direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Leeuwarden - Middelsee fase 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.06022BP00-VG01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De woningbouw aan de zuidzijde van Leeuwarden vindt momenteel plaats in de vorm van buurtschappen aan de oostzijde van de Overijsselselaan. De buurtschappen Techum en Goutum-Súd zijn nagenoeg afgerond. In Wiarda wordt volop gebouwd en het nieuwe buurtschap De Klamp is in ontwikkeling. De structuurvisie De Zuidlanden biedt naast de ontwikkeling van buurtschappen aan de oostzijde van de Overijsselselaan ook mogelijkheden voor grootschalige woningbouwontwikkeling aan de westzijde van de Overijsselselaan, genaamd Middelsee.

Om richting te geven aan de ontwikkeling van de Middelsee is het Masterplan Middelsee opgesteld. Dit Masterplan vormt de verdere uitwerking en concretisering van deze gebiedsontwikkeling. Het Masterplan is op 13 juni 2018 vastgesteld door de gemeenteraad. Het Masterplan gaat uit van de ontwikkeling van circa 2.800 nieuwe woningen met de daarbij behorende voorzieningen en een sportcomplex.

Het gebied wordt gefaseerd ontwikkeld. In de eerste fase worden circa 750 woningen gebouwd. Ook zullen in fase 1 het sportcomplex, de hoofdontsluitingsstructuur en de vaarverbinding tussen het Van Harinxmakanaal en het Alddjip worden aangelegd. Voor fase 1 is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Dit plan is op 13 juni 2018 vastgesteld door de gemeenteraad.

Met dit bestemmingsplan wordt fase 1 van de ontwikkeling juridisch-planologisch verankerd.

1.2 Begrenzing

De gebiedsontwikkeling Middelsee wordt begrensd door de spoorlijn Leeuwarden – Zwolle aan de westzijde, het Van Harinxmakanaal aan de noordzijde, de Overijsselselaan aan de oostzijde en de grens van de zuidzijde ligt ter hoogte van de spoorwegovergang van de Brédyk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06022BP00-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging Middelsee (bron: pdok.nl)

Met dit bestemmingsplan wordt alleen fase 1 planologisch-juridisch vastgelegd zoals in de vorige paragraaf is beschreven. Het betreft het noordelijke deel van Middelsee, zoals in figuur 1.2 is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06022BP00-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Ligging fase 1 Middelsee (plangebied) (bron: pdok.nl)

1.3 Leeswijzer

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vormt de toelichting de onderbouwing voor het feitelijke bestemmingsplan, bestaande uit een verbeelding (plankaart) en regels. De opbouw van deze toelichting is als volgt:

  • Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 het nieuwbouwplan beschreven aan de hand van het vastgestelde Masterplan Middelsee en het stedenbouwkundig plan voor fase 1 van de Middelsee.
  • In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau behandeld;
  • Een toetsing van het project aan de omgevingsaspecten uit oogpunt van milieu en planologie is in hoofdstuk 4 opgenomen;
  • In hoofdstuk 5 is de beschrijving van het juridische systeem en de verschillende bestemmingen opgenomen;
  • De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid worden in hoofdstuk 6 aangetoond;
  • Tot slot zijn in hoofdstuk 7 de resultaten van het overleg en inspraak opgenomen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Masterplan Middelsee

In 2011 heeft de gemeenteraad van Leeuwarden de Structuurvisie De Zuidlanden vastgesteld. Deze structuurvisie vormt de basis voor de woningbouwontwikkeling aan de zuidzijde van de stad. Onderdeel van deze ontwikkeling wordt gevormd door het projectgebied Middelsee. Om richting te geven aan de ontwikkeling van dit gebied is een stedenbouwkundige uitwerking gemaakt voor de Middelsee, genaamd Masterplan Middelsee. In de Middelsee wordt uitgegaan van grootschalige woningbouwontwikkeling, één en ander conform de Structuurvisie De Zuidlanden. Bij het ontwerp van het Masterplan is uitgegaan van een (water)stad met de volgende kenmerken:

  • compact met hoge dichtheden in het centrum;
  • stedelijke uitstraling;
  • een duidelijke segmentering: Waterstad (compact, grachten, singels) / Havenstad (industrieel, havengebied) en overige uitleg gebieden;
  • differentiatie in woningbouwaanbod;
  • water gerelateerd (haven, vaarten, grachten en singels);
  • ongeveer 2.800 woningen;
  • mobiliteit gericht op fijnmazig langzaam verkeer.

In het ontwerp is uitgegaan van een hoog stedelijke structuur in het centrum, een haven gerelateerd gebied nabij het Van Harinxmakanaal en een meer ontspannen woningbouwprogramma naar de randen toe. Het gebied valt dan ook op te delen in 3 deelgebieden, namelijk Waterstad, Havenstad en Uitleggebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06022BP00-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.1. Schema van de deelgebieden

Waterstad

Middenin het plangebied Middelsee ligt de waterstad. Met rijzige, stedelijke woonblokken aan een stadsgracht met kades, pleinen, spannende doorkijkjes en een lommerrijke singel herbergt dit deelgebied elementen die in de Friese steden zorgen voor een intensief maar aangename leefomgeving.

Het intensieve, stedelijke woonmilieu komt niet alleen tot uitdrukking door gestapelde bouw (appartementen), maar vraagt ook een vernieuwende benadering van het grondgebonden woningtype. Intensief bouwen vraagt slim ruimtegebruik voor invulling van de gevraagde woonbehoeften. De stedenbouwkundige typologie van de Friese stad komt hierin tot uitdrukking: kleine(re), (opgetilde) tuinen of collectieve oplossingen.

In de waterstad is sprake van verschillende functies die passend zijn in een dichtbebouwde woonomgeving, zoals dagelijkse detailhandel en daghoreca.

Naast grondgebonden wonen en appartementen is in de waterstad ook ruimte voor water gerelateerd wonen of voor woonschepen.

Havenstad

In het noordelijk deel van het plangebied Middelsee krijgt het woonmilieu een ander karakter. Vanaf het Van Harinxmakanaal en de ‘staande mast route’ is de centrale haven toegankelijk voor de grote pleziervaartuigen. De haven als beeldmerk wordt geflankeerd door stevige, robuuste bouwblokken. Als inleiding tot de waterstad wordt het gebied gekenmerkt door een industrieel karakter: stedelijk wonen in moderne pakhuizen, casco’s en loodsen.

In de Havenstad is sprake van een sterke menging van functies, zoals wonen, detailhandel, werken, horeca, cultuur en leisure. Overige kenmerken van de Havenstad zijn: stoere en industriële uitstraling met een hoge mate van vrijheid.

Uitleggebieden

Aan weerszijden van de waterstad gaat het intensief stedelijk woonmilieu over in een zone voor een meer ontspannen woningbouwprogramma vergelijkbaar met de ontwikkeling aan de oostzijde van de Overijsselselaan. Er is ruimte voor een divers aanbod.

2.2 Stedenbouwkundig plan Fase 1

De stedenbouwkundige uitwerking van Middelsee zal fasegewijs plaatsvinden, te beginnen met een deel van de waterstad en de havenstad, dat in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Voor fase 1 van de gebiedsontwikkeling is een stedenbouwkundig plan opgesteld en op 13 juni 2018 vastgesteld door de gemeenteraad van Leeuwarden. Hieronder is het resultaat van het stedenbouwkundig plan opgenomen (figuur 2.2). Het volledige stedenbouwkundige plan is opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06022BP00-VG01_0004.jpg"

Figuur 2.2 Stedenbouwkundig plan fase 1

Een belangrijke drager in het gebied is de waterverbinding tussen het Alddjip en het Van Harinxmakanaal. Deze zal dan ook in fase 1 worden aangelegd. Dit geldt eveneens voor de hoofd ontsluitingsstructuur. Hiermee wordt een goede bereikbaarheid vanaf fase 1 van de planontwikkeling gegarandeerd.

Fase 1 van de gebiedsontwikkeling dient als aanjager voor de verdere invulling van de Middelsee. Dit is mogelijk vanwege de ligging nabij de stad en het Van Harinxmakanaal, het afwijkende woningbouwprogramma en de combinatiemogelijkheden met commerciële en recreatieve functies.

2.3 Programma

2.3.1 Woningbouw

De ambitie voor de Middelsee is het ontwikkelen van een gedifferentieerde woonwijk. Differentiatie in functies (sport, museum, wonen, ontspanning) en differentiatie binnen het wonen (eigendom, prijsklasse en verschijningsvorm). Verder wordt een aantrekkelijke woonwijk gerealiseerd met een flexibele fasering. Er is ruimte voor specifieke doelgroepen en duurzaam bouwen.

De woningmarkt kent ups and downs. Om daar goed mee om te gaan kent de Middelsee een flexibele fasering, zodat op elk moment tegemoet gekomen kan worden aan de actuele woningvraag. In de Middelsee komen verschillende type woonmilieus, variërend van stedelijk modern tot meer klassieke nieuwbouw.

Fase 1 bestaat uit een deel van de havenstad en de waterstad. Dit is het meest intensieve bebouwde deel van het gebied. Door juist voor dit gebied te kiezen wordt een ander woningbouwsegment aangeboden dan in het nieuwbouwgebied ten oosten van de Overijsselselaan.

In fase 1 worden circa 750 woningen gerealiseerd. Het betreft hier een menging van grondgebonden en gestapelde woningen in de koop- en huursector. In onderstaande tabel is de onderverdeling voor fase 1 weergegeven en hoe deze zich verhoudt tot het programma voor het gehele plangebied van de Middelsee:

                                               Fase 1                   totaal

Rij                                          35%                       40%

2^1 kap                               5%                          20%

Appartement                   55%                      20%

Vrijstaand                           5%                          20%

w.v. huur                            10-15%                 10-15%

Vanuit stedenbouwkundig oogpunt hebben de bouwblokken een homogeen karakter, dit komt onder meer tot uitdrukking in de bouwhoogte. In het plan Middelsee is sprake van een gematigde hoogte van gebouwen. In het algemeen is sprake van bebouwing in 4 bouwlagen. Op enkele plekken in het plan is er mogelijkheid om bebouwing in het bouwblok gedeeltelijk te verhogen, zogenoemde hoogteaccenten. Het gebouw ten oosten van de haven speelt daarnaast nog een expliciete rol in de stedenbouwkundige configuratie en fungeert als markante hoeksteen in deelgebied Havenstad. Het gebouw leent zich voor een publieke functie (horeca) op begane grond.  Op deze plek is met het oog op deze functie in het plan ruimte voor een gebouw met (deels) sterk afwijkende hoogte.

Naast de bouw van grondgebonden woningen wordt in de waterstad ook de mogelijkheid geboden voor water gerelateerd wonen en/of voor woonarken.

2.3.2 Bedrijvigheid

Bedrijvigheid in de water- en havenstad moet de levendigheid van het gebied verhogen. Door ruimte te bieden aan deze bedrijvigheid worden belemmeringen zoveel mogelijk weggenomen. Voor de water- en havenstad geldt dat er wordt ingezet op een menging van functies, zoals wonen, detailhandel, werken, horeca, cultuur en leisure. Om dit streven te bewerkstelligen worden in het bestemmingsplan diverse mogelijkheden geboden.

Direct ten westen van de sportvelden is een locatie gereserveerd voor een school. Voor de aanleg van de bijbehorende parkeerplaatsen wordt uitgegaan van dubbelgebruik met de sportvelden.

De beleidsregel voor Bed & Brochje in woningen zijn in dit bestemmingsplan opgenomen in de vorm van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid.

2.3.3 Verkeer en parkeren

Binnen het plangebied is sprake van hiërarchisch verkeersnetwerk, waarin gemotoriseerd en niet gemotoriseerd verkeer van elkaar worden gescheiden. Dit is gevisualiseerd in figuur 2.3.

Gemotoriseerd verkeer

Het gemotoriseerde verkeer heeft op twee punten toegang vanaf de Overijsselselaan tot het gebied, namelijk via de bestaande kruispunten van Goutum en Goutum-Súd. De hoofdas wordt gevormd door de 50 km/uur structuur (eventueel met een beperkt deel 30 km/uur). Dit is een lus die de twee kruisingen van de Overijsselselaan door het gebied met elkaar verbindt. Op een aantal plekken zijn de haven- en waterstad aangesloten op deze structuur. Binnen de deelgebieden is de maximumsnelheid 30 km/uur. Binnen de waterstad is sprake van eenrichtingsverkeer op de kades. Binnen deze 30 km/u gebieden ligt het primaat bij het langzaam verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06022BP00-VG01_0005.png"

Figuur 2.3 Verkeersstructuren

Parkeervelden

In het plan wordt rekening gehouden met een gemiddelde parkeernorm van 1,7 parkeerplaats per woning. Een doelstelling van het plan is het terugdringen van het autogebruik. Om deze doelstelling te realiseren voorziet het plan in het (deels) op afstand parkeren van de auto. In de water- en havenstad is voorzien in 1 parkeerplaats nabij de woning. Binnen het plangebied is een aantal centrale parkeervoorzieningen aanwezig waar ruimte is voor parkeren van de tweede auto en bezoekersparkeren. Deze parkeervoorziening ligt op enige afstand van de woning met een maximale loopafstand van 200 meter (in uitzonderingssituaties maximaal 250 meter).

Fietsstructuur

Aan de west- en oostkant van het plangebied lopen twee hoofdfietsstructuren die het buitengebied en de stad met elkaar verbinden. Het plan Middelsee voorziet in een aantal dwarsverbindingen die een zo direct mogelijke verbinding maken vanuit de haven- en waterstad naar deze hoofdstructuren en daarmee de binnenstad op aantrekkelijke fietsafstand legt. De Boksumerdyk vormt in de Havenstad deze dwarsverbinding. Parallel aan de 50 km/uur ring ligt een fietsverbinding die de deelgebieden met elkaar verbindt.

Voetgangersstructuur

Binnen de haven- en waterstad ligt een fijnmazig netwerk voor voetgangers, inclusief bruggen, die de parkeervoorzieningen op korte loopafstand brengen. Stegen en binnenterreinen zijn onderdeel van dit fijnmazige netwerk.

2.3.4 Haven

Centraal in de Havenstad vervult de haven als aanlegvoorziening voor bewoners en passanten een centrumfunctie. In combinatie met horeca en bedrijfsmatig programma in de plint van de bebouwing rondom de haven is deze plek beoogt uit te groeien tot het bruisend hart in het gebied en daarmee een plek voor ontmoeting en recreatie.

2.3.5 Sportvelden

Aansluitend op de groenstructuur die onder de hoogspanning loopt, wordt een sportlocatie ingericht. Hoewel de locatie in hoofdzaak zal worden gebruikt ten behoeve van voetbal zal deze locatie een breder doel vervullen. De locatie krijgt een parkachtig karakter met een hoge mate van toegankelijkheid zodat ook buitenfitness en individuele sport kan worden beoefend.

2.3.6 Groen en water

In het plan wordt veel water aangelegd en een aantal (grootschalige) groenstructuren. De grootste groenstructuur is de overgangszone tussen Haven- en Waterstad. Hier ligt een bebouwingsvrije zone vanwege de hoogspanningsmasten. Het karakter van dit gebied wordt gekenmerkt door groen en water. Deze zone sluit aan weerszijden van het plangebied aan op structurele groengebieden ten zuiden van Goutum-Noord en ten westen van de spoorverbinding Zwolle-Leeuwarden. Onderdeel van de groenstructuur wordt ook gevormd door de sportlocatie.

Binnen het plangebied bevinden zich enkele bestaande waterstructuren en worden ook nieuwe structuren aangelegd. De volgende waterstructuren spelen een belangrijke rol.

  • Van Harinxmakanaal, Via de Havenstad krijgt het plan één aansluiting op deze provinciale vaarweg (CEMT-klasse IV). Het plangebied krijgt hierdoor via de ‘staande-mast route’ directe verbinding met de Waddenzee.
  • It Alddjip, Aan de zuidkant van het plangebied krijgt het plan via It Alddjip aansluiting op de sloepenroute van Grou naar Leeuwarden. Een fraaie recreatieve verbinding tussen de stad en het Friese merengebied met een maximale doorvaarthoogte van 1,50.

De nieuwe waterstructuren door de Haven- en Waterstad zorgen voor een stedelijk watermilieu met een grote gebruikskwaliteit.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het beleid van het rijk, de provincie én de gemeente geeft uitgangspunten voor het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk zijn deze uitgangspunten weergegeven.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Duurzame verstedelijking

Een algemeen belang in de SVIR is het proces van duurzame verstedelijking. In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat bij ruimtelijke projecten voorzien moet worden in duurzame verstedelijking. Dit wordt de 'ladder voor duurzame verstedelijking' genoemd. In geval van nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan die ontwikkeling en wanneer deze plaatsvindt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Relevant is of het plan Middelsee is aan te merken is als woningbouwlocatie volgens het Bro. Voor wonen ligt de ondergrens op maximaal 11 woningen (zie bijvoorbeeld ABRvS 16 september 2012, ECLI:NL:RVS:2015:2921). Plan Middelsee maakt planologisch circa 750 woningen mogelijk en kwalificeert zich daarmee als woningbouwlocatie en is dus Ladderplichtig.

Ladderonderbouwing

Een belangrijke indicator voor het bepalen van marktregio's op de woningmarkt zijn verhuisrelaties. CBS migratiegegevens over de afgelopen 10 jaar geven een gerichte inschatting van de marktregio voor woningbouwplannen. Dit houdt in dat er gekeken wordt welke verhuisrelaties er bestaan tussen de gemeente waarin het plan gaat landen (Leeuwarden) en overige gemeenten in Nederland. Vaak komt daaruit naar voren dat er sterke verhuisrelaties bestaan met omliggende gemeenten.

De Leeuwarder marktregio voor het woningbouwplan Middelsee fase 1 is regionaal georiënteerd. Ongeveer 63% van de personen die naar Leeuwarden verhuizen komen uit de gemeente zelf. Verder komt nog zo'n 13% vanuit andere Friese gemeenten. Bijna een kwart komt van verder weg. Verder blijkt dat de kopers van een nieuwbouwwoning in Leeuwarden voor 90% uit de gemeente zelf komt.

Door de herindelingen met Leeuwarderadeel en oostelijk Littenseradiel is het aandeel binnengemeentelijke verhuizingen in de gemeente Leeuwarden nog verder toegenomen.

Kortom, de relevante marktregio voor woningbouwplannen is in de regel de gemeente Leeuwarden. Voor plan Middelsee fase 1 zien wij geen redenen om van dit uitgangspunt af te wijken.

Regionale behoefte

Volgens CBS en PBL voorspellingen neemt het aantal huishoudens tussen 2015 en 2025 naar verwachting met circa 3.500 toe. In de cijfers is de ontwikkeling van het aantal huishoudens in Leeuwarderadeel en oostelijk Littenseradiel meegenomen. Verder wordt in het afwegingskader woningbouw gemeente Leeuwarden op basis van inkomensprognoses verwacht dat de vraag naar gereguleerde huur niet verder groeit. De jaarlijkse sloop van huurwoningen ligt gemiddeld rond de 100 woningen per jaar, hoofdzakelijk huurwoningen van corporaties. In het afwegingskader wordt ervan uitgegaan dat deze trend zich doorzet, daardoor zullen er tussen 2015 en 2025 naar verwachting ongeveer 1.000 woningen worden gesloopt en is de totale woningbehoefte in de gemeente Leeuwarden voor de periode 2015-2025 circa 4.500 woningen.

Uit het afwegingskader woningbouw gemeente Leeuwarden 2016, inclusief de vanaf 2015 toegevoegde plannen waaronder het buurtschap De Klamp, blijkt dat in de gemeente Leeuwarden circa 2.280 woningen zijn vastgelegd in harde plannen.

In de gemeente Leeuwarden is sprake van een kwantitatieve actuele behoefte van bruto 4.500 woningen voor de periode 2015-2025. Hiertoe komen we door de vraag volgens CBS/PBL te confronteren met het aanbod in harde plannen.

  • Additionele woningvraag voor gemeente Leeuwarden bedraagt bruto 4.500 woningen.
  • Aanbod in harde plannen goed voor circa 2.280 woningen.
  • De resterende actuele regionale behoefte die hieruit volgt is 2.220 woningen.
  • Plan Middelsee fase 1 voorziet in circa 750 woningen.
  • Na realisatie van Middelsee fase 1 resteert een bruto behoefte van 1.470 woningen.

Volgens het Woningbouwkader Leeuwarden heeft 45-50% van de verhuis geneigde huishoudens een voorkeur voor een suburbaan woonmilieu. Locaties die dit woonmilieu mogelijk maken worden volgens het Woningbouwkader Leeuwarden vooral op de uitleglocaties bij de stad beoogd, zoals plan Middelsee in de Zuidlanden. Gezinnen vormen de belangrijkste doelgroep voor deze wijken, gericht op huishoudens die een grotere woning en meer buitenruimte belangrijk vinden.

Mat realisering van Middelsee fase 1 wordt een flexibel en breed programma aan suburbaan wonen aangeboden binnen de gemeente Leeuwarden.

Bestaand stedelijk gebied

Voor het plangebied Middelsee fase 1 geldt dat het momenteel onbebouwd is en buiten het stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ligt. Daarnaast laat het geldend bestemmingsplan geen stedelijke functie toe en wordt de locatie in de Verordening Romte niet aangemerkt als BSG. In onze visie ligt de locatie daarom buiten BSG.

Omdat het een suburbaan woonmilieu betreft en het plan een locatie is binnen het uitleggebied De Zuidlanden kan worden beargumenteerd dat het plan niet binnen BSG kan landen.

De grondslag voor woningbouw in De Zuidlanden is onder andere vastgelegd in de Structuurvisie De Zuidlanden uit 2011. Hierin is vastgelegd dat De Zuidlanden geschikt is voor ongeveer 6.500 woningen.

 

Zoals reeds beschreven is in de gemeente Leeuwarden behoefte aan 2.220 woningen. Dit kan niet in zijn geheel plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied, waardoor de gemeenteraad, in de structuurvisie De Zuidlanden, heeft besloten dat uitbreiding plaats moet vinden in De Zuidlanden.

Een deel van de regionale behoefte wordt ingevuld in bestaand stedelijk gebied. Het gaat hier om opvulling van open plekken of transformatie van bestaande gebouwen. Het betreffen hier voornamelijk woningen met een stedelijk karakter. Het is echter noodzakelijk dat er een gevarieerd woningbouw programma wordt aangeboden. Middelsee fase 1 is een locatie waar ongeveer 750 woningen in een suburbaan woonmilieu kunnen worden gerealiseerd. Het betreft een locatie op fietsafstand van de stad met een deels stedelijke uitstraling en liggend in of nabij het landelijk gebied. Er zijn binnen bestaand stedelijk gebied geen inbreidingslocaties voorhanden waar een dergelijke woningbouwontwikkeling plaats kan vinden.

Er wordt dan ook voldaan aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Militaire terreinen en activiteiten

Vanwege de ligging van de vliegbasis nabij het plangebied is nationaal belang 12 “Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten" relevant. De locaties voor militaire activiteiten vormen een nationale verantwoordelijkheid en hebben daarbij soms beperkende gevolgen voor andere ruimtelijke functies. Op onderstaand kaart fragment zijn de militaire terreinen en activiteiten weergegeven voor Noord-Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06022BP00-VG01_0006.jpg"

Figuur 3.1 Kaartfragment militaire terreinen en activiteiten

De ontwikkeling van het project Middelsee heeft geen gevolgen voor de militaire terreinen. Het bestemmingsplan wordt op dit punt dan ook uitvoerbaar geacht.


Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Er worden geen rijksbelangen geraakt. Het project is in overeenstemming met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007 “Om de kwaliteit fan de romte”

In het Streekplan (vastgesteld door Provinciale Staten op 13 december 2006) wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de provincie aangegeven. Het streekplan is de schakel tussen het abstracte rijksbeleid en het concrete gemeentelijke beleid. Het bovenlokaal belang wordt benadrukt bij het in stand houden en verder ontwikkelen van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Stad en platteland hebben elkaar nodig en ondersteunen elkaar. Het doel is een economisch sterk en tegelijkertijd mooi Fryslân. De provincie Fryslân zet meer dan voorheen in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel.


Verordening Romte Fryslân

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het gaat met name om beleid in het Streekplan Fryslân 2007, het Derde provinciale Waterhuishoudingsplan 2010-2015 en het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het uitgangspunt is dat de verordening niet meer regelt dan noodzakelijk is. Wat elders al goed geregeld is (in het Barro of in andere wet- en regelgeving) hoeft niet over te worden gedaan. Verder is rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk.

Artikel 3.1.1. van de provinciale verordening stelt dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

Regionale woningbouwafspraken

Zowel de provincie als het Rijk gaan uit van een regionale afstemming van de woningbouw- programmering. De provincie bepaalt op basis van bevolkingsprognoses en in overleg met gemeenten en regio's hoeveel woningbouwruimte er is in een bepaalde periode. Afspraken hierover in de stadsregio Leeuwarden lopen tot 2020. De provincie is echter wel van plan om medio 2018 nieuwe afspraken te maken. In de Verordening Romte gaat de provincie in op regionale afstemming en heeft de provincie tevens aangegeven dat gemeenten een actueel woonplan moeten hebben. Deze plannen moeten de volgende onderdelen bevatten:

  • Een actueel overzicht van de omvang en kwaliteit van de bestaande woningvoorraad, waarbij aandacht wordt geschonken aan het aanbod van en de vraag naar verschillende woonmilieus.
  • Inzicht in de benodigde herstructurering van de bestaande woningvoorraad.
  • De ontwikkeling van de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte op basis van de demografische ontwikkelingen en ontwikkelingen op de woningmarkt.
  • De inpassing van de gemeentelijke woningbehoefte in de regionale woningbouwafspraken.
  • In relatie tot de voorgaande onderdelen een overzicht van de lopende en voorgenomen herstructureringsplannen en woningbouwplannen, inclusief fasering, met een duiding van de locaties als binnenstedelijk en buitenstedelijk.

De gemeente Leeuwarden heeft momenteel met de partners van de stadsregio Leeuwarden woningbouwafspraken gemaakt. Deze zijn vastgelegd in de regionale woonstrategie, met behulp van een zogenoemd beleidskader.

Het Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden is in 2016 door de Raad vastgesteld. Dit geeft goed beeld van de wijze waarop het Leeuwarder woonbeleid wordt vormgegeven. De basis van het woonbeleid is de vraag naar woonruimte. Er wordt de komende decennia nog bevolkingsgroei verwacht voor de gemeente Leeuwarden. Deze groei is echter niet gelijk verdeeld over de gehele gemeente en geldt niet voor alle woningtypen en woonmilieus. De groei gaat voornamelijk plaatsvinden in het stedelijk gebied van Leeuwarden, voor de meeste dorpen wordt afnemende vraag en stabilisatie verwacht. Het is daarom van belang om tot een zorgvuldige regionale afstemming te komen zodat de bouwopgave kan landen op de juiste locaties. Met het Afwegingskader Woningbouw legt de gemeente Leeuwarden voor de komende 10 jaar keuzes in het woonbeleid vast.

Kleinschalige bedrijvigheid

Een belangrijk uitgangspunt in het Streekplan is dat bedrijfsontwikkelingen aansluit bij het type kern van een stedelijk centrum, een regionaal centrum, een bedrijfsconcentratiekern of een overige kern. Hierdoor komt een ruimtelijke verdeling tot stand die bijdraagt aan sterke steden en een vitaal platteland. Onderscheid is gemaakt tussen de programmering van bedrijventerreinen en de vestigingsvoorwaarden voor afzonderlijke bedrijven en voorzieningen.

De vestigingsvoorwaarden voor afzonderlijke bedrijven en voorzieningen zijn per kern bepaald. Deze voorwaarden zijn zowel van toepassing op het bestaand stedelijk gebied van een kern als op een uitbreidingslocatie bij een kern.

In de Middelsee wordt ingezet op kleinschalige bedrijvigheid die binnen een woonwijk plaats kan vinden. Het gaat dan ook om lichtere bedrijvigheid. Ook wordt ingezet op bedrijvigheid passend bij de haven. Aangezien het hier gaat om kleinschalige bedrijvigheid in combinatie met wonen is bedrijvigheid niet in strijd met het provinciaal beleid.

Detailhandel

Om de kwaliteit en aantrekkelijkheid van bestaande kernwinkelgebieden te behouden, heeft het provinciaal beleid beperkingen voor winkels buiten de kernwinkelgebieden. De begripsomschrijving van ‘kernwinkelgebied’ spreekt van een aaneengesloten winkelgebied. Er zijn hierbij geen grenzen van de kernwinkelgebieden van kernen opgenomen. Gemeenten bepalen de omvang van het kernwinkelgebied op basis van lokaal maatwerk. De bepaling moet zo worden gelezen dat een perceel of een pand dat aansluit op het bestaande kernwinkelgebied en waarin een winkelfunctie komt, tot het kernwinkelgebied kan worden gerekend.

Bij winkels als onderdeel van een buurt- of wijkwinkelcentrum gaat de provincie ervan uit dat in dat winkelcentrum zeer beperkt ruimte wordt geboden voor detailhandel in de niet-dagelijkse recreatieve branches, omdat anders afbreuk wordt gedaan aan de recreatieve winkelfunctie van het kernwinkelgebied.

De detailhandel in de Middelsee is vooral gericht op dagelijks gebruik en gericht op de Middelsee. Het betreffen relatief kleinschalige detailhandelsvestigingen die niet concurrerend zijn met het kernwinkelgebied van Leeuwarden. De oppervlakte is per winkel is in de havenstad beperkt tot maximaal 7 vestigingen met een maximale omvang van 250 m² BVO in een beperkt afgebakend gebied en in de waterstad maximaal 5 vestigingen dagelijkse detailhandel (of daghoreca, categorie 1) met een maximale omvang van 150 m² BVO. Detailhandel is in het bestemmingsplan opgenomen onder een wijzigingsbevoegheid. Voorwaarde voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is dat de detailhandel geen verstoring mag opleveren voor de gewenste detailhandelsstructuur in Leeuwarden. Het toevoegen van kleinschalige detailhandel is dan ook niet in strijd met het provinciaal beleid.

Haven

Buiten recreatiekernen handhaaft de provincie de mogelijkheid voor kleinere jachthavens (uitbreiding/nieuw) tot maximaal 50 ligplaatsen bij kernen of 25 ligplaatsen buiten kernen. Leeuwarden wordt gezien als een recreatiekern. De haven in de Havenstad krijgt een omvang van minder dan 50 ligplaatsen en is hiermee niet in strijd met het provinciaal beleid.


Vaarwegenverordening Fryslân

In de Vaarwegenverordening Fryslân is onder andere het beheer geregeld van de provinciale vaarwegen en staan de regels voor de veiligheid op het water. Vanuit de Middelsee wordt een aansluiting gemaakt op het Van Harinxmakanaal. Dit is een provinciale waterweg.

Voor de aansluiting op het Van Harinxmakanaal is overleg geweest met de provincie Fryslân. Naar aanleiding van dit overleg is door Arcadis onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van een aansluiting. Hieruit is gebleken dat waterstandsdalingen en stroomsnelheden in het gebied, ten gevolge van grote passerende schepen in het kanaal, binnen de normen blijft. Eerder was het uitgangspunt twee openingen aan de beide uiteinden van het plan. Dit past niet binnen de uitgangspunten van de provincie die een minimale afstand eist van 500 meter tussen een brug en de invaart opening. Daarom is besloten om 1 invaart te realiseren nabij het hart van de Havenstad. Om voldoende doorstroming te houden zal aan beide uiteinden van het plan wel een opening naar het kanaal komen, echter deze zal niet bevaarbaar zijn. Daarnaast is uit het onderzoek naar voren gekomen dat het haventje nabij de ingang voorzien moet worden van een palen rij, zodat de golven niet hinderlijk de haven in lopen. De realisatie van de aansluiting is vergunningplichtig. De provincie heeft aangegeven dat op basis van het gevoerde overleg en onderzoek positieve besluitvorming in de rede ligt.

Ontgrondingenvergunning

Er is sprake van een ontgronding als het maaiveld wordt verlaagd. De bodem wordt dan door afgraving ontdaan van een grondlaag. Bij ontgronden dient te worden beschikt over een ontgrondingsvergunning, tenzij er een vrijstellingscategorie van toepassing is. De omvang van de ontgravingen zijn van een dergelijke omvang dat een ontgrondingsvergunning voor het project is aangevraagd.

Geconcludeerd kan worden dat het provinciaal beleid de ontwikkeling van het plangebied Middelsee niet in de weg staat.

3.3 Regionaal beleid

Intergemeentelijke Structuurvisie Nieuw - Stroomland (2011)

In de “Intergemeentelijke Structuurvisie Nieuw-Stroomland” uit 2011 hebben de gemeente Leeuwarden en de voormalige gemeenten Littenseradiel en Menameradiel hun plannen voor het gebied ten zuiden en ten westen van Leeuwarden vastgelegd. Het doel van deze structuurvisie is om ruimte te scheppen voor duurzame initiatieven ten behoeve van de transitie van Leeuwarden naar een ‘Full Sustainable City’. De stad groeit en bloeit, maar wil dit doen zonder nadelige gevolgen af te wentelen op toekomstige generaties. Dat vergt de nodige afstemming om enerzijds aantasting van het landschap te voorkomen en anderzijds de ruimtelijke kwaliteit van het gebied met een scherpe overgang tussen stad en land te versterken.

De gemeenten zetten in op nieuwe stedelijke functies zoals de Energiecampus en de uitbreiding van bedrijventerreinen. De Haak om Leeuwarden en de ontwikkeling van de Zuidlanden worden beschouwd als autonome ontwikkeling.

Het planvoornemen van dit bestemmingsplan ligt in het gebied dat in de structuurvisie als ‘deelgebied 2 – De Zuidlanden’ is aangemerkt. Voor dit deelgebied staat de ontwikkeling van woongebieden centraal. In de intergemeentelijke structuurvisie is hierop verder niet nader ingegaan, maar is verwezen naar het gemeentelijke masterplan uit 2003. Wel zijn in de intergemeentelijke structuurvisie de verbindingen en relaties tussen De Zuidlanden en omgeving (Nieuw Stroomland) aangegeven. Zo worden recreatieve routes, waterverbindingen en dergelijke maar ook energiestromen en duurzaamheidambities van Nieuw Stroomland in verband gebracht met de eerder geformuleerde ambities uit het Masterplan voor De Zuidlanden. De Zuidlanden biedt kansen op het gebied van duurzaamheid: duurzame stedenbouw, met daarbinnen ruimte voor experimenten met duurzame woningbouw.

3.4 Gemeentelijk beleid

Het beleid ten aanzien van de ruimtelijke inrichting voor de gemeente Leeuwarden is vastgelegd in verschillende beleidskaders. Hieronder is een overzicht geplaatst met de verschillende op het plan van toepassing zijnde beleidskaders.

Structuurvisie De Zuidlanden - Leeuwarden (2011)

In 2011 heeft de gemeenteraad van Leeuwarden de Structuurvisie De Zuidlanden vastgesteld. Deze structuurvisie vormt de basis voor de woningbouwontwikkeling aan de zuidzijde van de stad. De structuurvisie gaat uit van de volgende uitgangspunten:

  • 6.500 woningen;
  • 100.000 – 150.000 m² kantoren en bedrijven, inclusief transitiezone;
  • 55.000 m² commerciële voorzieningen;
  • 73.000 m² onderwijs-, zorg-, en buurtvoorzieningen;
  • Sportzone: 90.000 m².

In het plangebied Middelsee worden circa 2.800 woningen gebouwd. In fase 1 is sprake van circa 750 woningen. Ook wordt in fase 1 de sportzone ingevuld.

De Middelsee is een open gebied met verspreid liggende bebouwing. Door de strakke rechthoekige verkaveling leent het zich minder voor kleinschalige ontwikkeling. De structuurvisie biedt mogelijkheden voor een meer aaneengesloten woongebied gecombineerd met bijbehorende commerciële functies en een sportzone.

Voorzieningen leveren een belangrijke bijdrage aan de verscheidenheid en aantrekkelijkheid van woonmilieus en zijn nodig om het woningbouwprogramma levensvatbaar te maken. Vestiging van stedelijke voorzieningen zal worden afgewogen in samenhang met de bestaande stad. Uitgangspunt blijft dat voorzieningen op tijd (tijdig in de gehele planontwikkeling), op niveau (voldoende kwaliteit om de bewoners aan te spreken) en op maat (aansluitend bij de wensen van de consument) worden aangeboden. Realisering niet vanuit een vast maar flexibel concept waarmee ingespeeld kan worden op veranderende invulling van functies en noodzaak. Gestreefd wordt naar het zoeken van duurzaam sociale relaties, naar flexibele, creatieve en slimme concepten, aansluiten bij bestaande mogelijkheden en zoeken naar zoveel mogelijk samenwerkingsverbanden.

In de structuurvisie is de ambitie uitgesproken om op termijn een sportconcentratiegebied in De Zuidlanden te realiseren. Een onderdeel van deze ambitie is een combinatie van topsport en breedtesportfaciliteiten; voorzieningen voor de wijk en stedelijke voorzieningen. De locatie van het sportconcentratiegebied is in het gebied Middelsee.

De Overijsselselaan vormt de ruggengraat van De Zuidlanden. In functionele zin vormt deze laan de ontsluitingsweg voor circa tweederde van de woon- en werklocaties en is dit de entree voor de zuidkant van de stad. De Overijsselselaan sluit rechtstreeks aan op de Haak, ontsluit het station Werpsterhoek en verbindt de aangrenzende woon- en werkgebieden aan weerszijden. De wijkontsluitingswegen in de Middelsee worden op de Overijsselselaan ontsloten via de bestaande kruispunten van Goutum en Goutum-Súd. De Hendrik Algraweg verliest zijn huidige verkeersfunctie. Dit houdt in dat doorgaand verkeer niet meer mogelijk is zodat de ontwikkelingen aan het kanaal kunnen worden gemaakt. Doorgaand verkeer kan immers gebruik maken van de Haak.

Voor het langzaam verkeer is er een fijnmazig fiets- en wandelnetwerk met diverse aantrekkelijke routes: - in noordzuid richting parallel aan de spoorlijn en de Overijsselselaan; in oost-west richting als schakels tussen Nieuw Stroomland, spoorlijn, Overijsselselaan, Drachtsterweg en Zuiderburen. Ook het openbaar vervoer heeft een nadrukkelijke rol in het gebied. Van wezenlijk belang is het station Werpsterhoek. Dit is een opstaplocatie naar Zwolle en de Randstad; het station dient als P&R-locatie en als schakel tussen de onderscheiden vormen van openbaar vervoer. De lokale busdiensten bedienen Middelsee via de Overijsselselaan en de wijkontsluitingswegen.

Het waternetwerk is een onderdeel voor de planontwikkeling. De inrichting van waterlopen voor recreatief medegebruik is een nadrukkelijke ambitie. Het Van Harinxmakanaal en de noord-zuid afstromende waterwegen in Nieuw Stroomland (Zwette) en De Zuidlanden (Wirdumerfeart) vormen een uniek raamwerk voor verdere ontwikkeling van het waternetwerk. In het gebied Middelsee biedt het Van Harinxmakanaal mogelijkheden voor uitbreiding van het boezemwater in zuidelijke richting. De Wirdumerfeart is geschikt voor kleine recreatievaart en is inmiddels gekoppeld aan De Zuidlanden en Zuiderburen. Door een goede verbinding tussen de Wirdumerfeart en het Alddjip groeit de behoefte om het Alddjip in westelijke richting door te trekken en aan te sluiten op de Zwette. Het Alddjip biedt aantrekkelijke mogelijkheden voor wonen aan het water.

Dit bestemmingsplan vormt een uitwerking hiervan en past binnen het beleid van de structuurvisie.

Collegeprogramma 2018-2022

'De kracht van samen'

De ambitie van het collegeprogramma is om samen met inwoners, ondernemers, verenigingen en organisaties te bouwen aan een sociale, vernieuwende en duurzame gemeente. Een gemeente waar mensen goed én gezond kunnen wonen, werken en recreëren en waar niemand aan de zijlijn hoeft te staan. Waar bedrijven en kennisinstellingen alle ruimte krijgen om te innoveren. Een gemeente die haar Europese status als Culturele Hoofdstad van 2018 ook de komende jaren weet te verzilveren.

Het college wil doorgaan op wat is bereikt en ontwikkelingen verder brengen. Dit wil de gemeente doen door mogelijkheden en initiatieven in de Leeuwarder samenleving te stimuleren en door mensen en organisaties met elkaar in contact te brengen en ook zelf actief de samenwerking te zijn.

Het aantal inwoners in Leeuwarden groeit nog sterk. Vandaar dat het college wil doorgaan met de ontwikkeling van De Zuidlanden. Ook wil het college op termijn een sportcomplex in De Zuidlanden realiseren. Dit bestemmingsplan faciliteert dit beleidsvoornemen.

Energieagenda Leeuwarden 2016-2020

Samen werk maken van energie

Duurzaamheid en duurzame energie staan al jaren hoog op de agenda van Leeuwarden. Op termijn wil de gemeente onafhankelijk zijn van fossiele brandstoffen zoals olie en aardgas. De energietransitie gaat niet vanzelf. Externe factoren bepalen mede het succes. Zo is het van belang hoe de prijs van energie zich internationaal ontwikkelt. En het gaat om de investeringsbereidheid van woningeigenaren, bedrijven en woningcorporaties. Verder speelt de strategie met bijbehorende maatregelen van ‘Den Haag’ een rol. Daarnaast is de energiewereld voortdurend in ontwikkeling. Daarom wil de gemeente Leeuwarden koers zetten met heldere doelen en rollen. Het is nodig om een realistische en flexibele uitvoeringsagenda op te stellen. Geen blauwdruk voor een langere periode. Maar een uitvoeringsagenda die wordt gemonitord op afgesproken doelen, inspanningen en effecten.

  • 1. Doelstelling is in 2020 een energiebesparing in de woningbouw van 20% te realiseren ten opzichte van het energieverbruik in 2010. In de periode 2010 tot en met 2014 was er een besparing van 0,28 PJ. Van 2015 tot en met 2020 moet dan minimaal 0,33 PJ energie bespaard worden in de woningbouw.
  • 2. Het in 2020 opwekken van minimaal 1,41 PJ duurzame energie op. Dit is 16% van het totale energieverbruik in Leeuwarden in 2013.

De energiebesparingsaanpak richt zich voor een groot deel op sociale en particuliere woningen. De gemeente verwacht met zijn aanpak een zichtbaar effect voor de particuliere woningbouw te kunnen realiseren. Daarnaast werkt de gemeente aan het stimuleren van energiebesparing in het maatschappelijk vastgoed als scholen en buurthuizen en bij bedrijven.

Voor het opwekken van energie heeft de gemeente Leeuwarder de energiemix opgesteld. De gemeente kan voor een belangrijk deel de ambitie op eigen grondgebied verwezenlijken. De gemeente ziet kansen voor zonnestroom, restwarmte, geothermie en biogas.

Binnen het plangebied Middelsee wordt ruimte geboden voor energie en innovatie. Zo zijn de stedenbouwkundige opzet en welstandsrichtlijnen gericht op het bevorderen van mooi, energiebewust bouwen. Daarbij wordt rekening gehouden met de zonligging van de daken. De woningbouw in de Middelsee moet voldoen aan alle wettelijke eisen die worden gesteld aan nieuwbouwwoningen. Ook het gemeentelijk vastgoed moet hieraan voldoen. De ontwikkeling past hierdoor binnen de ambities van de energieagenda Leeuwarden 2016-2020.

Duurzaamheid in De Zuidlanden (2012)

De gemeente Leeuwarden heeft, zoals hiervoor blijkt, hoge ambities op het gebied van duurzaamheid. In De Zuidlanden worden die zo goed mogelijk in de praktijk gebracht. Om de duurzaamheid in de Zuidlanden meer vorm te geven is in 2012 de visie ‘duurzaamheid in de Zuidlanden’ vastgelegd. Naar gelang de technische mogelijkheden en financiële haalbaarheid wordt per deelplan gezocht naar de best haalbare oplossingen. Dit is de afgelopen jaren in De Zuidlanden in de praktijk gebracht door de woningen en het gebied op een duurzame manier vorm te geven. Zo hebben alle woningen vanaf de start van de nieuwbouw geen aansluiting op het traditionele aardgasnetwerk en wordt het waterpeil op boezemniveau aangelegd. De ingezette lijn van De Zuidlanden wordt doorgezet in de Middelsee.

Beleidsplan Groen, gemeente Leeuwarden (2016)

De gemeente heeft op 18 april 2016 het "Beleidsplan Groen Gemeente Leeuwarden" vastgesteld. Met het groenbeleidsplan wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe de gemeente met het groen wil omgaan. De ambitie is om dit te doen met de inzet van de huidige middelen. Afhankelijk van de financiële mogelijkheden worden daarbij geen vaste termijnen gesteld waarin ideeën en wensen realiteit moeten worden. De speerpunten van het groenbeleid zijn op drie pijlers gericht, te weten:

  • 1. 'Bied ruimte aan de Mienskip'; Rijker groen door bewonersinitiatieven.
  • 2. Versterk het natuurlijke en recreatieve netwerk'; Stepping Stones brengen de natuur dichterbij.
  • 3. 'Beheer het groen slim'; Hoogwaardig waar het moet, sober waar het kan.

In het groenbeleidsplan staat vermeld dat in de planvorming wat betreft de nieuwbouwwijken Blitsaerd, Zuiderburen en ook De Zuidlanden de relatie met het (groene) landschap zo veel mogelijk wordt benut. Algemene uitgangspunten zijn het completeren van ecologische verbindingen bij de ontwikkeling van locaties, het uitbreiden van het ecologisch beheer en het verhogen van de biodiversiteit. Het groenbeleidsplan biedt verder geen specifieke aandachtspunten voor het plangebied van dit bestemmingsplan. Het plan is niet in strijd met dit beleid.

Parkeerbeleidsplan 2015

De gemeenteraad heeft op 16 november 2015 het 'Parkeerbeleidsplan' vastgesteld. Dit plan is een actualisatie van het parkeerbeleidsplan uit 2004. In het nieuwe parkeerbeleidsplan wordt de komende jaren voor Leeuwarden ingezet op het voortzetten van het parkeerbeleid op basis van de eerder vastgelegde beleidsregels (ten aanzien van de vergunninguitgifte en de procedure om te komen tot eventuele uitbreiding van de blauwe zone).

Voor de parkeernormen geldt dat wordt vastgelegd hoeveel parkeerplaatsen bij de bouw of vergunningplichtige verbouw moeten worden gerealiseerd. Uitgangspunt bij de parkeernormering is dat het parkeren op eigen terrein wordt opgelost. Wanneer dit ruimtelijk of financieel niet haalbaar is, kan rekening houdende met lokale omstandigheden en de omgeving maatwerk worden toegepast.

In de Middelsee wordt voldaan aan de parkeernormen. Er wordt echter gekozen voor een vernieuwd parkeermodel. Voor iedere woning waar niet op eigen terrein geparkeerd kan worden geldt dat er één toegewezen parkeerplaats beschikbaar is. Voor een eventuele tweede (of derde) auto of bezoekersparkeren is er op maximaal 200 meter van de woning voldoende gelegenheid op een van de grotere parkeerterreinen. De juridische regeling van dit bestemmingsplan is hierop afgestemd. Dit is door de raad vastgesteld bij besluit van 13 juni 2018.

Welstandsnota Leeuwarden 2016

Een welstandsnota wordt gebruikt voor het toetsen van nieuwe (ver)bouwplannen aan redelijke eisen van welstand. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief met het gemeentelijke welstandsbeleid geregeld. Dit is vastgelegd in de op 30-11-2015 door de raad vastgestelde 'Welstandsnota Leeuwarden 2016'.

De geldende welstandsnota biedt onvoldoende toetsingskader om toekomstige aanvragen om omgevingsvergunning te beoordelen. Hierom is voor fase 1 van de gebiedsontwikkeling een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het (concept) beeldkwaliteitsplan en de welstandsrichtlijnen zijn opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voortkomen voor dit bestemmingsplan. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de omgevingsaspecten beschreven.

4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft als belangrijkste doel het bestrijden en voorkomen van geluidhinder. Op grond van de wet zijn verschillende vormen van geluidhinder te onderscheiden die directe raakvlakken hebben met de ruimtelijke ordening. Voor fase 1 van deze gebiedsontwikkeling is het onderdeel wegverkeerslawaai van belang.


Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) bepaalt dat de geluidsbelasting op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid. In veel gevallen is deze norm 48 dB.

In artikel 74 Wgh is aangegeven wanneer een weg zoneplichtig is. Elke weg heeft in principe een zone, behalve wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg binnen of buiten stedelijk gebied.

Binnen het plangebied is 1 zoneplichtige weg gelegen. Dit is de gebiedsontsluitingsweg, welke wordt ingericht als 50 km/uur structuur. De overige wegen in het plangebied worden ingericht als 30 km/u.

De verkeersintensiteiten op de gebiedsontsluitingsweg zit tussen de 4.500 en 6.000 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm), waarbij de intensiteiten nabij de Overijsselselaan hoger liggen dan de intensiteiten halverwege de gebiedsontsluitingsweg. De weg wordt aan de noordzijde gedeeltelijk verhoogd aangelegd. Bij de meeste woningen aan de noordzijde van de weg en ter plaatse van de woningen aan de zuidzijde (noord-westhoek) wordt er daardoor een geluidsbelasting berekend die niet voldoet aan de voorkeursgrenswaarde bij toepassing van normaal asfalt. De overschrijding is ruim 1 dB.

Door de toepassing van geluidreducerend asfalt wordt de geluidsbelasting verlaagd. Berekend is dat daarmee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Wegverkeerslawaai vormt dan ook geen beperkende factor voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Spoorweglawaai

De geluidsgevoelige bestemmingen liggen buiten het invloedsgebied van de spoorlijn Leeuwarden - Zwolle.

4.3 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor PM2,5. Projecten met een invloed van ‘Niet In Betekenende Mate’ (NIBM) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Dit geldt op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) voor (onder andere):

  • 1. woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • 2. projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor NO2 of PM10 bijdragen, wat overeenkomt met 1,2 µg/m3 [grenswaarde ligt per 14-07-2016 op 1.236 auto’s dan wel 80 vrachtwagens per weekdagetmaal].

Ten behoeve van de ontwikkeling van het gebied Middelsee is het rapport 'Onderzoek luchtkwaliteit bestemmingsplan Middelsee ten gevolge van wegverkeer' opgesteld. In dit onderzoek is de luchtkwaliteit onderzocht ten gevolge van de hoofdwegen en de geplande en aanwezige woningen in het bestemmingsplan Middelsee 1e fase. De luchtkwaliteit is berekend voor de geplande toekomstige situatie in 2030.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de jaargemiddelde concentraties van de voor de luchtkwaliteit van het wegverkeer maatgevende stoffen NO2, PM10 en PM2,5 ruim aan de grenswaarden voldoen. Het maximaal aantal overschrijdingen voor de stof (PM10) van 50 ìg/m3 bedraagt 3 keer per jaar. Dit mag maximaal 35 keer per jaar zijn.

In alle situaties wordt voldaan aan het aantal overschrijdingsdagen voor de stof NO2 en PM10. Er wordt voldaan aan de voorwaarde a als genoemd onder hoofdstuk 2.1 “Normstelling”. Er is namelijk geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde. Hoewel recente onderzoeken uitwijzen dat elementair Koolstof (EC), een grotere voorspellende waarde kan hebben voor gezondheidseffecten dan fijnstof PM10, fijnstof PM2,5 en stikstofdioxide NO2, zijn er voor EC nog geen grens- of toetswaarden vastgesteld. Daarnaast is de bepaling van de correcte concentraties EC nog in ontwikkeling.

Ter informatie zijn in het onderzoek de concentraties van de stof EC berekend. Omdat uit de berekeningen voor de stof PM2,5 blijkt dat aan die normstelling kan worden voldaan, zou ter indicatie dat voor roet ook zo zijn. Op basis van de resultaten blijken de berekende jaargemiddelde concentraties EC ruim beneden de jaargemiddelde achtergrondconcentraties voor roet in het landelijk gebied in Nederland te liggen.

Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 3 van deze toelichting

4.4 Bodem

In het kader van een ontwikkeling of een herziening van een bestemmingsplan moet onderzocht worden welke gevolgen eventuele bodemverontreinigingen hebben voor de uitvoerbaarheid van het plan. De bodemkwaliteit kan namelijk een beperkende factor zijn voor de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

Algemeen
Het hele plangebied is sinds lange tijd in agrarisch gebruik. Voor zover bekend is binnen het plangebied, behoudens de reeds aanwezige boerderij-erven, nooit sprake geweest van bebouwing. Het noordelijke gelegen deel van het plangebied (direct ten zuiden van het Van Harinxmakanaal) is vanaf de jaren '80 van de vorige eeuw in gebruik geweest als toepassingslocatie van licht verontreinigde grond.

Bodemkwaliteit

Binnen het plangebied zijn een groot aantal onderzoeken uitgevoerd waarbij over het algemeen maximaal lichte verontreinigingen zijn aangetroffen. Er zijn echter enkele uitzonderingen:

  • 1. Ter plaatse van het voormalige toepassingslocatie is in 2014 een partijkeuring uitgevoerd (Partijkeuring van grond ter plaatse van Hendrik Algrawei te Leeuwarden, MUG Ingenieursbureau BV, projectnummer 54189513, d.d. 4 februari 2014). Uit dit onderzoek blijkt dat ter plaatse een spot niet toepasbare grond aanwezig is (matig en sterke verontreinigingen) de spot heeft een omvang van ca 30 m3. Voor het overige is tijdens dit onderzoek vastgesteld dat de overige aanwezige grond (ca. 76.000 m3) toepasbaar is als klasse Altijd Toepasbaar, Wonen en/of Industrie.
  • 2. Ter plaatse van de Boksumerdijk 4 in 2004 een bodemsanering uitgevoerd waarbij een restverontreiniging met koper en lood is achtergebleven. De omvang van deze restverontreiniging is niet bekend.

Het middelste gedeelte van het plangebied is in 2009 uitvoerig onderzocht (verkennend (water)bodemonderzoek locatie Zuidlanden te Leeuwarden, projectnummer 09F352R01, d.d. 14 december 2009). Ter plaatse van de Overijsselseweg 18 is dempingsmateriaal aangetroffen. Het dempingsmateriaal betreft geen bodem en blijkt niet toepasbaar op basis van zware metalen en asbest (150,7 mg/kg). Tevens is ter plaatse van een dam asbesthoudend materiaal aangetroffen. In een drietal dammen zijn verontreinigingen aangetroffen. In de onderzochte watergangen is circa 5.000 m3 slib aanwezig. Het aanwezige slib is vrij verspreidbaar op de aangrenzende percelen.

Op grond van het bovenstaande is besloten om voor het gehele plangebied een recent bodemonderzoek uit te voeren. Op 28 juni 2018 is door LievenseCSO Milieu B.V. een verkennend bodem- en asbest onderzoek uitgevoerd (bijlage 4). Uit dit onderzoek blijkt dat ter plaatse van DAM-04 een sterke verontreiniging van asbest is aangetroffen. Voor de sanering van deze dam is een BUS-melding noodzakelijk.

Ter plaatse van DAM-10 is een verontreiniging van minerale olie aangetroffen. Hiervoor wordt geadviseerd om een plan van aanpak voor sanering op te stellen. Verder wordt aanbevolen de verontreiniging met koper in de bovengrond van boring PAD-03 verder af te perken om zo te bepalen of er al dan niet sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met mogelijke saneringsnoodzaak. De overige locaties geven geen belemmering voor de voorgenomen functiewijziging.

op 19 juni 2018 is door LievenseCSO Milieu B.V. een partijkeuring ter plaatse van de Boksumerdyk (nabij nr. 4C) te Goutum uitgevoerd (bijlage 5). Hieruit blijkt dat de partij (3.330 m3 ) voldoet aan de bodemklassen 'wonen'. Er zijn geen belemmeringen om de grond elders toe te passen.


Conclusie

In algemene zin kan gesteld worden dat de bodemkwaliteit binnen het plangebied geschikt is voor de beoogde functies binnen het gebied. Op enkele plaatsen is sprake van (een geval van ernstige) bodemverontreiniging. Voor deze locaties wordt een BUS-melding en een Plan van aanpak voor sanering opgesteld.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen, waterwegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.


Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. De volgende besluiten zijn relevant:

  • 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • 2. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
  • 3. Wet basisnet (basisnet);
  • 4. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • 5. Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Uit de professionele Risicokaart (figuur 4.1) blijkt dat binnen en in de directe nabijheid van het plangebied een risicobron is gelegen waarvan de risicocontouren of het invloedsgebied zijn gelegen binnen het plangebied. De relevante risicobron voor het plangebied is:

  • 1. inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden;
  • 2. transport van gevaarlijke stoffen over het water;
  • 3. hogedruk aardgastransportleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06022BP00-VG01_0007.png"

Figuur 4.1 Uitsnede professionele risicokaart plangebied


Aan de Overijsselseweg 20 in Goutum/Leeuwarden is een LPG-tankstation gevestigd. De LPG-doorzet van het station is in de omgevingsvergunning onderdeel milieu vastgelegd op maximaal 1000 m³/j. De inrichting heeft een ondergronds LPG-reservoir van 20 m³.

Ten behoeve van deze ontwikkeling is een advies Externe veiligheid opgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 6 van deze toelichting.

4.5.1 Advies Brandweer

Brandweer Fryslân heeft bij brief van 12 september 2017 advies uitgebracht over de ontwikkeling van fase 1 van het plangebied Middelsee. Hieronder worden de belangrijkste punten uit het advies samengevat. Het volledige advies op opgenomen in bijlage 7 van deze toelichting.

Brandweer Fryslân adviseert:

  • een verantwoording op te (laten) van het groepsrisico. Hierbij moet eveneens een groepsrisicoberekening worden opgesteld;
  • vanuit externe veiligheidsoptiek 25 meter afstand te houden van het Van Harinxmakanaal met kwetsbare functies. Dit in verband met een plasbrand en de mogelijke hittestraling;
  • de BHV-organisatie van eventuele bedrijven/inrichtingen/instanties binnen het effectgebied te trainen op de handelingsperspectieven bij incidenten met een LPG-tank, een buisleiding of het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • bij de ontwikkeling van het totale plangebied rekening te houden met de effecten van de toekomstige (gedeeltelijke) verplaatsing van de buisleiding aan de noordzijde van het plangebied;
  • in beeld te brengen of rondom de twee buisleidingen een plaatsgebonden risicocontour 10-6 aanwezig is op deze locatie. Kwetsbare objecten zijn hierbinnen niet toegestaan;
  • een belemmeringsstrook van minimaal 4 meter te handhaven aan weerszijde van de oostelijk gelegen buisleiding;
  • Te heroverwegen of ontwikkelingen onder en in de nabijheid van de hoogspanningsleidingen ter hoogte van de noordelijk gelegen delen in het plangebied passen binnen het (veiligheids) beleid van de gemeente, waarbij het advies is om in overleg te gaan met de netbeheerder van de hoogspanningsleidingen;
  • woonfuncties voor verminderd zelfredzamen uit te sluiten binnen het plangebied;
  • een dekkend patroon aan brandkranen aan te brengen in het plangebied;
  • brandweer Fryslân te betrekken bij de verdere uitwerking van dit plan;

Fase 1 van de gebiedsontwikkeling valt niet binnen de risicocontour van het LPG tankstation aan de Overijsselselaan. Een verantwoording van het groepsrisico achten wij dan ook niet noodzakelijk. Bij vervolgfases zal dit wel dienen te gebeuren. Er heeft verder overleg plaatsgevonden met de leidingbeheerder van de hoogspanningsleidingen. De afstand van de woningen tot aan het tracé van de hoogspanning is hierop afgestemd.

Bij de uitwerking van de plannen zullen wij rekening houden met het advies van de brandweer. Verder zullen wij de brandweer betrekken bij de verdere uitwerking van de plannen.

4.5.2 Conclusie

Ondanks maatregelen ter verhoging van de veiligheid kunnen risico's nooit voor 100% worden weggenomen. Met behulp van het uitvoeren van de verantwoordingsplicht voor het GR en het advies van Brandweer Fryslân, dient het bevoegd gezag zich uit te spreken over de aanvaardbaarheid van het restrisico. Voor wat betreft de acceptatie van het restrisico dient ook het belang van het plan meegewogen te worden. Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van voorliggend plan.

4.6 Water

Een belangrijke verplichting voor alle ruimtelijke plannen en projecten is de watertoets. Het doel hiervan is te waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De “winst”, die wordt behaald bij de watertoets, ligt bij de vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder en de informatievoorziening. Om het proces van de watertoets te bevorderen is door de provincie en het waterschap een handreiking watertoets opgesteld, beschikbaar via de website van provincie en waterschap.


In het provinciale waterhuishoudingsplan (WHP3) en het waterbeheerplan (WBP3) van het waterschap is het regionale waterbeleid voor de provincie Fryslân opgenomen. De hoofddoelstelling van beide waterplannen is "het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, zodat een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Het beleid wordt in beide plannen verder uitgewerkt in de thema's waterveiligheid, schoon water en voldoende water.

Middels de digitale watertoets is het plan kenbaar gemaakt aan de waterbeheerder. De uitkomsten van deze digitale toets is verwoord in een uitgangspuntennotitie (20180925-2-18833 en 20180926-2-18843) (bijlage 8 en 9). Uit de digitale watertoets blijkt dat met de realisatie van het plan de normale procedure wordt gevolgd.

Onderzoek

Er heeft overleg plaatsgevonden met Wetterskip Fryslân over de ontwikkeling van Middelsee. Afgesproken is om het hele gebied vrij voor de boezem aan te leggen. Er is inmiddels een wijziging van het peilbesluit ingediend. Verder dient de toename aan verharding voldoende te worden gecompenseerd. In fase 1 van de planontwikkeling wordt meer water gegraven dan feitelijk benodigd is. Dit extra aan water mag worden ingezet voor latere fases van de planontwikkeling.

4.7 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.


Voor een nieuw bestemmingsplan is een ecologische beoordeling nodig, waarbij de activiteiten binnen de regels van dat bestemmingsplan zijn beoordeeld volgens de daarvoor geldende richtlijnen ten aanzien van natuur. Dit zijn de Natuurbeschermingswet, het Natuurnetwerk Nederland, de Flora- en faunawet en eventuele andere vormen van regelgeving ten aanzien van natuurbescherming. De ecologische beoordeling is opgenomen in bijlage 10 van deze toelichting.

Deze ecologische beoordeling van het nieuwe bestemmingsplan 'Leeuwarden - Middelsee, fase 1' leidt tot de volgende conclusies:


Gebiedsbescherming

Wet natuurbescherming: Natura 2000

De plangebieden liggen niet in of nabij Natura 2000-gebieden. De plannen veroorzaken geen negatieve effecten op de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden in de wijdere omgeving zijn aangewezen. Er is daarom geen conflict met de Wet natuurbescherming ten aanzien van gebiedsbescherming. Het stikstofonderzoek is opgenomen in bijlage 11 van deze toelichting.

Overige gebiedsbescherming

De plangebieden liggen niet in of nabij overige beschermde gebieden. De plannen veroorzaken daarom geen conflict met de ecologische wet- en regelgeving ten aanzien van overige vormen van gebiedsbescherming in Fryslân (regelgeving betreffende de Ecologische Hoofdstructuur, Ganzenfoerageergebied en Weidevogelkerngebied).

Soortbescherming 

Vogels

Broedende vogels

De uitvoering van de plannen veroorzaakt geen conflict ten aanzien van broedende vogels, mits tijdens de werkzaamheden broedende vogels niet worden verstoord.

Jaarrond beschermde nestplaatsen

In de bomenrijen binnen het plangebied zijn mogelijkheden aanwezig voor de nesten van vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten, zoals de Roek en de Buizerd (§ 4.4). Indien de bomenrijen aangetast gaan worden, is vervolgonderzoek naar de aanwezigheid van jaarrond beschermde nestplaatsen noodzakelijk. Als blijkt dat door de uitvoering van de plannen jaarrond beschermde nestplaatsen en/of het functionele leefgebied daarbij zullen worden aangetast, dient voorafgaand aan de werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd bij de Provincie Fryslân. De betreffende bomenrijen worden in de planvorming behouden.

Vleermuizen

Bij de herinrichting van het gebied ten westen van de Overijsselselaan te Leeuwarden worden mogelijk bomen gekapt waarin in potentie verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig kunnen zijn. Indien deze bomen gekapt worden, is aanvullend onderzoek naar de aan- of afwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen noodzakelijk om te bepalen hoe de herinrichting zich verhoudt tot de Wet natuurbescherming (gebiedsbescherming en soortbescherming). De betreffende bomen worden niet gekapt, waardoor vervolgonderzoek niet nodig wordt geacht.

Ten aanzien van overige beschermde natuurwaarden veroorzaken de plannen geen knelpunt met de ecologische wet- en regelgeving, mits tijdens de uitvoering van de werkzaamheden wordt voldaan aan de zorgplicht.

Conclusie

Dit bestemmingsplan wordt voor het aspect ecologie uitvoerbaar geacht.

4.8 Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) in werking getreden. Deze wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van de WAMZ is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De WAMZ verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, zal het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming moeten bieden voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van het stellen van specifieke voorwaarden middels een omgevingsvergunning voor aanleg- en bouwactiviteiten.


De gemeente heeft met de Nota Archeologische Monumentenzorg Leeuwarden (AMzL) 2014 de archeologische koers voor de komende jaren vastgesteld. Met een eigen archeologisch beleidsplan kiest de gemeente ervoor haar keuzes voor alle betrokkenen helder te maken. Duidelijk gemaakt wordt hoe en waarom er zorg gedragen wordt voor het kwetsbare bodemarchief en welke consequenties dat heeft. Dit beleid is afgestemd met de provincie, maar geeft wel een eigen invulling aan de manier waarop Leeuwarden omgaat met archeologie. In het archeologiebeleid zijn de volgende elementen van belang:

  • archeologie wordt meegenomen in nieuwe bestemmingsplannen;
  • ten behoeve van het verlenen van een Omgevingsvergunning wordt getoetst op archeologische waarde.

De gemeentelijke beleidskeuzes zijn weergegeven op de Archeologische Waardekaart (betreft het gemeentelijk grondgebied van vóór 2014) en de FAMKE (betreft het grondgebied van de voormalige gemeente Boarnsterhim wat per 2014 bij Leeuwarden hoort), waardoor voor iedereen duidelijk wordt waar en op welke manier rekening moet worden gehouden met archeologie.

Nabij het plangebied zijn twee archeologisch waardevolle gebieden aanwezig. In onderstaande figuur is een uitsnede van de Archeologische Waardekaart weergegeven, waarop aangegeven is welke waarden nabij het bestemmingsplangebied aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06022BP00-VG01_0008.jpg" 

Figuur 4.2 Uitsnede Archeologische Waardekaart. Legenda:

rood = hoge waarde; geel = hoge verwachtingswaarde

(bron: GISgeoweb)

Direct ten zuiden van het plangebied liggen 2 archeologische vindplaatsen. De westelijke vindplaats heeft een hoge verwachtingswaarde en de oostelijke heeft grotendeels een hoge archeologische verwachtingswaarde en deels een hoge archeologische waarde. De rest van het plangebied heeft een lage archeologische verwachtingswaarde. Het plangebied van dit bestemmingsplan is net gelegen buiten deze archeologische gebieden, waardoor vervolgonderzoek niet nodig is.

Conclusie

Dit bestemmingsplan wordt voor het aspect archeologie uitvoerbaar geacht.

4.9 Cultuurhistorie

Naast wetgeving op rijksniveau is ook in de “Verordening Romte Fryslân 2014” vastgelegd dat gemeenten in een ruimtelijk plan moeten aangeven op welke wijze het plan rekening houdt met cultuurhistorische elementen en structuren.

Het plangebied ligt in het Nieuwland; het gebied waar eens de Middelzee lag. Het huidige landschap is daarom voor het overgrote deel relatief jong. Desondanks zijn er een aantal cultuurhistorisch waardevolle elementen in het landschap aanwezig. Deze elementen zijn opgenomen op de verbeelding middels de dubbelbestemming 'Waarde – Cultuurhistorie'. Hiervoor geldt een beschermingsregeling in dit bestemmingsplan. Daar waar nog restanten van deze cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig zijn, dienen deze elementen zo veel mogelijk voor de toekomst behouden te worden.

Landschapsbeeld

Het huidige landschapsbeeld wordt gekenmerkt door openheid (voornamelijk agrarische weidegrond) met vooral in de oostelijke helft boerderijplaatsen met erfbeplanting.

Bedijking van de Middelzee

Vanaf de elfde eeuw na Chr. is men overgegaan tot bedijking van de Middelzee. Deze dijken werden over de hoogste delen van de oeverwallen langs de Middelzee gelegd (zie figuur 4.3). De Middelzee slibde steeds verder dicht en de aangeslibde delen werden in de eeuwen hierna vanuit het zuiden fasegewijs ingedijkt en daarmee afgesloten van de rechtstreekse invloed van de zee. Dit neemt niet weg dat al eerder aan de randen van de Middelzee opslibbing van kwelderland heeft plaatsgevonden. Mogelijk is aan de rand van zo'n opslibbing een zeepolderdijk aangelegd, waarover de Middelwei liep. Deze Middelwei (in 1491 Myrlwei) is vanaf de 13e eeuw eeuwenlang de kortste weg over de kwelder naar het noorden tot de Hollanderdijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06022BP00-VG01_0009.png"

Figuur 4.3 Bron: Cultuurhistorische kaart Provinsje Fryslân (CHK2)

Het nieuwe land werd grootschalig blokvormig verkaveld. Bij de inpoldering werden de bestaande dorpsgrenzen van het oudland doorgetrokken in de nieuwe polder. Het oost-west liggende deel van de Piskoarnedyk en de in het verlengde daarvan liggende verkavelingssloten gaven de grens aan tussen de Goutumer en Techumer (later Wirdumer) Nieuwlanden.

Historische wegenpatroon van de Nieuwlanden

Het historische wegenpatroon in de nieuwlanden van de voormalige Middelzee wordt over het algemeen gekenmerkt door een ontsluiting middels vanaf het oudland instekende (doodlopende) hooi- of miedwegen. Er zijn slechts een beperkt aantal oost-west dwarsverbindingen door de voormalige Middelzee. Halverwege de dertiende eeuw werd de Boksumerdam aangelegd en ontstond er een oost-west verbinding (de huidige Boksumerdyk) dwars door het 'nieuwland' tussen Goutum (Oostergo) en Boksum (Westergo). Daarnaast is in het plangebied sprake van een instekende hooiweg, die langs de boerderijen Overijsselseweg 16 en 18 ligt.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06022BP00-VG01_0010.png"

Figuur 4.4 kaart B. Schotanus a Sterringa (1685-1718)

In de negentiende en twintigste eeuw zijn enkele bovenregionale noord-zuid georiënteerde wegen toegevoegd. In 1827 wordt de verharde Rijksstraatweg van Leeuwarden naar Zwolle aangelegd. Tussen Barrahus en het zuidelijke begin van de Piskhoarnedyk volgt deze weg het tracé van de oude Middelzeedijk. In de jaren vijftig-zestig van de twintigste eeuw wordt de N32 aangelegd, ten noorden van Barrahus globaal over de voormalige Middelzeedijk. De N32 is inmiddels voor een deel al weer verdwenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06022BP00-VG01_0011.png"

Figuur 4.5 Atlas Eekhoff (1847)

Historische waterlopen

Het Alddjip is een overblijfsel van een oude zeeslenk, uit een tijd ver voor de bedijkingen van de Middelzee. Het Alddjip heeft lange tijd een belangrijke functie gehad in het regionale transport via het water in een tijd dat het vervoer over water belangrijker was dan het vervoer over de weg. Richting het westen kruiste het water (het restant van) de oude dijk en daarna kon het twee kanten op, richting zuidwesten, langs Barrahuis, of richting het noordwesten. Bij de aanleg van de straatweg in 1927 werden hiervoor twee duikers aangebracht, respectievelijk het Barrahuister- en Palsma Pijpje. De zuidwestelijke tak is grotendeels verdwenen, de noordwestelijke tak is nog (grotendeels) terug te vinden.

Boerderijplaatsen

Zeer kenmerkend voor het landschapsbeeld zijn de boerderijplaatsen. Deze zijn door de Provincie geïnventariseerd en in kaart gebracht (zie figuur 4.3). In het gebied zijn de meeste oude boerderijplaatsen te vinden langs de Brédyk en Piskhoarnedyk en aan enkele insteekwegen dwars op de oude Middelzeedijk. De bebouwing is meestal vernieuwd, maar de kavel en omgrachting van de boerderijplaatsen is vaak ouder.

Een aantal boerderijen heeft een status als monument, twee daarvan zijn Overijsselseweg 16 (gemeentelijk monument) en 18 (rijksmonument). Bij het ontwikkelen van het plangebied dient rekening gehouden te worden met deze monumentale boerderijen en hun ligging in het landschap. Bovendien staat de boerderij Overijsselseweg 18 met de voorzijde georiënteerd op de Brédyk. Hierbij is sprake van een 'open (zicht)relatie' met de Brédyk.

Conclusie

In het stedenbouwkundig plan voor de Middelsee is rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden in het gebied en heeft het plan op sommige onderdelen zelfs versterkt. Er is dan ook met respect omgegaan met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

4.10 Bedrijven- en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst in de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) uit 2009. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimale afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

De genoemde maten in de VNG-publicatie zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken. In de publicatie worden twee omgevingstypen onderscheiden, te weten een rustige woonwijk/buitengebied en gemengd gebied. In een rustige woonwijk dan wel het buitengebied is sprake van functiescheiding. Dit houdt in dat hinderveroorzakende en hindergevoelige functies niet direct naast elkaar voorkomen. In geval van een gemengd gebied, waar sprake is van functiemenging, kan echter worden gewerkt met een verkleinde richtafstand waarbij dat wel het geval is.

De indeling in milieucategorieën van bedrijfsactiviteiten en voorzieningen voor een gebied met functiescheiding is in bijlage 1 van de VNG-publicatie opgenomen. Bijlage 4 van de VNG-publicatie betreft de categorie-indeling in geval van functiemenging.

Fase 1 van de Middelsee, waarvoor dit bestemmingsplan wordt opgesteld, bestaat hoofdzakelijk uit woningbouw. Op enkele locaties in de water- en havenstad wordt woningbouw gecombineerd met bedrijvigheid. Het betreft hier bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 en wordt als passend geacht in combinatie met de woonfunctie.

Het sportcomplex heeft milieucategorie 3.1, met een maximale richtafstand van 50 meter, volgens de handreiking Bedrijven en milieuzonering. De dichtstbijzijnde huidige woningen zijn gelegen aan de Overijsselseweg 8 en 16 en 18. Ook zijn er woonarken gepland nabij het sportcomplex. De grens van het sportcomplex is hierop afgestemd.

4.11 MER (Milieu effect rapportage) verantwoording

In april 2011 is de m.e.r.-regelgeving gewijzigd. Dit om de m.e.r.-regelgeving beter aan te laten sluiten op de Europese regelgeving en daarnaast in een poging een en ander te vereenvoudigen. De wijziging heeft twee belangrijke consequenties:

  • a. een aantal activiteiten is van de zogenaamde C- naar de D-lijst verhuisd of zelfs uit het besluit m.e.r. geschrapt. Dit gaat leiden tot minder m.e.r.-procedures;
  • b. de drempelwaarde op de D-lijst is indicatief geworden. Dit leidt er toe dat voor alle activiteiten die in het besluit m.e.r. worden genoemd moet worden nagegaan of er verplichtingen ten aanzien van m.e.r. gelden, ook als de activiteit kleiner is dan de drempelwaarde aangegeven in de D-lijst.


Voor activiteiten op de D-lijst onder de drempelwaarde geldt dat een zogenaamde "vormvrije m.e.r.-beoordeling" moet worden doorlopen. Op grond van artikel 5 van het Besluit Milieueffectrapportage moet worden onderzocht of de activiteit (naar verwachting) leidt tot belangrijke negatieve milieueffecten, die tot het doorlopen van een (formele) m.e.r.-beoordeling dan wel m.e.r.-procedure noodzaken. De "vormvrije m.e.r.-beoordeling" is procedureel vormvrij. Inhoudelijk moet worden getoetst aan de zogenaamde bijlage III van de Europese richtlijn milieubeoordeling.


Voor de beoogde ontwikkeling wordt een vormvrije m.e.r.-beoordeling doorlopen. Hieruit dient te blijken of de ontwikkeling leidt tot een m.e.r. op grond van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. De notitie is opgenomen in bijlage 12 van de toelichting.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels

5.1 Toelichting op juridisch systeem

In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.


Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.

5.2 Regels (hoofdopzet)

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.


Inleidende regels

In dit hoofdstuk zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In de Begrippen zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In de Wijze van meten is vastgelegd op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.


Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:

  • a. een bestemmingsomschrijving; en
  • b. bouwregels.


Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen opgenomen:

  • c. een afwijkingsmogelijkheid; en/of
  • d. gebruiksregels.


Ad a. Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving is vooral van belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt. In het kader van de handhaving is de bestemmingsomschrijving dan ook van groot belang.


Ad b. Bouwregels

De bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.


Ad c. Afwijkingsmogelijkheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bepaalde regels. In beginsel betreft het afwijkingen van geringe aard, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd.


Ad d. Gebruiksregels

In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.


Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels die in hun algemeenheid voor het hele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende gebruiksregels en de algemene afwijkingsregels. De afwijkingsmogelijkheden in de verschillende bestemmingen en de algemene afwijkingsregels zorgen voor enige flexibiliteit van het plan. De algemene afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht, zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.


Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 geeft regels over hoe om te gaan met bouwwerken en het gebruik vallend onder het overgangsrecht en de benaming van het plan.

5.3 Nadere toelichting op de regels (toelichting per bestemming)

In deze paragraaf worden voor zover nodig de afzonderlijke bestemmingen zoals deze in de regels zijn opgenomen en op de verbeelding zijn weergegeven, van een toelichting voorzien. Een groot gedeelte van het plangebied zal worden gebruikt voor de woonfunctie. Het aantal woningen is niet per deelgebied vastgelegd, maar in totaal voor de gehele fase 1 van de Middelsee. Hiermee is een goede uitwisseling van het aantal woningen binnen het plangebied mogelijk. Binnen het bestemmingsplan worden circa 750 woningen worden gerealiseerd.

De bebouwing binnen de bestemmingen 'Gemengd - 1' en 'Woongebied' wordt opgericht in maximaal 4 bouwlagen (maximaal 13 meter). Op enkele plekken in het plan is er mogelijkheid om bebouwing in het bouwblok gedeeltelijk te verhogen, zogenoemde hoogteaccenten. Het gebouw ten oosten van de haven speelt daarnaast nog een expliciete rol in de stedenbouwkundige configuratie en fungeert als markante hoeksteen in deelgebied Havenstad. Hier is een hoogte opgenomen tot maximaal 29 meter.

De hoogteaccenten zijn globaal op onderstaande afbeelding (5.1) weergegeven. Op deze afbeelding is ook de locatie van de afwijkende hoogte van 29 meter opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06022BP00-VG01_0012.png"

Figuur 5.1 Kaart hoogteaccent

Geregeld is dat maximaal 10% van de oppervlakte van de bestemming mag worden gebruikt voor een hoogteaccent. De hoogte hiervoor bedraagt maximaal 20 meter.


Aanduidingen

Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor.

Onder andere zijn de karakteristieke gebouwen aangeduid zodat de hoofdvorm behouden blijft. Er is een omgevingsvergunning nodig om de hoofdvorm te kunnen slopen als deze niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het bouwwerk kan worden hersteld, de hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is, of delen van een bouwwerk betreft die niet karakteristiek zijn.

Verder wordt per bestemming een toelichting gegeven op de daarbinnen voorkomende relevante aanduidingen.

5.3.1 Agrarisch - Cultuurgrond

In de noordoostzijde van het plangebied is een particulier terrein, conform het vigerende bestemmingsplan, bestemd als 'agrarisch - cultuurgrond'. Het betreffende terrein mag agrarisch worden gebruikt en mag niet bebouwd worden. Er is ook een mogelijkheid opgenomen om de gronden te gebruiken als tuin voor de aanliggende woningen.

In het plangebied is ook in een haven voorzien. De omvang hiervan is beperkt. Mocht blijken dat er meer vraag is naar ligplaatsen voor schepen, dan kan de haven worden uitgebreid op een locatie die nu is bestemd als 'agrarisch - cultuurgrond'. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de functie te wijzigingen in de bestemming 'water' met de aanduiding 'haven'.

5.3.2 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

De bestemming “Bedrijf – nutsvoorzieningen” regelt het bestaande trafostation op de hoek Overijsselseweg – Boksumerdyk. Een aantal nutsvoorzieningen is vergunningsvrij. Het betreft hier bouwwerken die zijn opgenomen in artikel 2, lid 18 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

5.3.3 Gemengd-1

In de Havenstad is sprake van een menging van functies tussen wonen en werken. Via een wijzigingsbevoegdheid is de mogelijkheid opgenomen voor beperkte detailhandel en horeca. Overige kenmerken van de Havenstad zijn: stoere en industriële uitstraling met een hoge mate van vrijheid. Gezien dit gemengde karakter is voor dit gebied de bestemming 'Gemengd 1' opgenomen.

Binnen de bestemming zijn woonhuizen en woongebouwen toegestaan, alsmede dienstverlenende bedrijven en/of instellingen, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven uit categorie 1 en 2. Horecabedrijven uit categorie 1 tot en met 3 en detailhandel zijn via een wijzigingsbevoegdheid rondom de haven mogelijk. Voor de bedrijvigheid in het gebied gelden de volgende maximale oppervlaktes:

Functie   Maximale oppervlakte (bvo)   Omvang  
Bedrijven (categorie 1&2)   Maximaal 2.500 m²   Max 250 m² bvo per vestiging  
Dienstverlening     Max 250 m² bvo per vestiging  
Dagelijkse -en niet dagelijkse detailhandel     Max 250 m² bvo per vestiging, maximaal 7 vestigingen waarvan maximaal 3 vestigingen voor niet dagelijkse detailhandel.  
Horeca (categorie 1, 2 en 3)     Max 250 m2 bvo per vestiging, maximaal 5 vestigingen  

Andere functies in wonen

Bij het wonen is zonder meer de vestiging van een aan-huis-verbonden beroep en bedrijfsactiviteit mogelijk. Deze functie is alleen in combinatie met de woonfunctie toegestaan en niet zelfstandig. Gezien het gemengde karakter van het gebied is een ruime regeling voor dit gebruik opgenomen. Zo mag maximaal 75 m² en 50% BVO van de woning worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep en bedrijfsactiviteit.

Bed and breakfast is mogelijk via een afwijking met een omgevingsvergunning. Hier zijn voorwaarden aan verbonden om de functie beperkt te houden ten opzichte van de woonfunctie.

Bedrijvigheid

Het uitgangspunt is dat bedrijvigheid geen overlast naar de woonomgeving mag veroorzaken. Dit houdt in dat over het algemeen bedrijven van milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten van de regels zijn toegestaan.

5.3.4 Gemengd-2

Voor twee bestaande panden binnen het plangebied is de bestemd “Gemengd-2” opgenomen. Het betreft hier relatief grote, karakteristieke hoofdgebouwen. Om deze landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ook voor de toekomst te kunnen behouden, biedt het plan ruime gebruiksmogelijkheden. De bestemming biedt de mogelijkheid voor een gebruik voor maatschappelijke doeleinden, dienstverlening, kantoren, sport en gezondheid en aan huis verbonden beroepen.

De bestemming kent een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dat/ die negatieve invloeden op de waarden van het gebied wil voorkomen, waaronder het geheel of gedeeltelijk slopen van de karakteristieke hoofdgebouwen.

Op het perceel Overijsselselaan 18 in Leeuwarden is het Fries Landbouwmuseum gevestigd.

5.3.5 Groen

Binnen het plangebied bevinden zich enkele structuurbepalende groenstructuren. Dit is de brede groenzone rondom de hoogspanning en de groene zone langs de singel. Deze groenstructuren hebben dan ook de bestemming 'Groen' gekregen.

Binnen het plangebied is een aantal centrale parkeervoorzieningen aanwezig waar ruimte is voor parkeren van de tweede auto. Nabij de hoogspanningsleidingen is ook in een parkeerveld voorzien. Ter hoogte van deze parkeervoorziening is binnen de groenbestemming de aanduiding 'parkeerterrein' opgenomen. Hierbinnen is het mogelijk een parkeerterrein te realiseren.

Ter hoogte van de Overijsselselaan 18 is voorzien in woonarken of waterwoningen. Als wordt gekozen voor de bouw van waterwoningen, dan zal deze zowel over het water als binnen de bestemming 'groen' mogelijk zijn. Voor de bepaling van de bouwhoogte van de waterwoningen wordt uitgegaan van het aangrenzende terrein.

Ter voorkoming van verrommeling bij de woonarken en/of de waterwoningen is een mogelijkheid opgenomen om bijgebouwen te plaatsen.

5.3.6 Maatschappelijk

Direct ten westen van het sportpark is een bestemming maatschappelijk opgenomen. Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten behoeve van maatschappelijk voorzieningen worden opgericht. Onder maatschappelijke voorzieningen wordt verstaan educatieve, (sociaal-)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheidsdienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen. Het beoogde gebruik van het terrein is de vestiging van een school.

De precieze omvang van de bebouwing is nog niet bekend. Hierdoor is in de regels opgenomen dat ten hoogste 30% van het bestemmingsvlak bebouwd mag worden met een maximale hoogte van 10 meter.

Ten behoeve van de maatschappelijke functie zullen ook parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Er wordt ingezet op dubbelgebruik met onder andere de sportvoorzieningen en voor de woningen, waardoor parkeervoorzieningen onder de hoofdbestemming vallen.

5.3.7 Sport

Het nieuw aan te leggen sportpark is bestemd als "Sport". Binnen deze bestemming mogen gronden worden gebruikt als sport- en trainingsterrein. Ten behoeve van deze functies kunnen ook gebouwen worden opgericht. De locatie hiervoor is nog niet bekend. De oppervlakte aan gebouwen is beperkt tot 10% van de bestemming. De gebouwen mogen worden gebruikt ten behoeve van binnensporten en/of gebouwen ten behoeve van de sportterreinen, zoals kleedruimtes en een kantine.

Lichtmasten zijn toegestaan tot een hoogte van 18 meter en overige bouwwerken, waaronder ballenvangers, maximaal 5 meter. Er dient verder rekening te worden gehouden met de beperkingen vanuit de hoogspanningsleidingen.

De afstand van de sportbestemming tot de omliggende (toekomstige) gevoelige functies bedraagt 50 meter. Dit is ingevuld door middel van een groenbestemming tussen de sportbestemming en de gevoelige functies.

Ten behoeve van de sportfunctie zullen ook parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Er wordt ingezet op dubbelgebruik, waardoor parkeervoorzieningen onder de hoofdbestemming vallen.

5.3.8 Verkeer

Wegen die een belangrijke verkeersontsluitende functie hebben vallen onder de bestemming "Verkeer". De inrichting van deze wegen is hier ook op afgestemd. Het betreft hier de gebiedsontsluitingsweg die het gebied op twee punten aansluit op de Overijsselselaan. Vanwege dit duidelijke verschil met de overige woonstraten in het plangebied, hebben deze wegen deze bestemming gekregen. Naast wegen, straten, voet- en rijwielpaden, is deze bestemming ook in beperkte mate bedoeld voor groen- en parkeervoorzieningen, waterlopen, waterpartijen, sloten, bermen en beplanting, kades en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De overige woon- en ontsluitingsstraten zijn mogelijk op basis van de andere bestemmingen.

5.3.9 Water

De in het plangebied aanwezige waterlopen en -partijen, met daarbij behorende oevers en bouwwerken vallen onder de bestemming "Water". Binnen deze bestemming is ook de haven gelegen. Deze heeft een specifieke aanduiding gekregen.

Binnen de bestemming worden ook woonarken mogelijk gemaakt. Dit is op een beperkt aantal plekken in het gebied mogelijk gemaakt. Hiervoor is een specifieke aanduiding opgenomen. Ter hoogte van het perceel Overijsselselaan 18 is naast de mogelijkheid voor woonarken ook de mogelijkheid voor waterwoningen opgenomen. Voor de bepaling van de bouwhoogte van woonarken wordt uitgegaan van de waterlijn.

5.3.10 Water - Vaarweg

De bestemming ‘Water – Vaarweg’ is toegekend aan waterwegen met een functie voor de beroepsvaart. Het gaat binnen het plangebied om een deel van het Van Harinxmakanaal. De bouw van steigers en vergelijkbare bouwwerken wordt in verband met de bevaarbaarheid van de als ‘Water – Vaarweg’ bestemde vaarweg niet toegestaan.

5.3.11 Wonen

De woonbestemming heeft betrekking op de bestaande woningen binnen het plangebied.

Wonen

De bestaande woningen in het plangebied zijn vastgelegd onder de bestemming 'wonen'. Het bestaande aantal woningen is vastgelegd in de regels. Binnen de bouwregels is onderscheid gemaakt in hoofdgebouwen enerzijds en aan- en uitbouwen en bijgebouwen anderzijds. Uitgangspunt daarbij is dat woningen uit één bouwlaag met kap bestaan. Verder wordt uitgegaan van woningen met een maximale oppervlakte van 150 m².

Andere functies in wonen

Bij het wonen is zonder meer de vestiging van een aan-huis-verbonden beroep en bedrijfsactiviteit mogelijk. Deze functie is alleen in combinatie met de woonfunctie toegestaan en niet zelfstandig. De oppervlakte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsactiviteit is beperkt tot 50 m² en mag maximaal 30% BVO van de woning bedragen.

Bed and breakfast is mogelijk via een afwijking met een omgevingsvergunning. Hier zijn voorwaarden aan verbonden om de functie ondergeschikt te houden ten opzichte van de woonfunctie.

5.3.12 Woongebied

De bestemming 'Woongebied' is van toepassing op de 'waterstad'. Dit gebied bestaat uit een intensief, stedelijke woonmilieu, wat tot uitdrukking komt in gestapelde bouw (appartementen), maar vraagt ook een vernieuwende benadering van het grondgebonden woningtype. Intensief bouwen vraagt slim ruimtegebruik voor invulling van de gevraagde woonbehoeften. De hoofdfunctie van dit gebied is wonen, maar biedt ook mogelijkheden om (via een wijzigingsbevoegdheid) dagelijkse detailhandel en dag horeca. mogelijk te maken.

Wonen

Een groot gedeelte van het plangebied zal worden gebruikt voor de woonfunctie. Het aantal woningen is niet per deelgebied vastgelegd, maar in totaal voor de gehele fase 1 van de Middelsee. Hiermee is een goede uitwisseling van het aantal woningen binnen het plangebied mogelijk.

Andere functies in wonen

Bij het wonen is zonder meer de vestiging van een aan-huis-verbonden beroep en bedrijfsactiviteit mogelijk. Deze functie is alleen in combinatie met de woonfunctie toegestaan en niet zelfstandig. De oppervlakte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsactiviteit is beperkt tot 50 m² en mag maximaal 30% BVO van de woning bedragen.

Bed and breakfast is mogelijk via een afwijking met een omgevingsvergunning. Hier zijn

voorwaarden aan verbonden om de functie ondergeschikt te houden ten opzichte van de woonfunctie.

Bedrijvigheid

De bestemming biedt ook mogelijkheden om, via een wijzigingsbevoegdheid, aanvullende functies passend bij een dichtbebouwde woonomgeving zoals dagelijkse detailhandel en daghoreca (categorie 1) mogelijk te maken. De omvang van deze functies is beperkt tot maximaal 5, met een maximale oppervlakte van 150 m² per vestiging.

5.3.13 Leiding-Hoogspanningsverbinding

De hoogspanningsleidingen en een zone van in totaal 65 meter zijn onder deze bestemming gebracht. Binnen deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd. Door middel van een binnenplanse afwijking kunnen bouwwerken wel worden toegestaan. Hiervoor moet echter wel advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder. Ter bescherming van de hoogspanningsleiding is voor diverse werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd.

In een zone van 65 meter is, binnen de bestemming 'Gemengd', voorzien in de aanduiding 'veiligheidszone - hoogspanningsverbinding'. Deze aanduiding heeft tot doel om mogelijke gezondheidsrisico's vanwege straling van magnetische velden tegen te gaan. Het langdurig verblijven is binnen deze aanduiding niet toegestaan. Hieronder valt het gebruik als wonen of maatschappelijke voorzieningen.

Voor een zone van 125 meter geldt een indicatieve zone. Dit hoeft niet op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen te worden. Dit is niet wettelijk verplicht. Echter, vanwege het advies om nieuwe situaties waarbij kinderen worden blootgesteld aan magneetvelden met waarden hoger dan 0,4 microTesla (jaargemiddelde) zoveel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden, is hiervoor wel een regeling opgenomen. Op de bestemming Gemengd voor het deel dat binnen de indicatieve zone valt, is de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - hoogspanningsverbinding' opgenomen om de functies wonen en maatschappelijke voorzieningen uit te sluiten. Dit zijn namelijk de toegestane functies binnen Gemengd waar kinderen langdurig kunnen verblijven.

5.3.14 Leiding-Riool

De dubbelbestemming 'Leiding - Riool' is gelegd op bestaande rioolpersleidingen in het plangebied. De regeling voorziet in de aanwezigheid van de leidingen en in de bescherming ervan. Nabij de leidingen is rekening gehouden met een regeling voor een onderhoudsstrook met een breedte van 3 meter aan weerszijden van de leiding.

5.3.15 Waarde-Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waarden die in de gemeentelijke inventarisatie naar cultuurhistorie en landschap in het plangebied zijn onderkend, zijn opgenomen op de verbeelding middels de dubbelbestemming "Waarde – Cultuurhistorie". Hiermee is een beschermingsregeling voor deze elementen en structuren van kracht. We kennen een Waarde – Cultuurhistorie 1 en 2. De een heeft

een aanlegvergunningenstelsel en de andere niet

5.4 Gebiedsaanduiding

Luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebied

Er is voor gekozen om daar waar het gaat om concrete en vastliggende bouwhoogte beperkingen één gebiedsaanduiding op te nemen. Dit houdt in dat voor zover de maximale bouwhoogte voortvloeit uit de bescherming van de invliegfunnel deze is opgenomen in de aanduiding “luchtvaartverkeerzone – obstakelbeheergebied”. Wanneer echter de maximale bouwhoogte als gevolg van de invliegfunnel hoger ligt dan die op grond van het obstakelbeheergebied (45 meter) is er voor gekozen alleen de maximale bouwhoogte op grond van het obstakelbeheergebied op te nemen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

In het kader van een bestemmingsplan is het van belang om de uitvoerbaarheid na te gaan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De basis van deze ontwikkeling is vastgelegd in het Masterplan Middelsee en het stedenbouwkundig plan fase 1. Beide plannen zijn besproken met de omgeving en vervolgens vastgesteld door de gemeenteraad.

Het stedenbouwkundig plan fase 1 is verwerkt in onderhavig bestemmingsplan. Er is mogelijkheid tot inspraak geboden op het voorontwerp bestemmingsplan. Het voorontwerp heeft vanaf 12 juli 2018 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen.

Daarnaast is het plan in het kader van overleg als bedoel in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegestuurd aan een aantal (mogelijke) belanghebbende overheidsinstanties. In hoofdstuk 7 wordt hier nader op ingegaan.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter visie gelegd. Een ieder kan hierbij zijn of haar zienswijzen kenbaar maken.

6.3 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijp maken en hebben zij sturingsmogelijkheden, zodat in het geval van grondexploitatie van derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan op te stellen, tenzij voornoemde kosten “anderszins verzekerd” zijn.

Het openbaar gebied wordt door en op kosten van de gemeente ontwikkeld. De invulling met woningbouw vindt door particuliere/private partijen plaats. Tussen die partijen en de gemeente zal daaromtrent koopovereenkomsten worden gesloten, waarbij de exploitatie geheel in handen van en voor risico van de ontwikkelende partijen zal komen te liggen. De kosten van het openbaar gebied worden meegenomen in de af te sluiten exploitatieovereenkomsten. Gelet hierop is er geen aanleiding voor een kostenverhaal anderszins en hoeft er daarom geen exploitatieplan te worden opgesteld.

De gemeenteraad zal bij de vaststelling van het bestemmingsplan besluiten dat er geen exploitatieplan zal worden vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Resultaten van overleg en inspraak

7.1 Algemeen

Het voorontwerpbestemmingsplan is vanaf 12 juli 2018 voor een periode van zes weken onderwerp van overleg geweest zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het plan is hierbij voorgelegd aan de officiële overlegpartners zijnde de provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân. Daarnaast is het plan ook voorgelegd aan brandweer Fryslân, brandweer Leeuwarden, de betrokken rijksdiensten en andere belangenorganisaties waaronder de nutsbedrijven met het verzoek hier op te reageren.

7.2 Overleg

Van twee overlegpartners is een reactie ontvangen. Een samenvatting van de overlegreacties en de gemeentelijke reactie daarop is opgenomen in bijlage 13 van deze toelichting. De volledige reacties zijn opgenomen in bijlage 14.

7.3 Inspraak

Gelijktijdig met het overleg heeft er ook inspraak plaatsgevonden, derhalve van 12 juli 2018 tot en met 23 augustus 2018. Gedurende voornoemde periode zijn zes inspraakreacties ontvangen. Een samenvatting van de inspraakreacties en de gemeentelijke reactie daarop is opgenomen in bijlage 13 van deze toelichting. De volledige reacties zijn opgenomen in bijlage 15.

Hoofdstuk 8 Raadsvaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan heeft overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met ingang van 3 juni 2019 gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Binnen de hiervoor bedoelde termijn zijn 11 zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen zijn van een reactie voorzien in de Reactie- en antwoordnota zienswijzen (bijlage 16). De zienswijzen leiden wel tot een aanpassing van het bestemmingsplan. De ambtshalve wijzigingen zijn opgenomen in bijlage 17. Het bestemmingsplan is dan ook op 22 januari 2020 gewijzigd vastgesteld. Het raadsbesluit is opgenomen in bijlage 18 bij deze toelichting.