direct naar inhoud van 4.2 Algemene beleidsuitgangspunten
Plan: Buitengebied 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0082.000300-0004

4.2 Algemene beleidsuitgangspunten

Het gemeentelijk ruimtelijk beleid is gericht op het bieden van ontwikkelingsruimte voor economische functies, met name landbouw en recreatie, naast het in stand houden en ontwikkelen van de natuur en het cultuurlandschap.

Dit gemeentelijk uitgangspunt sluit aan bij het ruimtelijk beleid op rijks- en provinciaal niveau. In de Nota Ruimte zet het rijk in op bevordering van een vitaal platteland en op de borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden (natuurwaarden, landschappelijke kwaliteit) en borging van de veiligheid (zie ook paragraaf 2.3.1.). De vitaliteit van het landelijk gebied wordt versterkt door ruimte te geven aan hergebruik van bebouwing in het buitengebied, vergroting en aanpassing van de toeristisch-recreatieve mogelijkheden en door ruimte te bieden aan een duurzame en vitale landbouw en overige economische activiteiten die zich verdragen met de kwaliteit van het landschap. De provincie gaat het vooral om het in stand houden en verder ontwikkelen van de landschappelijke kwaliteiten van Fryslân (zie ook paragraaf 2.4.1.). De provincie wil een economisch sterk en tegelijkertijd mooi Fryslân.

Met de zinsnede 'het bieden van ontwikkelingsruimte voor economische functies, met name landbouw en recreatie' wordt aangegeven dat de gemeente Lemsterland - in aansluiting op het rijks- en provinciaal beleid - niet alleen ontwikkelingsmogelijkheden wil bieden voor landbouw en recreatie, maar ook mogelijkheden wil bieden voor andere functies, die in het landelijk gebied passen, zoals wonen en werken. Dit met name gezien de ontwikkelingen die spelen in de landbouw, zoals de afname van het aantal agrarische bedrijven en de bebouwing die dan vrijkomt.

Het bestemmingsplan biedt de nodige (en aanvaardbare) ontwikkelingsmogelijkheden voor economische functies. Kwetsbare functies, zoals natuur, water en landschap, worden in het bestemmingsplan beschermd

Het bestemmingsplan richt zich in hoofdzaak op handhaving en waar mogelijk verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en houdt daarnaast rekening met voorzienbare ruimtelijke ontwikkelingen.

Bij de bescherming van de ruimtelijke kwaliteit doet het bestemmingsplan recht aan de bestaande waarden en belangen. Daarnaast anticipeert het bestemmingsplan op voorzienbare (en gewenste) ontwikkelingen door flexibiliteit in te bouwen in het bestemmingsplan, denk bijvoorbeeld aan functiewisseling (bij beëindiging van het agrarisch bedrijf) en natuurontwikkeling. Het bestemmingsplan loopt niet vooruit op nieuwe ontwikkelingen die onvoldoende concreet zijn. Dit voorkomt planologische schaduwwerking.

Het bestemmingsplan is afgestemd op sectorale wet- en regelgeving, dubbele regelgeving is daarmee voorkomen.

Wet- en regelgeving die in directe relatie staat met de ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk aan de hand van kaders beschreven, bijvoorbeeld de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Ook is aangegeven hoe hier in het bestemmingsplan mee wordt omgegaan. Alleen wanneer dit noodzakelijk is in het belang van een goede ruimtelijke ordening, wordt extra regelgeving opgenomen. Dubbele regelgeving wordt daarmee zoveel mogelijk voorkomen. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk wordt specifiek ingegaan op hoe het bestemmingsplan omgaat met milieuregelgeving.