direct naar inhoud van 4.8 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.05009BP00-VG01

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

4.8.1 Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) in werking getreden. Deze nieuwe wet maakt deel uit van de (gewijzigde)Monumentenwet. De kern van de WAMZ is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De WAMZ verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, biedt het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld via het stellen van specifieke voorwaarden bij een omgevingsvergunning voor aanleg- en bouwactiviteiten.

In februari 2010 hebben Provinciale Staten de Nota Erfgoed 2010-2013 vastgesteld. In deze nota is het provinciale archeologiebeleid vastgelegd. De FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra) is hierin opgenomen als belangrijk instrument om ervoor te zorgen dat archeologie een volwaardige plaats krijgt in ruimtelijke plannen. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - vroege Bronstijd, en één voor de periode midden Bronstijd - Middeleeuwen. Op beide kaarten wordt er voor delen van het plangebied onderzoek geadviseerd.

De gemeente heeft met de beleidsnota Archeologische Monumentenzorg Leeuwarden (AMzL) 2008 - 2013 de archeologische koers voor de komende jaren uitgezet. Met een eigen archeologisch beleidsplan kiest de gemeente ervoor de eigen keuzes voor alle betrokkenen helder te maken. Ze brengt duidelijk naar voren hoe en waarom de stad zorg draagt voor haar kwetsbare bodemarchief en welke consequenties dat heeft. Dit beleid is afgestemd met de provincie, maar geeft wel een eigen invulling aan de manier waarop Leeuwarden omgaat met archeologie. In het archeologiebeleid zijn de volgende elementen van belang:

  • archeologie wordt meegenomen in nieuwe bestemmingsplannen;
  • voor het verlenen van een omgevingsvergunning wordt getoetst op archeologische waarde.

De gemeentelijke beleidskeuzen zijn weergegeven op een archeologische waardekaart, waardoor voor iedereen duidelijk wordt waar en op welke manier rekening moet worden gehouden met archeologie. In onderstaande figuur is een uitsnede van de kaart weergegeven, waarop aangegeven is welke waarden in het plangebied aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.05009BP00-VG01_0004.png"

Uitsnede van de Archeologische Waardekaart gemeente Leeuwarden

Het plangebied ligt landschappelijk gezien grotendeels op de kwelderwal ten oosten van de voormalige Middelzee. En deels in het ten oosten daarvan gelegen veengebied. Hoewel de kwelderwal van oudsher geschikt geweest is voor bewoning heeft het plangebied toch grotendeels een lage archeologische verwachting. Dit vanwege de aanwezige bebouwing die naar verwachting de bodem en daarin mogelijk aanwezige archeologische resten reeds verstoord heeft. Archeologisch onderzoek op enkele locaties binnen het plangebied hebben dit beeld bevestigd.

Het aangrenzende veengebied heeft ook een lage verwachtingswaarde omdat het van oudsher laaggelegen en nat gebied was. Echter vanaf de Romeinse tijd en met name in de Middeleeuwen heeft men toch ook dit gebied bewoond, en dan vooral de zone grenzend aan de kwelderwal. In de uiterste zuidoosthoek van het plangebied is dan ook binnen het veengebied een vindplaats van hoge archeologische waarde bekend. Dit betreft een gedeeltelijk overslibde kleine nederzetting of boerderijplaats uit de Late IJzertijd/Romeinse tijd, bekend onder landelijk monumentnummer 15015. Een zelfde type vindplaats is in 1965 aangetroffen in de noordwesthoek van het bestemmingsplangebied, in een bouwput van de huidige Coöperatieve Condens Fabriek aan de Pieter Stuyvesantweg.

Vergunningsvoorwaarden

Voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde geldt bij voorgenomen bodemverstoring geen onderzoeksplicht tenzij het een MER-plichtige ontwikkeling betreft. In gebieden met een hoge archeologische waarde geldt een onderzoeksplicht voor ingrepen dieper dan 0,50 meter en groter dan 50 m2. Ter bescherming van de aanwezige en/of verwachte archeologische waarden in deze gebieden, is een dubbelbestemming opgenomen.

4.8.2 Cultuurhistorie

Sinds 2012 moet in een bestemmingsplan ook aandacht worden besteed aan cultuurhistorie. Het gaat daarbij niet alleen om gebouwde cultuurhistorische waarden, maar ook om waardevolle landschappen.

In het plangebied zijn cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Daarbij gaat het om 1 rijksmonument en karakteristieke panden. De Potmarge is aangewezen als rijksmonument. De rijksmonumenten worden via de Monumentenwet beschermd, daarom hoeft hiervoor in het bestemmingsplan geen extra regeling opgenomen te worden. De gemeentelijke monumenten hebben ook een eigen beschermingsregime. Voor karakteristieke panden is dit anders. Deze hebben geen wettelijke bescherming en kunnen door middel van het bestemmingsplan enige bescherming krijgen. De gemeente Leeuwarden neemt karakteristieke panden op in het bestemmingsplan.

Uit cultuurhistorisch perspectief is in het bijzonder het gebiedsdeel van de industrieterreinen Oost van belang. Het andere deelgebied, de Hemrik, is aangelegd in de tweede helft van de twintigste eeuw waarbij historische structuren en elementen zijn (grotendeels) uitgewist.

De (zichtbare) ontwikkelingsgeschiedenis van het cultuurhistorisch meest interessante deelgebied is overigens relatief jong, afgezien van de Potmarge die een middeleeuwse oorsprong heeft. De ontwikkelingsgeschiedenis is eerder beschreven in 2.2.

In het gebied zijn de belangrijkste lineaire structuren van cultuurhistorisch belang; de kronkelende waterloop van de Potmarge (rijksmonument), het genoemde Nieuwe Kanaal en de waterlopen/vaarwegen van de Tijnje, de Wijde Greuns, het Woudmansdiep en de ook eeuwenoude Ouddeel/Alddiel. Daarnaast een deel van het stratenpatroon, waaronder de oorspronkelijke Tijnjestraat, die het industriegebied ontsloot (sinds 1946 De Merodestraat). En niet te vergeten de in 1866 in een strakke lijn, op een nog altijd goed herkenbaar dijklichaam aangelegde spoorlijn naar Groningen.

De karakteristieke bebouwing in het plangebied (gedeelte industrieterreinen Oost) dateert grotendeels uit de naoorlogse periode. Toch zijn her en der ook nog elementen uit de periode van het Interbellum te vinden.

Van groot belang is het industriële erfgoed tussen het kanaal en de spoorlijn naar Groningen en meteen ten zuiden van de spoorlijn aan en nabij de Pieter Stuyvesantweg. Meest in het oog springend – en ook het meest omvangrijk – zijn de fabriekscomplexen van de Condensfabriek en Koopmans. De oudste elementen hiervan dateren uit de vroege jaren-1920, de jongste, cultuurhistorisch belangwekkende onderdelen uit de jaren-1960. Maar ook verderop aan De Merodestraat zijn nog enkele, kleinschaliger monumentale gebouwen te vinden. Zuidelijker in het gebied worden in het bijzonder enige onderdelen van het complex van de waterzuiveringsinstallatie genoemd.

In het plangebied zijn enkele gebouwen aangegeven als karakteristieke bebouwing. De volgende adressen zijn concreet aangewezen:

  • De Merodestraat ong. (2 abri's op treinhalteplaats);
  • De Merodestraat 1 c.a. (fabriekscomplex Condensfabriek);
  • Pieter Stuyvesantweg 3 c.a. (laboratorium en fabriekscomplex condensfabriek);
  • De Merodestraat 3 (fabriekscomplex Koopmans);
  • De Merodestraat 40 (woonhuis);
  • De Merodestraat 41 (fabrieksgebouw);
  • Greunsweg 78 (onderdelen rioolwaterzuiveringsinstallatie).

Enkele van de cultuurhistorische waardevolle objecten bij de Merodestraat zijn in de bij dit bestemmingsplan opgenomen.