn gemaakt.

2.15.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De bestemming staat woongebouwen (bijvoorbeeld appartementen), al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroep, en daarbij behorende bijgebouwen toe. Ondergeschikt zijn voor de hoofdfunctie van belang zijnde voorzieningen, zoals parkeer- en groenvoorzieningen, mogelijk.

Aan-huis-verbonden beroep is bij recht mogelijk, maar wel gebonden aan specifieke gebruiksregels. Deze sluiten daarnaast het gebruik van gronden en gebouwen voor onder meer detailhandel en horeca uit.

Bouwmogelijkheden

Binnen deze bestemming wordt een onderscheid gemaakt tussen woongebouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor gebouwen en overkappingen geldt dat deze in een bouwvlak mogen worden gerealiseerd. Het bouwvlak is ruim om de bestaande bebouwing gelegd, zodat flexibiliteit in plaatsing ontstaat.

De maatvoering van de woongebouwen is in de ruimtelijke verbeelding aangeduid, daarbij gaat het om een maximale bouwhoogte en een maximale dakhelling. Hierdoor is een plat dak bij dit type gebouw ook mogelijk. Woongebouwen vallen onder de gebouwen die in het bouwvlak geplaatst moeten worden.

De maatvoering van de bijgebouwen en overkappingen is opgenomen in de regels. Deze regeling is uniform en geldt voor alle bijgebouwen en overkappingen bij woongebouwen.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken - met een omgevingsvergunning - af te wijken van de bouwregels. Afwijken kan alleen wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de afwijkingsregels. Een voorbeeld van een mogelijke afwijking van de bouwregels is het buiten het bouwvlak bouw van ondergeschikte gebouwen. Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

2.15.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Niet grondgebonden woningen (appartementen) mogelijk maken;
  • Bij de hoofdfunctie horende voorzieningen als parkeren en groen mogelijk maken;
  • Aan-huis-verbonden beroep is mogelijk in de woningen, maar is ondergeschikt;
  • Alle gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd.

Uitgangspunten vanuit beleid

  • Flexibiliteit in bouwvlak voor de in het plangebied aanwezige woongebouwen, om zo herinrichting ten behoeve van herstructurering te vergemakkelijken;
  • Beroep-aan-huis is in beperkte mate mogelijk; (meergezins) wonen is de hoofdfunctie.
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet duidelijk worden of geen hinder door weg verkeerslawaai ontstaat;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen moet advies worden gevraagd bij het Wetterskip Fryslân;
  • Voordat grootschaligere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moeten de effecten ervan op de ecologische, archeologische en cultuurhistorische waarden duidelijk zijn.
2.15.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Verspreid in het dorp zijn een aantal woongebouwen c.q. appartementencomplexen aanwezig. Voor de nieuw ontwikkelde appartementencomplexen aan de Vlaslaan en in het Van Lyndenpark is de voorheen geldende bestemming integraal overgenomen.

 

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. In deze verordening zijn regels over inbreiding en uitbreiding van woningbouw aangegeven. Deze regels zijn gericht op een evenredige verdeling van de woningbouwruimte over de verschillende kernen. Van belang is dat een woningbouwplan opgenomen is in een (gemeentelijk) woonplan. De regels van deze verordening hebben daarom invloed op deze bestemming. Hierna wordt ingegaan op de manier waarop de inbreiding en uitbreiding van woningbouw is opgenomen in de gemeentelijk structuurvisie en het woonplan.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

Op 18 april 2017 heeft de gemeenteraad - in aansluiting op de Omgevingsvisie 2015-2030 - de Woonvisie 2017-2021 vastgesteld. Met deze Woonvisie wordt richting gegeven aan het wonen in de gemeente voor de middellange termijn. Demografische ontwikkelingen, zoals afnemende groei dan wel krimp van de bevolking, vergrijzing en ontgroening hebben invloed op de woningbehoefte. In januari 2017 heeft de provincie Fryslân nieuwe bevolkingsprognoses gepubliceerd: "Prognose bevolking en huishoudens Fryslân 2016-2040). Het aantal inwoners in Opsterland daalt al langzaam en vanaf 2030 versnelt de afname. Het aantal huishoudens blijft voorlopig nog toenemen. Vanaf 2025 vlakt deze groei af. De verwachting is dat het aantal huishoudens na 2030 licht zal krimpen. Dientengevolge is er een beperkte groei van de woningbehoefte. Tussen 2016 en 2030 is de behoefte maximaal 600 woningen. Gelet op de demografische ontwikkelingen zullen inwoners van Opsterland voor het grootste deel aangewezen zijn op de bestaande woningvoorraad. We voegen nog maar weinig nieuwbouw toe. Bij nieuwbouw wordt de voorkeur gegeven aan het benutten van de mogelijkheden binnen de bebouwde kom. De focus ligt op inbreiding in plaats van uitbreiding. Woningtoevoegingen door nieuwbouw op uitbreidingslocaties zal zich concentreren in de grotere dorpen Gorredijk, Ureterp, Beetsterzwaag en Bakkeveen. In de andere dorpen wordt terughoudend omgegaan met nieuwbouw. Na nadruk ligt hier op herstructurering en op het herbestemmen van niet-woonbebouwing. Bovendien moet er sprake zijn van een aantoonbare vraag aan woningen en draagvlak onder de bevolking.


In regionaal verband (de 5 gemeenten Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland en Weststellingwerf) zijn er met de provincie nieuwe woningbouwafspraken gemaakt voor de periode 1 januari 2016 tot 1 januari 2026. De maximale woningbouwruimte voor Opsterland in de periode 1 januari 2016 tot 1 januari 2026 bedraagt 467 woningen. Het aantal van 467 woningen voor Opsterland past in het aantal woningen dat is opgenomen in de Woonvisie 2017-2021. Hierin staat aangegeven: 'een beperkte groei van de woningbehoefte tussen 2016 en 2030 (maximaal 600 woningen)'.


Na vaststelling van de Woonvisie 2017-2021 door de raad heeft er, rekening houdende met de demografische ontwikkelingen en de woningbouwafspraken met de provincie, een nadere uitwerking van de woonvisie plaatsgevonden naar keuzes per dorp. Per dorp zijn alle (potentiële) woningbouwlocaties in de dorpen in beeld gebracht en is er een richting aangegeven voor woningbouw in het betreffende dorp. In Beetsterzwaag zijn verscheidene (potentiële) woningbouwlocaties. Bij een aantal locaties is sprake van harde plancapaciteit. De invulling van de andere locaties is afhankelijk van initiatieven van onder meer marktpartijen en de woningbouwruimte (woningbouwafspraken met de provincie).

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland. Afhankelijk van het woongebied is een specifiek welstandsregime geldend. De welstandscriteria die horen bij het welstandsregime zijn gerelateerd aan de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken van het betreffende woongebied. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn, waar nodig en mogelijk, voorzien van een passende regeling in dit bestemmingsplan.

2.16 Leiding - Gas

De dubbelbestemming 'Leiding - Gas' heeft tot doel de nodige bescherming te bieden voor de aanwezige hoofdgastransportleiding.

2.16.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, ook bedoeld voor een of meerdere gasleidingen. Dit betekent dat bij het gebruik van de gronden altijd rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van deze leidingen.

Bouwmogelijkheden

Ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, zijn op de gronden met deze bestemming geen bouwwerken toegestaan. Hierdoor wordt beschadiging van de leidingen door bouwwerkzaamheden en toename van veiligheidsrisico's voorkomen.

Omgevingsvergunning

Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden, of het in de grond brengen van voorwerpen. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of de gasleidingen voldoende beschermd blijven na de ingreep. Het is dan ook altijd noodzakelijk om advies in te winnen bij de leidingbeheerder.

De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud van geringe omvang en al in uitvoering zijnde werken en werkzaamheden. Dit laatste geldt op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking. Een belangrijke voorwaarde is dat altijd advies ingewonnen wordt bij de leidingbeheerder.

2.16.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten vanuit omgevingsaspecten

  • De gasleidingen moeten beschermd worden;
  • Aan weerszijden van de leidingen moet een zone van 5,00 meter vrij worden gehouden van bebouwing, diepwortelende beplanting, etc;
  • Werkzaamheden rond de leiding zijn toegestaan, mits vooraf een omgevingsvergunning is verkregen en advies ingewonnen is bij de betreffende leidingbeheerder.
2.16.3 Huidige situatie en beleid

Door het plangebied lopen twee gasleidingen. Een nadere toelichting hierop is opgenomen bij de beschrijving van het omgevingsaspect 'Externe veiligheid'.

2.17 Leiding - Riool

De dubbelbestemming 'Leiding - Riool' heeft tot doel de nodige bescherming te bieden voor de aanwezige rioolpersleiding.

2.17.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, ook bedoeld voor een rioolpersleiding. Dit betekent dat bij het gebruik van de gronden altijd rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van de rioolpersleiding.

Bouwmogelijkheden

Ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, zijn op de gronden met deze bestemming alleen vormen gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bestemming toegestaan. Deze mogen een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om afscheidingen.

Omgevingsvergunning

Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden (dieper dan 0,30 meter), of het aanleggen van oppervlakteverhardingen. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of een goede functionaliteit van de rioolpersleiding gewaarborgd blijft wordt na de ingreep.

De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud van geringe omvang en al in uitvoering zijnde werken en werkzaamheden. Bijvoorbeeld voor werken die niet dieper gaan dan 0,30 meter. Dit laatste geldt op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

Flexibiliteitsbepalingen

In de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze maakt het mogelijk, binnen de onderliggende bestemmingen, gebouwen en andere bouwwerken toe te staan, mits wordt voldaan aan de bij de wijzigingsbevoegdheid opgenomen voorwaarden. Hierdoor kunnen bestaande rechten toch worden uitgevoerd.

2.17.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten vanuit omgevingsaspecten

  • De rioolpersleiding moet beschermd worden;
  • Aan weerszijden van de leiding moet een zone van 3,00 meter vrij worden gehouden van bebouwing en diepwortelende beplanting;
  • Werkzaamheden rond de leiding zijn toegestaan, mits vooraf een omgevingsvergunning is verkregen.
2.17.3 Huidige situatie en beleid

Door het plangebied loopt een rioolpersleiding. Een nadere toelichting op de rioolpersleiding is opgenomen bij de beschrijving van het omgevingsaspect 'Water'.

2.18 Waarde - Cultuurhistorie

De bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is gelegd op de aangewezen cultuurhistorisch waardevolle gebieden en bedoeld voor de bescherming en instandhouding van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. De bestemming is gelegd op de waardevolle groene gebieden met een cultuurhistorische waarde. Het betreft de tuinen en overtuinen met cultuurhistorische waarde, evenals de oude wandelpaden met bijbehorend groen en bosstroken.

2.18.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Naast de mogelijkheden vanuit de onderliggende bestemmingen is deze bestemming gericht op de bescherming en instandhouding van cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

Omgevingsvergunning

Werken en werkzaamheden aan de aangewezen gronden zijn in principe uitgesloten. Onder voorwaarden is het echter mogelijk om een omgevingsvergunning te krijgen voor enkele werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een vergunning voor het verwijderen van bebossing en beplanting. De omgevingsvergunning mag alleen worden verleend wanneer voldaan is aan de opgenomen toetsingscriteria. Voor het normale onderhoud is geen vergunning nodig.

2.18.2 Uitgangspunten van de regeling

Omgevingsaspecten

  • De bestemming is gericht op de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden van (vooral) de tuinen en overtuinen, evenals de oude wandelpaden met bijbehorend groen c.q. bosstroken.
2.18.3 Huidige situatie en beleid

Beleid

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is vooral beschreven in het Streekplan Fryslân 2007.

De verordening geeft aan dat in de toelichting verantwoord moet worden hoe de bestemmingsplanregeling omgaat met de bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden. De verantwoording is opgenomen in 4.4 van deze toelichting.

2.19 Waarde - Natuur

De bestemming 'Waarde - Natuur' is gelegd op de door de provincie aangewezen natuurgebieden en bedoeld voor het behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van die gronden. Hierbij is aangesloten op de Verordening Romte 2014.

2.19.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de bestemde gronden wordt mogelijk gemaakt in deze bestemming.

Bouwmogelijkheden

De bouwmogelijkheden van onderliggende bestemmingen worden via deze bestemming beperkt. Gebouwen en overkappingen zijn bijvoorbeeld niet toegestaan binnen de gebieden met deze dubbelbestemming. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen wel, mits deze maximaal 3,00 meter hoog zijn. Hierbij kan gedacht worden aan kleinschalige bouwwerken als hekwerken.

Omgevingsvergunning

Werken en werkzaamheden aan de aangewezen gronden zijn in principe uitgesloten. Onder voorwaarden is het mogelijk om een omgevingsvergunning te krijgen voor enkele werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een vergunning voor het verwijderen van bebossing en beplanting of het aanbrengen van oppervlakteverharding. De omgevingsvergunning mag alleen worden verleend wanneer voldaan is aan de opgenomen toetsingscriteria. Voor het normale onderhoud is geen vergunning nodig.

2.19.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten beleid

  • De bestemming is gericht op het behoud, herstel of de ontwikkeling van de natuurwaarden in de door de provincie aangewezen natuurgebieden buiten de ecologische hoofdstructuur (Natuurnetwerk Nederland);
  • Ecologische verbindingszones vallen onder deze natuurgebieden.
2.19.3 Huidige situatie en beleid

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie vervangt het geldende Streekplan op het gebied van kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Binnen het plangebied vallen enkele gebieden onder het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voormalige Ecologische Hoofd Structuur). Deze moeten in dat geval een passende bestemming hebben. De regeling van deze bestemming maakt nieuwe activiteiten en ontwikkelingen die tot aantasting kunnen leiden niet mogelijk.

2.20 Waarde - Ruimtelijk waardevol gebied

De context van het rijke cultuurhistorische verleden is nog altijd duidelijk zichtbaar in de Hoofdstraat. Een van de kernkwaliteiten van de Hoofdstraat is het voorkomen van veel historische monumenten en oudere panden uit dezelfde of aan elkaar verwante stijlperiodes. Vanwege het hoogkwalitatieve beeld van de Hoofdstraat is in dit bestemmingsplan een specifieke , op behoud en bescherming gerichte regeling opgenomen. Deze regeling vloeit mede voort uit de uitgangspunten die zijn opgenomen in het 'Ruimtelijk kwaliteitsplan Hoofdstraat Beetsterzwaag' (bijlage 1) die tegelijkertijd met het bestemmingsplan wordt vastgesteld (zie ook hoofdstuk 3). Het ruimtelijk kwaliteitsplan vormt hiermee aanvullend welstandsbeleid voor het plangebied en op deze wijze wordt een goede ruimtelijke kwaliteit voor het gebied geborgd.

De bestemming 'Waarde - Ruimtelijk waardevol gebied' ligt op het gebied rond de Hoofdstraat en is bedoeld de ruimtelijke waarden van dit gebied te behouden en versterken. Daartoe zijn een aantal specifieke bouwregels opgenomen zoals het bouwen van hoofdgebouwen waarbij de op de verbeelding weergegeven 'gevellijn' moet worden aangehouden, en het vastleggen van de minimale en maximale gevelbreedte (6 respectievelijk 10 meter). De beeldbepalende panden zijn als karakteristiek op de verbeelding aangeduid. Het is niet toegestaan om deze panden zonder een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk te slopen.

2.20.1 Toelichting op de bestemming

De bestemming 'Waarde - Ruimtelijk waardevol gebied' ligt op het gebied rond de Hoofdstraat en vloeit voort uit de ruimtelijke waarden, zoals weergegeven in het Ruimtelijk kwaliteitsplan Hoofdstraat Beetsterzwaag. Het gebied is mede bestemd voor het behoud, herstel en de versterking van de ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing, zoals omschreven in het ruimtelijk kwaliteitsplan.

2.20.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten beleid

  • balans tussen oud en nieuw behouden;
  • de Hoofdstraat heeft speciale kwaliteiten en verdient daarom uitgebreid beleid (welstands- en reclamebeleid, openbare ruimte, groen, cultuurhistorie);
  • Hoofdstraat zien als onderdeel van een groter geheel;
  • bewoners laten meebeslissen over nieuwe ontwikkelingen;
  • Karakter Hoofdstraat rechtvaardigt eigen inrichting openbare ruimte.
  • Gebouwen die als monument zijn aangewezen op grond van de Monumentenwet, zullen op basis van deze wet worden beschermd.
  • Beeldbepalende panden die in het bestemmingsplan als 'karakteristiek' zijn aangeduid dienen te worden behouden en zijn daartoe voorzien van een specifieke regeling in dit bestemmingsplan.
  • Structuurbepalende panden spelen in de bebouwingsstructuur van de Hoofdstraat een positieve rol. Zij zijn echter niet onvervangbaar. Een specifieke op behoud gerichte regeling in dit bestemmingsplan is niet nodig.
  • Mocht de mogelijkheid van verbouw of nieuwbouw van verstorende panden zich voordoen, dan ontstaan hier kansen voor een sterke kwaliteitsverbetering.

Uitgangspunten welstandsbeleid

Aan de Hoofdstraat is een bijzonder ambitieniveau toegekend. De welstandsambitie voor dit gebied is gericht op het behoud en waar mogelijk het versterken van het bestaande historische karakter. Ondanks de diversiteit in functies is er een duidelijke architectonische samenhang tussen de verschillende panden. De gebouwen voegen zich over het algemeen naar het traditionele beeld en de daarbij behorende vormeigenschappen.

Verbouw of uitbouw van bebouwing dient met respect voor en afgestemd op het bestaande plaats te vinden. Dit geldt met name voor de beeldbepalende en structuurbepalende panden. Voor beeldverstorende panden is het wenselijk dat het gevelbeeld aangepast wordt naar een beeld wat passender is binnen de Hoofdstraat. Nieuwe bebouwing of gevelvervangingen zijn dus mogelijk, maar deze dienen zich te voegen in het bestaande straat- en bebouwingsbeeld. Nieuwbouwpanden en gevels krijgen een bijzondere uitstraling en dienen van een bijzondere architectonische kwaliteit te zijn.

2.20.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het ruimtelijk waardevol gebied strekt zich uit aan weerszijden langs de Hoofdstraat van Beetsterzwaag. Het betreft het gebied van het bebouwingslint langs de oude hoofdweg, voor zover dat gelegen is binnen de bebouwde kom van het dorp. Het bebouwingslint bestaat ruimtelijk-functioneel uit verschillende delen, namelijk een kerngebied en randzones. Het kerngebied is duidelijk herkenbaar door een sterke versmalling van de profielmaat (de ruimte in meters tussen de ter weerszijden van de weg gesitueerde bebouwingslinten) van 40 naar ongeveer 12 meter, en gelijktijdig een sterke verdichting van de bebouwingswand. Aan de zuidzijde is er sprake van een vrijwel gesloten gevelwand, aan de noordzijde is er door de aanwezigheid van veel zijstraten en stegen en de ruime maatvoering tussen wat grotere panden sprake van een iets meer open karakter van de bebouwingswand. Kenmerkend voor het bebouwingspatroon langs de Hoofdstraat is dat de overwegend aanwezige kleinschalige panden in een gevelbreedte, variërend van 6 tot 10 meter (een bouwlaag met kap), zo nu en dan worden afgewisseld met markante grotere panden met een forse gevelbreedte (twee tot drie bouwlagen met kap). Samen vormen deze panden de karakteristieke gevelwanden. Karakteristiek vanwege de aanwezigheid van veel monumenten en karakteristieke panden. De randzones worden gevormd door het overgangsgebied van het buitengebied naar het kerngebied. Het oude bebouwingslint van de Hoofdstraat heeft hier een profielmaat van circa 40 meter. Er zijn grootschalige, vrijstaande panden in ruime tuinen en parken gevestigd. Veel van deze panden zijn beschermde monumenten, waaronder een tweetal monumenten van jonge bouwkunst "1850-1940". In deze randzones zijn voornamelijk verzorgende en dienstverlenende, kantoor- en praktijkachtige functies, maar ook woningen gevestigd. Voorbij deze randzones begint het buitengebied met het lint van monumentale landhuizen te midden van bossen en agrarisch gebied. Ook vormen de cultuurhistorische paden en de tuinen en overtuinen, die horen bij de oude monumentale landhuizen in de Hoofdstraat, zijn een bijzondere functie in het hart van Beetsterzwaag. De tuinen zijn in de vorige eeuw door de adel aangelegd. Een vast kenmerk is dat zij een noord-zuid kavelrichting volgen en aan de west- en oostzijde gesloten zijn door rododendrons en beukenhagen. Op de rand van de overgang van het kerngebied naar de randzones zijn de tuin en de overtuin Lyndensteyn, een originele Roodbaard-tuin, kenmerkend. Door het bebouwingspatroon, de individuele panden in combinatie met de aanwezigheid van de cultuurhistorische paden, tuinen en overtuinen wordt het waardevolle cultuurhistorische beeld van de Hoofdstraat van Beetsterzwaag bepaald.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke structuur

3.1 Algemene ruimtelijke structuur

Voor het bestemmingsplan is het van belang om vast te stellen in welke mate de ruimtelijke structuur voorwaardestellend is voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Bij de ruimtelijke structuur zijn een aantal elementen bepalend, zoals het patroon van openbare ruimten (wegen en paden, pleinen en parken), de situering en de beeldbepalende kenmerken van de bebouwing.

Op basis van de ruimtelijke structuur kan het dorp in een aantal deelgebieden worden opgedeeld:

  • het oudste gebied van de Hoofdstraat en omgeving;
  • het zuidelijk woongebied waar ook de locatie van de Wissel / Talant is gelegen;
  • het noordelijk woongebieden en het complex van Revalidatie Friesland.

Het oudste gebied

Kenmerkend voor de oude ruimtelijke structuur van Beetsterzwaag is de verdichting te midden van het lint van landgoederen. De oost-west gerichte basis is hierin is de Hoofdstraat. De Hoofdstraat, met achter aangrenzende gebieden en tuinen, vormt nu het oude Beetsterzwaag. Aan de noordkant is het Kerkepad Oost de begrenzing, aan de zuidkant ligt de grens bij de Molenlaan. In dit gebied zijn de meeste verzorgende functies geconcentreerd. De Hoofdstraat kent ook een belangrijke doorgaande verkeersfunctie. Door zijn bebouwingsbeeld, zijn verkeersfunctie en zijn winkel- en horecafunctie is de

Hoofdstraat een herkenbare scheidingslijn in het dorp tussen twee grote woongebieden.

De landgoederen aan de rand van het dorp zijn kenmerkend voor de ruimtelijke structuur. Het landgoed Harinxmastate is typerend voor het oude ruimtegebruik van Beetsterzwaag. Het huis met koetshuis en omringende siertuin is het hart van het landgoed, dat zich geheel volgens de historische verkavelingsstructuur, uitstrekt vanaf de gemeentegrens in het noorden tot aan de grenzen van het Koningsdiep in het zuiden. Het eens vergelijkbare landgoed Lyndenstein is ontwikkeld tot revalidatiecentrum. Alleen cultuurhistorisch kenmerkend is hier nog het oude monumentale hoofdgebouw met voortuin en de overtuin. Deze tuinen, die horen bij de oude monumentale landhuizen in de Hoofdstraat zijn een bijzondere functie in het hart van Beetsterzwaag. De tuinen zijn in de vorige eeuw door de adel aangelegd.

De Hoofdstraat van Beetsterzwaag is de belangrijkste straat van het dorp. Langs deze straat is het dorp ontstaan. Beetsterzwaag was de plek waar de belangrijkste mensen van de veencompagnieën zich vestigden. Hierdoor zijn er landgoederen en herenhuizen te vinden aan de historische route Beetsterzwaag - Hoofdstraat- Van Harinxmaweg. De rijke geschiedenis is op veel plekken terug te zien in de bijzondere bebouwing. Niet alleen de panden bepalen dit beeld. Net zo belangrijk zijn de tuinen en de openbare ruimte.

Voor de structuur en de beeldkwaliteit van de Hoofdstraat is het 'Ruimtelijk kwaliteitsplan Hoofdstraat Beetsterzwaag' opgesteld die tegelijkertijd met het bestemmingsplan in procedure gaat (inspraak) en wordt vastgesteld.

Dit ruimtelijk kwaliteitsplan voor de Hoofdstraat geeft een nadere uitwerking van wat die bestaande en wenselijke kwaliteit voor de gebouwen is. Het plan heeft het doel de aantrekkelijke leefomgeving te behouden en te versterken, ontwikkelende partijen te inspireren en vooraf informatie te geven over de toetsingscriteria en richtinggevende principes. De in het ruimtelijk kwaliteitsplan vastgestelde toetsingscriteria en richtlijnen vormen zowel het kader voor de ontwikkeling van het gebied, als het kader voor de welstandsbeoordeling van de bouwplannen. De omgevingsvergunningsaanvragen voor het bouwen dienen hieraan getoetst te worden. De nota is opgenomen in bijlage 1.

Onderstaand figuur geeft het gebied weer wat een bijzondere cultuurhistorische status heeft binnen de gemeente en daarom extra bescherming en aandacht en verdiend. De Nota bevat uitgangspunten voor gebouwen, de openbare ruimte, en voor reclame-uitingen. De Nota bevat tevens een beoordeling van de gebouwen. Onderscheid wordt gemaakt tussen:

  • rijksmonumenten
  • beeldbepalende panden
  • structuurbepalende panden
  • verstorende panden.

Monumenten worden beschermd door de Erfgoedwet. Voor de beeldbepalende panden wordt in dit bestemmingsplan een specifieke regeling opgenomen, namelijk de aanduiding 'karakteristiek'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.02BPKom-0301_0003.jpg"

Het zuidelijk woongebied

Het zuidelijk dorpsgebied strekt zich uit vanaf de Hoofdstraat tot aan de dorpsgrenzen van De Walle en de Gerdyksterwei. Het zuidelijk gebied omvat de eerste planmatige uitbreidingen. De verkaveling is opgezet volgens een blokvormig patroon in gesloten bouwblokken, waarbij de oude noord-zuid lopende verkavelings- en singelstructuur een leidraad is geweest. It Merkelân vormt hierin de oost-west lopende wijkontsluiting. De weg is herkenbaar door het brede, groene profiel en de bijzondere gebouwen, die vrij in de groene ruimte liggen.

In het oudste woongebied, tussen de Boslaan en de Folkerslân, bevindt zich merendeels woningbouw van het type twee-aaneen, van twee bouwlagen met kap, op diepe erven in rechte blokverkaveling. Aan de westzijde van de Boslaan staan de oudste woningen, van rond het begin van deze eeuw. Het betreft merendeels individuele, kleine woningen van één bouwlaag met kap, op zeer diepe erven. In de zestiger jaren van de vorige eeuw werd ten zuiden en oosten van It Merkelân gebouwd. In dit zuidelijk deel is de aanwezigheid van het complex van de Wissel bepalend geweest. Op het complex, dat ruim opgezet is te midden van bossingels en weiden, zijn in de loop der jaren nieuwe wooneenheden en bedrijfsgebouwen gebouwd. De hoogbouw is het meest dominerend aanwezig.

Vrijstaande bungalows op ruime erven zijn er aan de oost- en de westrand van dit deel van het dorpsgebied. De oudste bungalows zijn typerend voor de bouwperiode, met een zeer groot woonoppervlak in één bouwlaag met plat dak. Wel werden de bungalows in een gesloten bouwbloksysteem verkaveld, ontsloten vanaf woonstraten, de achtertuinen aan elkaar grenzend. In de buurt van de Commissieweg, op de hoek It Merkelân zijn begin jaren negentig van de vorige eeuw een aantal appartementencomplexen voor senioren gebouwd.

Het meest zuidelijk deel, op het terrein van de Wissel is sprake van een zeer bosrijke omgeving, waardoor er sprake is van een gebiedseigen inpassing van de bebouwing in een dichte beplanting. De gebouwen op het complex van de Wissel zijn ingebed in de bestaande ruimtelijke structuur. De openheid van de bebouwing is versterkt door een geleding in de gevels met een dorpse uitstraling. De bebouwing wordt deels afgeschermd door bestaande houtopstanden, waarbij de groene hoofdstructuur bewaard is gebleven.

De bebouwing ter plaatse is ook op relatief grote afstand vanaf de omliggende woongebieden geprojecteerd en is afgeschermd door een dichte bebossing.

Het noordelijk woongebied

Het noordelijk woongebied is een langgerekt, smal gebied tot aan de gemeentegrens met Smallingerland. Het gebied is grotendeels van eind jaren zestig tot midden jaren negentig van de vorige eeuw ontwikkeld. Het woongebied is verkaveld volgens rechte bouwblok­ken waarbij het noord-zuid lopende opstrekkende verkavelings- en singelpatroon richtinggevend is geweest.

Het woongebied in het noordelijk deel valt globaal uiteen in twee gebieden, een binnengebied en de randzone. Het binnengebied strekt zich uit vanaf het Kerkepad Oost tot aan 't Foarmear, tussen de Vlaslaan en de Bommegaerde-De Skeakel.

De woningbouw wordt gekenmerkt door twee bouwlagen met kap, van geschakelde of vrijstaande woningen. Vooral in het zuidelijk stuk, dat nog traditioneel is opgezet in gesloten bouwblokken, zijn veel vrijstaande woningen.

In het deel ten noorden van De Reden is een meer woonerfachtig systeem toegepast, zoals bij de carport-woningen aan de Bommegaerde zeer duidelijk naar voren komt. Woningen grenzen aan vóór en achterzijde aan openbare ruimte. Aan de voorzijde is dat de verharde erfontsluiting aan de achterzijde openbare groenstroken. Tussen Healwei en Foarmear is een groot deel van de eengezinswoningen geschakeld, twee-onder-één-kap, of rijtjes van vier of zes. Het merendeel is ook hier twee bouwlagen met kap. Gestapelde bouw is er alleen in de vorm van twee appartementengebouwen, aan de Utgong en aan het Utein

In het noordelijk woongebied bevinden zich in een zone aan de Vlaslaan afwijkende functies, die door hun bouwvorm en opzet in de ruimtelijke structuur, beeldbepalend zijn. Dit is een herkenbare, bijzondere bebouwingszone. Deze zone met herkenbare gebouwen, ruim opgezet in het groen rond brinkachtige pleinen, biedt een herkenbaar beeld in het noordelijk woongebied van Beetsterzwaag.

3.2 De ruimtelijke groenstructuur

In het oudste deel van Beetsterzwaag is sprake van een beeldbepalende en cultuurhistorisch waardevolle groenstructuur. Een vast kenmerk is dat zij de noord-zuid kavelrichting volgen en aan de west- en oostzijde gesloten zijn door rododendrons en beukenhagen. De overtuin Lyndensteyn betreft een originele Roodbaard-tuin, maar de voor deze landschapsstijl kenmerkende boomgroepen zijn in verval of verdwenen. Belangrijk bij alle tuinen is dat het oorspronkelijk karakter uit historisch oogpunt behouden blijft. De tuinen kunnen een bijdrage leveren aan de culturele kwaliteit van Beetsterzwaag.

De oude paden vanuit het bosgebied hebben op een aantal plekken nog directe aansluiting op het wegen- of padennet in het dorp, en lopen soms door tot aan de Hoofdstraat. Deze oude paden in het dorpsgebied, meestal met oude boomsingels erlangs, kunnen als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt worden. Door de ontwikkeling van Lyndenstein is een deel van het oude padenbeloop verstoord.

Het groen in het noordelijk deel wordt gevormd door een drietal noord-zuid lopende groene linten. Het betreft de groene zone met wandelpad langs de Vlaslaan, de smalle groene singel tussen De Reden en Foarmear, die eindigt in een speelveld aan De Reden, en een westelijk groenstrook langs het bos (Bommegaerde en De Skeakel), waarin ook een speelplek is. Door de woonerven van Roekebosk tot en met de Wyldsang slingert zich een smal, aaneengesloten parkachtige lint. In het oudere binnengebied is langs de smalle woonstraten veel bosachtig snippergroen.

De tuinen en het bos nabij de locatie de Wissel bepalen de groene hoofdstructuur in het zuidelijk gebied van Beetsterzwaag. Het wijkgroen bevindt zich langs de wijkontsluiting, It Merkelân, in de vorm van een brede singel met voetpad. In de woonstraten is het groen versnipperd in smalle bermen aanwezig. Langs de Gerdyksterwei is een brede groenstrook met waterpartij aangelegd als visuele begrenzing van de bebouwde kom.

Een globale weergave van de huidige groenstructuur in Beetsterzwaag is weergegeven in onderstaande figuur die dateert van begin 2000, maar nog steeds actueel is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.02BPKom-0301_0004.png"

Groenstructuur Beetsterzwaag

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de omgevingsaspecten. Deze omgevingsaspecten kunnen invloed hebben op de (on)mogelijkheid van gewenste perceelsgebonden ontwikkelingen in het plangebied. In dit hoofdstuk volgt daarom een korte beschrijving van de aanwezige en te verwachten (negatieve) effecten van de verschillende aspecten op het plangebied en haar functies.

4.1 Milieuaspecten

Om inzicht te krijgen in potentiële hinder van bedrijven op de woongebieden, wordt eerst gekeken naar de bedrijven en hun milieuzonering. Daarnaast en aan de hand van bedrijven en milieuzonering komen de milieuaspecten geluid, geur en bodem aan bod.

4.1.1 Bedrijven en milieuzonering

In en rondom het plangebied zijn bedrijven en voorzieningen aanwezig die mogelijk hinder veroorzaken voor de bewoners van het dorp. Een eerste indicatie van mogelijke hinder is te achterhalen door het raadplegen van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Rondom Beetsterzwaag zijn agrarische bedrijven aanwezig. Een dergelijk bedrijf is te vinden aan de westzijde van het plangebied, dit is een veehouderij met een categorie 3.2. Een dergelijk bedrijf heeft een richtafstand van 100 meter ten opzichte van een rustig buitengebied of een rustige woonwijk. Verder zijn in het plangebied voorzieningen aanwezig die ook genoemd zijn in de VNG publicatie. Voorbeelden hiervan zijn basisscholen (categorie 2, richtafstand 30 meter), een veldsportcomplex (categorie 3.1, richtafstand 50 meter) en een begraafplaats (categorie 1, richtafstand 10 meter).

Voor de categorieën 1 en 2 wordt gesteld dat deze goed inpasbaar zijn tussen woningen. Bovendien gaat het bij dit dorp om een bestaande situatie. Deze situatie wordt in dit bestemmingsplan zo goed mogelijk vastgelegd, zodat de milieusituatie voor de omwonenden niet verslechterd.

Daarnaast is in veel gevallen rondom de bedoelde voorzieningen sprake van een gemengd gebied en niet van een rustige woonwijk. Dit is bijvoorbeeld het geval in het lint langs de Hoofdstraat en bij het veldsportcomplex aan de Vlaslaan, waar naast woningen ook scholen, een kerk en De Buorskip (zalencentrum) aanwezig zijn. Wanneer sprake is van een gemengd gebied mag de categorie bij toetsing gereduceerd worden naar een lagere categorie. Het veldsportcomplex krijgt daardoor bij toetsing een richtafstand van 30 meter (categorie 2).

Langs de Hoofdstraat zijn enkele horecagelegenheden aanwezig. Ook deze hebben een milieuzones van overwegend een categorie 1 of 2. Bedrijven in die categorieën zijn goed verenigbaar met woningen.

4.1.2 Geluid

In dit bestemmingsplan is bij het aspect geluid alleen het weg verkeerslawaai van belang. Van negatieve effecten door weg verkeerslawaai is in de huidige situatie in het plangebied geen sprake. In het grootste deel van het plangebied zijn geen zoneringsplichtige wegen aanwezig. Zoneringsplichtige wegen zijn wegen waar een maximale snelheid van 50 km/uur of meer is toegestaan. Het grootste deel van de wegen in het plangebied valt onder een 30 km/uur zone, waaraan geen wettelijke geluidzones verbonden zijn. Bovendien geeft dit bestemmingsplan alleen een nieuwe regeling voor de bestaande situatie.

In het plangebied zijn alleen de Gerdyksterwei en Beetsterweg (westelijk in het plangebied) zoneringsplichtig. Op de Gerdyksterwei en op de Beetsterweg geldt een maximum snelheid van 60 km/uur. Omdat dit bestemmingsplan de bestaande situatie opnieuw vastlegt, is een akoestisch onderzoek niet nodig voor dit bestemmingsplan. Deze is wel nodig op het moment dat met ontwikkelingen geluidsgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) gerealiseerd worden binnen de wettelijk zone rond de genoemde wegen. De onderzoeksplicht geldt voor een zone van 250 meter aan weerszijden van de genoemde wegen. Geluid van wegverkeer is wettelijk vastgelegd in de Wet geluidhinder.

4.1.3 Bodem

Bodem is een belangrijk toetsingskader op het moment dat nieuwe ontwikkelingen spelen. Vooral bij nieuwe woningbouwontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd. Dit bestemmingsplan heeft als uitgangspunt de bestaande situatie te voorzien van een actuele regeling.

 

In planologische zin worden bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor de ontwikkelingen in het plangebied die bij recht zijn toegestaan zijn in veel gevallen al bodemonderzoeken uitgevoerd, of deze ontwikkelingen zijn dusdanig van aard dat onderzoek niet noodzakelijk is. Bij volledig nieuwe ontwikkelingen is in enkele gevallen een bodemonderzoek noodzakelijk, bijvoorbeeld bij de toevoeging van gevoelige objecten als woningen.

4.2 Water

Water is een belangrijk ordenend principe. Bij een bestemmingsplan is toetsing van dit aspect van belang. Dit kan door middel van het uitvoeren van een watertoets. Voor het plangebied is dit gedaan en daaruit blijkt dat in het plangebied vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een rioolpersleiding en rioolgemaal van belang zijn. Deze liggen westelijk in het plangebied, in de nabijheid van De Skeakel. Voor de rioolpersleiding is aangegeven dat een zone van 3 meter aan weerszijden van deze leiding vrij gehouden moet worden van bebouwing en diepwortelende beplanting. In het geldende bestemmingsplan was dit een zone van 5 meter. Deze laatste wordt overgenomen, zodat de leiding voldoende beschermd wordt. Voor het rioolgemaal is het van belang dat deze mogelijk blijft in dit bestemmingsplan.

Verder raakt het bestemmingsplan geen waterschapsbelangen, omdat er geen nieuwe bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Het bebouwd en verhard oppervlak neemt daardoor niet toe ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden.

De wet en regelgeving rond het aspect water is opgenomen in onder meer de Waterwet, Nota Ruimte en Kaderrichtlijn Water.

Watertoets

De wet en regelgeving rond het aspect water is opgenomen in onder meer de Waterwet, Nota Ruimte en Kaderrichtlijn Water. De watertoets is aangevraagd via de website www.dewatertoets.nl. Uit deze toets die is opgenomen in bijlage 2, is gebleken dat er geen waterschapsbelangen spelen in het plangebied. Dit toetsresultaat is gebaseerd op het feit dat het gaat om een actualisatie van het bestemmingsplan en dat het plan overwegend conserverend van aard is, waarbij er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit betekent dat er verder geen contact hoeft te worden opgenomen met Wetterskip Fryslân.

Het wateradvies dat geldt bij ontwikkelingen is opgenomen als bijlage bij de watertoets in bijlage 2.

Leidraad Watertoets

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee rekening moet worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen vanuit het aspect water.

4.3 Ecologie

Wet natuurbescherming

Met de Wet Natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) zijn aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

In de directe omgeving van het plangebied is het beschermde natuurgebieden (Natura 2000) 'Van Oordt's Mersken' aanwezig. Dit gebied raakt aan de zuidwestelijke zijde het plangebied. Voor dit gebied gelden instandhoudingsdoelstellingen. Omdat in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, heeft dit bestemmingsplan geen effecten de instandhoudingsdoelstellingen van dit gebied. Echter, bij een nieuwe ontwikkeling is het van belang de effecten op het Natura 2000-gebied te toetsen. Een Natura 2000-gebied is beschermd in de Natuurbeschermingswet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.02BPKom-0301_0005.png"

Begrenzing NNN (voormalige EHS) uit Verordening Romte

Zoals in bovenstaande afbeelding te zien is, zijn in het plangebied gebieden aanwezig die zijn aangewezen als Natuurnetwerk Nederland. Deze zijn niet expliciet beschermd in wetgeving. Wel worden voorwaarden gesteld aan ontwikkelingen in het NNN. Omdat in het plangebied, binnen het NNN, geen ontwikkelingen plaatsvinden, ontstaan geen belemmeringen voor deze gebieden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van effecten op ecologische waarden wordt daarom niet verwacht.

Stikstofdepositie

Woningbouwplannen of vergelijkbare projecten kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000-gebied. Deze toename van de stikstofdepositie kan het gevolg zijn van bouwwerkzaamheden in de aanlegfase (bijvoorbeeld als gevolg van de aanvoer van bouwmaterialen naar en grondverzet op de bouwplaats). Het gebruik van de woningen of vergelijkbare projecten (de gebruiksfase) kan ook leiden tot een toename van de stikstofdepositie. Deze toename kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van het gebruik van gas en het autoverkeer van bewoners en bezoekers.

Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals woningbouwplannen, gemengde stedelijke functies of solitaire bedrijven met een beperkte milieubelasting geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie te verwachten, aangezien er vanaf nu gasloos gebouwd moet worden. Effecten van stikstof vanwege wegverkeer hebben een beperkt bereik. Dergelijke bronnen zijn namelijk dicht bij de grond geplaatst, waardoor de stikstof snel neerslaat.

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie, waardoor geen sprake kan zijn van een toename van de stikstofdepositie.

4.4 Archeologie en cultuurhistorie

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van archeologische en cultuurhistorische waarden wordt daarom niet verwacht.

4.4.1 Archeologie

Voor Beetsterzwaag is op grond van de Wet op de archeologisch monumentenzorg onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn. Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening. In onderstaande afbeeldingen staan afbeeldingen vanuit FAMKE.

Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied is in het hele plangebied een karterend onderzoek 3 (middeleeuwen) nodig, wanneer ontwikkelingen groter zijn dan 5.000 m2. Daarnaast is voor een groot deel van het plangebied bij nieuwe ontwikkelingen een archeologische quickscan (steentijd-bronstijd) nodig. In het noorden van het plangebied is voor een klein gebied bij ontwikkelingen een karterend onderzoek 1 (steentijd) nodig voor ontwikkelingen groter dan 500 m2 en voor een klein gebied een karterend onderzoek 2 (steentijd) voor ontwikkelingen groter dan 2.500 m2 (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.02BPKom-0301_0006.png"

FAMKE, periode ijzertijd - middeleeuwen

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.02BPKom-0301_0007.png"

FAMKE, periode steentijd - bronstijd

Daarnaast is de dorpskern van Beetsterzwaag aangewezen als een terrein van hoge archeologische waarde, een archeologisch monument (AMK-terrein). Dit gebied was in het bestemmingsplan van 2000 al aangewezen als Ruimtelijk waardevol terrein. Dit gebied heeft in dit bestemmingsplan een nieuwe regeling gekregen, waarbij is aangegeven dat bij ontwikkelingen advies ingewonnen moet worden bij de provinciaal archeoloog. Voor dit bestemmingsplan is geen archeologisch onderzoek nodig, omdat in dit bestemmingsplan in principe geen grotere nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

4.4.2 Cultuurhistorie

In hoofdstuk 3 is uitgebreid ingegaan op de cultuurhistorische waarden van het dorp. Voor de ruimtelijke structuur en de beeldkwaliteit van de Hoofdstraat is het 'Ruimtelijk kwaliteitsplan Hoofdstraat Beetsterzwaag' opgesteld. De nota is opgenomen in bijlage 1.

Voor wat betreft het behoud van deze cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan kan worden gesteld dat het onderhavige bestemmingsplan een gedetailleerd karakter kent. Alle functies zijn vrij specifiek inbestemd. De wegen-, straten en groenstructuur, alsmede de (individuele) bebouwingsstructuur is vastgelegd door middel van eigen bestemmingen. Voor de Hoofdstraat geldt een specifieke regeling die is opgenomen in de bestemming 'Waarde - Ruimtelijk waardevol gebied', waarbij mede rekening wordt gehouden met de uitgangspunten die zijn opgenomen het 'Ruimtelijk kwaliteitsplan Hoofdstraat Beetsterzwaag'.

Hierdoor wordt het behoud van de cultuurhistorische patronen die nu nog in het dorp voorkomen, afdoende gewaarborgd.

4.4.3 Cultuurhistorie - monumenten

Binnen het plangebied zijn rijksmonumenten en beschermde buitenplaatsen/landgoederen aanwezig. Zoals op onderstaand fragment van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHK) te zien is, zijn de rijksmonumenten vooral langs de Hoofdstraat te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.02BPKom-0301_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.02BPKom-0301_0009.png"

Fragment CHK - rijksmonumenten en beschermde buitenplaatsen/landgoederen

Bij de beschermde buitenplaatsen/landgoederen gaat het om het landhuis Lyndenstein en het daarbij behorende park / overtuin Lyndensteyn en het landgoed Harinxmastate. Het gaat daarbij om gebieden die worden beschermd via de Erfgoedwet en daarom geen extra bescherming via dit bestemmingsplan nodig hebben.

4.4.4 Cultuurhistorie - karakteristieke elementen

Naast de officieel beschermde panden zijn ook karakteristieke panden aanwezig die geen bescherming via wetgeving hebben. Het gaat daarbij vooral om gebouwen die vallen onder de jongere bouwkunst, uit de periode 1850 - 1940. Onderstaande fragment van de CHK geeft een overzicht van de ligging van jongere bouwkunst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.02BPKom-0301_0010.png"

Fragment CHK - jongere bouwkunst

De bescherming van de karakteristieke waarde van deze panden is echter wel wenselijk. Daarbij kan het gaat om alleen een gevel, een gebouw of een reeks gebouwen. Naast karakteristieke bebouwing is de tuin noordelijk en zuidelijk van het Lycklamahûs (Hoofdstraat 80) aangewezen als cultuurhistorisch waardevol element.

Voor zover deze panden zijn opgenomen als 'beeldbepalende panden' in het 'Ruimtelijk kwaliteitsplan Hoofdstraat Beetsterzwaag' (zie paragraaf 2.20) is voor de bescherming van deze cultuurhistorisch waardevolle panden een regeling opgenomen, omdat deze niet via wetgeving plaatsvindt (aanduiding 'karakteristiek').

4.5 Externe veiligheid

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van externe veiligheidssituatie wordt daarom niet verwacht.

In het plangebied is sprake van risico's in het kader van de externe veiligheid. Deze worden veroorzaakt door de aanwezigheid van twee gasleidingen en een gasontvangststation zuidelijk in het plangebied (nabij De Walle en De Wissel).

De gasleidingen liggen parallel aan De Walle onder de groenstrook. In verband met de bescherming van deze gasleidingen is hiervoor in dit bestemmingsplan een specifieke regeling getroffen. Deze geldt niet alleen voor de leidingen zelf, maar ook voor een strook van 4 meter aan weerszijden van de buis. Dit heeft te maken met de maximale druk die door de buizen komt, in dit geval 40 bar. Deze afspraak is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

Voor het gasontvangststation nabij de Wissel (type C, doorzet minder dan 40.000 m2 per jaar) geldt een zone van 15 meter uit het Activiteitenbesluit. Binnen deze zone worden geen (beperkt) kwetsbare objecten voorgesteld.

Bij ontwikkelingen die (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk maken binnen de veiligheidscontouren, moet externe veiligheid afgewogen worden. De verwachting is dat dit in het plangebied niet nodig is, omdat het plan geen toevoeging van (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk maakt. Om de aanwezigheid van het gasontvangststation en de milieuruimte eromheen te borgen, is de veiligheidszone in het bestemmingplan opgenomen.

4.6 Luchtkwaliteit

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van de luchtkwaliteit wordt daarom niet verwacht.

De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie geen negatieve effecten op. Ook bij mogelijk toekomstige ontwikkelingen worden negatieve effecten niet verwacht. De ontwikkelingen zijn hiervoor te kleinschalig van aard, waardoor ze onder de gevallen 'niet in betekenende mate' vallen. Ze voldoen aan de vereisten van de Wet milieubeheer, waarin de regelgeving over luchtkwaliteit opgenomen is.

4.7 Kabels en leidingen

Zoals aangegeven bij 4.2 en 4.5 zijn in het plangebied een rioolpersleiding en gasleidingen aanwezig. Voor deze leidingen wordt een specifieke regeling in het bestemmingsplan opgenomen. Andere van belang zijnde kabels en leidingen zijn niet aanwezig.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om te achterhalen of dit bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en instanties kunnen reageren op het plan, namelijk; inspraak, overleg, zienswijzen en tot slot beroep. De uitkomsten hiervan kunnen ook nog nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. De bestemmingsplanprocedure ziet er globaal als volgt uit:

5.1.1 Voorontwerpbestemmingsplan

In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 van het Bro plaats.

Het houden van inspraak is niet verplicht. De gemeente Opsterland hecht er echter waarde aan en heeft in haar Inspraakverordening opgenomen dat een inspraakperiode van 6 weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is.

Het voorontwerpbestemmingsplan is om die reden ter inzage gelegd (zie bijlage 3).

Het ruimtelijk kwaliteitsplan is gelijktijdig met het voorontwerpbestemmingsplan voor het bestemmingsplan van Beetsterzwaag waarvan de Hoofdstraat deel uitmaakt, in procedure gebracht (inspraak) en zal uiteindelijk als onderdeel van het bestemmingsplan door de gemeenteraad worden vastgesteld.

Het college heeft gereageerd op de ingediende overleg- en inspraakreacties en deze waar nodig verwerkt in dit bestemmingsplan. Hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 6 en de bijbehorende bijlagen 3 en 4.

5.1.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan "Beetsterzwaag Kom" heeft vanaf 12 november 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode heeft een ieder gelegenheid gehad om door middel van een zienswijze op het plan te reageren. Er zijn 2 zienswijzen ingediend, welke beiden hebben geleid tot een (geringe) aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Ook zijn een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. De betreffende aanpassingen zijn opgenomen in de bijlagen bij het Vaststellingsbesluit.

5.1.3 Vastgesteld bestemmingsplan

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan vervolgens op 5 juli 2021 met inachtneming van de zienswijzen en ambtshalve aanpassingen, gewijzigd vastgesteld.

Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

5.2.1 Financiële uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is financieel uitvoerbaar. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. De gemeenteraad heeft hiervoor in de begroting van dit jaar een bedrag beschikbaar gesteld. De kosten kunnen hieruit gedekt worden.

5.2.2 Grondexploitatie

De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. De grondexploitatieregeling uit de Wro en het Bro is niet van toepassing, omdat het in dit bestemmingsplan niet gaat om de realisatie van 'bouwplannen'. Het bestemmingsplan geeft alleen een nieuwe juridische regeling voor bestaand bebouwd gebied.

Hoofdstuk 6 Inspraak en Overleg

6.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan “Beetsterzwaag Kom” heeft, op grond van de Algemene inspraakverordening Opsterland 2006, vanaf 4 juni 2020 gedurende een termijn van 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode konden burgers, organisaties e.d. hun reactie op het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar maken. Uit het "Eindverslag inspraak voorontwerpbestemmingsplan Beetsterzwaag Kom" dat is opgenomen in bijlage 3, blijkt dat 2 inspraakreacties zijn ingediend. In het eindverslag zijn beide reacties samengevat en voorzien van een gemeentelijk standpunt. De inspraakreacties hebben niet geleid tot een aanpassing van het plan.

6.2 Overleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening

(Bro) is een reactie op het voorontwerpbestemmingsplan Beetsterzwaag Kom ontvangen van:

  • 1. de Provincie Fryslân;
  • 2. het Ministerie van Defensie;
  • 3. Wetterskip Fryslân;
  • 4. de N.V. Nederlandse Gasunie;
  • 5. Brandweer Fryslân;
  • 6. Woningbouwvereniging Elkien.

De instanties onder 1 en 2 hebben aangegeven geen op- en aanmerkingen ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan te hebben.

De reacties onder 3 tot en met 6 zijn in het navolgende samengevat en voorzien van een gemeentelijk standpunt. De brieven / e-mails zijn opgenomen in bijlage 4.

Ad 3. Wetterskip Fryslân

Het waterschap heeft bij e-mail van 22 juni 2020 geconstateerd dat voor de actualisatie van het bestemmingsplan op 27 maart 2017 een digitale watertoets is doorlopen en verzoekt de waterparagraaf aan te vullen met de in het op 4 april 2017 afgegeven wateradvies dat als bijlage is opgenomen.

Reactie:

In bijlage 2 bij de toelichting is de samenvatting opgenomen van de in 2017 uitgevoerde watertoets. Hieruit blijkt dat het plan vanwege het conserverende karakter geen invloed heeft op het watersysteem en de waterketen en is de procedure 'geen waterschapsbelang' gevolgd. Omdat het advies voornamelijk ingaat op nieuwe ontwikkelingen hebben wij de toelichting in het voorontwerp beperkt tot de constateringen uit de samenvatting. Ook zijn een aantal constateringen die in het wateradvies zijn opgenomen al in het voorontwerpbestemmingsplan verwerkt, zoals de aanwezigheid van de rioolpersleiding en het rioolgemaal. Het integraal overnemen van het wateradvies achten we, gelet op de aard van het bestemmingsplan, dan ook niet nodig.

Wel is ter informatie het volledige wateradvies in het ontwerpbestemmingsplan als bijlage aan de toelichting gevoegd.

Ad 4. N.V. Nederlandse Gasunie

De Gasunie merkt bij brief van 10 juli 2020 in eerste instantie op dat rondom het gasontvangststation verschillende leidingen zijn opgenomen met een grotere belemmeringenstrook dan noodzakelijk. Op deze plekken kan de belemmeringenstrook worden verkleind tot de vereiste 4 meter aan weerszijden van de leiding. Leidingen die binnen het bestemmingsvlak van het station vallen hoeven niet te worden voorzien van een dubbelbestemming aangezien deze onderdeel uitmaken van de inrichting.

Reactie:

De verbeelding van het bestemmingsplan is aangepast aan de opmerking van de Gasunie.

Verder wordt verzocht de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' aan te passen conform het voorstel van de Gasunie.

Reactie:

De regels zijn daar waar nodig aangepast aan de opmerkingen van de Gasunie.

Verder wordt verzocht de regels van de dubbelbestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' af te stemmen op de feitelijke situatie en te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation'. Het beleid van Gasunie is om deze stations, vanwege de uit het Activiteitenbesluit voortvloeiende veiligheidsaspecten, op een eenduidige en uniforme wijze te bestemmen.

Reactie:
Het bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling voor diverse functies. In dit concrete geval is er sprake van een functie die als nutsvoorziening kan worden aangemerkt. Voor deze functies geldt de specifieke bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'. Net als bij de andere (bedrijfs)bestemmingen wordt in de bestemming geen onderscheid gemaakt in de bedrijfsfuncties en zijn vergelijkbare functies onder één bestemming gebracht. Daarmee is de regeling voor het gasontvangststation voldoende geborgd.

Daar komt bij dat bij ontwikkelingen in de nabijheid van het gasontvangstation de toelaatbaarheid van deze ontwikkelingen zonder meer moeten worden getoetst aan het Activiteitenbesluit. Het specifiek opnemen van een regeling in het bestemmingsplan is daarmee overbodig.

Wel is, omwille van een goede signaleringsfunctie, de veiligheidszone rond de gasdrukregelstations aangegeven.

Ad 5. Brandweer Fryslân
De brandweer geeft aan dat er met betrekking tot de aspecten normtijden, bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen geen knelpunten zijn. Wel wordt geadviseerd een verantwoording van het groepsrisico op te stellen voor de aanwezige buisleiding aan de zuidkant van het plangebied.

Reactie:

Er is sprake van een conserverend plan waar geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden binnen de invloedssfeer van de buisleidingen. Een verantwoording van het groepsrisico met betrekking tot deze planprocedure is dan ook niet nodig.

Voor wat betreft de voorgestane ontwikkelingen aan de locatie van De Wissel die binnen de invloessfeer van de leidingen ligt, is voor een beoordeling van de externe veiligheidssituatie door de FUMO een advies uitgebracht. Dit advies is destijds afgestemd met Brandweer Fryslân en opgenomen in het advies van de FUMO (Advies externe veiligheid inzake bestemmingsplan Herinvulling De Wissel Beetsterzwaag, 27 oktober 2016, kenmerk 2016-FUMO-OO16421). Voor de hoogte van het groepsrisico wordt verwezen naar het eerdere advies dat de FUMO in het kader van het bestemmingsplan 'Herinvulling deel de Wissel, ter hoogte van de weg t Rond, te Beetsterzwaag' (2013) heeft uitgebracht. Hierin is het groepsrisico als gevolg van de leidingen berekend. Daarbij is rekening gehouden met een bevolkingsdichtheid van 25 personen per hectare op het voorterrein van De Wissel. Gebleken is toen dat het groepsrisico onmeetbaar laag is (en blijft na de herontwikkeling van het achterterrein). Omdat de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de leiding niet toeneemt (in dit geval juist afneemt) is destijds een nieuwe berekening niet nodig geacht en is geconcludeerd dat de hoogte van het groepsrisico geen belemmering vormt voor de ruimtelijke planvorming.

De hiervoor genoemde ontwikkelingen zijn reeds planologisch geregeld in de bestemmingsplannen 'Herinvulling De Wissel (plandeel Beukenlaan) te Beetsterzwaag' (2016) en 'Herinvulling deel de Wissel, ter hoogte van de weg 't Rond, te Beetsterzwaag' (2013).

Ad 6. Woningbouwvereniging Elkien

De woningbouwvereniging geeft bij brief van 6 juli 2020 aan in Beetsterzwaag bezig te zijn met de planvorming voor de woningen van Elkien aan de Molenlaan en de Lycklama à Nijeholtlaan. In dat kader zouden zij op een aantal plekken de mogelijkheden van het bestemmingsplan verruimd willen zien:

  • 1. Hoek Molenlaan (ter hoogte van 25-35) en de Lycklama à Nijeholtlaan (ter hoogte van 2-4)

Op deze locatie staat in het voorontwerpbestemmingsplan een beperking van het aantal aaneengesloten wooneenheden op maximaal 2. De woningbouwvereniging zou deze graag verruimd zien worden naar maximaal 4 aaneengesloten wooneenheden.

  • 2. Lycklama à Nijeholtlaan (ter hoogte van nrs 5-23)

Op deze locatie staat in het voorontwerpbestemmingsplan een beperking van het aantal aaneengesloten wooneenheden op maximaal 4. De woningbouwvereniging zou deze graag verruimd zien worden naar maximaal 6 aaneengesloten wooneenheden.

Reactie:

De betreffende regeling voor de woningen aan de Molenlaan is gebaseerd op de huidige regeling uit de beheersverordening Beetsterzwaag (2013). In dat plan was het mogelijk ter plaatse uitsluitend blokken van maximaal 2 woningen toe te staan. Het voorliggende nieuwe bestemmingsplan kent in tegenstelling tot het geldende bestemmingsplan een mogelijkheid om hiervan af te wijken en blokken van maximaal 6 woningen toe te staan (artikel 16 lid 16.4.b.). Bij een aanvraag omgevingsvergunning kunnen via de reguliere procedure de voorgestane rijenwoningen worden vergund onder de voorwaarden die in de afwijkingsbevoegdheid worden gesteld. Een aanpassing van het bestemmingsplan is hiervoor niet nodig.

Aan de Lycklama à Nijeholtlaan (ter hoogte van nrs 5-23) is in het noordelijk deel sprake van een maximum aantal aaneen te bouwen woning van 4. In de geldende beheersverordening Beetsterzwaag mochten dat er 6 zijn. Wij zijn van mening dat in deze situatie de geldende rechten gerespecteerd moeten worden. De verbeelding is om die reden in overeenstemming gebracht met de geldende regeling.

Samenvattend staat het nieuwe bestemmingsplan de door Elkien voorgestane ontwikkelingen niet in de weg.