Gemeente:
Leeuwarden
Plannaam:
Leeuwarden - Drachtsterweg e.o. (incl. nieuw Aquaduct)
Status:
Vastgesteld
Statusdatum:
03-05-2012

Artikel 14 : Algemene aanduidingsregels

 

 

 

14.1 Overig - folieconstructie

  1. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van het gebied met de aanduiding "overig - folieconstructie", in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit plan, bouwwerken op te richten die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 cm onder het maaiveld.

  2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1, onder a, voor de bouw van bouwwerken voor de binnen het gebied met de aanduiding "overig - folieconstructie" voorkomende bestemmingen "Groen", "Verkeer", en "Verkeer - Verblijfsgebied" mits daardoor de folieconstructie niet kan worden beschadigd.

  3. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van het gebied met de aanduiding "overig - folieconstructie", in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit plan, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;

  2. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage;

  3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;

  5. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;

  6. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  7. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;

  8. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;

  9. het aanleggen van diepwortelende groenvoorzieningen, het planten van bomen, het aanleggen van een bos of boomgaard;

  10. het rooien van bomen, een bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;

  11. alle overige werkzaamheden die de folieconstructie kunnen beschadigen.

 

  1. De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.1, onder c, wordt slechts verleend indien:

        1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de folieconstructie niet wordt of kan worden beschadigd en

        2. de zichtlijnen naar de kantoren langs de Drachtsterweg (ten zuiden van het Van Harinxmakanaal), bij het aanleggen van groenvoorzieningen en het planten van bomen e.d., in acht worden genomen.

  2. De verboden zoals genoemd onder lid 14.1, onder a, en onder c, gelden niet voor de bouw en aanleg van het aquaduct met bijbehorende bouwwerken, werken en werkzaamheden, ten behoeve waarvan de folieconstructie wordt aangelegd.

  3. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:

    • de aanduiding "overig - folieconstructie" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien de folieconstructie niet wordt aangelegd bij de bouw / aanleg van het aquaduct.

  4. Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid genoemd onder lid 14.1, onder f, dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen.

        1. de zichtlijnen / zichtzones naar de kantoorbestemmingen langs de Drachtsterweg (ten zuiden van het Van Harinxmakanaal) dienen in acht te worden genomen, hiertoe kan een specifieke aanduiding in verband met die zichtlijnen / zichtzones op de verbeelding worden opgenomen.

        2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:

        1. de woonsituatie;

        2. het straat- en bebouwingsbeeld;

        3. de inpassing in het landschap;

        4. de verkeersveiligheid;

        5. het waterbeheer;

        6. de sociale veiligheid;

        7. de externe veiligheid, en de brandveiligheid;

        8. de milieusituatie;

        9. de archeologie;

        10. de cultuurhistorie;

        11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.