direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Muldersweg 3, Appelscha
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0085.BPMuldersweg3-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Agro Graafstra BV wil een aardappelloods bouwen op haar bedrijfskavel aan de Muldersweg 3 te Appelscha. Het gaat om de locatie die kadastraal bekend is als 'Makkinga H 538' en 'Makkinga H 555'. Op deze locatie zijn in het geldende bestemmingsplan geen bouwmogelijkheden opgenomen (zie verder 1.3). Dit vraagt dus om een afwijking van het huidige bestemmingsplan of om het opstellen van een nieuw bestemmingsplan. De initiatiefnemer heeft in overleg met de gemeente gekozen voor laatstgenoemde optie. Dit heeft als bijkomend voordeel dat de huidige bestemming beter kan worden afgestemd op de reeds aanwezige bedrijfsactiviteiten. Agro Graafstra BV bestaat uit drie bedrijfstakken: akkerbouw (hoofdzakelijk aardappelen voor frietproductie), loonwerk (primair gericht op veehouderijen) en grondverzet (uiteenlopende projecten voor agrariërs, aannemers en overheden). Het bedrijf produceert daarnaast circa 350.000 KWh groene stroom. Deze stroom wordt opgewerkt via zonnepanelen op de daken. Het grootste deel van de bedrijfskavel aan de Muldersweg 3 is bestemd als 'Bedrijf - Loon- en grondverzetbedrijf'. Deze bestemming sluit niet (meer) goed aan bij de huidige bedrijfsactiviteiten. In feite is er sprake van drie volwaardige vormen van bedrijvigheid, die gebundeld zijn op één plek. Welke bedrijfstak als boven- of nevengeschikt geldt, wisselt door de jaren heen en is steeds afhankelijk van de markt en lokale omstandigheden. Er is behoefte aan een hierop afgestemde bestemming zodat Agro Graafstra BV in de toekomst flexibel kan inspelen op deze wisselende omstandigheden. Op 7 april 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten in principe medewerking te verlenen aan het afwijken van het geldende bestemmingsplan voor de bouw van de aardappelloods (zie 2.3 voor de bijbehorende voorwaarden). Daarbij is aangegeven dat de gemeenteraad, in het kader van de eerstvolgende actualisering van het bestemmingsplan of bij het vast te stellen omgevingsplan, wordt voorgesteld de bedrijfskavel te bestemmen als agrolocatie. Een en ander gebeurt dus nu gelijktijdig door onderhavig bestemmingsplan op te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPMuldersweg3-VG01_0001.jpg" Afbeelding 1.1 Plangebied

1.2 Plangebied

De ligging en globale begrenzing van het plangebied zijn aangegeven in afbeelding 1.1. Agro Graafstra BV (hierna: 'initiatiefnemer') is ten westen van de kern Appelscha gesitueerd, in het buitengebied van de gemeente Ooststellingwerf. De bedrijfskavel ligt solitair in het landschap. Woningen en bedrijven van derden liggen op ten minste 550 m afstand. Er zijn op dit moment zeven - grotendeels aan elkaar gebouwde - bedrijfsgebouwen binnen het plangebied aanwezig. Aan de zuidoostzijde, langs de Muldersweg, ligt de bedrijfswoning. Tenslotte zijn er twee mestsilo's (noordzijde) en twee spoelvijvers (westzijde) op de bedrijfskavel aanwezig. Het voornemen is om aan de noordwestzijde, 'achter' de mestsilo's, de aardappelloods te bouwen. Aan deze zijde is een beplantingsstrook aanwezig. De overige randen van de bedrijfskavel bevatten relatief weinig beplanting, waardoor de bedrijfsgebouwen vrij 'open' in het landschap staan.

1.3 Huidig planologisch regime

Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016, Veegplan 2018' (vastgesteld d.d. 26 maart 2019). Er gelden twee bestemmingen. Aan het bebouwde deel is de bestemming 'Bedrijf - Loon- en grondverzetbedrijf' toegekend. Het onbebouwde deel, dat in gebruik is voor opslag van grondstoffen en waar twee spoelvijvers liggen, is bestemd als 'Agrarisch'. De beoogde aardappelloods is geprojecteerd binnen de agrarische bestemming. Hier mag alleen gebouwd worden als in het bestemmingsplan een bouwvlak is opgenomen. Dat is niet het geval, zodat een herziening van het bestemmingsplan op dit punt nodig is (zie verder 2.3)

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPMuldersweg3-VG01_0002.jpg" Afbeelding 1.2 Bestemmingsplan Buitengebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk gaat in op het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige situatie en laat zien hoe het plangebied in de toekomst wordt ingericht. In Hoofdstuk 4 is het planvoornemen getoetst aan diverse wet- en regelgeving op het gebied van milieu, bodem, water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie. De laatste twee hoofdstukken hebben betrekking op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijk

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld door het (voormalige) ministerie van Infrastructuur en Milieu. De SVIR heeft betrekking op de periode tot 2040 en heeft als motto: 'Nederland concurrerend, leefbaar en veilig'. Om dit motto te kunnen bereiken zijn de volgende drie doelen gesteld:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


De drie doelen zijn uitgewerkt in dertien nationale belangen. Nationaal belang dertien luidt: 'zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten'. Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening, inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. "Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen." Om beide te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (zie onder).

Ladder voor duurzame verstedelijking
Het doel van deze 'laddertoets' is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De eerste stap van de ladder is nagaan in hoeverre de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een behoefte voorziet. Agro Graafstra BV heeft met het oog op de toenemende vraag naar aardappelen (voor de frietproductie) en de technische eisen die aan het drogen en opslaan van aardappelen worden gesteld, meer bedrijfsruimte nodig. Deze vraag kan eenvoudigweg niet binnen de huidige bedrijfsgebouwen worden opgevangen. De tweede stap van de laddertoets is het beantwoorden van de vraag "in hoeverre de behoefte aan uitbreiding binnen het bestaand stedelijk gebied gevonden kan worden door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins". De uitbreiding is bedoeld voor de bouw van een aardappelloods. De aardappelen die in deze loods gekoeld, gedroogd en opgeslagen worden, zijn voor 95% afkomstig van gronden die binnen een straal van 5 km rond het plangebied zijn gelegen. Binnen deze zone zijn op dit moment geen bedrijfsgebouwen met een omvang van 2500 m2 beschikbaar, die als aardappelloods gebruikt kunnen (gaan) worden en tevens buiten de richtafstand van woningen zijn gelegen (zie 4.3).1 Een bedrijfsgebouw op grotere afstand is niet wenselijk, omdat daarmee het aantal transportbewegingen en de stikstofuitstoot zouden toenemen. Ter plaatse van het plangebied is de afstand tussen de akkerpercelen en het beoogde bedrijfsgebouw vrij kort (0-3 km), wat als bijkomend voordeel heeft dat er geen gebruik hoeft te worden gemaakt van transportroutes door de bebouwde kom van omliggende kernen en er toezicht kan worden gehouden op het koel-/droogproces en de opslag. Er is binnen genoemde afstand van 5 km geen realistisch alternatief voorhanden waar Agro Graafstra BV de benodigde uitbreiding zou kunnen realiseren. Relevant is dat de aardappelloods 'achter' de bestaande bedrijfsbebouwing gerealiseerd kan worden, binnen een gebied dat reeds in gebruik is voor bedrijfsmatige activiteiten. Vastgesteld kan worden dat de impact van de uitbreiding op het landelijk gebied beperkt is en dat het plan kan voldoen aan de eisen van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het beleid uit de SVIR. In het Barro zijn regels opgenomen die de beleidsruimte van andere overheden inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het gaat hier om de bovengenoemde nationale belangen. Deze hebben geen inperkende werking voor onderhavig plan.

2.2 Provincie

Streekplan Fryslân 2007
In het Streekplan Fryslân 2007 (d.d. 13 december 2006) staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. De missie is: "een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit". 'Ondeelbaar' benadrukt dat stad en platteland elkaar nodig hebben en elkaar ondersteunen. 'Ruimtelijke kwaliteit' heeft betrekking op het bovenlokale belang bij het instandhouden en verder ontwikkelen van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Het gaat de provincie hierbij vooral om de landschappelijke kwaliteiten van Fryslân. Het Streekplan maakt duidelijk dat het buitengebied primair bestemd is voor functies die een ruimtelijke relatie met het landelijk gebied hebben. Loon- en grondverzetbedrijven en agrarische bedrijven vallen hieronder en krijgen ruimte voor uitbreiding. Een zorgvuldige ruimtelijke inpassing waarbij rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten van het landelijk gebied, is daarbij randvoorwaarde. Op de kaart 'Indeling in hoofdlandschappen' is aangegeven dat het plangebied onderdeel is van de 'Zuidelijke Wouden'. Op dit ontginningslandschap wordt hieronder verder ingegaan. Zie verder Hoofdstuk 3 waarin de landschappelijke inpassing van de bedrijfskavel (incl. nieuwbouw) aan bod komt. Het Streekplan geeft geen specifieke waarden of belemmeringen voor het plangebied en de directe omgeving aan.


Grutsk op 'e Romte!
In Grutsk op 'e Romte - Structuurvisie 2014 (vastgesteld d.d. 1 april 2014) worden de landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is: "behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren." De provincie hanteert voor de doorwerking van Grutsk op 'e Romte een tweesporenbeleid: bestuurlijke borging gebeurt via de Samenwerkingsagenda en juridische borging via de Verordening Romte Fryslân 2014 (deze komt hieronder aan bod). Gemeenten moeten in ruimtelijke plannen motiveren hoe ze met de provinciale belangen uit Grutsk zijn omgegaan.

Het plangebied is, zoals gezegd, onderdeel van de 'Zuidelijke Wouden'. Van provinciaal belang binnen dit deelgebied zijn onder meer "de langgerekte, lintvormige structuren van vaarten en wegen (met beplanting), met en zonder bebouwing met haaks hierop de planmatig aangelegde verkaveling en wijken in de hoogveenontginningen en de daarin gelegen verveningsdorpen en -gehuchten." De provincie streeft binnen de Zuidelijke Wouden naar behoud van het contrast tussen het overwegend open karakter van de hoogveenontginningen en de dichte bebouwingslinten. In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de invulling van het plangebied. Daaruit blijkt dat de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van dit deelgebied gerespecteerd worden. Op dit punt wordt eveneens verwezen naar 4.10 waarin het planvoornemen getoetst is aan de Cultuurhistorische Kaart Fryslân en de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra. Beide provinciale kaarten geven geen specifieke waarden of belemmeringen voor het plangebied aan.


Verordening Romte Fryslân
De Verordening Romte Fryslân 2014 (gewijzigd vastgesteld d.d. 8 augustus 2018) bevat instructies op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) over de inhoud van gemeentelijke ruimtelijke plannen en over de onderbouwing en motivering in de plantoelichting. Kortgezegd geeft de Verordening weer wat in een ruimtelijk plan wel (toestemming) of niet (verbod) is toegestaan. Bij een verbodsbepaling geeft de Verordening vaak ook afwijkingsbepalingen. Daaruit blijkt onder welke voorwaarden de ontwikkeling toch is toegestaan ('ja, mits'). De gemeente zal bij de toepassing van die afwijkingsbepaling afdoende moeten motiveren dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Bij het vooroverleg over ruimtelijke plannen kunnen gemeenten met de provincie afspraken maken over de invulling van de voorwaarden.


Sturingsfilosofie
De Verordening is gebaseerd op een tweesporenbenadering, met als uitgangspunt het beginsel van de Wro; 'lokaal wat kan, centraal wat moet'. Deze twee sporen zijn:

  • 1. Heldere, transparante rechtsgelijke afbakening van provinciale en gemeentelijke belangen;
  • 2. Ontwikkelingsgerichte samenwerking gebaseerd op gezamenlijke belangen die bij voorkeur vorm worden gegeven in een planologische samenwerkingsagenda en daarop gebaseerde afspraken en die, voor zover nodig, juridisch worden geborgd door middel van de Verordening.

De Verordening regelt de provinciale belangen die op voorhand door moeten werken naar gemeentelijke ruimtelijke plannen (spoor 1). Het gaat dan om belangen die niet doelmatig of doeltreffend op gemeentelijk niveau kunnen worden afgewogen en behartigd, omdat de effecten het lokale niveau overstijgen. Uitgangspunt is dat niet meer geregeld wordt dan noodzakelijk is. Dubbele regelgeving wordt ook vermeden. Verder is rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen kwantitatieve en kwalitatieve randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk. In het ontwikkelingsgerichte spoor levert de provincie actief haar bijdrage met kennis en inzicht, investeringen, programma's en projecten, organisatie- en regiekracht (spoor 2). Voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid wordt nadrukkelijk ingezet op vooroverleg met gemeenten en afstemming tussen gemeenten.


Bedrijf
Op grond van artikel 4.3.1.1 kan een bedrijf dat niet aan het beheer, onderhoud of productievermogen van het landelijk gebied gebonden is, uitbreiden tot maximaal 50% van het bestaande bebouwde oppervlakte en maximaal 50% van het bestaande bestemmingsvlak. Daarbij dient onderbouwd te worden dat het bedrijf milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar is in de omgeving en dat het plan voorziet in een goede inpassing binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten. De milieuhygiënische en verkeerskundige inpasbaarheid komen in 3.2 en Hoofdstuk 4 aan bod. Voor de inpassing binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten wordt verwezen naar Hoofdstuk 3. Uit het vooroverleg met de provincie blijkt dat het planvoornemen aan de voorwaarden van artikel 4.3.1.1 voldoet (zie ook Bijlage 6).


Toetsing plangebied
Er zijn achttien kaarten als bijlage bij de Verordening opgenomen. Uit de kaart 'Begrenzing bestaand bebouwd gebied' blijkt dat het plangebied in het landelijk gebied ligt. EHS-gebieden en gebieden met 'natuur buiten de EHS', liggen op tenminste 200 m afstand. De overige kaarten van de Verordening geven geen specifieke waarden of aandachtspunten voor het plangebied aan.

2.3 Gemeente

Welstandsnota 
Het plangebied is in de Welstandsnota (versie d.d. 23 juni 2009) ingedeeld bij het 'buitengebied'. Dit betekent dat de te bouwen aardappelloods moet voldoen aan de gebiedsgerichte criteria voor het buitengebied. De bouwtekeningen voor de loods zullen te zijner tijd aan de welstandscommissie ter beoordeling worden voorgelegd.

Structuurvisie
De raad van de gemeente Ooststellingwerf heeft op 15 september 2009 de Structuurvisie 2010-2020-2030 vastgesteld. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen richting aan de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. Het plangebied valt onder het deelgebied 'Tussen het Drents-Friese Wold en het Fochteloërveen' (zie afbeelding 2.1). Er worden geen concrete richtlijnen voor het plangebied gegeven. Wel is aangegeven dat in dit deelgebied ruimte wordt geboden aan 'nieuwe functies naast landbouw'.


afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPMuldersweg3-VG01_0003.jpg"
Afbeelding 2.1 Uitsnede visiekaart Structuurvisie 2010-2020-2030

Bestemmingsplan Buitengebied
Het plangebied maakt, zoals gezegd, deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Veegplan 2018' (vastgesteld d.d. 26 maart 2019). Op grond van dit plan gelden de bestemmingen 'Agrarisch' (onbebouwde deel) en 'Bedrijf - Loon- en grondverzetbedrijf' (bebouwde deel). Tevens zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 5' en 'Waarde - Cultuurhistorie 1' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - recreatieve zone' van toepassing (zie afbeelding 1.2). Op de bestemmingen 'Bedrijf - Loon- en grondverzetbedrijf' en 'Agrarisch' is in 1.3 reeds ingegaan. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' is gericht op behoud van eventueel aanwezige archeologische waarden en bevat een onderzoeksverplichting bij bodemverzet met een oppervlak van meer dan 2.500 m2 en een ontgravingsdiepte van meer dan 40 cm. Voor de bouw van de aardappelloods is een beperkter grondverzet nodig. Het vloeroppervlak van de loods zal maximaal 2490 m2 bedragen. Daarmee is archeologisch onderzoek dus niet aan de orde. De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' heeft betrekking op behoud, herstel en versterking van landschappelijke en cultuurhistorische waarden. In dat verband zijn de volgende activiteiten zonder omgevingsvergunning niet toegestaan:

  • het egaliseren of afvlakken van natuurlijk reliëf;
  • het afgraven en vergraven van houtwallen en dykswâlen;
  • het verharden van zandpaden en de vervanging van de verharding van klinkerwegen door een asfaltverharding of daarmee vergelijkbare verharding, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie';
  • het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2.


Alleen laatstgenoemde activiteit maakt deel uit van de voorliggend plan. Met de bouw van de aardappelloods en de bijbehorende erfverharding zal het oppervlak aan verharding binnen het plangebied met maximaal 4500 m2 toenemen. In artikel 41.3 van de regels is bepaald dat voor deze toename in verharding kan worden afgeweken van het bestemmingsplan mits "de maatschappelijke noodzaak is aangetoond en er geen afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, waarbij in ieder geval rekening wordt gehouden met het type verharding dat wordt toegestaan." De bouw van de aardappelloods is, zoals gezegd in hoofdstuk 1, bedoeld om de toenemende vraag naar aardappels (voor frietproductie) te kunnen opvangen. Zie verder Hoofdstuk 3 en 4.8 waarin op de landschappelijke inpassing respectievelijk de toegepaste verharding wordt ingegaan. Hieruit volgt dat voldaan wordt aan alle voorwaarden voor afwijking.
De gebiedsaanduiding 'overige zone - recreatieve zone' heeft tenslotte betrekking op ontwikkelingsmogelijkheden voor recreatie. Dit is voor onderhavig plan niet aan de orde.

Principebesluit
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 7 april 2020 besloten in principe medewerking te verlenen aan de bouw van de aardappelloods (zie 1.1). Daaraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • 1. De landschappelijke inpassing wordt aangepast waarbij alle bebouwing achter de gevelrooilijn van de bedrijfswoning wordt gesitueerd en de bebouwing aan de straatzijde niet breder is dan 150 m;
  • 2. In de omgevingsvergunning een verplichtende voorwaarde wordt opgenomen voor het uitvoeren van de landschappelijke inpassing;
  • 3. Wordt onderbouwd dat sprake is van een goede verkeersontsluiting;
  • 4. Uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat er sprake blijft van een goede ruimtelijke ordening.

In Hoofdstuk 3 wordt op de landschappelijke inpassing ingegaan. Daaruit blijkt dat de meest oostelijk gelegen mestsilo verplaatst wordt en dat daarmee alle bebouwing achter de voorgevel van de bedrijfswoning komt te liggen. Met deze verplaatsing wordt ook de bebouwingsbreedte langs de weg verkleind. Deze wordt teruggebracht tot circa 160 m. Een nadere verkleining tot 150 m is niet mogelijk. Dit wordt 'gecompenseerd' door de verbeterde landschappelijke inpassing van het totale bedrijfsperceel (zie verder 3.2). Overigens is de breedtemaat van 150 m gebaseerd op agrarische bedrijvigheid. Binnen het plangebied is sprake van een locatie met drie verschillende bedrijfstakken, die tezamen een grotere ruimtebehoefte hebben dan een gemiddeld agrarische bedrijf. In 3.3 wordt ingegaan op de voorwaardelijke verplichting die is opgenomen in de regels. De verkeersontsluiting komt in paragraaf 3.2 en 4.3 aan bod. Dat met de voorgenomen ontwikkelingen sprake is van 'een goede ruimtelijke ordening', blijkt uit deze toelichting.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige situatie

De huidige situatie binnen het plangebied is weergegeven op de luchtfoto in afbeelding 1.1. Het plangebied valt grofweg uiteen in twee deelgebieden. Het oostelijke deel, dat direct aan de Muldersweg grenst, is bebouwd en grotendeels verhard. Hier zijn zeven bedrijfsgebouwen, één bedrijfswoning en twee mestsilo's gelegen. Het westelijke deel van het plangebied is onbebouwd, onverhard en wordt op dit moment gebruikt voor logistieke doeleinden, het spoelen van aardappelen - waarvoor twee vijvers zijn aangelegd - en de opslag van diverse agrarische materialen. Langs een deel van de oost- en westkant van het bedrijfsperceel, is een grondwal aanwezig. De noord- en zuidgrens van het bedrijfsperceel zijn deels van afschermende beplanting voorzien. Afbeelding 3.1 geeft een indruk van het plangebied vanuit noordelijke richting. De bedrijfsgebouwen zijn vanuit de omtrek zichtbaar in het landschap. De inpassing van de aardappelloods biedt ook mogelijkheden voor een verbeterde inpassing van het huidige erf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPMuldersweg3-VG01_0004.jpg" Afbeelding 3.1 Het plangebied vanuit noordelijke richting (bron: Google Street View)

3.2 Toekomstige situatie

Er is een Inpassingsplan opgesteld op basis van het 'Procesboek Ontwikkeling (agrarische) erven Ooststellingwerf' (20 augustus 2015) en een 'keukentafelgesprek'. Dit Inpassingsplan is in vijf stappen tot stand gekomen, rekening houdend met de karakteristieken van het plaatselijke landschap en de bedrijfseconomische wensen van de initiatiefnemer. Het Inpassingsplan is opgenomen in afbeelding 3.2 (zie Bijlage 1 voor schaal 1: 500). Aan de basis van het Inpassingsplan ligt een cultuurhistorische en landschappelijke analyse, die hierna besproken wordt.

Het plangebied is in het 'Procesboek Ontwikkeling (agrarische) erven Ooststellingwerf' ingedeeld bij de heideontginningen. De heideontginningen zijn pas laat in cultuur gebracht, omdat ze aanvankelijk niet geschikt waren als landbouwgrond. Later zijn deze gebieden vaak in één keer ontgonnen. Dat gebeurde op planmatige wijze via lange lijnen, in een regelmatige verkaveling. De heideontginningen worden daarom gekenmerkt door een rationele opzet, openheid en 'strakke' lijnen. Doordat veel wegen zijn beplant, wordt de van oudsher aanwezige openheid gebroken. Er is een afwisseling tussen akkerlanden, weilanden en bospercelen. Op sommige plekken zijn nog restanten van de heide aanwezig. Bij Appelscha is een deel van de oude zandgronden beplant om het stuivende zand vast te houden. Hoogteverschillen komen niet voor. Vanwege de late periode van ontginning liggen er in dit landschap geen dorpen. Verspreid door het landschap zijn wel boerderijen gebouwd. Deze liggen als verdichtingen aan plaatselijke wegen.

De karakteristieken van het heideontginningenlandschap zijn binnen en rond het plangebied nog goed te herkennen. In de omgeving is sprake van een overwegend rationele, rechthoekige verkaveling. Bospercelen en beplantingssingels zorgen voor een afwisseling van beslotenheid en openheid. De directe omgeving van het plangebied is relatief open. Het bedrijfsperceel van Agro Graafstra BV vormt daarbinnen een 'rood-groene' verdichting en heeft een regelmatige, vierkante opzet.
Vooral vanuit zuidelijke richting ligt het bedrijfsperceel 'kaal' in het open landschap. Dit komt door het ontbreken van (volwaardige) beplanting aan deze zijde van het erf. Dat is anders langs de Muldersweg en op het voorerf, ter plaatse van de bedrijfswoning. Hier staan enkele forse bomen (berken en eiken). Het groen langs de noordzijde is lager en deels transparant. Een dissonant op het erf is de oostelijke mestsilo, die nog voor de voorgevel van de bedrijfswoning staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPMuldersweg3-VG01_0005.jpg" Afbeelding 3.2 Inpassingsplan (bron: BügelHajema Adviseurs BV)

In het Inpassingsplan zijn de plaatselijke kenmerken van het heideontginningenlandschap als vertrekpunt genomen. De gemeente schrijft binnen dit landschapstype in de eerste plaats "stevige erfbeplantingen als losse landschapselementen" voor. Daarbij dient ten minste één hoek van het achtererf met beplanting omkaderd te worden. In de tweede plaats pleit de gemeente binnen het heideontginningenlandschap voor het creëren van een helder onderscheid tussen voor- en achtererf. Het voorerf is primair bedoeld voor het wonen. Op het achtererf liggen de 'werkfuncties'. Hoewel er binnen het plangebied reeds sprake is van een grotendeels ingericht en bebouwd erf, is in het Inpassingsplan met beide eisen van de gemeente rekening gehouden.

Het erf van Agro Graafstra BV wordt voorzien van een stevige landschappelijke inpassing, die een 'raamwerk' biedt voor zowel het huidige erf als voor toekomstige ontwikkelingen (zie afbeelding 3.2). Aan de zuidzijde wordt een nieuwe beplantingssingel aangebracht. De grondwal aan de westkant blijft grotendeels gehandhaafd (ter afscherming van de vijvers en het onbebouwde, zuidwestelijke deel van het erf). Aan de noordzijde wordt de grondwal deels ingekort en vervangen door een beplantingssingel. Hierdoor ontstaat er, in samenhang met de (uit te breiden) beplantingssingel aan de noordzijde, een stevige hoek met beplanting die de aardappelloods volledig omzoomd. De beplantingsstroken aan de noord-, west- en zuidzijde (donkergroen in afbeelding 3.2) zullen bestaan uit minimaal 5 rijen beplanting, met een plantafstand van 1 m tussen de rijen. De middelste rij zal geheel uit bomen bestaan. In de overige 4 rijen worden alleen struiken aangeplant (zie Bijlage 1 voor het sortiment en de plantafstanden).

Om het onderscheid tussen voorerf en achtererf te benadrukken wordt de meest oostelijk gelegen mestsilo verplaatst tot achter de tweede silo. Daarmee ligt alle bedrijfsbebouwing op het erf achter de voorgevel van de bedrijfswoning. Op de huidige plek van de verplaatsen silo's wordt een drietal bomen aangeplant, wat het plaatselijke voorerf - in combinatie met de naastgelegen met gras begroeide grondwal - een groene uitstraling geeft, passend bij de functie 'wonen'.

De verplaatsing van de mestsilo betekent ook dat de bebouwingsbreedte langs de Muldersweg verkleind wordt. In het bestemmingsplan 'Buitengebied, Veegplan 2018' wordt voor agrarische bedrijven als uitgangspunt gehanteerd dat de breedte van de bedrijfsbebouwing langs de naar de weg gekeerde zijde, maximaal 150 m mag bedragen. Aan deze eis wordt voor het plangebied niet voldaan (wat deels samenhangt met de afwijkende bedrijfsactiviteiten), maar door de verplaatsing van de silo wordt de bebouwingsbreedte wel met circa 10 m teruggebracht tot circa 160 m.

De nieuwbouw leidt tot een beperkte toename in het aantal verkeersbewegingen. Het gaat om maximaal 250 extra verkeersbewegingen per jaar (zie verder 4.2). De aan- en afvoerroutes van Agro Graafstra BV lopen niet door de bebouwde kom van Appelscha en evenmin door andere dorpskernen. Het bedrijfsperceel is goed ontsloten via de Muldersweg/Haerdijk en andere doorgaande wegen in het buitengebied. Er is geen reden om de inrit van het perceel aan te passen of andere verkeerskundige maatregelen te treffen. Ook de verkeersveiligheid ter plaatse is voldoende geborgd. Mede door de verplaatsing van de mestsilo, ontstaat er een 'open' voorerf met goed zicht op de Muldersweg. Passerend verkeer op deze weg wordt ruim van te voren gezien.

3.3 Juridische vormgeving

In artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening zijn bepalingen omtrent de inhoud van het bestemmingsplan opgenomen. Het eerste lid van dit artikel schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast [stelt], waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven." Een bestemmingsplan bestaat - conform paragraaf 3.1 Besluit ruimtelijke ordening - uit drie delen:

  • 1. Een verbeelding van het plangebied waarin de bestemmingen van alle gronden zijn aangewezen.
  • 2. De regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.
    De regels en verbeelding vormen tezamen het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. Beide zijn opgezet volgens de landelijke standaarden voor de uitwisseling en vergelijkbaarheid van digitale bestemmingsplannen (IMRO 2012 en SVBP 2012).
  • 3. Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting, waarin onder meer de keuze van de bestemmingen en de uitvoerbaarheid zijn verantwoord.

Het bestemmingsplan wordt langs elektronische weg via www.ruimtelijkeplannen.nl beschikbaar gesteld.

Aan het plangebied is de bestemming 'Agrarisch - Agrolocatie' toegekend. Voor de inhoud van deze bestemming is aangesloten bij de bestemming 'Agrarisch' uit het bestemmingsplan 'Buitengebied, Veegplan 2018' (vastgesteld d.d. 26 maart 2019). Afwijkend van de reguliere bestemming 'Agrarisch' is dat loon- en grondverzetbedrijven als volwaardige bedrijfstak zijn toestaan en dus niet alleen nevengeschikt aan de agrarische functie. Zo wordt het mogelijk om het plangebied flexibel te gebruiken en in te richten, als één van de drie bedrijfstakken (zie 1.1) daar vanwege, bijvoorbeeld gewijzigde marktomstandigheden, om vraagt. Er is een bouwvlak opgenomen van 2 hectare waarbinnen alle bebouwing gerealiseerd dient te worden. Daarmee is ruimte gecreëerd voor de bouw van de aardappelloods aan de noordwestzijde van het bedrijfsperceel. De meest oostelijk gelegen mestsilo is buiten het bouwvlak geplaatst en komt daarmee onder het overgangsrecht te vallen. Het Inpassingsplan uit Bijlage 1 is vertaald naar een aanduiding 'groen' op de verbeelding. In de regels is aan deze aanduiding een voorwaardelijke bepaling gekoppeld. Deze bepaling houdt in dat de beplanting binnen 1 jaar na de bouw van de aardappelloods gerealiseerd dient te zijn en nadien in stand moet worden gehouden.


Hoofdstuk 4 Toets aan wet- en regelgeving

4.1 m.e.r.-plicht

In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van een ruimtelijk plan of besluit plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor activiteiten die voorkomen op de D-lijst en die onder de drempelwaarden vallen, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling doorlopen worden. Daarbij gaat het om de vraag of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De 'belangrijke nadelige gevolgen' kunnen worden ontleend aan het toetsingskader van bijlage III van de Europese Richtlijn Milieueffectbeoordeling. Daarin worden drie hoofdthema's genoemd:

  • kenmerken van de activiteit;
  • plaats van de activiteit;
  • kenmerken van het potentiële effect.

Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een aardappelloods mogelijk. Het plaatselijke bebouwingsoppervlak neemt daarbij toe met maximaal 2490 m2. De drempelwaarde van categorie D16.1 (stedelijk ontwikkelingsproject; 2000 woningen of 100 ha) wordt met deze ruimtelijke ingreep niet overschreden. Onderhavig hoofdstuk geldt als een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling. Uit de beschreven omgevingsaspecten blijkt dat er geen negatieve milieueffecten te verwachten zijn.

4.2 Wegverkeerslawaai

Binnen het plangebied wordt geen geluidsgevoelige bebouwing in de zin van de Wet geluidhinder opgericht. Van indirecte hinder voor omliggende woningen of andere geluidgevoelige functies is evenmin sprake. De aan- en afvoerroutes van Agro Graafstra BV lopen niet door omliggende dorpskernen. Het bedrijf ligt zelf op een 'geïsoleerde' locatie, op ruime afstand van woningen van derden (zie verder 4.3). De bouw van de aardappelloods leidt tot maximaal 250 extra verkeersbewegingen per jaar. Mede gelet op de relatief lage verkeersintensiteiten op de Muldersweg, is het niet aannemelijk dat door de verkeerstoename de maximale binnenwaarde van 33 dB bij omliggende woningen overschreden wordt. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai wordt derhalve niet nodig geacht.

4.3 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). Een richtafstand is de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Een loon- en grondverzetbedrijf met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 500 m2 heeft een maximale richtafstand van 50 m vanwege geluidhinder. Voor bedrijfsgebouwen voor de akkerbouw geldt een maximale richtafstand van 30 m vanwege geluidhinder. De dichtstbijzijnde woning van derden ligt op ten minste 550 m afstand. Er is in dit opzicht geen sprake van een milieu hygiënisch conflict. Onderzoek op dit punt kan daarmee achterwege blijven.

4.4 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels met betrekking tot luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De bouw van de aardappelloods leidt, zoals aangeven in 4.2, tot maximaal 250 extra verkeersbewegingen per jaar. Daarmee is sprake van een plan dat Niet In Betekenende Mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Er is sprake van NIBM als een project of activiteit maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de concentraties fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2. Een dergelijke toename staat gelijk aan circa 170 vrachtwagenbewegingen per weekdaggemiddelde. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet nodig.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die luchthavens geven vallen hieronder. Inwoners van een bepaald gebied kunnen te maken krijgen met plaatsgebonden risico (PR). Dit is de kans per jaar dat één persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. In theorie zou die persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats moeten bevinden. Deze kans mag niet groter zijn dan één op de miljoen. Het groepsrisico (GR) legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het is een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Bij de berekening van het GR spelen twee factoren mee:

  • 1. de aard en de hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen;
  • 2. het aantal potentiële slachtoffers. In een omgeving met veel inwoners is dit aantal bijvoorbeeld groter dan in een dunbevolkt gebied.

Het plangebied valt niet binnen de risicoafstanden van gevaarlijke inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en/of aardgastransportleidingen (bron: Risicokaart, openbare versie). Er worden evenmin gevaarlijke stoffen binnen het plangebied opgeslagen. Zie hiervoor afbeelding 4.1, dat een uitsnede van de Risicokaart bevat. Onderzoek kan achterwege blijven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPMuldersweg3-VG01_0006.jpg"

Afbeelding 4.1 Risicokaart (bron: risicokaart.nl)

4.6 Stikstof

Er is een Aeriusberekening uitgevoerd om te beoordelen of de bouw van de aardappelloods leidt tot een depositie van > 0,00 mol/ha/jr binnen Natura 2000-gebieden. Geconcludeerd wordt dat dit zowel in de bouw- als gebruiksfase niet het geval is. Dit betekent dat er geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming aangevraagd hoeft te worden en dat 'stikstof' dus geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit plan. Het Aeriusrapport is als Bijlage 2 opgenomen. Op bladzijde 2 van dit rapport zijn alle uitgangspunten van de stikstofberekening opgesomd.

4.7 Bodem

Het Besluit Bodemkwaliteit streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet de vraag worden beantwoord of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPMuldersweg3-VG01_0007.jpg"

Afbeelding 4.2 Uitsnede kaart Bodemloket


Op de kaart van het Bodemloket (ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) zijn geen verontreinigingen of verdachte activiteiten binnen het plangebied aangegeven. Zie afbeelding 4.2. De 'ontgravings- of 'toepassingskaart' maakt duidelijk dat voor het plangebied de kwaliteitsklasse 'Landbouw-Natuur' geldt. Aangezien de aardappelloods binnen het plangebied niet voor langdurig verblijf van personen gebruikt zal worden (functies: opslaan en drogen van aardappelen), is bodemonderzoek niet nodig.
Bij de bouw vrijkomende grond, wordt niet afgevoerd maar op het erf zelf toegepast.

4.8 Water

Beleid
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Deze paragraaf laat zien hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het plangebied ligt in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het 'Waterbeheerplan 2016-2021'.


Plangebied
De huidige en toekomstige inrichting van het plangebied zijn toegelicht in hoofdstuk 3. Er wordt een aardappelloods gebouwd. Rond de loods wordt erfverharding aangelegd (betonstenen). Het verhard oppervlak neemt hierdoor toe met maximaal 4500 m2. De drempel voor compensatie van oppervlakteverharding binnen het buitengebied (1500 m2) wordt daarmee overschreden. De initiatiefnemer heeft het waterschap voorgesteld om de hoofdwatergang die ten westen van het plangebied is gelegen, te verbreden en daarmee ten minste 10% van het toegenomen verharde oppervlak (ofwel: 450 m2) te compenseren. De te verbreden hoofdwatergang is daarom opgenomen in het Inpassingsplan (zie Bijlage 1). Via een voorwaardelijke bepaling in de regels is de uitvoering en instandhouding van dit Inpassingsplan juridisch geborgd.
Voor de bouw van de aardappelloods wordt gebruik gemaakt van duurzame en niet-uitlogende bouwmaterialen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPMuldersweg3-VG01_0008.png" Afbeelding 4.3 Te verbreden hoofdwatergang (gele lijn)


Digitale watertoetsprocedure
Op 16 oktober 2020 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen. Hieruit is naar voren gekomen dat de 'normale procedure' van toepassing is (zie Bijlage 3 voor de details).
Er heeft overleg tussen de initiatiefnemer en het waterschap plaatsgevonden over de uitvoering van de compensatie. Daaruit is naar voren gekomen dat bovengenoemde hoofdwatergang - die in eigendom is van het waterschap - verbreed wordt met 0,7 m en dat daarvoor een watervergunning aangevraagd kan worden.

4.9 Ecologie

In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) is het noodzakelijk om bij ruimtelijke ontwikkelingen te beoordelen in hoeverre er natuurwaarden in het geding zijn. Het plangebied is bezocht door een ecoloog en beoordeeld op het voorkomen van natuurwaarden. Daarbij is zowel naar soortbescherming als gebiedsbescherming gekeken. De resultaten van dit onderzoek zijn samengevat in bijgevoegde rapportage 'Ecologische quickscan Muldersweg 3 te Appelscha' (DoornEco). In het rapport wordt het volgende geconcludeerd:

  • "Jaarrond beschermde nestplaatsen in de bestaande loodsen. In de bestaande loodsen komen meerdere jaarrond beschermde vogelsoorten voor. Deze loodsen blijven in het bestaande plan behouden. Een effect van de werkzaamheden zijn in dat geval uit te sluiten.
  • Nestplaatsen van diverse broedvogelsoorten. In de bestaande loodsen komen enkele broedvogels voor. Deze loodsen blijven in het bestaande plan behouden. Een effect van de werkzaamheden zijn in dat geval uit te sluiten.
  • In de groensingel aan de noordwestzijde van de locatie komen enkele broedvogelsoorten voor. Indien voor de ontwikkeling deze groenstrook moet worden gerooid, dan dient dit buiten het broedseizoen te worden gedaan (dus in de periode 16 juli – 14 maart).
  • Op de locatie kunnen enkele vrijgestelde soorten voorkomen, zoals muizensoorten en in het bezinkbassin meer- of bastaardkikker. Voor deze soorten geldt de zorgplicht.

Om te voldoen aan de bepalingen uit de Wet natuurbescherming is het noodzakelijk om rekening te houden met de volgende voorwaarden:

  • Geen werkzaamheden uitvoeren aan de bestaande loodsen (ook geen dakvervanging);
  • Werkzaamheden aan de groenstroken uitvoeren buiten het broedseizoen;
  • Naleven zorgplicht."

Aangezien deze voorwaarden worden opgevolgd, kan gesteld worden dat de bouw van de aardappelloods binnen de kaders van de Wnb worden uitgevoerd en dat er geen overtreding van de verbodsbepalingen uit de Wnb zullen plaatsvinden. Voor de details van het ecologisch onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 5.

4.10 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
Archeologische waarden dienen op grond van de (aangepaste) Monumentenwet 1988 te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Zoals gezegd in 1.3 en 2.3 is voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' van toepassing. Hiervoor geldt een onderzoeksverplichting bij bodemverzet met een oppervlak van meer dan 2.500 m2 en een ontgravingsdiepte van meer dan 40 cm. Voor de bouw van de aardappelloods is, zoals aangegeven in 2.3, een beperkter grondverzet nodig. Het vloeroppervlak van de loods zal maximaal 2490 m2 bedragen. Archeologisch onderzoek is dus niet noodzakelijk.


Cultuurhistorie
Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1) bepaald dat overheden verplicht zijn cultuurhistorie integraal mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Dit is gebeurd door raadpleging van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2, geen specifieke waarden) en door het uitvoeren van een cultuurhistorische analyse. Een en ander is verwerkt in Hoofdstuk 3. Het opgestelde Inpassingsplan sluit aan bij de cultuurhistorische karakteristieken van het heideontginningenlandschap.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor realisatie van onderhavig planvoornemen komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Dat geldt ook voor eventuele planschadekosten, die daarmee dus 'anderszins verzekerd' zijn. Er zal een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer worden afgesloten waarin een en ander is vastgelegd.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en artikel 6.18 Besluit omgevingsrecht (Bor) verplichten om bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te voeren met het Rijk, de provincie en het waterschap. Dit overleg heeft voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan plaatsgevonden. De provincie pleit ervoor om de bestemming te wijzigen van 'Agrarisch - Agrolocatie' naar 'Bedrijf'. Gesteld wordt dat er in feite sprake is van een "bestaand, niet aan het beheer, onderhoud of productievermogen van het landelijk gebied gebonden bedrijf" en dat een dergelijk bedrijf op grond van artikel 4.3.1.1 van de Verordening Romte tot 50% van het bestaande bebouwde oppervlakte of bestemmingsvlak kan uitbreiden (zie Bijlage 6). Het bestemmingsplan is hierop aangepast. Het waterschap heeft in haar overlegreactie aangegeven in te kunnen stemmen met het bestemmingsplan. Ook de Brandweer Fryslân heeft een overlegreactie ingediend. Geadviseerd wordt om een bluswatervoorziening binnen het plangebied te realiseren. De gemeente, initatiefnemer en brandweer hebben hierover inmiddels afspraken gemaakt. Voor de aspecten externe veiligheid, opkomsttijd en bereikbaarheid voorziet de brandweer geen knelpunten. Zie Bijlage 7 voor de details van het advies.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 16 april 2021 tot en met 27 mei 2021 voor een ieder ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.