direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijf
Plan: Oosterzee - Buren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.000400-0002

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

bedrijven die zijn genoemd in de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;

  • f. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf-1; voor een loonbedrijf voor zover het betreft de locatie Buren 44, zoals deze aanwezig was op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning voor bedrijfswoningen;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen.

5.1.1 Uitzondering

Bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn niet toegestaan.

5.2 Bouwregels

Op voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer dan het op de plankaart vermelde percentage mag bedragen, indien en voor zover het bouwvlak is voorzien van een dergelijke aanduiding;
  • c. de goothoogte niet meer dan de op de plankaart in het bouwvlak aangegeven goothoogte mag bedragen;
  • d. de dakhelling niet minder dan 15o en niet meer dan 60o mag bedragen.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de inhoud niet meer dan 750 m3 mag bedragen met dien verstande dat, indien een grotere woning aanwezig is, de inhoud zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
5.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden in aanvulling op of in afwijking van het bepaalde in de leden 5.2.1 en 5.2.2 de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan niet minder dan 4 m mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
  • c. de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • d. de dakhelling niet minder dan 25o en niet meer dan 60° mag bedragen.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. in overige gevallen de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
5.3 Ontheffing van de bouwregels
5.3.1 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

het bepaalde in lid 5.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging of die volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging van een hogere categorie zijn, indien die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de desbetreffende categorieën, mits het geen inrichtingen betreft als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

  • c. het bepaalde in lid 5.2.1 onder d en in lid 5.2.3 onder c en toestaan dat de dakhelling van de gebouwen wordt verlaagd, respectievelijk de gebouwen geheel of gedeeltelijk van een platte afdekking worden voorzien, uitsluitend indien dit noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering;
  • d. het bepaalde in lid 5.2.3 onder b en toestaan dat de gezamelijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning niet meer dan 75 m² mag bedragen.
5.3.2 Afwegingskader

De in lid 5.3.1 genoemde ontheffingen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.3 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in artikel 20.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en gebouwen voor detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen.