direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oosterwolde - Dertien Aprilstraat
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0085.DertienAprilstraat-VO01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2014 is het Masterplan Oosterwolde-Centrum / Venekoten-Noord opgesteld om onder meer het centrum van Oosterwolde te herontwikkelen. Het Masterplan is onder meer gebaseerd op de ambitie om de identiteit van Oosterwolde integraal te versterken, de verkeersstructuur en entree van het centrum aan te pakken, en een integrale herstructureringsopgave te realiseren. Het plan bestaat uit verschillende deelprojecten. Het projectgebied is opgenomen als deelproject 9 (Scapinolocatie). Onder voorwaarden is de vestiging van een supermarkt mogelijk. Deze ontwikkeling hangt samen met de verplaatsing van een aantal winkels in, en hiermee de herontwikkeling van, het centrum van Oosterwolde.

Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Dit is nader beschreven in paragraaf 1.3. Om de ontwikkeling toch juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Het bestemmingsplan wordt vergezeld met een toelichting waarin gemotiveerd wordt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggend plan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in het centrum van Oosterwolde, ten zuiden van de Dertien Aprilstraat en ten oosten van de Snellingerdijk. Het betreft het gebied aan het Vrijheidshof. Op figuur 1.1 is de ligging van het plangebied in het dorp Oosterwolde weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.DertienAprilstraat-VO01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen, vastgesteld op 17 september 2013. Hierin heeft het plangebied drie bestemmingen. Het noordwestelijke deel is bestemd als 'Centrum'. Het gebied ten oosten hiervan is bestemd als 'Woongebied' en ten zuiden van beide bestemmingen ligt de bestemming 'Verkeer - Parkeerterrein'. Een uitsnede van het bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.DertienAprilstraat-VO01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede vigerende bestemmingsplan Bedrijventerreinen

De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen deze geldende bestemmingsplanregeling. Hoewel de ontwikkeling binnen de regels van de centrumbestemming past, is de omvang van de ontwikkeling groter dan het bestemmingsvlak. Binnen de regeling van 'Woongebied' en 'Verkeer - Parkeerterrein' is de ontwikkeling niet mogelijk. Hier zijn geen centrumvoorzieningen als detailhandel toegestaan.

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie is het plangebied ingericht voor verschillende functies. In de noordwesthoek, aan de kruising van de Dertien Aprilstraat en de Snellingerdijk is sprake van een centrumfunctie. Hier staat bebouwing met op de begane grond commerciële ruimte, waarin de Scapino is gevestigd, en op de verdieping woonruimte. Ten oosten hiervan staan vrijstaande woningen. Het zuidelijke deel van het plangebied is ingericht als parkeerplaats met aansluitend de toegangsweg. Dit betreft de Vrijheidshof. In het plangebied is verspreid sprake van beplanting in de vorm van bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.DertienAprilstraat-VO01_0003.png"

Figuur 2.1 Indeling plangebied in huidige situatie

2.2 Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan biedt ruimte voor de ontwikkeling van commerciele functies op de eerste bouwlaag en woningen op de tweede en hogere bouwlagen. De commerciele functies bestaan uit:

  • detailhandel;
  • supermarkten;
  • dienstverlenende bedrijven;
  • horeca;
  • kantoren en banken;
  • bedrijven, categorie 1 en 2.

De maximale bouwhoogte van het gebouw is beperkt tot 15 meter.

De initiatiefnemer heeft het voornemen om een nieuw complex te bouwen binnen het plangebied, bestaande uit een commerciële ruimten op de begane grond met op de verdieping drie woonlagen. Grotendeels wordt de begane grond opgevuld door een supermarkt. Een relatief klein gedeelte wordt gebruikt ten behoeve van detailhandel in de niet-dagelijkse sector. Hiervoor is gekozen zodat de zijde aan de Snellingerweg open blijft, in plaats van dat tegen de achterzijde van de supermarkt wordt aangekeken. Het voornemen is om op de tweede, derde en vierde bouwlaag 55 (zorg)appartementen te bouwen. Hiervan wil Zorggroep Talant/Alliade 44 zorgappartementen exploiteren. De andere elf appartementen zijn voor de particuliere markt.

Het appartementencomplex wordt opgezet rondom een binnentuin, waar tevens deels een dakterras wordt gerealiseerd. In het oosten van het plangebied wordt een nieuwe parkeerterrein aangelegd. Dit terrein is enerzijds bedoeld voor de functies in het complex en anderzijds voor de woningen in de omgeving. Het bestaande parkeerterrein is tevens bedoeld voor lang-parkeren. Op onderstaande figuren zijn impressies van de beoogde ontwikkeling weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.DertienAprilstraat-VO01_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.DertienAprilstraat-VO01_0005.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0085.DertienAprilstraat-VO01_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.DertienAprilstraat-VO01_0007.jpg"

Figuur 2.2 Impressies van de beoogde ontwikkeling

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (2012) en Barro

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen hoogte draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Conclusie

Het Barro en de SVIR bevatten, naast de hieronder uitgewerkte ladder voor duurzame verstedelijking, geen relevante passages en artikelen voor de ontwikkeling in het plangebied.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een onderbouwing van de duurzame verstedelijking opgesteld. Deze onderbouwing is opgenomen als bijlage 3.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de ontwikkeling past binnen de geldende beleidskaders; De Verordening Romte, de Detailhandelsstructuurvisie Oosterwolde 2013 en de Woonvisie Oosterwolde 2017-2022. Met de ontwikkeling wordt namelijk leegstand tegengegaan. Het toevoegen van winkelvloeroppervlakte in de dagelijkse sector is een wenselijke ontwikkeling, een toevoeging in de niet-dagelijkse sector wordt niet aanbevolen.

Uit het onderzoek is verder naar voren gekomen dat, rekening houdend met een herinvulling van de vertreklocatie van de Lidl en de andere panden die in de 'caroussel' betrokken zijn, er per saldo 759 m2 wordt toegevoegd aan het supermarktaanbod in Oosterwolde. Uit het distributieplanologisch onderzoek blijkt dat er voldoende ruimte is voor deze uitbreiding.

Naast de Lidl wordt een commerciële ruimte gerealiseerd met een oppervlakte van 235 m2. Met deze ruimte wordt de verbinding met het kernwinkelgebied behouden. Daarnaast is het een verbetering van de kwaliteit en beleving in dit deel van het kernwinkelgebied. Een toevoeging van 235 m2 wvo op een winkelbestand in de niet-dagelijkse sector (29.433 m2 wvo) is een zeer klein percentage. De verwachting is niet dat de toevoeging een negatieve invloed heeft op het centrum. Het huidige ondernemersklimaat wordt hiermee niet aangetast. Bovendien krijgt de Lidl haar ingang aan de kant van het centrumgebied, aan de Dertien Aprilstraat. Dit zal bijdragen aan de verbinding met het centrumgebied.

Het voorgenomen aantal woningen past binnen de woonvisie van de gemeente Ooststellingwerf. Dit is in paragraaf 3.3 nader gemotiveerd. Tot 2026 is op basis van deze woonvisie sprake van een woonbehoefte van 190 woningen in Ooststellingwerf.

Het grootste gedeelte van de (zorg)woningen (44) wordt geëxploiteerd door zorggroep Alliade. Vanwege veranderde wet- en regelgeving heeft Alliade behoefte aan andere woonvormen, gecentreerd bij elkaar. De overige 11 woningen zijn voor de commerciële sector. Ten behoeve van de ontwikkeling van het appartementencomplex met daaronder de ruimte voor detailhandel, worden in totaal 7 woningen uit het plangebied verwijderd. Het aantal woningen dat terug wordt gebouwd past ruimschoots binnen de gestelde woningbehoefte.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. De provincie Fryslân zet in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in stand worden gehouden en verder worden ontwikkeld.

De regels behorende bij dit beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte 2014.

Verordening Romte 2014

Op 18 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In de verordening zijn, net als in de eerdere verordening, regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Bundeling

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Volgens de begrenzing tussen het buitengebied en het stedelijk gebied, ligt het plangebied in het Bestaand Stedelijk Gebied. Hier wordt ruimte geboden voor het ontwikkelen van stedelijke functies.

Woningen

In artikel 3.1 is opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden kan bevatten voor woningbouw indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. In paragraaf 3.3 is gemotiveerd dat de woningen passen binnen de woonvisie van de gemeente Ooststellingwerf. Daarmee wordt voldaan aan het gestelde in artikel 3.1 van de Verordening Romte 2014.

Detailhandel

In artikel 5.4 is geregeld dat in een ruimtelijk plan detailhandel buiten het bestaande kernwinkelgebied slechts kan worden toegestaan wanneer sprake is van perifere detailhandel. Dit betekent dat de niet-perifere detailhandel per definitie uitsluitend binnen het bestaande kernwinkelgebied is toegestaan. Het plangebied is gelegen binnen het kernwinkelgebied van Oosterwolde. Daarmee is de realisatie van niet-perifere detailhandel gerechtvaardigd volgens deze regeling.

Conclusie

De voorgestelde ontwikkeling past (in samenhang met de andere ontwikkelingen die onderdeel uitmaken van de centrumontwikkeling van Oosterwolde) binnen de kaders van de verordening Romte.

3.3 Gemeentelijk beleid

Masterplan Oosterwolde-centrum / Venekoten-noord

In 2014 is het Masterplan Oosterwolde-centrum / Venekoten-noord vastgesteld. Het doel van het Masterplan is om belangrijke en kansrijke ontwikkelingen in de gemeente van de grond te brengen. De opwaardering van het dorpscentrum maakt onderdeel uit van het Masterplan.

Het Masterplan bevat een concreet uitvoeringsplan met daarin een beschrijving van deelprojecten en de wijze waarop de voorbereiding en uitvoering van deze deelprojecten zal worden gerealiseerd. Het uitvoeringsplan is per deelproject voorzien van een globale kostenraming (voor het publieke deel) en een indicatieve toewijzing van de beschikbare middelen.

De beoogde ontwikkeling is opgenomen als deelproject 9: "Scapinolocatie". In de visie is vastgelegd, dat dit gebied in aanmerking komt als uitbreiding van het centrumgebied, mits de aantrekkelijkheid van Oosterwolde wordt versterkt. Dit kan bijvoorbeeld door toevoeging van nieuwe winkelformules waarvoor in het centrum in alle redelijkheid en binnen redelijke termijnen geen ruimte is te vinden.

Door herstructurering van de bebouwingswand kan de verblijfskwaliteit van het Dertien aprilplein versterkt worden. Het plein krijgt aan de zuidzijde een begrenzing die nu deels mist.

Er zijn ook randvoorwaarden gesteld aan de ontwikkeling van de "Scapinolocatie". De

beeldkwaliteitrichtlijn voor de nieuwe bebouwing dient opgenomen te zijn in nieuw beeldkwaliteitplan. uitgangspunt is het dorpse karakter van Oosterwolde. De nieuwe bebouwingswand dient voldoende

terughoudend te zijn ten opzichte van de bebouwing aan de noordzijde van het Dertien aprilplein.

Oriëntatie van de bebouwing is op het plein gericht. Er dient verder aandacht te zijn voor de bereikbaarheid en het parkeren. De parkeercapaciteit dient in overeenstemming te zijn

met de nieuwe functies.

Ten behoeve van deze ontwikkeling is een beeldkwaliteitsplan (PM) opgesteld. Hierin is voldoende aangetoond dat het dorpse karakter behouden blijft en dat de nieuwe bebouwingswand terughoudend is ten opzichte van de bebouwing aan de noordzijde van het Dertien aprilplein. Voor een onderbouwing van de bereikbaarheid en het parkeren wordt verwezen naar 4.1 van de toelichting.

Detailhandelsstructuurvisie Oosterwolde 2013

In december 2012 is de detailhandelsstructuurvisie opgesteld. Hierin is de ontwikkeling van het centrum van Oosterwolde. Verschillende ontwikkelvarianten voor het centrum zijn tegen elkaar afgewogen. Er wordt niet een voorkeursvariant uitgesproken. Wel zijn adviezen gegeven omtrent de voor- en nadelen van de verschillende varianten.

Zo moet de parkeersituatie en de recreatieve functie van het centrum moet worden verbeterd. Daarnaast dient actief met leegstand om te worden gegaan. Met name wordt daarbij ingezet op het aantrekken van detailhandel in de niet-dagelijkse sector.

Daarnaast wordt geadviseerd om een beperkte groei van het dagelijks winkelaanbod toe te staan in het centrum van Oosterwolde. Het gaat hierbij om circa 1.000 m2 winkelvloeroppervlakte. Dit wordt namelijk gezien als een versterking van het omliggende gebied en een versterking van de regionale positie. Dit moet wel te rechtvaardigen zijn vanuit het marktperspectief op basis van:

  • 1. De (beperkte) marktruimte op basis van dpo en de benchmark;
  • 2. De lange termijntrend van het verdwijnen van winkelvoorzieningen in kleine kernen;
  • 3. De regionale aantrekkingskracht van een (vergrote) Albert Heijn.

Een meer substantiële uitbreiding van het dagelijkse winkelaanbod leidt tot een groter gevaar voor structurele leegstand in (grotere) winkelpanden en is daarom niet aan te raden.

Conclusie

De voorgestelde ontwikkeling past (in samenhang met de andere ontwikkelingen die gepaard gaan bij de “carrousel”) binnen de kaders van de Detailhandelsstructuurvisie Oosterwolde 2013. In onderhavige onderbouwing zijn bovenstaande aspecten als een dpo, benchmark en de effecten op het ondernemersklimaat in het verzorgingsgebied meegenomen. Daarnaast wordt in de “carrousel” ook rekening gehouden met grote trekkers in de niet-dagelijkse sector, daarvoor is ruimte beschikbaar op de begane grond van het nieuw te realiseren gebouw.

Woonvisie Ooststellingwerf 2017-2022

De afgelopen jaren is de woningmarkt ingrijpend gewijzigd. Daardoor ontstond een andere visie op wonen. Het groeimodel van uitbreiden van de bestaande woningvoorraad om het aanbod af te stemmen op de behoefte van de bewoners heeft zijn tijd gehad. Hiervoor in de plaats komt het model om de bestaande woningvoorraad af te stemmen op de (toekomstige) behoefte van de bewoners. Eén en ander laat onverlet dat het mogelijk blijft om nieuwbouw te plegen. Er ligt een opgave in de gemeente Ooststellingwerf om te anticiperen op krimp en op de veranderende bevolkingssamenstelling. Dit is de ontwikkelingsstrategie in de woonvisie 2017-2022.

Het rijksbeleid van scheiden van wonen en zorg wordt steeds meer van belang, zeker in het licht van de vergrijzing. Steeds meer zorgbehoevenden die voor kort nog een indicatie tot verblijf in een zorginstelling kregen, zullen langer in de huidige woning moeten blijven wonen. Dit brengt een aanpassingsopgave in de bestaande voorraad met zich mee en stelt eisen aan nieuwbouw.

In de ontwikkelingsstrategie wordt onder meer ingezet op nieuwbouw, met flexibiliteit, maatwerk en het accent op de kerndorpen. En daarnaast op wonen, welzijn en zorg voor senioren en andere bijzondere doelgroepen. Dit moet ervoor zorgen dat de woningen voldoen aan de veranderende toekomsteisen, onder andere op het gebied van duurzaamheid, en aansluiten op de toekomstige vraag.

Er is in de gemeente Ooststellingwerf een beperkte groei van de woningbehoefte. Van 2017 tot 2026 bedraagt dit maximaal 190 woningen. Demografische ontwikkelingen zorgen voor een toenemende vraag naar levensloopbestendige woningen. De gemeente richt zich op inbreiding boven uitbreiding, het concentreren van de woningtoevoegingen door nieuwbouw op in- of uitbreidingslocaties in de kerndorpen en incidenteel in andere dorpen. Tot slot wil de gemeente nieuwbouwmogelijkheden optimaal inzetten om woningen toe te voegen waar ook in de toekomst behoefte aan is.

Conclusie

In het huidige bestemmingsplan Bedrijventerrein is in de centrumbestemming en de aangrenzende woonbestemming, wonen reeds toegestaan. Voor het plangebied is geen maximaal aantal woningen opgenomen. Omdat het gebouw het bouwvlak uit de geldende bestemming overschrijdt en een deel van de woonbestemming wordt bestemd ten behoeve van het toekomstige parkeerterrein is de beoogde ontwikkeling in strijd met het geldende plan.

Door de beoogde ontwikkeling komen er per saldo 11 woningen bij. Er worden binnen het plangebied 7 woningen gesloopt, er komen 11 appartementen in het plangebied bij en de 7 grondgebonden woningen op de bestaande zorglocatie komen vrij. De zorgappartementen zijn nu verdeeld over meerdere locaties die in de toekomst als grondgebonden woningen vrijkomen. Deze relatief lage toename van 11 woningen met de ontwikkeling van dit plan, past binnen het woonprogramma van de gemeente Oosterwolde, waarin 40 woningen mogelijk worden gemaakt binnen het plangebied, zonder dat rekening is gehouden met de verplaatsing van de zorgwoningen. De beoogde ontwikkeling past binnen de Woonvisie 2017 - 2022.

Ook kwalitatief past de voorgenomen ontwikkeling binnen de Woonvisie van de gemeente Ooststellingwerf. De gemeente zet in op inbreiding voor uitbreiding, waar met de ontwikkeling van deze woning op deze centrumlocatie toepassing aan wordt gegeven. Daarnaast wordt in de visie uitgegaan van levensloopbestendige woningen door de vergrijzingstrend die in de gemeente is ingezet de laatste jaren. Door binnen het plangebied zorgwoningen te realiseren wordt ingespeeld op de toenemende vergrijzing en behoefte aan zorgwoningen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Naast het feit dat een nieuwe bestemmingsregeling binnen het vigerende beleid tot stand moet komen, dient er ook rekening te worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de fysieke omgeving beschreven.

De aspecten milieueffectrapportage, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, bodem, bedrijven en milieuzonering, kabels en leidingen komen aan bod.

4.1 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer is er geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit volgt uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op basis van vaste jurisprudentie dient in dat kader onder meer te worden aangetoond dat een goede verkeersafwikkeling is gewaarborgd, er voldoende parkeercapaciteit is en dat de verkeersveiligheid voldoende is gewaarborgd.

Voor het berekenen van de verkeersgeneratie zijn de kencijfers uit publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (CROW 2012) gebruikt. Voor het berekenen van de parkeerbehoefte is gebruik gemaakt van de in 2011 vastgestelde een geldende gemeentelijke parkeernormen. De uitgangspunten voor het werken met de kencijfers uit CROW publicatie 317 en de gemeentelijke parkeernormen, zijn hieronder weergegeven.

  • Voor Ooststellingwerf is op basis van de omgevingsadressendichtheid stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk' van toepassing bij het werken met CROW kencijfers;
  • Het plangebied ligt in CROW gebiedstype 'centrum' van Oosterwolde;
  • Op basis van een gemiddeld autobezit van 1,2 auto per huishouden wordt voor het berekenen van de verkeersgeneratie uitgegaan van de gemiddelde bandbreedte van de CROW kencijfers uit publicatie 317;
  • Voor het berekenen van de parkeerbehoefte wordt uitgegaan van de parkeernormen zoals opgenomen in het document 'Parkeerkencijfers Ooststellingwerf (vastgesteld d.d. 04-01-2011);

Ontsluiting

Het plangebied (parkeerterrein) wordt op twee manieren ontsloten. Aan de westkant via de Snellingerdijk en aan de noordkant via de Dertien Aprilstraat. Beide wegen zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een snelheidsregime van 50 km/u en zorgen voor de ontsluiting van het centrum van Oosterwolde. De Snellingerdijk loopt in zuidelijke richting over in een 30 km/u snelheidsregime.

De locatie ligt op loopafstand (circa 100 meter) van het busstation van Oosterwolde, welke gelegen is aan het stationsplein. Zodoende kent het plangebied een goede ontsluiting per openbaar vervoer.

Parkeren

Het programma met toekomstige functies voor het plangebied is weergegeven in tabel 4.1. Voor de functies is gekeken welke in de parkeernota genoemde functies overeen komen met het daadwerkelijke programma.

Er komt een nieuwe supermarkt van 2.400 m2, op basis van een parkeernorm van 1 pp per 30 m2 bedraagt de parkeerbehoefte 80 parkeerplaatsen. Daarnaast komen er 44 zorgwoningen met een parkeernorm van 0,5 pp per zorgwoning, de parkeerbehoefte bedraagt 22 parkeerplaatsen. Daarnaast voorziet de ontwikkeling in 11 koopwoningen met een parkeernorm van 1,3 pp per woning, de parkeerbehoefte bedraagt 14,3 parkeerplaatsen.

Tabel 4.1 Berekende parkeerbehoefte

Functie   Aantal   Oppervlak   Parkeernorm   Parkeerbehoefte  
Koopwoningen   11     1,3 per appartement   14,3  
Zorgappartementen   44     0.5 per appartement   22  
Supermarkt
Non - food  
  2.235
620  
1 per 25 m2
1 per 30 m2  
89,4
20,6  
Totaal         146,3  

Uit de berekende parkeerbehoefte blijkt dat er afgerond 147 parkeerplaatsen nodig zijn binnen het plangebied om te voorzien in de behoefte van de nieuwe ontwikkelingen. Uit de inrichtingstekening valt op te maken dat er binnen het plangebied straks sprake is van een totale capaciteit van 191 parkeerplaatsen aan het Vrijheidshof. Deze parkeerplaatsen dienen echter ook voor het opvangen van de parkeerbehoefte van de bestaande zorgappartementen aan het vrijheidshof. De adressen Vrijheidshof 1 t/m 13 zijn zorgappartementen met een parkeernorm van 0,5 pp per zorgwoning, de parkeerbehoefte bedraagt afgerond 7 parkeerplaatsen. De 'koop' appartementen met de adressen Vrijheidshof 14 t/m 34 hebben een parkeernorm van 1,3 pp per woning, de parkeerbehoefte bedraagt afgerond 26 parkeerplaatsen. Hierdoor zijn er in totaal voor de huidige woningen aan het Vrijheidshof 33 parkeerplaatsen nodig.

De toekomstige parkeerbehoefte van de functies aan het Vrijheidshof bedraagt op basis van bovenstaande toelichting 180 parkeerplaatsen. Met de realisatie van 191 parkeerplaatsen aan het Vrijheidshof wordt in de toekomst voorzien in de parkeerbehoefte van de huidige en toekomstige functies. Gesteld kan worden dat daarom ruimschoots wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Het programma met toekomstige functies voor het plangebied is weergegeven in tabel 4.2. Voor de functies is gekeken welke in CROW publicatie 317 genoemde functies overeen komen met het daadwerkelijke programma. Voor de appartementen (koop) is uitgegaan van functie 'koop, etage, duur' en voor de zorgappartementen is uitgegaan van de functie 'aanleunwoning en serviceflat'. Voor de supermarkt is uitgegaan van 'discountsupermarkt'. De bijbehorende kencijfers zijn in tabel 4.2 opgenomen.

Tabel 4.2 Berekende verkeersgeneratie

Functie   Aantal   Oppervlak   Kencijfer   Verkeersgeneratie  
Koopwoningen   11     7,2 per woning   79,2  
Zorgappartementen   44     2,35 per woning   103,4  
Supermarkt     2.400   69,6 per 100 m2 bvo   1.670  
Totaal         1.853  

De totaal berekende verkeersgeneratie bedraagt voor het plangebied afgerond 1.853 mvt/etmaal weekdag. Het omrekenen naar een maatgevende werkdag (drukste dag) geschiedt op basis van een omrekenfactor van 1,11. Dit leidt tot een verkeersgeneratie op een maatgevende werkdag van 2.057 mvt/etmaal werkdag.

Uit recent uitgevoerde verkeerstellingen (november 2017) blijkt dat op de Snellingerdijk en de Dertien Aprilstraat tussen de 3.000 - 4.000 mvt/etmaal werkdag zitten. Het zuidelijke deel van de Snellingerdijk is gecategoriseerd als erftoegangsweg. Erftoegangswegen kunnen doorgaans tussen de 5.000 en 6.000 mvt/etmaal naar behoren afwikkelen (Handboek wegontwerp ETW 2013, CROW). Omdat de inrichtingen van het 50 km/u deel van de Snellingerdijk en ook de Dertien Aprilstraat (klinkerverharding) meer overeen komen met de inrichting van een erftoegangsweg, wordt ondanks de feitelijke categorisering als gebiedsontsluitingsweg getoetst aan de capaciteitswaarden van een erftoegangsweg (worst case benadering). De verkeersgeneratie van het plangebied is nagenoeg gelijk aan de maximaal wensbare intensiteit voor dergelijke wegen. De verkeersafwikkeling is zodoende gewaarborgd op de omliggende wegen.

Verkeersveiligheid

De combinatie tussen gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer heeft bij verkeersveiligheid de aandacht. Op de Snellingerdijk en de Dertien Aprilstraat delen fietsers de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Conform de richtlijnen van Duurzaam & Veilig (richtlijnen wegontwerp NL) is dit binnen de bebouwde kom toegestaan op dergelijke wegen. Omdat de wegen voorzien zijn van een klinkerverharding, wordt benadrukt dat er sprake is van een ligging nabij een verblijfsgebied (centrum Oosterwolde). Dit bijkomende effect van de bestaande weginrichting met klinkers zorgt dat de snelheid van gemotoriseerd verkeer aanvaardbaar blijft voor een situatie binnen de bebouwde kom. De wegen nodigen niet uit om hard te rijden. Dit draagt bij aan een verkeersveilige situatie voor alle verkeersdeelnemers.

Conclusie

De ligging van het plangebied nabij de Snellingerdijk en de Dertien Aprilstraat maakt dat het goed bereikbaar is. De ontsluiting middels deze - deels - 50 km/u wegen maakt een snelle ontsluiting van en naar het plangebied en het centrum mogelijk. Bovendien zijn de wegen zo ingericht dat ze afgestemd zijn op een situatie binnen de bebouwde kom. De wegdekverharding met klinkers benadrukt namelijk de verblijfsfunctie in plaats van de verkeersfunctie. Hierdoor kan de berekende verkeersgeneratie van 2.057 mvt/etmaal werkdag veilig worden afgewikkeld in combinatie met langzaam verkeer (fietsers). Zonder dat dit ten koste gaat van de doorstroming. Gezien het huidige verkeersaanbod op de omliggende wegen is de verkeersafwikkeling in de toekomst namelijk gewaarborgd. Tot slot voorziet het plan in 191 parkeerplaatsen aan het Vrijheidshof en daarmee is er voldoende capaciteit om de berekende parkeerbehoefte van de toekomstige en huidige functies aan het Vrijheidshof (150 parkeerplaatsen) op te vangen.

De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling niet in de weg.

4.2 Bedrijven en Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze toelichting gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden.

Onderzoek

Het plangebied vormt de zuidzijde van het centrum van Oosterwolde. In het centrum is sprake van functiemenging van woon-, centrum-, maatschappelijke en gemengde functies. Omdat sprake is van gemengd gebied kan conform de richtafstanden van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) een stap terug gedaan worden in de richtafstanden.

Rondom het plangebied is sprake van meerdere detailhandelsbedrijven, een postkantoor en een makelaar, een verzekeringskantoor en enkele horeca bedrijven. Deze type bedrijven vallen in categorie 1, met een richtafstand in gemengd gebied van 0 meter. Logischerwijs wordt hieraan voldaan. Op ongeveer 60 meter afstand in westelijke richting is nog sprake van een kinderopvang, aan de Bareldsburglaan 4. In gemengd gebied geldt een richtafstand van 10 meter voor deze instelling. Hier wordt ruimschoots aan voldaan.

In het plangebied wordt een supermarkt mogelijk gemaakt en bedrijfsruimte voor bedrijven in de categorie 1 en 2. Hiervoor geldt een maximale afstand van 10 meter ten opzichte van bedrijfshindergevoelige objecten op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Deze afstand wordt in alle richtingen naar de bestaande woningen aangehouden. Echter is ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, toch onderzoek gedaan naar inrichtingslawaai afkomstig van de voorgenomen supermarkt. Ook voor de appartementen boven de commerciële plint is akoestisch onderzoek gedaan. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting.

Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van verschillende woningen aan de Vrijheidshof 1 t/m 34, de Snellingerdijk en in de nieuwbouw niet kan worden voldaan aan de richtwaarden die gelden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximaal geluidniveau voor woningen in een gemengd gebied. Er zijn reeds verschillende maatregelen getroffen om de geluiduitstraling te minimaliseren. Zo vindt het laden en lossen plaats in een inpandig laad- en loshof en zijn de zuidelijke parkeerstroken toegekend aan personeel en bewoners. Aanvullende maatregelen blijken niet mogelijk te zijn. De juridische verankering hiervan vindt plaats via het activiteitenbesluit.

De berekende geluidbelastingen worden aanvaardbaar geacht voor woningen in een stedelijk centrum. Hierbij is het wel van belang dat de gevels van de nieuwe appartementen, waar van toepassing, worden voorzien van voldoende geluidwering, zodat aan de eisen voor de maximale binnenwaarde wordt voldaan. Toetsing hiervan vindt plaats bij de omgevingsvergunning voor de bouw. Daarnaast wordt aanbevolen om het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau dat wordt veroorzaakt door het laden en lossen van de supermarkt, bij de nieuwe woningen in de westgevel van de nieuwbouw te reguleren met maatwerkvoorschriften.

De berekende geluidbelasting ten gevolge van het komen en gaan van voertuigen (indirecte hinder), zorgt niet voor overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) en vormt daarom geen belemmering voor het plan.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.3 Water

Toetsingskader en beleid

De watertoets is onderdeel van de startovereenkomst Waterbeleid in de 21e eeuw; een gezamenlijk stuk van de VNG, de provincies, het Rijk en de Unie van Waterschappen. In het kader daarvan moet bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen rekening worden gehouden met het aspect water. Er moet bijvoorbeeld voldoende ruimte zijn voor waterberging. Daarnaast zijn de kwaliteitsaspecten van belang.

Waterschappen hebben op grond van de Waterwet een belangrijke taak met betrekking tot het waterbeheer, de waterkwantiteit en de waterkwaliteit. Volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW) moet gebruik worden gemaakt van inrichtingsmaatregelen die zo min mogelijk afbreuk doen aan de kwaliteit van het oppervlaktewater (slibfilters, infiltratiebermen, olieafscheiders).

Van belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheersgebied van waterschap Wetterskip Fryslân.

Onderzoek door middel van de watertoets

Voor het bestemmingsplan is de in de ruimtelijke procedure verplichte digitale watertoets doorlopen. Er is sprake van een toename aan verharding van in totaal 180 m2. Uit deze toets is naar voren gekomen dat de korte watertoetsprocedure van toepassing is. Dat betekent dat het plan een beperkte invloed heeft op wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. In de huidige situatie is het gehele plangebied al grotendeels verhard. Daardoor is de verhardingstoename gering en is watercompensatie niet noodzakelijk. Bovendien is het op basis van het geldende bestemmingsplan al mogelijk om het plangebied bijna geheel te verharden. De berperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen die vermeld staan in de leidraad watertoets. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 4.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Ten aanzien van het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie.

Onderzoek

Het voornemen is om een gebouw met commerciële plint, met onder meer een supermarkt, en woningen op de verdiepingen te realiseren. Ten behoeve hiervan wordt het bestaande parkeerterrein uitgebreid. Omdat in het nieuw te realiseren gebouw bodemgevoelige functies komen, is het noodzakelijk om via een verkennend bodemonderzoek te onderzoeken of de kwaliteit van de bodem voldoende is voor de voorgenomen functies. In het gebied zijn diverse, soms reeds verouderde, bodemonderzoeken uitgevoerd. Ook zijn delen nog niet onderzocht. Omdat een deel van het plangebied nog bebouwd is, is ervoor gekozen om het bodemonderzoek uit te voeren in het kader van de omgevingsvergunning. Het onderzoek zal plaatsvinden wanneer de bestaande bebouwing verwijderd is, nog voor de nieuwbouwwerkzaamheden plaatsvinden.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan, met dien verstande dat voor de nieuwbouwwerkzaamheden een verkennend bodemonderzoek wordt uitgevoerd om de kwaliteit van de bodem aan te tonen.

4.5 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Onderzoek

Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de Dertien Aprilstraat, de Snellingerdijk en de Ten Hooringerlaan. Daarnaast is sprake van omringende 30 km/uur-wegen die, ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, ook onderzocht kunnen worden op wegverkeerslawaai. Voor het plan is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 2, onderstaand volgen de belangrijkste conclusies.

Uit het onderzoek naar wegverkeerslawaai blijkt dat de voorkeursgrenswaarde als gevolg van alle bronnen wordt overschreden voor de toekomstige (zorg)appartementen (geluidgevoelige functies) maar de geluidbelasting in alle gevallen beneden de maximale ontheffingswaarde van 63 dB ligt. Zie onderstaande toelichting per bron.

Gezoneerde bronnen

  • Als gevolg van de Snellingerdijk (50 km/u) wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden voor de gevel welke gelegen is aan de Snellingerdijk en een deel van de noordgevel. De overschrijding heeft betrekking op alle bouwlagen. De maximaal berekende geluidbelasting bedraagt inclusief aftrek artikel 110g Wgh 60 dB;
  • Als gevolg van de Dertien Aprilstraat wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden voor de gevel welke gelegen is aan de Dertien Aprilstraat, de oostgevel en een deel van de westgevel. De overschrijding heeft betrekking op alle bouwlagen. De maximaal berekende geluidbelasting bedraagt inclusief aftrek artikel 110g Wgh 60 dB;
  • Als gevolg van de Ter Hooringerlaan wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden voor de noord- en westgevel. De overschrijding heeft betrekking op alle bouwlagen. De maximaal berekende geluidbelasting bedraagt inclusief aftrek artikel 110g Wgh 54 dB.

Niet gezoneerde bronnen

  • Als gevolg van het niet gezoneerde 30 km/u deel van de Snellingerdijk wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden maar ligt de geluidbelasting beneden de maximaal aanvaardbare waarde. De geluidbelasting bedraagt inclusief aftrek artikel 110g Wgh 54 dB voor de westgevel.

Maatregelen om de geluidbelasting aan de gevel van de ontwikkeling terug te dringen zijn onvoldoende doeltreffend, of stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Aangezien de gecumuleerde geluidbelasting niet zorgt voor een onaanvaardbare geluidbelasting van boven de maximale ontheffingswaarde, kan een besluit hogere waarden worden voorbereid. Wel dient van de gecumuleerde geluidbelasting uitgegaan te worden voor het bepalen van het binnenniveau van de woningen. Omdat de overschrijding van het 30 km/u deel van de Snellingerdijk een niet gezoneerde bron betreft, kan een procedure hogere grenswaarden als gevolg van deze overschrijding achterwege blijven.

Op basis van dit onderzoek is het verzoek aan het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Ooststellingwerf om hogere waarden vast te stellen conform tabel 4.3.

Tabel 4.3 Benodigde hogere waarden

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.DertienAprilstraat-VO01_0008.png"

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof (PM 10 en PM 2.5), lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Onderzoek

In het plangebied wordt op de begane grond commerciële ruimte gerealiseerd en op de verdiepingen maximaal 55 woningen. Gezien de oppervlakte van de commerciële ruimte, onder de 3.000 m2 en het maximaal te realiseren aantal woningen, draagt dit plan niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar dit aspect is niet noodzakelijk.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.7 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. in de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Daarnaast is in elke provinciale verordening een uitwerking van de Wnb opgenomen. In de provincie Fryslân wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage I bij deze verordening. Per soort worden de handelingen, middelen en methoden genoemd die mogen worden toegepast, slechts voor zover er geen andere bevredigende oplossing bestaat.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuurnetwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied van dit bestemmingsplan bevindt zich in het centrum van Oosterwolde en is omgeven door andere bebouwing. Het plangebied en de directe omgeving maken geen deel uit van een Natura 2000- en een NNN-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden betreffen het Fochteloërveen en het Drents-Friese Wold & Leggelderveld. Beide Natura 2000-gebieden liggen op circa 4 kilometer afstand tot het plangebied. Gezien de aard en omvang van het plan, waarin een supermarkt wordt verplaatst naar het plangebied en op de verdiepingen woningen worden gerealiseerd, en de ligging in het centrum van Oosterwolde, kan er vanuit worden gegaan dat deze geen significante gevolgen heeft voor de beschermde natuurgebieden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Toetsing

Ten behoeve van dit plan is een quickscan flora en fauna uitgevoerd om te onderzoek of sprake is van beschermde soorten binnen het plangebied. Hieruit is naar voren gekomen dat in verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels het van belang is om sloop- en rooiwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen. Mogelijk vliegen er vleermuizen. gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven foerageren. Er kunnen daarnaast algemene nationaal beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën aanwezig zijn. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Friesland.

Verder kan de aanwezigheid van vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen niet worden uitgesloten. Effecten op deze soortgroepen kunnen derhalve ook niet worden uitgesloten. Op grond hiervan is een gerichte veldinventarisatie van belang om eventuele effecten en maatregelen op een adequate manier in te kunnen schatten. Pas na afronding van deze inventarisatie kan worden bepaald of verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden en of ontheffing van de Wet natuurbescherming is vereist. De quickscan flora en fauna is opgenomen als bijlage 5 bij deze toelichting. Er is een vervolgonderzoek noodzakelijk. Deze zal te zijner tijd in deze paragraaf worden verwerkt.

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

4.8.1 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Onderzoek

Om te onderzoeken of sprake is van archeologische waarden in het plangebied is gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE). Deze kaart bestaat uit twee onderdelen, de Steentijd-Bronstijd kaart en de Ijzertijd-Middeleeuwen. Voor de Steentijd-Bronstijd geldt dat het plangebied ligt in een gebied waarvan wordt vermoed dat eventuele archeologische resten al ernstig verstoord zijn. Daarom wordt bij ingrepen groter dan 5.000 m2 een archeologische quickscan aanbevolen. Voor de Ijzertijd-Middeleeuwen geldt dat een archeologisch karterend onderzoek bij ingrepen vanaf 5.000 m2 wordt aanbevolen.

In dit geval is een groot deel van het plangebied al bebouwd en zijn de mogelijk aanwezige resten al verstoord. Hoewel het plangebied een oppervlakte groter dan 5.000 m2 heeft, krijgt het gebouw een kleiner oppervlakte. Een groot deel wordt ingericht als parkeerterrein, daar waar dat in de huidige situatie ook al zo is, en ter plaatse wordt de bodem niet diep geroerd. Op basis hiervan is het niet noodzakelijk om voor dit plan een archeologisch onderzoek uit te laten voeren.

De gemeente Ooststellingwerf heeft ook een eigen archeologiebeleid in de vorm van de Nota Archeologie, van 16 december 2014. Dit beleid gaat gepaard met een Archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart. Op basis hiervan geldt voor het plangebied een lage archeologische verwachting. Deze verwachtingswaarde geldt voor gebieden die niet voor menselijke bewoning geschikt waren en percelen waarvan is vastgelegd dat er diepe bodemverstoring heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat er vanuit archeologisch oogpunt geen beperkingen gelden voor deze gebieden. Op basis hiervan is het eveneens niet noodzakelijk om archeologisch onderzoek uit te voeren.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.8.2 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Met de wijziging van het Bro per 1 januari 2012 dienen gemeenten nadrukkelijk aandacht te besteden aan het aspect cultuurhistorie. Het bestemmingsplan dient een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

De gemeente Ooststellingwerf beschikt over cultuurhistorische kaarten waarop alle cultuurhistorisch waardevolle objecten en gebieden zijn aangegeven. Ter plaatse van het plangebied gelden geen specifieke cultuurhistorische waarden.

Onderzoek

Er is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden in het plangebied. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6 contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Onderzoek

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen. De dichtstbijzijnde risicovolle inrichting ligt op circa 333 meter ten zuidoosten van het plangebied. Het betreft sportcomplex Boekhorst. Hier is een chloorbleekopslag aanwezig met een inhoud van 1500 liter. Voor deze inrichting geldt geen richtafstand buiten de perceelsgrenzen. Ten oosten hiervan, op circa 560 meter afstand tot het plangebied is een bovengronds LPG reservoir aanwezig ten behoeve van NWM Wegmarkeringen. Voor deze inrichting geldt een risicoafstand PR10-6 van 120 meter en een afstand van 150 meter tot de grens van het invloedsgebied voor de verantwoording van het groepsrisico. Het plangebied ligt ruim buiten deze afstand.

Ten zuidwesten van het plangebied, op circa 835 meter afstand, loopt de provinciale weg N381 van Drachten naar Emmen. Deze weg geldt als een risicovolle transportroute. Hiervoor geldt echter een risicoafstand van 0 meter. Er is daarnaast geen sprake van risicovolle buisleidingen.

Het plangebied ligt niet binnen een risicoafstand van een risicovolle inrichting, transportroute of buisleiding. Nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid is daarom niet noodzakelijk.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.

4.10 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om de veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en direct rond het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben. Daarom is er geen noodzaak tot nader onderzoek.

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.11 Vormvrije mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (vormvrije mer-beoordeling). Deze omstandigheden betreffen:

  • 1. de kenmerken van de projecten;
  • 2. de plaats van de projecten;
  • 3. de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject genoemd. Als drempelwaarden gelden een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2.000 of meer woningen of een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 200.000 m2.

Onderzoek

Het bestemmingsplan wordt opgesteld naar aanleiding van de herontwikkeling van het centrum van Oosterwolde. Onderdeel hiervan is de onderhavige ontwikkeling. Hier worden maximaal 55 woningen en een supermarkt ontwikkeld. Daarnaast is er nog ruimte voor andere commerciële- en dienstverlenende functies. Het aantal woningen blijft ruim onder de drempelwaarde van 2.000 woningen. Ook het bedrijfsvloeroppervlak blijft ruim onder de gestelde grenswaarde. De ontwikkeling vindt niet plaats in een gevoelig gebied, zoals een Natura 2000-gebied of een NNN-gebied. Het is gezien de omvang en kenmerken van het plan niet noodzakelijk om een mer-beoordeling of planmer uit te voeren.

Er dient wel een besluit te worden genomen ten aanzien van de vormvrije mer-beoordeling. In voorgaande paragrafen is voldoende aangetoond dat de ontwikkeling geen belangrijke effecten op het milieu hebben.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding is de bestemming vastgelegd, in de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden.


Het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

Dit bestemmingsplan wordt opgezet ten behoeve van een herontwikkeling in het centrum van Oosterwolde. Er wordt een gebouw gerealiseerd, bestaande uit een commerciële plint met drie woonlagen. Er is gekozen voor een bestemmingsplan op maat, waarbij het voornemen past binnen de juridisch-planologische kaders.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Het bestemmingsplan regelt de realisatie van een nieuw gebouw, bestaande uit een commerciële plint met daarboven drie woonlagen. Daarnaast wordt het bestaande parkeerterrein uitgebreid. Bij de wijze van bestemmen is zoveel mogelijk aangesloten bij het geldende bestemmingsplan Bedrijventerreinen. Om alle ontwikkelingen mogelijk te maken is gekozen voor één bestemming met een regeling waar dit binnen past.

Centrum

Het voornemen is om in het plangebied een supermarkt, zorgwoningen, regulieren woningen en bergingen ten behoeve van de woningen te realiseren. Daarnaast is nog ruimte op de begane grond die nog verder ingevuld moet worden. Om ervoor te zorgen dat deze locatie op verschillende manieren ingevuld kan worden, is ervoor gekozen om binnen de centrumbestemming alle wenselijke functies op te nemen: detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren en tot slot bedrijven. Omdat de locatie is omringd door woningen en bovendien woningen op de verdiepingen gerealiseerd worden, is voor bedrijven en horeca een beperking opgenomen, in die zin dat voor horeca, bars en bar-/dancings niet zijn toegestaan en bedrijven alleen uit milieucategorie 1 en 2 zijn toegestaan.

Het gebouw wordt op de grens van het centrum van Oosterwolde gebouwd. Het is hiedoor noodzakelijk dat de publieke ingang van de supermarkt aan de centrumzijde van het gebouw wordt gebouwd. Hiervoor is een aparte regeling in het bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Voorbereidingsfase

In het kader van het vooroverleg wordt het bestemmingsplan zes weken ter inzage gelegd, zodat mogelijkheid wordt geboden aan alle belanghebbenden tot het geven van inspraak. Tevens wordt in het kader van vooroverleg het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de betrokken overlegpartners. De resultaten van dit vooroverleg en de inspraak worden meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder krijgt de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen.

Vaststellingsfase

Ten aanzien van de ingekomen zienswijzen wordt een gemeentelijk standpunt bepaald in de zienswijzennota. Het resultaat van de zienswijzennota wordt verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor deels een ontwikkeling van de gemeente en deels een particuliere ontwikkeling. Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De initiatiefnemers hebben aangetoond dat het plan financieel haalbaar is.

Kostenverhaal

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

In dit geval worden afspraken tussen de gemeente en de initiatiefnemer vastgelegd in een anterieure overeenkomst. Daarnaast worden afspraken gemaakt over eventuele planschade.