direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Leeuwarden - Industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.05009BP00-VG01

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Fryslân 2007 “Om de kwaliteit fan de romte”

In het Streekplan Fryslân 2007 wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de provincie aangegeven. Leeuwarden wordt daarin omschreven als de historische en culturele hoofdstad van Fryslân.

De stad is in het Streekplan aangemerkt als één van de stedelijke bundelingsgebieden. Het is centraal gelegen in de provincie en heeft een stedelijke uitstraling met diverse soorten bedrijvigheid en allerlei (hoog)stedelijke voorzieningen die voor heel Fryslân van betekenis zijn. Het is eveneens dé banenmotor van Fryslân: circa 25% van de totale Friese werkgelegenheid is in Leeuwarden geconcentreerd.

Met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit op bedrijvenlocaties meldt het Streekplan dat het voor een efficiënt ruimtegebruik van belang is dat de bestaande bedrijvenlocaties benut worden alvorens nieuwe bedrijvenlocaties ontwikkeld worden. Als gevolg van verandering van de aard of van de benodigde ruimte van de werkfuncties, kan via herstructurering mogelijk ruimte gevonden worden. Het Streekplan biedt dus ruimte voor opwaardering en kwaliteitsverbetering van bestaande industrieterreinen.

Het vestigingsbeleid van het Streekplan biedt voor Leeuwarden ruimte aan alle genoemde vormen van bedrijvigheid, waaronder ook perifere detailhandel. Het gaat hier om de volgende branches uit de groepen dagelijks en niet-dagelijks (semi)doelgericht: supermarkten, detailhandel in auto's, caravans en tenten, boten, keukens, meubelen, bouwmaterialen, plant en dier, fietsen en autoaccessoires en brandbare of explosiegevaarlijke stoffen. Hieronder valt ook detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van industrie en ambacht. Uitbreiding van de perifere detailhandel met andere branches is alleen mogelijk in Leeuwarden, gelet op de omvang en de status als centrale stad.

3.2.2 Verordening Romte Fryslân

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het gaat vooral om beleid in het Streekplan Fryslân 2007, het Derde provinciale Waterhuishoudingsplan 2010-2015 en het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan.

Uitgangspunt is dat de verordening niet meer regelt dan noodzakelijk is. Wat in andere regelgeving al goed geregeld is, wordt in de verordening niet over gedaan. Verder is bij de wijze van regeling rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk. Toekomstig nieuw provinciaal beleid kan via een herziening van de verordening doorwerken. De verordening is daarmee dynamisch en wordt regelmatig aangepast.

Voor het plangebied zijn in de verordening geen specifieke regels opgenomen. Wel zijn de volgende aspecten van belang:

  • Het volledige plangebied binnen het bestaand stedelijk gebied is opgenomen. Verdere invulling ervan is - binnen de kaders van de verordening en het bestemmingsplan - daarmee toegestaan.
  • De spoorlijn Leeuwarden-Groningen valt onder grootschalige infrastructuur. Het behoud ervan is gewenst.
  • De Greuns, De Tijnje en Het Nieuwe Kanaal vallen onder grootschalige infrastructuur en vaarweg met een CEMT klasse III, IV en Va. Het behoud hiervan is van belang. De provinciale vaarwegenverordening geeft regelingen over het omgaan met vaarwegen waarvoor een CEMT klasse geldt, daarbij gaat het om maximaal toegelaten afmetingen voor onder meer schepen. Hier wordt in 4.6 verder op ingegaan.
  • In het plangebied zijn drie locaties aanwezig waar sprake is van een hoge archeologische waarde ('streven naar behoud', FAMKE). Het beleid is gericht op het behoud van deze archeologische waarden. In 4.8 wordt hierop verder ingegaan.

Daarnaast is het onderdeel "Werken en mobiliteit" uit de verordening van belang. Voor bedrijventerreinen geeft de provincie aanwijzingen voor regels rondom toegestane bedrijvigheid. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen regionaal centrum, bedrijfsconcentratiekern en overige kern. In het plangebied is sprake van een regionaal centrum. In een ruimtelijk plan voor een regionaal centrum zijn niet toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 1.200 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 10.000 m²;
  • een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied.

Dit bestemmingsplan sluit waar dit nodig is de bovenstaande voorwaarden uit.

Het onderdeel "Werken en mobiliteit" is ook van toepassing waar het gaat om het toelaten van detailhandel op de bedrijventerreinen van dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan wordt, op het terrein de Hemrik, (perifere) detailhandel in ABC-goederen toegestaan. In de bestaande situatie is hiervan al veel aanwezig, bijvoorbeeld autobedrijven aan de Jupiterweg en Uranusweg. Daarnaast zijn deze grotere detailhandelsvestigingen niet wenselijk in het kernwinkelgebied van Leeuwarden. De schaal en aard van de bedrijven passen wel bij de maat van de stad, maar niet in het kernwinkelgebied in het centrum.

De ruimtelijke verordening geeft voor het plangebied geen andere van belang zijnde uitgangspunten.

3.2.3 Structuurvisie Windstreek 2012

In deze structuurvisie legt de provincie het ruimtelijke beleid voor windmolens vast. Voor dit ruimtelijke beleid is het belang van het opwekken van windenergie afgewogen tegen andere belangen zoals ruimtelijke kwaliteit, natuur, leefomgeving etc. Windstreek 2012 is opgesteld naar aanleiding van een evaluatie van het eerder opgestelde Windstreek 2000. Bij deze structuurvisie is een nadrukkelijke relatie gelegd met de structuurvisie Wind op Land van het rijk. Met het beleid draagt de provincie voor windenergie bij aan de ambitie van 6.000 MW windenergie op het land van het rijk. Het beleid wordt ingebracht bij het opstellen van de structuurvisie die het rijk ontwikkelt voor Wind op het land.

Met het oog op de doelstellingen voor het opwekken van duurzame energie en de doelstelling voor de ruimtelijke kwaliteit in Fryslân heeft de provincie zich als doel gesteld om binnen de provinciale zoekgebieden windenergie te laten doorgroeien naar een opgesteld vermogen van minimaal 400 MW in 2022. Grotere windparken hebben daarbij de voorkeur. Daar waar het binnen alle af te wegen randvoorwaarden mogelijk is om binnen de aangewezen zoekgebieden te komen tot een groter opgesteld vermogen, wordt dit nagestreefd. Het huidige opgesteld vermogen in Fryslân is 160 MW. Leeuwarden is niet aangewezen als een zoekgebied voor een groter windpark.

De provincie richt zich vooral op de realisatie van grotere windparken in de zoekgebieden. De overige (solitaire) windturbines die in Fryslân aanwezig zijn, mogen worden vervangen door nieuwe turbines, maar het aantal mag niet toenemen.

Wel is het gemeentelijk beleid inzake windmolens, zoals dat is vastgesteld door de raad bij besluit van 18 december 2006, in stand gelaten. In dit beleid is een mogelijkheid opgenomen om 5 windturbines te bouwen op het zuidoostelijke deel van De Hemrik.

Om de sanering van bestaande windmolens voor de ontwikkeling van nieuwe windparken te begeleiden onderzoekt de provincie samen met het Platform Duurzaam Fryslân (PDF) de mogelijkheden voor een windbank. De windbank kan een hulpmiddel zijn om bestaande windmolens te waarderen en te koppelen aan nieuwe projecten.