direct naar inhoud van 4.3 Landschap
Plan: Buitengebied 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.000300-0004

4.3 Landschap

4.3.1 Visie provincie

Het gaat de provincie "om de kwaliteit van de romte". Het gaat de provincie dus vooral om het in stand houden en verder ontwikkelen van de landschappelijke kwaliteiten van Fryslân, opdat de Friese landschapstypen en hun ontwikkelingsgeschiedenis herkenbaar blijven en de ruimtelijke kwaliteit en het identiteitsgevoel versterkt worden. Blijvende herkenbaarheid van de kernkwaliteiten van de landschapstypen dient een richtinggevende rol te spelen in de totale belangenafweging bij ruimtelijke ontwikkelingen, aldus de provincie.

Het grondgebied van Lemsterland is gerekend tot het landschapstype laagveengebied en Iselmargebied. Voor het laagveengebied heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten geformuleerd:

  • grootschalige open ruimten begrensd door bebouwings- en beplantingslinten langs wegen, vaarten en plaatselijke beeklopen;
  • nadrukkelijke aanwezigheid van lineaire structuren van beeklopen, wegdorpen, vaarten en dijken;
  • opstrekkende strokenverkaveling haaks op ontginningsassen, vaak in een waaiervormig patroon;
  • incidentele groene verdichtingen door moerasgebieden, boselementen en verlande petgaten;
  • verspreide bebouwing langs wegen en vaarten;
  • aanwezigheid van overwegend open graslanden, grazige natuurgebieden en petgaten;
  • opvallende aanwezigheid van hoogteverschillen in maaiveld- en waterniveaus.

In de Nota Ruimte is aan het gebied 'Zuidwest-Friesland' het predikaat nationaal landschap toegekend (zie ook paragraaf 2.3.1.). Deze kwalificatie zet het gebied nadrukkelijker op de kaart. In het streekplan is het beleid voor de nationale landschappen verder uitgewerkt. De provincie maakt in haar ruimtelijk beleid geen onderscheid tussen gebieden in of buiten de nationale landschappen. De kernkwaliteiten van het nationaal landschap 'Zuidwest-Friesland' zijn vertaald naar de kernkwaliteiten per landschapstype (zoals hiervoor geformuleerd). De planologische begrenzing van het nationaal landschap Zuidwest-Fryslân is op kaart 9a van het streekplan weergegeven. Deze kaart is opgenomen in Bijlage 11 Kaarten Streekplan Fryslan 2007.

4.3.2 Visie gemeente

Het bestemmingsplan richt zich op het in stand houden van de landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied van Lemsterland en schept randvoorwaarden voor herstel en ontwikkeling.

Landschappelijke waarden geven een gebied 'een eigen gezicht'. De gemeente Lemsterland vindt het belangrijk dat de huidige landschappelijke kwaliteit gehandhaafd blijft en wil herstel en ontwikkeling bevorderen. Het bestemmingsplan vormt het kader voor herstel en ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit.

De provincie Fryslân heeft een zevental kernkwaliteiten voor het laagveengebied geformuleerd (zie paragraaf 4.3.1.). In hoofdstuk 3 (paragraaf 3.3.1.) is voor (en door) de gemeente een landschapstypering gegeven. Kenmerkend voor Lemsterland is de relatief jonge bebouwing in wegdorpen en verspreide bebouwing langs wegen en waterlopen, die samenhangt met de veenontginningen. Er is sprake van een wijdmazig wegen- en waterlopennet, soms samenvallend met de veendijken en passend in het opstrekkende verkavelingspatroon. Dit landschap is te herkennen in de Lemsterpolders, de Polder Oosterzee, de Polder Zandhuizerveld en de Echtener Veenpolder. Het Tsjongergebied, bestaande uit de Schoteruiterdijken en de Kampen, is een langgerekt open gebied. Het gebied ten westen van de Grutte Brekken is in het kader van de ruilverkaveling opnieuw ingericht. De oorspronkelijke verkavelingspatronen zijn verdwenen en hebben plaats gemaakt voor een moderne blokverkaveling met regelmatige rechthoekige percelen en verspreide bebouwing. De Lemsterhoppolder maakt qua ruimtelijke structuur duidelijk deel uit van het polderlandschap van de Noordoostpolder. De percelen zijn blokvormig.

Het bestemmingsplan richt zich op het in stand houden van het karakter van de verschillende landschapseenheden, zoals hiervoor (in het kort) is beschreven. Daartoe wordt in de bestemmingsomschrijving van de agrarische gebiedsbestemming (de bestemming "Agrarisch") aangegeven dat de gronden tevens bestemd zijn voor het behoud van de landschappelijke waarden, tot uitdrukking komend in de openheid van het landschap. De gemeente acht het overigens niet noodzakelijk te kiezen voor een gradatie in agrarische gebiedsbestemmingen (zie daarvoor hoofdstuk 5).

Voor het gebied ten noordoosten van de Grietenijdijk, is de opstrekkende verkaveling kenmerkend. Daar waar nog sprake is van relatief smalle percelen, gescheiden door sloten, is de aanduiding "agrarisch met waarden" opgenomen (zie ook hoofdstuk 5).

Via een op de landschappelijke waarden afgestemd aanlegvergunningenstelsel (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) worden de aanwezige landschappelijke waarden veiliggesteld. Gelet op de karakteristieke openheid is bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden nodig voor het planten van bomen en/of struiken. Voor het gebied dat is aangeduid als "agrarisch met waarden" is een omgevingsvergunning vereist voor het graven, vergraven, verbreden of dempen van sloten. Hiervoor is gekozen, omdat het slotenpatroon een wezenlijk onderdeel is van de kenmerkende opstrekkende verkaveling.

Het bestemmingsplan vormt niet alleen het kader voor instandhouding van de landschappelijke kwaliteiten, maar vormt tevens het kader voor herstel en ontwikkeling van deze kwaliteiten. Ook hiervoor vormt de bestemmingsomschrijving en het daarop afgestemde stelsel voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden het kader. Nieuwe landschapselementen worden alleen toegestaan, wanneer deze geen afbreuk doen aan de landschappelijke kwaliteit dan wel wanneer de elementen de landschappelijke kwaliteit versterken. Daarbij streeft de gemeente ernaar nieuwe landschapselementen tot stand te brengen op strategische plaatsen. Gedacht kan worden aan plaatsen aangrenzend aan bestaande natuurgebieden en aan ecologische verbindingszones.

Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing op agrarische bouwpercelen kunnen door burgemeester en wethouders nadere eisen worden gesteld aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

Kenmerkende en/of de grotere landschapselementen zijn specifiek bestemd.

Landschapselementen, die kenmerkend zijn voor de landschappelijke structuur en daarmee uit cultuurhistorisch oogpunt waardevol zijn, zijn in het bestemmingsplan specifiek aangeduid. De dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie" is opgenomen voor de Grietenijdijk en de oude tramweg/dijk. De Grietenijdijk heeft voor de inpoldering van de Noordoostpolder gediend als primaire waterkering.

Daarnaast zijn de grotere landschapselementen positief bestemd als "Natuur". Het gaat daarbij om elementen ('de incidentele groene verdichtingen binnen het agrarisch gebied') met in principe een terreinoppervlakte van 2 hectare en groter. Wanneer de elementen kleiner zijn en ze in het voorgaande bestemmingsplan ook positief bestemd waren, wordt wederom gekozen voor een positieve bestemming als "Natuur". Voor het intekenen van de 'groene verdichtingen' is gebruik gemaakt van de topografische kaart en luchtfoto's.