direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oosterwolde - Dertien Aprilstraat 44
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0085.BPVENEK13APRSTR44-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het Aannemers-, Transport- en Containerbedrijf Oenema B.V. is al lange tijd gevestigd op het perceel Dertien Aprilstraat 44 te Oosterwolde. Het bedrijf heeft op deze locatie geen ontwikkelingsmogelijkheden en een aantal activiteiten van het bedrijf zijn niet in overeenstemming met het bestemmingsplan. Om deze knelpunten op te lossen is het vooralsnog de bedoeling om het bedrijf te verplaatsen naar locaties aan de Veengang en de Sleeweg, op het zuidelijk deel van het bedrijventerrein. Een verplaatsing (eventueel op onderdelen) naar een ander bedrijventerrein buiten onze gemeente behoort ook tot de mogelijkheden.

Gelet op de aard van de omgeving wil gemeente Ooststellingwerf voorkomen dat zich op de vrijkomende locatie opnieuw bedrijvigheid uit een hoge milieucategorie gaat vestigen. Daarom wordt de maximaal toelaatbare milieucategorie voor te vestigen bedrijven afgewaardeerd van 3.2 naar 2. Dit bestemmingsplan biedt een juridisch-planologisch kader waarbinnen dit is geregeld. Voor het overige worden de huidige bouw- en gebruiksmogelijkheden behouden. Wel worden enkele afwijkingsmogelijkheden toegevoegd of verruimd, teneinde meer flexibele herontwikkelings- of herinvullingsmogelijkheden te bieden. Hierop gaat paragraaf 2.2 in.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft twee bedrijfspercelen aan de zuidzijde van de Dertien Aprilstraat, namelijk nummer 42A en nummer 44, en een deel van de Drie Stellingenweg. Op nummer 42A is een brandweerkazerne aanwezig in hetzelfde pand als Oenema. De percelen liggen in de noordelijke hoek van het bedrijventerrein Venekoten, dat in het zuiden van Oosterwolde ligt. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPVENEK13APRSTR44-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het op 17 september 2013 vastgestelde bestemmingsplan Bedrijventerreinen. Het is hierin bestemd als 'Bedrijventerrein', met daarop aanduidingen voor de categorisering, in dit geval bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 en aanduiding voor de mogelijkheid voor het vestigen van geluidszoneringsplichtige inrichtingen. Rondom het bedrijventerrein bevindt zich een geluidzone. Verder is een afwijkingsgebied opgenomen, waarbinnen verruimde mogelijkheden kunnen worden geboden voor perifere detailhandel. Op het hele perceel geldt een bouwvlak, waarbinnen gebouwen met een maximale goothoogte van 12 meter zijn toegestaan en een maximaal bebouwingspercentage van 80% geldt.

De activiteiten die Oenema ontplooit en wil ontplooien vallen maximaal in milieucategorie 4.2 en zijn daarom op het perceel aan de Dertien Aprilstraat niet mogelijk en ook niet wenselijk. Daarom verplaatst het bedrijf naar een locatie waar dergelijke activiteiten wel kunnen plaatsvinden. Om te voorkomen dat zich opnieuw relatief zware bedrijvigheid gaat vestigen op de locatie wordt de milieucategorie beperkt tot 1 en 2.

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. In hoofdstuk 5 worden de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Het bedrijventerrein Venekoten vormt de zuidoostelijke hoek van Oosterwolde. Op dit bedrijventerrein zijn uiteenlopende vormen van bedrijvigheid aanwezig. Het terrein is onder andere bedoeld voor relatief zware industrie. Er is vanuit woningen rondom het terrein een milieucategorisering bepaald. Centraal op het terrein zijn bedrijven uit maximaal milieucategorie 4.2 mogelijk en langs de rand tot maximaal categorie 3.1 en plaatselijk alleen categorie 1 en 2. Het deel van het bedrijventerrein ten noorden van de Venekoterweg is omringd door woongebieden. De Dertien Aprilstraat, die door het uiterste noorden van het bedrijventerrein loopt, is een uitloper van het centrumgebied van Oosterwolde. Het bedrijventerrein heeft hier een informeler, kleinschaliger en bosrijker karakter dan het meer planmatig ontwikkelde deel richting het zuidoosten.

Binnen het plangebied staat een bedrijfsgebouw dat gedeeltelijk in gebruik is als brandweerkazerne. Het grootste deel van het gebouw en het gehele achterliggende terrein is in gebruik door Oenema B.V. Dit betreft een veelzijdig bedrijf, dat zich richt op grondwerk en wegenbouw, sloopwerk, transport en verhuur van materieel, verwerking van groen- en sloopafval en groothandel in grondstoffen. Ook een deel van de Drie Stellingenweg valt binnen het plangebied. Een luchtfoto van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPVENEK13APRSTR44-VG01_0002.png" Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied en omgeving

2.2 Planologische wijziging

Oenema B.V. wordt verplaatst naar bedrijfspercelen aan de Veengang en de Sleeweg, op het zuidelijk deel van het bedrijventerrein Venekoten. Daarmee komt het bedrijfsperceel binnen het plangebied, afgezien van de brandweerkazerne, op de markt voor andere bedrijven. Op basis van het geldende bestemmingsplan kunnen zich hier bedrijven uit milieucategorie 3.2 vestigen. Gelet op het gemengde, kleinschalige karakter van de omgeving is het ongewenst dat zich hier opnieuw relatief zware bedrijvigheid vestigt. Een lichtere, meer representatieve en mogelijk meer op bezoekers gerichte invulling op het perceel langs deze invalsweg naar het centrum kan ook een ruimtelijke kwaliteitsimpuls teweeg brengen.

Dit bestemmingsplan stelt in eerste plaats het beperken van de milieucategorie tot maximaal categorie 1 en 2 voor. Daarnaast wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee de brandweerkazerne zich onder voorwaarden kan uitbreiden. Hiervoor zijn geen concrete plannen, maar gelet op het vrijkomen van een gedeelte van het bedrijfsgebouw waarin de kazerne is gevestigd wordt hier wel op geanticipeerd. Tot slot is de Drie Stellingenweg, tussen de Houtwal en de Zoltstede, in het plangebied meegenomen om hier het afwijkingsgebied voor verruimde perifere detailhandel op te leggen. Daarmee wordt deze zone aangesloten op het onlangs gesaneerde bedrijfsperceel aan de overzijde van de Drie Stellingenweg, hetgeen meer flexibele mogelijkheden biedt voor het invullen van deze hoek.

Voor wat betreft de bouwmogelijkheden is het, in aansluiting op het meer "informeler, kleinschaliger en bosrijker karakter" van het gebied en de omgeving wenselijk om de goothoogte van 12 meter te beperken. Gelet op de bouwhoogte van de bestaande gebouwen in het plangebied en de omgeving is gekozen voor een goothoogte van 8 meter. De afwijkingsbevoegdheid, nu 2 meter bovenop de toegestane goothoogte, is aangepast. Via deze bevoegdheid kan een goothoogte tot 12 meter worden toegestaan.

Voor het overige blijven de gebruiks-, bouw- en afwijkingsmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan van kracht.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening over aan gemeenten en provincies en zet in op een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Als een bestemmingsplan verstedelijking mogelijk maakt, dan moet eerste beoordeeld worden of hiervoor een regionale behoefte is en vervolgens of deze behoefte opgevangen kan worden in het bestaande stedelijk gebied. Als dat niet het geval is, dan moet een locatie worden gekozen die passend multimodaal kan worden ontsloten.

Dit bestemmingsplan maakt in dit kader geen nieuwe verstedelijking mogelijk. Het gaat om het beperken van de functionele mogelijkheden van al als bedrijventerrein bestemd gebied. Dit is gericht op het voorkomen van ongewenste bedrijvigheid op de locatie.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007 en Verordening Romte Fryslân 2014

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. Met betrekking tot dit bestemmingsplan worden enkele beleidsuitgangspunten genoemd. In de Verordening Romte Fryslân, die op 18 juni 2014 is vastgesteld, zijn de beleidsuitgangspunten van de provincie vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

Omdat dit bestemmingsplan geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, is alleen getoetst aan de regels van de Verordening Romte:

Bundeling

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Volgens de begrenzing van het bestaande stedelijk gebied en het landelijk gebied ligt het plangebied binnen het bestaand stedelijk gebied.

Programmering bedrijventerreinen

Op grond van artikel 4, lid 4.1.1. kan een ruimtelijk plan een nieuw bedrijventerrein of uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein mogelijk maken, indien dit wat betreft oppervlakte en invulling van bedrijfstypen in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Dit bestemmingsplan maakt geen uitbreiding van een bedrijventerrein, maar een intensivering van het gebruik van een bestaand bedrijventerrein mogelijk.

Werkfuncties per type kern

Op basis van artikel 4.2.1 zijn in een ruimtelijk plan voor een regionaal centrum, waaronder Oosterwolde, de volgende bedrijfsvormen toegestaan:

  • een kantoor met een vloeroppervlakte van maximaal 1.200 m²;
  • een bedrijf tot milieucategorie 4.2;
  • een bedrijf met een kavelomvang van maximaal 10.000 m²

De mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt zijn beperkter dan de voorgenoemde maxima volgens de verordening. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 6.000 m2 en er worden bedrijven tot maximaal milieucategorie 2 toegestaan. Kantoren zijn alleen toegestaan als ondersteunende functie voor het ter plaatse gevestigde bedrijf.

Detailhandel

Buiten het bestaande kernwinkelgebied en het daarop aansluitende gebied kan detailhandel (niet zijnde productiegebonden detailhandel) alleen worden toegestaan als er sprake is van perifere detailhandel. In dat geval moet gemotiveerd worden dat dit geen afbreuk doet aan de functionele en ruimtelijke kwaliteit van het bestaande kernwinkelgebied, wat betreft schaal en functionele en ruimtelijke kwaliteit aansluit bij aard en schaal van de kern en vestiging in het kernwinkelgebied of de centrumrand redelijkerwijs niet mogelijk is.

In dit bestemmingsplan wordt perifere detailhandel onder voorwaarden en via een afwijkingsmogelijkheid toegestaan. Dit overeenkomstig de mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt. Er is in dat opzicht geen sprake van een planologische toevoeging.

Conclusie

Hiermee wordt voldaan aan de regels uit de Verordening Romte Fryslân 2014.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2010-2020-2030 (de grenzeloze toekomst)

In de op 15 september 2009 vastgestelde 'Structuurvisie 2010-2020-2030' legt de gemeente haar profiel voor de toekomst vast. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van de gemeente Ooststellingwerf.

Het plangebied is in de structuurvisie aangegeven als transformatiegebied (Venekoten - Noord), waarin het ligt in een zone voor wonen en voorzieningen. Bedrijven tot milieucategorie 2 zijn inpasbaar in deze voorgestelde gemengde woonomgeving, waarmee het afwaarderen van de bedrijfslocatie aansluit op het beoogde toekomstige gebruik van de zone.

Masterplan Oosterwolde-Centrum / Venekoten-Noord

De gemeenteraad heeft op 28 januari 2014 het Masterplan Oosterwolde-Centrum / Venekoten-Noord vastgesteld. Dit plan heeft de status van een structuurvisie en geeft richting aan de revitalisering en opwaardering van het dorpscentrum en het daaraan grenzende bedrijfsterrein Venekoten-Noord. Het plangebied ligt in de visie in het deelgebied 'Kop van Venekoten'. Op de integrale visiekaart is de Dertien Aprilstraat hierin een hoofverkeersroute, waarbij het deel ten noorden van deze weg (tegenover het plangebied) een ontwikkelingslocatie voor wonen en zorg is en het deel ten zuiden, waaronder het plangebied, een locatie voor detailhandel in combinatie met bedrijvigheid uit categorie 1 en 2. Voor dit gebied is de volgende visie beschreven:

"Dit terrein vormt nu de rand van Venekoten-Noord en maakt onderdeel uit van de zogenoemde Kop van Venekoten. Het gebied begrenst de hoofdroute naar het centrum en dient ruimtelijk te worden opgewaardeerd. Er wordt gezocht naar een combinatie van ambachtelijke bedrijvigheid en een publieksgerichte functie daarvan. Deze publieksgerichte functie (detailhandel als onderdeel van de bedrijfsvoering) kan bijdragen aan de opwaardering van het centrum. Detailhandel in grootschalige producten, auto’s, caravans en transportmiddelen moet hiervan worden uitgesloten evenals andere vormen van handel die grotendeels buiten plaatsvinden."

Het planologisch regime dat dit bestemmingsplan voorsteld past goed bij de visie zoals beschreven in het masterplan.

Welstandsnota

Voor welstand is de gemeentelijke 'Welstandsnota' van toepassing. In het bestemmingsplan zijn het grondgebruik en de bebouwingsmogelijkheden voor het bedrijventerrein geregeld. De in de welstandsnota vastgestelde richtlijnen vormen het kader voor de welstandsbeoordeling van bouwplannen.

De algemene beleidsambitie voor Venekoten is het beheer van het bestaande en het te ontwikkelen bedrijventerrein. Bij de welstandsbeoordeling wordt de basiskwaliteit gerespecteerd. Specifiek voor de onderhavige locatie (hoek Houtwal/Driestellingenweg) geeft de welstandsnota aan dat de omgeving een verpauperde indruk maakt. Inmiddels is hier bebouwing gesloopt om ruimte te maken voor vernieuwing. Een herinvulling van het plangebied biedt hier ook kansen voor.

Milieubeleidsplan Ooststellingwerf

In het 'Milieubeleidsplan Ooststellingwerf 2010-2016' staat de duurzaamheid in de gemeente de komende jaren voorop. Energiezuinige bouw en een duurzame leefomgeving zijn hierin belangrijke aandachtspunten. Door de verplaatsing van het bedrijf wordt een milieuknelpunt opgelost. Dit past binnen de uitgangspunten van het milieubeleidsplan. Binnen de kaders van het bestemmingsplan is het verder mogelijk deze doelstellingen te realiseren.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

Beoodelingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Voor het beoordelen van de mate van hinder die aanvaardbaar is ter plaatse van hindergevoelige functies wordt onderscheid gemaakt tussen een 'rustige woonomgeving' en een 'gemengd gebied'. Het komt erop neer dat ter plaatse van woningen in een gemengd gebied voldaan moet worden aan de normen uit het Activiteitenbesluit. Ter plaatse van woningen in een rustige woonomgeving moet de geluidsbelasting 'vanuit een goede ruimtelijke ordening' lager zijn.

Geluidsgezoneerd industrieterrein

Het bedrijventerrein Venekoten betreft een geluidsgezoneerd industrieterrein. Dit betekent dat rondom het terrein een geluidszone van kracht is, waarbinnen beperkingen gelden voor nieuwe geluidsgevoelige functies. Buiten deze geluidszone moet worden voldaan aan een maximaal geluidsniveau van 50 dB(A). Hiermee is de geluidsruimte op het totale bedrijventerrein bepaald. Voor het verlenen van omgevingsvergunning voor milieu wordt aan deze zone getoetst. Op dit aspect wordt in paragraaf 4.2 ingegaan.

Aanwezige milieugevoelige functies

Het dichtstbijzijnde woongebied ligt op ongeveer 75 meter vanaf het plangebied. Aan de overzijde van de Dertien Aprilstraat, op 36 meter afstand, staat een bedrijfswoning. Bedrijfswoningen op bedrijventerreinen worden niet getoetst aan de richtafstanden.

Situatie plangebied

Op basis van het geldende bestemmingsplan mogen bedrijven uit milieucategorie 3.2 op bedrijf gevestigd worden. Hiervoor geldt een richtafstand van 100 meter. Enkele activiteiten van Oenema vallen al in een hogere milieucategorie. Dit maakt dat er nu sprake is van een milieuknelpunt.

In de nieuwe situatie mogen bedrijven uit milieucategorie 2 gevestigd mogen worden. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan. Middels een afwijkingsbevoegdheid kan de brandweerkazerne uitgebreid worden. Dit is een bedrijfsactiviteit uit categorie 3.1. Een voorwaarde voor de toepassing van deze bevoegdheid is dat er geen onevenredige milieuhinder mag optreden. Dit wordt getoetst op het moment dat dit concreet aan de orde is. De perifere detailhandel die via afwijking mogelijk is, valt ten hoogste in milieucategorie 2.

Conclusie

Er is binnen het plangebied sprake van een verantwoorde afstemming van bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies.

4.2 Geluid

Inleiding

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Wegverkeerslawaai

Met het bestemmingsplan worden geen geluidgevoelige gebouwen mogelijk gemaakt. Het is daarom niet nodig om te toetsen aan geluidszones van wegen in de omgeving.

Industrielawaai

Beoordelingskader

Op het bedrijventerrein Venekoten zijn geluidszoneringsplichtige bedrijven toegestaan. Rondom dit bedrijventerrein is een geluidzone voor industrielawaai van kracht (artikel 53 Wgh). Dit betekent dat op de vastgestelde zonegrens het totale geluidsniveau, vanwege alle op het industrieterrein gelegen bedrijven tezamen, de grenswaarde van 50 dB(A)-etmaalwaarde niet mag worden overschreden. Daarnaast gelden ook maximale toegestane grenswaarden van 55 dB(A) voor woningen die buiten de grens van het bedrijventerrein, maar binnen de geluidszone daarvan zijn gelegen. Deze maximale waarden bepalen de geluidsruimte voor bedrijven op het bedrijventerrein.

Toetsing

In dit geval is sprake van het terugbrengen van de milieucategorie van maximaal 3.2 naar maximaal 2. Dit is gunstig voor de geluidsruimte op het bedrijventerrein. Hoewel zich binnen het plangebied nog geluidszoneringsplichtige bedrijven mogen vestigen, ligt het in de praktijk niet in de rede dat dit gebeurd. Er worden bedrijven tot milieucategorie 2 mogelijk gemaakt, die per definitie geen grote lawaaimakers zijn. In feite komt daarmee een deel van het gezoneerde bedrijventerrein te vervallen. In het kader van het oplossen van enkele knelpunten op het gebied van de geluidszone is voor het bedrijventerrein Venekoten een geluidsreductieplan (GRP) vastgesteld. In het GRP is ook aangegeven dat het dezoneren van Venekoten Noord voor de hand ligt. Deze dezonering wordt concreet gemaakt op het moment dat het GRP tot uitvoering komt en is daarom geen onderdeel van dit bestemmingsplan.

Conclusie

Dit bestemmingsplan heeft een positieve invloed op de cumulatieve normstelling op de zonegrens (het geluid van alle bedrijven op het bedrijventerrein gezamenlijk) doordat de vestiging van grote lawaaimakers niet langer mogelijk is, waardoor ruimte "vrijkomt" voor andere bedrijven. Er is vanuit de Wet geluidhinder geen belemmering is om deze planologische wijziging door te voeren.

4.3 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. Het toetsresultaat is opgenomen in Bijlage 1. Hieruit blijkt dat er met dit plan geen waterschapsbelangen spelen. Er is uitsluitend sprake van een functiewijziging en er is ten opzichte van de huidige mogelijkheden geen potentiële toename van afvalwater of vervuiling van oppervlaktewater. Nadere afstemming met het waterschap is niet nodig. De watertoets is hiermee afgerond.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Uit informatie van het Bodemloket blijkt dat er binnen het plangebied verschillende potentieel verontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Ook zijn er verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Er is sprake van een locatie die verdacht is voor verontreinigingen. Omdat de locatie een bedrijfsbestemming houdt en er geen nieuw verblijfsgebied voor mensen mogelijk worden gemaakt, heeft dit gegeven geen invloed op de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Bij eventuele vervolgfuncties of nieuwbouwplannen is wel verkennend onderzoek naar de bodemkwaliteit nodig. Hiermee wordt gewaarborgd dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan.

4.5 Archeologie

In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Ooststellingwerf wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaart blijkt dat zich in het plangebied archeologische resten kunnen bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen en ook uit vroegere perioden. De kans op het aantreffen van archeologische resten is echter laag. Archeologisch onderzoek wordt door de provincie aanbevolen bij ingrepen groter dan 5.000 m2.

Onder een ‘grootte van een ingreep' wordt de totale oppervlakte van een bestemmingswijziging ten opzichte van het geldende bestemmingsplan verstaan. Alle gronden in het bestemmingsplan zijn al bestemd als bedrijventerrein en in het geldende bestemmingsplan is geen beperkende regeling ten aanzien van archeologische resten opgenomen. Dit bestemmingsplan is gericht op een functionele beperking van de gebruiksmogelijkheden op dit deel van het terrein. De ingreep volgens FAMKE is dus nihil. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is dus niet noodzakelijk. Als bij ingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt op grond van de Erfgoedwet een meldingsplicht.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Binnen of aansluitend op het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aan te wijzen. Dit plan is niet gericht op fysieke ingrepen. Er wordt niet meer mogelijk gemaakt dan nu al het geval is. Er is dus geen potentiële invloed op cultuurhistorische waarden.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nu Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op een bestaand geluidsgezoneerd bedrijventerrein en maakt geen deel uit van een beschermd gebied. Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied betreft het Drents-Friese Wold & Leggelderveld, dat vier kilometer ten zuiden van het plangebied ligt. Dit gebied betreft ook het dichtstbijzijnde EHS/NNN gebied. Significante gevolgen voor beschermde natuurwaarden als gevolg van dit plan zijn uitgesloten. Er is sprake van het beperken van de mogelijkheden voor zwaardere industrie.

Soortenbescherming

Het plangebied betreft een bedrijfsperceel op een bedrijventerrein. Er is sprake van een sterk verstoorde omgeving. Het plangebied kan een onderdeel zijn van een habitat van beschermde soorten. In de omgeving is voldoende gelijkwaardig habitat aanwezig. Vaste verblijfplaatsen van beschermde soorten worden niet verwacht. Aangezien er geen fysieke ingrepen zijn voorgenomen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan zijn conflicten met de Wet natuurbescherming uitgesloten. Bij de uitvoering van eventuele wijzigingen en werkzaamheden in de toekomst moet op grond van de Wet natuurbescherming de zorgplicht in acht genomen. Dit betekent dat schade aan wilde planten zoveel mogelijk voorkomen moet worden en dat dieren in de gelegenheid worden gesteld zich te verplaatsen naar een nieuw habitat.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden. Uit de risicokaart blijkt dat nabij het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Het plangebied ligt niet in de invloedsgebieden van risicobronnen die op grotere afstand liggen. Er worden ook geen risicobronnen, zoals opslag van gevaarlijke stoffen, voorgesteld. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen externe risico's. Vanuit dit aspect bestaan dus geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 16 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 8 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). In de huidige situatie is dus sprake van een goede luchtkwaliteit.

Het beperken van de milieucategorieën van te vestigen bedrijven binnen het plangebied heeft geen potentiële invloed op de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Dit aspect heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

4.11 Mer-beoordeling

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

In bijlagen D van het Besluit m.e.r. (D11.3) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein genoemd. Als drempelwaarden geldt een oppervlakte van 75 hectare of meer. Het plangebied heeft een oppervlakte van 0,6 hectare en is gericht op het beperken van de gebruiksmogelijkheden van een bestaand bedrijfsperceel. Belangrijke negatieve milieueffecten als gevolg hiervan zijn redelijkerwijs uitgesloten.

Hoofdstuk 5 Planuitgangspunten

5.1 Algemeen

Het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan het wegnemen van de planologische mogelijkheden voor bedrijven uit milieucategorieën 3.1 en 3.2 en het bieden van meer flexibele mogelijkheden voor herinvulling of herstructurering.

Het geldende bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen van de gemeente Ooststellingwerf vormt de basis voor de juridische regeling, zowel voor de functionele als voor de bouwmogelijkheden.

5.2 Functionele mogelijkheden

In het plangebied worden dezelfde bedrijfsvormen mogelijk gemaakt als op de rest van het bedrijventerrein. Op het gehele bedrijventerrein worden geluidszoneringsplichtige bedrijven toegelaten. De toegestane milieucategorieën voor bedrijven binnen het plangebied worden beperkt tot 1 en 2, waarmee de vestiging van geluidszoneringsplichtige bedrijven praktisch is uitgesloten. Via afwijkingsbevoegdheden bestaan mogelijkheden voor diverse vormen van perifere detailhandel. Het afwijkingsgebied voor aanvullende perifere detailhandel, dat op dit deel van het bedrijventerrein ligt, is doorgetrokken over de Drie Stellingenweg, tussen de Houtwal en de Zoltstede, zodat een aaneengesloten zone ontstaat. Dit biedt functioneel meer flexibiliteit, aangezien hier ook al een bouwvlak van toepassing is. Tot slot is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee de brandweerkazerne onder voorwaarden uitgebreid kan worden.

5.3 Bouwmogelijkheden

De bebouwingsmogelijkheden sluiten ook aan op het omliggende bedrijventerrein. Alleen de goothoogte wordt gelet op de aard van de omgeving (zie paragraaf 2.2) beperkt. Dit betekent dat het bouwvlak op het gehele plangebied komt te liggen en dat de maximale goothoogte en het maximale bebouwingspercentage bij recht respectievelijk 8 meter en 80% zullen bedragen. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan worden geen extra bouwmogelijkheden geboden. Wel is een afwijkingsbevoegdheid op de goothoogte opgenomen, waarmee een gebouw met een goothoogte van 12 meter gebouwd kan worden, overeenkomstig het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

6.2 Toelichting op de bestemmingen en aanduidingen

De bestemmingen en aanduidingen zijn afgestemd op het geldende bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen in de gemeente Ooststellingwerf. In het plangebied komen de volgende bestemmingen en aanduidingen voor:

Bestemming Bedrijventerrein

Het plangebied is onder de bestemming 'Bedrijventerrein' gebracht. Binnen deze bestemming zijn diverse vormen van bedrijvigheid uit milieucategorie 1 en 2 toegestaan.

De bouwregels zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Op de gehele bestemming is een bouwvlak van toepassing. Dit bouwvlak mag voor 80% worden bebouwd met bedrijfsgebouwen en overkappingen. Hiervoor geldt een maximale goothoogte van 8 meter.

Overige zone - gezoneerd terrein

Het gehele plangebied is aangeduid als 'overige zone - gezoneerd terrein'. Deze aanduiding geeft aan dat de geluidsbronnen worden getoetst aan de 'geluidsruimte' op het bedrijventerrein.

Wetgevingzone - afwijkingsgebied

Op het hele plangebied geldt verder de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied'. Hier gelden onder voorwaarden verruimde mogelijkheden voor perifere detailhandel (zowel categorie A als B). Het gaat dan, naast detailhandel in auto's, boten, caravans, campers, motoren, aanhangwagens en grove bouwmaterialen, ook om detailhandel in tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, fietsen en autoaccessoires e.d.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Ruimtelijke ordening is voor een groot deel een belangenafweging. Uit deze belangenafweging blijkt de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Om dit aan te tonen doorloopt het bestemmingsplan de in de wet vastgelegde bestemmingsplanprocedure:

Vooroverleg

In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties (in dit geval provincie en waterschap). Dit is geregeld in artikel 3.1.1 van het Bro. Vooroverleg met de provincie is niet aan de orde aangezien het beperken van gebruiksmogelijkheden van bestaand bedrijventerrein onder bijlage B van de Verordening Romte valt. Het plan is namelijk niet genoemd in de tabel onder Ad 2 (ruimtelijke plannen in bestaand stedelijk gebied). Met het Wetterskip is via de digitale watertoets reeds afstemming gezocht. De overlegpartners worden op de hoogte gesteld van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Op deze manier is voldaan aan artikel 3.1.1. Bro.

Inspraak

Het verlenen van inspraak is niet wettelijk verplicht. De gemeente Ooststellingwerf heeft in haar Inspraakverordening vastgelegd dat er een inspraakperiode van zes weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is. Hiervan kan in voorkomende gevallen worden afgeweken. Gelet op de beperkte omvang en impact van dit plan, is besloten af te zien van de inspraakronde. Eenieder kan een zienswijze indienen tegen het ontwerpbestemmingsplan.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 9 februari tot en met 22 maart 2017 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Er zijn drie zienswijzen ingediend. Deze zijn door de gemeente beantwoord in de reactienota zienswijzen, die is opgenomen in Bijlage 2. De zienswijzen leiden niet tot het inhoudelijk aanpassen van het bestemmingsplan. Wel is een passage in de inleiding van deze toelichting aangepast.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is op 26 september 2017 ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad. De indieners van de zienswijzen zijn hiervan op de hoogte gesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

7.2 Economische uitvoerbaarheid en grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.

In dit bestemmingsplan worden geen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling niet van toepassing. Het is niet nodig om een grondexploitatieplan vast te stellen. Met de eigenaar van de gronden is een planschadeovereenkomst gesloten.