direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Oosterzee - Buren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.000400-0002

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met dien verstande dat:
    • 1. per bestemmingsvlak ten hoogste één bedrijf is toegestaan;
    • 2. dieren alleen in de eerste bouwlaag mogen worden gehouden;
  • b. de volgende nevenactiviteiten:
    • 1. bed & brochje, met dien verstande dat:
      • deze uitsluitend mag plaatsvinden in de bedrijfswoning;
      • het maximaal aantal kamers ten behoeve van bed & brochje niet meer bedraagt dan 3;
      • de maximale oppervlakte per bed & brochje-kamer niet meer bedraagt dan 25 m2;
    • 2. de verkoop van hoofdzakelijk op het eigen bedrijf geproduceerde producten;
    • 3. zorgfuncties, zoals kinderopvang en buitenschoolse opvang;
    • 4. ambachtelijke bedrijfsfuncties;
    • 5. agrarisch verwante activiteiten;
    • 6. caravanstalling;
    • 7. voorzieningen ten behoeve van dagrecreatie, zoals boerengolf en ontvangstruimten voor rondleidingen, springkussenverhuur, speelgoedmuseum of een expositieruimte, waarbij geldt dat horeca niet is toegestaan;

met dien verstande dat:
deze functies uitsluitend in de bestaande gebouwen mogen worden ondergebracht;

      • de gezamenlijke oppervlakte van die voorzieningen ten hoogste 250 m2mag bedragen;
      • de nevenactiviteiten ondergeschikt zijn aan het agrarische bedrijf;
      • de visuele uitstraling van de nevenactiviteit moet aansluiten bij de landelijke omgeving;
      • naast de bestaande bedrijfswoning(en) geen nieuwe (bedrijfs)woningen is/ zijn toegestaan;
      • de infrastructuur ten gevolge van de nevenactiviteit niet hoeft te worden verzwaard, waaronder mede wordt verstaan het verharden van zandwegen;
      • parkeren plaats vindt op eigen terrein;
      • de verkeersaantrekkendheid dan wel verkeershinder in vergelijking met de agrarische activiteiten niet of nauwelijks toeneemt;
      • gebouwen met een bouwkundige en/of cultuurhistorische waarde gehandhaafd blijven;
      • de gronden gelegen buiten de opstallen niet worden aangewend als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding karakteristiek: het behoud, het herstel en/of het versterken van de cultuurhistorische waarden van de gebouwen;
  • d. het behoud en de versterking van de landschappelijke waarden, tot uitdrukking komend in de instandhouding en aanleg van boomsingels en andere hoogopgaande beplanting;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen sloten en voorzieningen voor het keren en beheersen van water.

4.2 Bouwregels

Op de tot ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 13 m mag bedragen;
  • c. de dakhelling niet minder dan 15o en niet meer dan 60o mag bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding karakteristiek dient de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan te worden gehandhaafd, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast.
4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aanbouwen en uitbouwen, niet meer mag bedragen dan 750 m3, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval die grotere inhoud als maximum geldt;
  • c. de dakhelling niet minder dan 25o en niet meer dan 60o mag bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen.

4.2.4 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 4.2.1 , 4.2.2 en 4.2.3 geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze maatvoering als maximum respectievelijk minimum mag worden gehanteerd.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. de cultuurhistorische waarde van de bebouwing en/of het erf;
  • d. de landschappelijke waarden als bedoeld in 4.1 onder d.
4.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. 4.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor ontheffing wordt verleend als bedoeld in 4.6 , mits dit in overeenstemming is met de in 4.6 genoemde voorwaarden;
  • b. 4.2.1 onder e en toestaan dat de dakhelling over een oppervlakte van ten hoogste 200 m2 wordt verlaagd tot 0o, mits het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het vergisten van mest en het leveren van de daarbij vrijkomende energie;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • c. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen, voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden.
4.6 Ontheffing van de gebruiksregels
4.6.1 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. 4.1 onder b ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers, met dien verstande dat:
    • 1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht, dat ten behoeve daarvan mag worden verbouwd;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers en eventueel aanwezige nevenactiviteiten zoals genoemd onder 4.1 onder b, niet meer bedraagt dan 250 m2;
    • 4. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met het boerenbedrijf, hetgeen in elk geval moet blijken uit de erfinrichting;
    • 5. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • b. 4.1 onder b en toestaan dat ten hoogste 500 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt aangewend voor de nevenactiviteit, indien de wenselijkheid hiervan is aangetoond, mits ook op lange termijn wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de nevenactiviteit mag uitsluitend in de bestaande gebouwen worden ondergebracht, met dien verstande dat nieuwbouw is toegestaan, indien sprake is van ruimtelijke kwaliteitswinst, aan te tonen door een kwaliteitsarrangementsplan;
    • 2. de nevenactiviteit is ondergeschikt aan het agrarische bedrijf;
    • 3. de visuele uitstraling van de nevenactiviteit moet aansluiten bij de landelijke omgeving;
    • 4. naast de bestaande bedrijfswoning(en) is/zijn geen nieuwe (bedrijfs)woningen toegestaan;
    • 5. de infrastructuur hoeft ten gevolge van de nevenactiviteit niet te worden verzwaard, waaronder mede wordt verstaan het verharden van zandwegen;
    • 6. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
    • 7. de verkeersaantrekkendheid dan wel verkeershinder neemt in vergelijking met de agrarische activiteiten niet of nauwelijks toe;
    • 8. gebouwen met een bouwkundige en/of cultuurhistorische waarde blijven gehandhaafd;
    • 9. de gronden gelegen buiten de opstallen worden niet aangewend als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  • c. 4.5 ten behoeve van het vergisten van mest en het leveren van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:
    • 1. het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
    • 2. het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
      mits:
      • de capaciteit van de installatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt;
      • de infrastructuur is berekend op de extra verkeersbelasting;
      • de (co)mestvergistingsinstallatie landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd landschapsplan.
4.6.2 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de ontheffing vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden en functies van de gronden die het plan beoogt te beschermen door de ontheffing worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven door de ontheffing worden geschaad;
  • c. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de aanvaardbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, ecologie, archeologie en waterhuishouding;
  • d. de landschappelijke inpassing.
4.6.3 Geen ontheffing

Indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd in 4.6.2 onevenredig worden geschaad dan wel de uitvoerbaarheid en inpassing niet zijn aangetoond, vinden de in 4.6.1 genoemde ontheffingsbevoegdheden geen toepassing.

4.7 Aanlegvergunning
4.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) boomsingels en andere hoogopgaande erfbeplanting te kappen of te rooien.

4.7.2 Uitzondering op verbod

Het in lid 4.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
4.7.3 Afwegingskader

De in lid 4.7.1 genoemde vergunning is slechts toelaatbaar indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de agrarische en/of de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid
4.8.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen na beëindiging van het agrarisch bedrijf de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen:

  • a. in de bestemming Wonen - eventueel met de aanduiding nevenactiviteit - en de aangrenzende gebiedsbestemming, met dien verstande dat:
    • 1. indien de aanduiding karakteristiek voorkomt, deze wordt gehandhaafd;
    • 2. uitsluitend de bedrijfswoning(en) en het aangebouwde voormalige bedrijfsgebouw mogen worden gebruikt voor één woonhuis;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 geldt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding karakteristiek dat het aan het woonhuis aangebouwde voormalige bedrijfsgebouw mag worden verbouwd tot meerdere woonhuizen, met dien verstande dat burgemeester en wethouders bij het wijzigingsplan beperkingen kunnen stellen aan de oppervlakte aan bijgebouwen bij deze woonhuizen;
    • 4. een extra woonhuis kan worden toegestaan, indien het bestemmingsvlak is gelegen in een bestaand bebouwingslint en tenminste 1.000 m2 aan agrarische bebouwing wordt gesloopt, niet zijnde bebouwing die is aangeduid als karakteristiek;
    • 5. een extra woonhuis kan worden toegestaan, indien het bestemmingsvlak is gelegen buiten een bestaand bebouwingslint en tenminste 1.500 m2 aan agrarische bebouwing wordt gesloopt, niet zijnde bebouwing die is aangeduid als karakteristiek;
  • b. ten behoeve van sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en/of met het buitengebied samenhangende dan wel daarop gerichte educatieve (buitengebied) functies, waaronder begrepen expositieruimten, natuur- en landschapseducatie en natuur- en landschapsbeheer;
  • c. ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van pensions en vakantieappartementen ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • d. ten behoeve van binnenopslag, waaronder begrepen de opslag van kampeermiddelen;

ten behoeve van agrarische hulpbedrijven en ambachtelijke, kunstnijverheids- of zakelijke dienstverleningsbedrijven zoals genoemd in de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging , die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd.

4.8.2 Voorwaarden wijziging

Toepassing van het bepaalde in 4.8.1 sub b tot en met e vindt plaats, met dien verstande dat de aard van de activiteiten op lange termijn voldoet aan de hierna genoemde voorwaarden:

  • a. de activiteiten worden uitsluitend dan wel overwegend uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen, met dien verstande dat nieuwbouw is toegestaan, indien sprake is van ruimtelijke kwaliteitswinst, aan te tonen door een kwaliteitsarrangementsplan;
  • b. de visuele uitstraling van de activiteiten moet aansluiten bij de landelijke omgeving;
  • c. naast de bestaande bedrijfswoning(en) is/zijn geen nieuwe (bedrijfs-)woning(en) toegestaan;
  • d. de infrastructuur wordt tengevolge van de gewijzigde functie niet verzwaard, waaronder mede wordt verstaan het verharden van zandwegen;
  • e. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  • f. de verkeersaantrekkendheid dan wel verkeershinder neemt in vergelijking met de oorspronkelijke activiteiten niet of nauwelijks toe;
  • g. gebouwen met een bouwkundige en/of cultuurhistorische waarde blijven gehandhaafd;
  • h. de gronden gelegen buiten de opstallen worden niet aangewend als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen.
4.8.3 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij behalve de in 4.8.2 genoemde toetsingscriteria betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden en functies van de gronden die het plan beoogt te beschermen door de wijziging worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven door de wijziging worden geschaad;
  • c. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de aanvaardbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, ecologie, archeologie en waterhuishouding;
  • d. de landschappelijke inpassing;
  • e. indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd in 4.8.3 onder a tot en met d onevenredig worden geschaad dan wel de uitvoerbaarheid en inpassing niet zijn aangetoond, vinden de in 4.8.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden geen toepassing.
4.8.4 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in artikel 20.1 vermelde voorbereidingsprocedure