direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Uitwerking Skoatterwâld, Middenzone Oost, deel 2
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.SkoatterwaldMZ02-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Heerenveen werkt aan de realisering van een nieuw woongebied "Skoatterwâld" dat is gelegen aan de oostzijde van Heerenveen. De 1e fase van Skoatterwâld, een groot deel van de 2e fase en een deel van de 3e fase zijn inmiddels gerealiseerd. Er zijn inmiddels totaal ruim 1.500 woningen gerealiseerd in Skoatterwâld (stand van zaken maart 2019).

De ontwikkeling van fase 2 en fase 3 is planologisch geregeld in het bestemmingsplan Heerenveen - Skoatterwâld 2e en 3e fase (vastgesteld op 16 juli 2018). Dit bestemmingsplan maakt de bouw van circa 780 tot 890 woningen mogelijk, grotendeels door middel van een uit te werken bestemming Wonen - uit te werken.

Ook voor de nog niet ontwikkelde uitwerkingslocatie ten oosten van de MFA De Spil is de bestemming Wonen - uit te werken van toepassing. Er zijn plannen om hier 38 woningen te realiseren.

Deze ontwikkeling is niet bij recht toegestaan conform het geldende bestemmingsplan. De gemeente Heerenveen verleent medewerking aan deze ontwikkeling door de bestemming uit te werken. Hiervoor is dit uitwerkingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

In figuur 1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op het gewenste stedenbouwkundig ontwerp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.SkoatterwaldMZ02-VG01_0001.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.SkoatterwaldMZ02-VG01_0002.png"

Figuur 1. Ligging plangebied (Bron: Google Maps)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Heerenveen - Skoatterwâld 2e en 3e fase'. In dit bestemmingsplan hebben de gronden van het plangebied de bestemming 'Wonen - Uit te werken' en geldt de aanduiding 'overige zone - aantal woningen gebied 3a'. Ter plaatse van deze aanduiding mogen minimaal 191 en maximaal 231 woningen gerealiseerd worden.

Op basis van de huidige bestemming 'Wonen - Uit te werken' is het niet direct mogelijk om woningen te bouwen. Deze bestemming moet uitgewerkt worden ten behoeve van woningen. Hiervoor gelden de volgende uitwerkingsregels:

  • a. in het oostelijk uitwerkingsgebied zal een centrale ontsluitingsweg worden aangelegd die het uitwerkingsgebied in noord-zuidelijke richting doorsnijdt. Hierdoor zal een verbinding ontstaan tussen de Domela Nieuwenhuisweg en de Oranje Nassaulaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'water' zullen de gezamenlijke bestemmingsvlakken voor ten minste 30% worden aangewend voor water;
  • c. bij de inrichting van het uitwerkingsgebied zal op basis van een uit te voeren ecologisch onderzoek moeten worden aangetoond dat er ten aanzien van de beschermde soorten geen significante effecten optreden dan wel (mitigerende) maatregelen worden genomen voor de aangetroffen beschermde soorten.

Daarnaast gelden de volgende bouwregels:

Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte. Voor onderhavig plangebied geldt een maximal bouwhoogte van 15 meter;
  • de dakhelling bedraagt ten hoogste 60°.

Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 100 m²;
  • de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • de dakhelling bedraagt ten hoogste 60°.

Bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.

Voor de gewenste planologische situatie stelt de huidige bestemming het verplicht om de bestemming uit te werken ten behoeve van een woonbestemming met bouwmogelijkheden. Daarmee kan de bestemming worden uitgewerkt op basis van een verkaveling in een woonbestemming. Hiervoor dient een uitwerkingsplanprocedure te worden doorlopen. Dit plan geeft een invulling aan de uitwerkingsplicht. In hoofdstuk 2.4 wordt ingegaan op de daarvoor geldende voorwaarden.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit uitwerkingsplan is als volgt opgezet: in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit uitwerkingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en ontwikkelingen

2.1 Huidige situatie plangebied

De gronden van dit uitwerkingsplan liggen in de Middenzone van de woonwijk Skoatterwâld, die is gelegen aan de oostzijde van Heerenveen. De gronden, onbebouwd, zijn in de huidige situatie in afwachting van de ontwikkeling van woningbouw. De gronden hebben in de huidige situatie dan ook geen functie. Een luchtfoto van de huidige situatie is weergeven in figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.SkoatterwaldMZ02-VG01_0003.png"

Figuur 2. Luchtfoto huidige situatie

2.2 Stedenbouwkundige onderlegger

De bestaande noord-zuid gerichte oriëntatie van het landschap is de belangrijkste onderlegger voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur van Skoatterwâld. Deze komt naar voren in de groen-, water- en bebouwingsstructuur van de nieuwe wijk, waarbij de groen- en waterstructuur het raamwerk vormen waar de bebouwing zich naadloos in voegt.

In de verkaveling van het gebied is rekening gehouden met de openheid van het (oorspronkelijke) gebied. De voorzieningenzone ligt centraal in het plan en dwars op de noord-zuid gerichte verkaveling. Deze zone wordt begrensd door een tweetal oost-west gelegen vaarten.

De gemeente Heerenveen heeft een stedenbouwkundig plan voor dit gebied opgesteld. Dit plan vormt de basis voor de stedenbouwkundige uitwerking van de 2e en 3e fase van Skoatterwâld. Het verkavelingsplan is opgenomen in figuur 3. (De donkerrode woningen zijn op dat moment (september 2018) al gebouwd, de lichtrode zijn de nog te bouwen woningen. Ook met de gronden van onderhavig uitwerkingsplan is rekening gehouden in het verkavelingsplan. Het plangebied is met een oranje cirkel aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.SkoatterwaldMZ02-VG01_0004.png"

Figuur 3. Verkavelingsplan (september 2018) 2e en 3e fase Skoatterwâld

2.3 Beschrijving initiatief

Het plan is om in totaal 38 sociale huurwoningen onderverdeeld in 5 blokken van rijwoningen. In figuur 4 is een uitwerking van het stedenbouwkundig plan opgenomen. Hierbij is rekening gehouden met de ontwikkelrichting die de gemeente in het document ontwikkelingsstrategie Skoatterwâld bepaald heeft voor het specifieke deelgebied waar onderhavig plangebied deel van uit maakt. Voor een nadere beschrijving wordt verwezen naar paragraaf 3.3.3. Onderhavig plangebied ligt in het gebied 'De Vaarten' (Middenzone Oost).

Uitgangspunt voor dit deel van de Middenzone ('de Vaarten') is het realiseren van stedenbouwkundige eenheden (blokken) die met de representatieve zijde naar het openbaar gebied zijn gericht. Bovendien is het streven om de blokken te omgeven door kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte die vooral is (in)gericht voor voetgangers en fietsers. De structuur van het gebied is gekoppeld aan de beide vaarten langs de noord- en zuidzijde van het gebied. De Middenzone onderscheidt zich zo van het wonen langs de lanen en singels in andere delen van de wijk.

De verkaveling is daarom zo opgezet dat de entreezijde van woningen aan de buitenzijde van het blok ligt, ontsloten door voetpaden.

Ten zuiden van het bouwblok ligt de zuidelijke vaart met aan de zuidzijde de doorgaande fietsroute oost-west door Skoatterwâld. Door de zuidelijke rand volledig met de voorzijden van woningen op de vaart te richten, wordt de oost-west richting van de vaart benadrukt, en de fietsroute begeleid door een representatieve wand.

Rondom het bouwblok liggen brede grasbermen met geclusterde en solitaire boombeplanting. Dit inrichtingsprincipe zal worden doorgezet in de directe omgeving en sluit bovendien aan op de parkstrook aan de westzijde van het plangebied.

Parkeren

Parkeren is gesitueerd aan de binnenzijde van het blok, aan de achterzijde van de woningen. Met 58 parkeerplaatsen wordt een iets hogere norm voor de sociale huurwoningen gehanteerd (normaal 1,3; hier 1,5). Achtergrond is dat hiermee op het binnengebied altijd ruim voldoende plaats is voor auto's, ook bij een iets hogere parkeerdruk. Het omliggende openbaar gebied kan zo worden vrijgehouden van (parkerende) auto's. De ontsluiting voor autoverkeer sluit aan op de reeds aangelegde bouwweg voor het project De Creek, ten westen van dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.SkoatterwaldMZ02-VG01_0005.png"

Figuur 4 Stedenbouwkundig plan Zwanenburg

2.4 Toetsing aan uitwerkingsregels

Het belangrijkste uitgangspunt voor dit uitwerkingsplan is het bieden van een planologische regeling waarbinnen de in paragraaf 2.3 beschreven ontwikkelingen mogelijk zijn. Aan de uitwerking van de bestemming is een aantal voorwaarden verbonden. In deze paragraaf vindt een toetsing van de voorwaarden, die voor de bestemming 'Wonen - Uit te werken' gelden, plaats.

  • 1. In het oostelijk uitwerkingsgebied zal een centrale ontsluitingsweg worden aangelegd die het uitwerkingsgebied in noord-zuidelijke richting doorsnijdt. Hierdoor zal een verbinding ontstaan tussen de Domela Nieuwenhuisweg en de Oranje Nassaulaan.

Grenzend aan de oostkant van het plangebied is de bovengenoemde centrale ontsluitingsweg reeds aangelegd. In dit uitwerkingsplan hoeft met de uitwerkingsregel derhalve geen rekening gehouden te worden.

  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'water' zullen de gezamenlijke bestemmingsvlakken voor ten minste 30% worden aangewend voor water.

De gronden van het wijzigingsplan zijn niet voorzien van de aanduiding 'water'. In dit uitwerkingsplan hoeft met de uitwerkingsregel derhalve geen rekening gehouden te worden.

  • 3. Bij de inrichting van het uitwerkingsgebied zal op basis van een uit te voeren ecologisch onderzoek moeten worden aangetoond dat er ten aanzien van de beschermde soorten geen significante effecten optreden dan wel (mitigerende) maatregelen worden genomen voor de aangetroffen beschermde soorten.

Voor de ontwikkeling is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 1 aan de toelichting toegevoegd. Er is geen knelpunt ten aanzien van beschermde soorten, mits wordt voldaan aan de voorwaarde dat nesten en broedgevallen van vogels niet worden verstoord of aangetast.

  • 4. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

    • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 15 meter;
    • b. de dakhelling bedraagt ten hoogste 60°.

Er worden rijenwoningen gebouwd in twee bouwlagen waarvan de goothoogte maximaal 6 meter bedraagt en de dakhelling maximaal 60°. Dit bouwvolume past binnen de gegeven uitwerkingsregels.

  • 5. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

    • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 100 m²;
    • b. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
    • c. de dakhelling bedraagt ten hoogste 60°.

De regels voor bijbehorende bouwwerken worden afgestemd op de algemeen geldende erfbebouwingregeling van de gemeente. Deze passen binnen de gegeven uitwerkingsregels.

  • 6. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

    • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
    • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.

De regels van dit uitwerkingsplan worden afgestemd op de algemene regeling voor erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken die voor woningen geldt. Dit past binnen de gegeven uitwerkingsregels.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk worden relevante planologische beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau beschreven. Deze beleidskaders zijn richtinggevend voor het nieuw op te stellen uitwerkingsplan.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR, maar stelt ook regels die in uitwerkingsplannen moeten worden opgenomen. Met het voorliggende uitwerkingsplan zijn geen rijksbelangen in het geding.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit uitwerkingsplan wordt getoetst aan deze nieuwe regeling, die inhoudt dat de toelichting bij ruimtelijke plannen dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Binnen de regio Zuidoost Friesland, die de gemeenten Smallingerland, Ooststellingwerf, Weststellingwerf, Opsterland en Heerenveen omvat, zijn woningbouwafspraken gemaakt, die instemming hebben van Gedeputeerde de Staten van Fryslân. De woningbehoefte voor de regio en de verschillende gemeenten is gerelateerd aan de bevolkings- en huishoudensprognose Fryslân uit 2017, waar voor de gemeente Heerenveen van 2016 tot 2026 in de bouw van 1.313 woningen wordt voorzien. De regionale woningbouwafspraken betreffen zowel binnenstedelijk gebied als uitleggebied.

Onderhavig uitwerkingsplan betreft een uitwerking die passend is binnen de plancapaciteit van ruim 2.500 woningen voor heel Skoatterwâld. Uit het beleid van de gemeente dat is beschreven in paragraaf 3.3, blijkt dat er in Skoatterwâld een blijvende behoefte is aan woningen. Daarmee mag worden aangenomen dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. De actuele behoefte kan niet volledig binnen bestaand stedelijk gebied ontwikkeld worden. Derhalve wordt de uitbreidingslocatie Skoatterwâld ontwikkeld.

3.2 Provinciaal beleid

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 21 februari 2018 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Volgens de verordening valt de locatie van het uitwerkingsplan binnen het bestaand stedelijk gebied (definitie 1.15 en bijlage 3K kaart begrenzing stedelijk gebied). Voor de toepassing van het gemeentelijke woonplan wordt de locatie echter gezien als buitenstedelijk gebied, aldus de toelichting (hoofdstuk 3) op de Verordening Romte.

In de regionale woningbouwafspraken is voor de kern Heerenveen vastgelegd, dat tot 2016 maximaal 70% van het woningbouwprogramma buitenstedelijk wordt gerealiseerd.  

In artikel 3 van de verordening is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan, dat de schriftelijk instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Hiervan mag afgeweken worden indien het woningbouwproject niet meer dan 11 woningen bevat en gelegen is binnen bestaand stedelijk gebied. In onderhavige situatie is sprake van 38 sociale huurwoningen. In de volgende paragraaf wordt beschreven dat het plan binnen het woonplan van de gemeente past. Aanvullend hierop is de gemeente op dit moment bezig met het actualiseren van zijn woningbouwprogramma op basis van de regionale afspraken die in februari 2019 zijn gemaakt. Daarbij wordt er rekening mee gehouden dat de locatie is aangemerkt als buitenstedelijk. De te realiseren capaciteit valt binnen de gemaakte regionale afspraken.

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurplan Heerenveen (1993)

In het “Structuurplan Heerenveen” uit 1993 wordt reeds uitgegaan van de ontwikkeling van woningbouw aan de oostzijde van Heerenveen. Daarbij is aangegeven dat de start van deze ontwikkeling niet voor het jaar 2010 werd verwacht. In 1994 is echter besloten de realisatie van Skoatterwâld aanzienlijk te vervroegen, omdat de woningbehoefte en de feitelijke bouwproductie veel groter was dan voorzien. Ook het veiligstellen van de tijdige beschikbaarheid van voldoende gedifferentieerde bouwlocaties was voor de gemeente de aanleiding voor het nemen van dit besluit.

3.3.2 Structuurplan Skoatterwâld (1998)

Het Structuurplan Skoatterwâld, dat de gemeenteraad vaststelde in 1998, bevat een strategie voor de inrichting van het gebied waarbij de vroegtijdige aanleg van natuur- en bosgebied het kader vormt voor een woningbouwontwikkeling waarvan tempo, volgorde en regelmaat niet met zekerheid zijn te voorspellen. De bij de aanvang van de ontwikkeling uit te voeren ingrepen dienen dan ook waardescheppend en duurzaam te zijn.

In het Structuurplan Skoatterwâld zijn de uitgangspunten met betrekking tot de structuur, het programma en de beoogde ruimtelijke kwaliteit voor de wijk Skoatterwâld, neergelegd. Het structuurplan geeft een beeld van de inrichting van Skoatterwâld in de eindsituatie. In het structuurplan worden de plaats, de omvang en het karakter van de structurerende elementen van de wijk weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.SkoatterwaldMZ02-VG01_0006.png"

Figuur: Plankaart beeldvorming Structuurplan Skoatterwâld

3.3.3 Ontwikkelingsstrategie Skoatterwâld

Op 18 december 2017 stelde gemeenteraad een ontwikkelingsstrategie vast voor Skoatterwâld. De gemeenteraad constateert dat na de dip in de woningbouw tijdens de crisis het bouwvolume weer aantrekt. In Skoatterwâld waren in december 2017 circa 1.300 woningen gebouwd en konden nog circa 1.000 woningen worden gerealiseerd. Dit betekent dat in Skoatterwâld nog een groot aantal woningen kan worden gebouwd. De locaties voor deze woningen zijn voor een groot deel opgenomen in uit te werken bestemmingen. Dit betekent dat de gemeente ruim keus heeft uit locaties in Skoatterwâld, waarvoor uitwerkingen kunnen worden vastgesteld om aan de vraag naar nieuwe woningen te voldoen.

In het document Ontwikkelingsstrategie Skoatterwâld geeft een overzicht van de stand van zaken voor de ontwikkeling van Skoatterwâld. Zowel fase 1 als fase 2 zijn nagenoeg gerealiseerd. In de 3e fase van Skoatterwâld is de ontwikkeling goed zichtbaar. Ruim 100 woningen zijn gebouwd en worden bewoond. Een deel is nog in aanbouw. De start van de 3e fase kenmerkt zich door een fors accent op woningen in het lagere segment. Zowel rijwoningen in de koop als een flink aantal (beleggers)huurwoningen. De markt is vervolgens flink aangetrokken.

Bij de start van de ontwikkeling van de 3e fase is de keuze gemaakt om door te blijven gaan op een hoog kwaliteitsniveau. De kwaliteit van de hoofdstructuur en het groen in de lanen en singels speelt daarin een grote rol. Voor verschillende gebieden in de wijk is een ontwikkelrichting bepaald per deelgebied. Onderhavig plangebied ligt in het gebied 'De Vaarten (Middenzone Oost).

Uitgangspunt is het voortzetten van het waterrijke karakter, gekoppeld aan de twee oost-west gelegen vaarten (en fietsroutes), met een van de overige delen van Skoatterwâld afwijkende woonkwaliteit. De dwarsrichting langs de vaarten wordt in de ruimtelijke opzet benadrukt. De Middenzone is bedacht als een intensievere zone waar voorzieningen zijn gelegen, centraal in de wijk. Daarbij passen compactere

woonmilieus met afwijkende woontypologieën (anders dan het wonen langs de lanen en wonen langs de singels). Hier is ruimte voor een gemengd woonprogramma, in een wat hogere dichtheid, op relatief compacte kavels. Deze dichtheid wordt gecompenseerd door een aantrekkelijke en ruim bemeten openbare ruimte.

Onderhavig uitwerkingsplan vormt één van de uitwerkingen die in het geldende bestemmingsplan zijn opgenomen. De te bouwen woningen voldoende aan de huidige vraag vanuit de markt. In paragraaf 2.3 is reeds beschreven dat het beoogde stedenbouwkundig plan aansluit op de ontwikkelrichting zoals beoogd voor de 'De Vaarten' Middenzone Oost.

3.3.4 Woonvisie gemeente Heerenveen 2015-2020

Het in werking treden van de gewijzigde Woningwet per 1 juli 2015 en ontwikkelingen op de woningmarkt vormden aanleiding voor het vaststellen van een nieuwe woonvisie. In deze visie 'nieuwe stijl' zijn concrete prestatieafspraken gemaakt met woningbouwcorporaties en huurdersorganisaties over de opgaven in de sociale huursector. in de visie staan 4 thema's centraal:

  • 1. De match tussen vraag en aanbod: naar een optimale woningvoorraad;
  • 2. Goed wonen voor iedereen: betaalbaarheid en beschikbaarheid van woningen;
  • 3. Kwaliteit en Verduurzaming: naar een duurzame woningvoorraad;
  • 4. Wonen, zorg en welzijn: aandacht voor vergrijzing en kwetsbare groepen.

Uitbreiding met nieuwbouw (vooral koopwoningen) vindt alleen op bestaande uitbreidingslocaties plaats (Skoatterwâld en in Tjalleberd (De Eide) en Nieuwehorne (De Fjilden). Met het oog op de doorstroming wil de gemeente het aanbod voor hogere inkomens verder verruimen door het aanbieden van ruime kavels in Skoatterwâld.

Dit uitwerkingsplan voorziet in nieuwbouw van 38 sociale huurwoningen op de bestaande uitbreidingslocatie Skoatterwâld.

Woningbouwprogramma 2014-2020 (peildatum 01-09-15)

Binnen de regio Zuidoost Friesland, die de gemeenten Smallingerland, Ooststellingwerf, Weststellingwerf, Opsterland en Heerenveen omvat, zijn woningbouwafspraken gemaakt, die instemming hebben van Gedeputeerde de Staten van Fryslân. De woningbehoefte voor de regio en de verschillende gemeenten is gerelateerd aan de bevolkings- en huishoudensprognose Fryslân uit 2017, waar voor de gemeente Heerenveen van 2016 tot 2026 in de bouw van 1313 woningen wordt voorzien. De regionale woningbouwafspraken betreffen zowel binnenstedelijk gebied als uitleggebied.

De regionale woningbouwafspraken betreffen zowel binnenstedelijk gebied als uitleggebied, en zijn kaderstellend voor de gemeentelijke woningbouwprogrammering. Het woningbouwprogramma van Heerenveen bestaat voor circa 70% uit locaties binnen bestaand stedelijk gebied, waar sprake is van inbreiding, transformatie of wijkvernieuwing. Voor Heerenveen geldt de afspraak dat binnenstedelijk plafondloos kan worden gebouwd. Voor de toepassing van het gemeentelijke woonplan wordt de locatie gezien als buitenstedelijk gebied. In de regionale woningbouwafspraken is voor de kern Heerenveen vastgelegd, dat tot 2016 maximaal 70% van het woningbouwprogramma buitenstedelijk wordt gerealiseerd.  

Het woningbouwprogramma 2014-2020 is op 9 september 2014 vastgesteld door het college van B&W. In dit programma wordt de stand van zaken van het woningbouwprogramma peildatum 1 september 2015 aangegeven. Het woningbouwprogramma 2014-2020 geeft een overzicht van de realiseerbare capaciteit in verschillende deelgebieden in de gemeente. De 38 woningen die in dit uitwerkingsplan worden mogelijk gemaakt zijn in het woningbouwprogramma opgenomen.

Aanvullend hierop is de gemeente op dit moment bezig met het actualiseren van zijn woningbouwprogramma op basis van de regionale afspraken die in februari 2019 zijn gemaakt.

3.3.5 Welstandsnota 2016

De ‘Welstandsnota 2016’ is vastgesteld door de gemeenteraad van Heerenveen op 21-12 2015. Bouwplannen worden getoetst aan redelijke eisen van welstand, op grond van de welstandsnota. Het welstandsbeleid is een onderdeel van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente. Welstand is niet alles bepalend, maar doet mee in het geheel. Het belang van een goede ruimtelijke structuur staat voorop. De vormgeving van bouwplannen draagt hier aan bij. Uitgangspunt voor het welstandsbeleid is 'loslaten waar het kan, sturen waar nodig'.

De welstandsnota bevat een gebiedsindelingskaart. Gebieden zijn zodanig begrensd, dat er sprake is van een bepaalde mate van ruimtelijke samenhang, en daarmee een bepaald eigen karakter, vaak samenhangend met ontstaan, functie en ligging van een gebied. De gebiedenkaart verbeeldt de structuur / opbouw van Heerenveen en sluit nauw aan bij andere instrumenten voor ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Per gebied is een beleidsintentie geformuleerd. Daarnaast zijn per gebied welstandscriteria opgesteld. De beleidsintentie en de welstandscriteria samen vormen als het ware de leidraad waarlangs de beoordeling van een bouwwerk plaatsvindt.

Ten behoeve van de welstandsnota is een welstandsniveauskaart opgesteld. Hierbij is gekeken waar de ruimtelijke kwaliteit van gebieden in belangrijke mate door de bebouwing wordt bepaald (welstand gaat immers over bouwen). In die gebieden ligt het voor de hand de karakteristiek van die bebouwing in een bepaalde mate te beschermen en/of de ontwikkeling van een dergelijke karakteristiek te stimuleren. In grote lijnen is de insteek dat gebieden met veel kwaliteit en veel kansen, om meer sturing vragen dan gebieden met een basiskwaliteit of waar weinig dynamiek heerst. In de welstandsnota wordt gewerkt met drie niveaus: 1 – regulier, 2 – licht en 3 - luw (alleen excessen). Alle drie de welstandsniveaus komen voor. Daarnaast zijn er beeldkwaliteitsplannen opgesteld voor specifieke onderdelen.

Het plangebied maakt volgens de gebiedsindeleing kaart deel uit van het 'Middenzone Skoatterwâld'. De middenzone van Skoatterwâld vormt het hart van de woonwijk. Samen met het reeds gerealiseerde voorzieningeneiland (met o.a. MFA), vormt de hele middenzone van Skoatterwâld de verbindende schakel tussen het dynamisch en publieke deel van de plaats Heerenveen (centrum en sportstad), en de bijzondere kwaliteiten van het historische waardevolle Het Oranjewoud en het museum Belvédère. De architectuur is eigentijds, waarbij de gebouwen met kwalitatief hoogwaardige materialen en detaillering zijn uitgewerkt.

De beleidsintentie voor dit gebied is als volgt omschreven: Met het oog op de publieke ligging tussen Sportstad en Het Oranjewoud, dient de bebouwing een representatief karakter te hebben. Streven is de stedelijk beleving van dit verbindende gebied te versterken. Dit impliceert sterke hoofdlijnen en een afgewogen detaillering, die de grote lijnen van het ontwerp ondersteunt.

De welstandscriteria zijn in algemene zin als volgt geformuleerd:

  • het uiterlijk en de uitstraling van het bouwwerk moet een positieve bijdrage leveren aan de gewenste kwaliteit van het gebied als verbindingsschakel;
  • de bebouwing vormt een sterk samenhangend geheel en heeft een heldere eenduidige uitstraling;
  • de architectuur toont zich eigentijds / modern en helder in de bestaande omgeving;
  • nieuwbouw heeft een hoogwaardige uitstraling in kleur-/materiaalgebruik en detailniveau.

In het kader van een goede ruimtelijke structuur wordt het ontwerp aan de welstandscommissie voorgelegd.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

In onderstaande paragrafen wordt een overzicht gegeven van de voor het nieuw op te stellen uitwerkingsplan relevante milieuaspecten. Milieuaspecten zijn een belangrijk onderdeel van de belangenafweging die ten grondslag ligt aan het uitwerkingsplan. Eventuele milieuaspecten kunnen, voorzover mogelijk en noodzakelijk, vertaald worden in de regeling van dit uitwerkingsplan.

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs uit te sluiten is.

In de omgeving van het plangebied overheerst de woonfunctie.

In een straal van 150 meter tot het plangebied komen geen bedrijfsactiviteiten voor. Ten oosten van het plangebied ligt het centrum. Hier komen functies uit milieucategorie 2 voor. Hierbij hoort een richtafstand van 30 meter. De conclusie is dat aan de richtafstand wordt voldaan.

Als gevolg van de ontwikkeling worden dus geen bedrijven in hun bedrijfsvoering beperkt en ter plaatse van de geprojecteerde woningen is sprake van een goed woonklimaat. Er is in de beoogde situatie dan ook sprake van een verantwoorde milieuzonering.

4.2 Ecologie

Het plangebied is getoetst aan de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Voor de ontwikkeling is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 1 aan de toelichting toegevoegd. Er is geen knelpunt ten aanzien van beschermde soorten, mits wordt voldaan aan de voorwaarde dat nesten en broedgevallen van vogels niet worden verstoord of aangetast.

Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het plangebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van het NatuurNetwerk Nederland (NNN) valt. Het uitwerkingsplan maakt geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor Natura 2000- gebieden in de omgeving (zie bijlage 2).

4.3 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones of bij bepaalde veranderingen aan de weg zelf (zoals het verhogen van de maximumsnelheid of het uitbreiden van het aantal rijstroken) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Voor de wegen in de omgeving geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Het plangebied ligt dus niet binnen de geluidszone van wegen. Ook ligt het plangebied niet binnen de geluidszone van de A32.

Ten zijde van het opstellen van het geldende bestemmingsplan heeft een akoestisch onderzoek plaats gevonden. Uit het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd blijkt dat het plangebied buiten de 48 dB contour ligt. Aan de voorkeursgrenswaarde wordt derhalve voldaan. Nader onderzoek is niet nodig.

Daarnaast betreffen de wegen in het plangebied wegen die geen belangrijke ontsluitende functie hebben. Deze zijn relatief rustig, met een te verwachten lage verkeersintensiteit. Door de beperkte breedte van de weg en diverse snelheid beperkende maatregelen zijn de snelheden relatief laag. Het vaststellen van een hogere waarde en/of een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Daarnaast dient ook een binnenwaarde van 33 dB te worden gegarandeerd bij de omgevingsvergunning aanvraag voor de woningen. Doordat de toekomstige woningen voldoen aan de minimale eisen ten aanzien van geluid vanuit het bouwbesluit, zal sprake zijn van een goed binnenwaarde niveau.

4.4 Bodem

Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Het plangebied is in het kader van de geldende bestemmingsplannen geschikt bevonden voor woningbouw. In dat kader zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd, waaruit is gebleken dat in algemene zin sprake is van slechts lichte overschrijdingen van de streefwaarden. Dat betekent dat de bodemkwaliteit toereikend is voor woningbouw, maar dat afgevoerde grond niet overal kan worden toegepast.

Daarnaast is een geactualiseerd bodemonderzoek (zie bijlage 3) uitgevoerd. Doel van het onderzoek was het actualiseren van de milieuhygiënische kwaliteit van de boven- en ondergrond. Op grond van het onderzoek is beoordeeld of er belemmeringen zijn voor de overdracht en/of herontwikkeling van onder andere de percelen in het plangebied. Op basis van de resultaten van het huidige en voorgaande bodemonderzoek kan gesteld worden dat:

  • er op basis van de onderzoeksresultaten geen milieuhygiënische beperkingen zijn voor de geplande eigendomsoverdracht;
  • er geen risico's aanwezig zijn voor mens en milieu ten gevolge van de bodemverontreiniging en de locatie geschikt is voor het beoogde gebruik (wonen).

Het aspect bodem staat de vaststelling van het uitwerkingsplan derhalve niet in de weg. Wel dient ten tijde van een omgevingsvergunningsaanvraag voor het onderdeel bouwen de bodemkwaliteit opnieuw in kaart te worden gebracht middels het aanleveren van een verkennend bodemonderzoek.

4.5 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het uitwerkingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.


Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20190116-2-19615). De watertoets inclusief uitgangspuntennotitie is als bijlage 4 bij de toelichting toegevoegd. De uitkomst is dat de normale procedure moet worden gevolgd.

Hoofdwateren

Het plangebied ligt binnen de beschermingszone van een hoofdwater. Dit water heeft een beschermingszone van 5 meter. Met dit uitwerkingsplan wordt rekening gehouden met deze zone. Binnen deze zone wordt dan ook geen bebouwing voorzien.

Waterafvoer/berging

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater.

De ontwikkeling die met dit uitwerkingsplan mogelijk gemaakt wordt, voorziet in een toename aan verharding van circa 5.000 m2. Het uitwerkingsplan maakt deel uit van de ontwikkeling van de woonwijk Skoatterwâld. In dit kader is voor de gehele woonwijk een waterhuishoudkundige structuur ontwikkeld. Het bestemmingsplan 2e en 3e fase Skoatterwâld bevat een waterparagraaf,

met een uitgebreide onderbouwing van en toelichting op de waterstructuur van Skoatterwâld (zie figuur 4). Het Wetterskip Fryslân stemde in met de waterparagraaf. De voorliggende uitwerking blijft binnen de kaders van de waterparagraaf van het bestemmingsplan.

Klimaatadaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voorgenoemd advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden.

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt rioolwater via een nieuw rioleringsstelsel aangesloten op het gemeentelijk riool. Uitgangspunt is dat dit voldoende capaciteit heeft voor de extra woningen. Schoon hemelwater wordt afgekoppeld op het hemelwaterriool.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure: Het wateraspect wordt gecommuniceerd met de ontwikkelaar en geldt als uitgangspunt voor de uitvoering van het plan.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

In het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorische objecten. Wel zeggen de stedenbouwkundige structuren van de wijk, die vooral tot uiting komen in door de wegen en waterlopen benadrukte noordwest-zuidoost gerichtheid van het gebied, iets over de historie van Heerenveen.


Met de stedenbouwkundige opzet is rekening gehouden met de verkavelingsrichting. Hierdoor wordt geen afbreuk gedaan aan de structuren in de omgeving. Het is dan ook niet noodzakelijk om nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.7 Archeologie

In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Heerenveen wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Overeenkomstig het advies op grond van FAMKE is in 2005 ten behoeve van het bestemmingsplan voor de 2e en 3e fase voor de uitbreiding van Skoatterwâld een inventariserend archeologisch veldonderzoek in het plangebied verricht. De resultaten daarvan zijn opgenomen in het rapport “Heerenveen, Skoatterwâld; Een inventariserend Archeologisch Veldonderzoek 2005-03/7” (mei 2005). Het onderzoek heeft geresulteerd in het aangeven van enkele terreindelen, waarbinnen geldt dat het uitvoeren van werkzaamheden in de bodem ten behoeve van het bouwrijpmaken van het terrein en/of de voorbereiding van de bouw van de woningen en andere bouwwerken, uitsluitend mag plaatsvinden onder archeologische begeleiding.

De provincie Fryslân voert samen met de gemeente Heerenveen een archeologische verdiepingsslag uit op het grondgebied van de gemeente Heerenveen. In dat kader zijn de resultaten van het eerder genoemde onderzoek voor Skoatterwâld nogmaals tegen het licht gehouden. De provincie is van mening dat uit het onderzoek geringe aanwijzingen voor de aanwezigheid van eventuele archeologische waarden naar voren komen. De provincie acht deze aanwijzingen te gering om archeologische begeleiding te adviseren. Met andere woorden: de provincie acht het niet nodig om in het bestemmingsplan regels te verbinden ter bescherming van de archeologie in het bestemmingsplangebied. Onderzoek is hierdoor niet nodig. Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor dit uitwerkingsplan.

4.8 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Dit geldt onder ander voor een woningbouwproject met minder dan 1.500 woningen. Dergelijke projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden en dragen 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging. Bovendien is de lucht in Heerenveen schoon en worden geen grenswaarden overschreden.

Daarnaast heeft in het kader van het geldende bestemmingsplan een luchtkwaliteitsonderzoek plaats gevonden. Uit het onderzoek blijkt dat de berekende jaargemiddelde concentraties voor de stoffen NO2, PM10, PM2,5, in de drie zichtjaren op alle onderzochte locaties aan de wettelijke grenswaarden voldoen. De conclusie is dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt het volgende:

Risicorelevante inrichtingen

Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedszone van risicovolle inrichtingen vallen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedszone van vervoer van gevaarlijke stoffen valt.

Buisleidingen

Er zijn geen buisleidingen in de omgeving van het plangebied aanwezig die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De dichtstbijzijnde buisleiding ligt op circa 1.000 meter ten oosten van het plangebied. De invloedszone van deze buisleiding overlapt de planlocatie niet waardoor deze buisleiding de beoogde ontwikkeling niet belemmerd.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt voor dit uitwerkingsplan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.

4.10 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische opzet

5.1 Algemeen

Het uitwerkingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2008 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit uitwerkingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het uitwerkingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Verbeelding

Het uitwerkingsplan gaat vergezeld met een verbeelding. Op deze verbeelding is het plangebied met het toekomstige bouwvlak en bestemming weergegeven. Voor dit gebied vervangt het uitwerkingsplan de bestemming 'Wonen - Uit te werken' van de gronden in het bestemmingsplan Heerenveen - Skoatterwâld 2e en 3e fase. Na onherroepelijk worden van het uitwerkingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Heerenveen - Skoatterwâld 2e en 3e fase.

5.3 Regels

Voor de woningen in het plangebied is de bestemming 'Wonen -4' opgenomen. Hierbij is rekening gehouden met de uitwerkingsregels zoals genoemd in paragraaf 1.3. Verder blijft de aanduiding 'overige zone - aantal woningen gebied 3a' van toepassing. Ter plaatse van deze aanduiding mogen minimaal 191 en maximaal 231 woningen gerealiseerd worden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een uitwerkingsplan. Deze is gedeeltelijk aangetoond in de voorgaande paragrafen. Ook spelen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid een rol.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

De gronden zijn eigendom van de gemeente. De ontwikkeling vindt plaats binnen de kaders van de grondexploitatie Skoatterwâld. Een anterieure overeenkomst is derhalve niet nodig. De gemeente verkoopt de gronden aan de ontwikkelaar. Hierdoor wordt anderszins voorzien in het verhalen van de gemeentelijke kosten.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is overleg gevoerd met de betrokken adviespartners en overheden. Daarnaast heeft, overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening, het voorontwerp voor een ieder ter inzage gelegen. Daarnaast werd op 6 mei 2019 een inloopbijeenkomst gehouden in De Spil. De inloopbijeenkomst werd bezocht door drie belangstellenden. Deze stonden positief tegenover de plannen.

Daarnaast is één inspraakreacties binnengekomen. De samenvatting en de reactie hiervan is hieronder weergeven. De inspraakreactie heeft niet geleid tot het aanpassen van het uitwerkingsplan. Er is daarnaast een overlegreactie (zie bijlage 5) ingekomen van de provincie (Gedeputeerde Staten van Fryslân). De inspraakreactie heeft geleid tot een tekstuele aanpassing van paragraaf 3.1 en 3.2.

Samenvatting inspraakreactie

  • Inspreker meent te bespeuren dat, nu de laatste fasen van de bouw van deze wijk ingaan, er wordt afgeweken van de oorspronkelijke opzet.
  • Er wordt afgeweken van de verdeling van de huizen. Er worden nu relatief (veel) meer goedkopere huizen (rijwoningen) gebouwd en de waterpartijen aan de randen van de wijk en deelplannen lijken te worden verkwanseld, ten faveure van zoveel mogelijk huizen op de nog beschikbare grond. De percentagegewijze verdeling (30-30-30) als uitgangspunt was toch ook mooi evenwichtig? Het zou jammer zijn als er in de wijk een onevenwichtig stuk ontstaat met relatief de goedkoopste bouw. Dit is voor niemand leuk. Het leukste is om gemengd (30-30-30) te wonen. Dit is één van de uitgangspunten van Skoatterwâld. De gemeente en de andere partijen zouden hier aan vast moeten houden en niet te bang zijn.
  • Deze afwijking van de oorspronkelijke uitgangspunten is mogelijk ingegeven door commerciële belangen op korte termijn van de partijen die deelnemen. Wij denken dat de gemeente voet bij stuk moet houden en de lange termijn belangen moet verdedigen. Dat belang is (1) een fraaie en prettige wijk voor alle geledingen van de bevolking; (2) een uithangbordje van de gemeente Heerenveen vanwege de oorspronkelijk gewaagde architectonische opzet; (3) een fraaie waterpartij aan de rand van de wijk met een relatief grote publieke ruimte.

Beantwoording inspraakreactie

De gemeente neemt hieromtrent het volgende in overweging:

  • Woningbouwontwikkeling

Voor Skoatterwâld is vanaf het begin uitgegaan van een gedifferentieerd woonmilieu. Dit biedt de mogelijkheid voor alle (inkomens)groepen om een plek te vinden in de wijk. Daarbij wordt globaal uitgegaan een verdeling van 30% goedkope woningen, 30% middensegment, 30% duur segment en 10% appartementen. Na de crisis was er een vergrote vraag naar woningen in het goedkopere segment. Dit heeft ertoe geleid dat, in de bouwstromen in de periode 2014 – 2017, een groter aantal woningen in het lagere segment is ontwikkeld. Het aandeel rijenwoningen bedroeg in deze periode circa 40%. In reactie op de daarna aantrekkende markt zijn in de verdere ontwikkeling op een tweetal locaties extra particuliere kavels toegevoegd, in de plaats van projectmatige ontwikkelingen. Inmiddels is er sprake van een versterkte ontwikkeling van woningbouw in het duurdere segment, ondermeer langs de Regentesselaan en ten zuiden van de Oranje Nassaulaan.

In december 2017 stelde de gemeenteraad de Ontwikkelstrategie Skoatterwâld vast. Hierin bevestigt de gemeenteraad de gewenste mix aan woningbouwtypologieën. Daarbij moet wel de demografie in ogenschouw worden genomen, zo is er sprake van toename van het aantal 1- en 2- persoonshuishoudingen, en neemt het aantal gezinnen iets af.

Per saldo hebben dus economie en demografie invloed op de feitelijke ontwikkeling van Skoatterwâld, maar wordt de gewenste mix van woningtypes blijvend nagestreefd.

  • Middenzone

Het project wordt ontwikkeld in de Middenzone van Skoatterwâld. Hier wordt volgens het geldende bestemmingsplan uitgegaan van compactere woningbouw. De bouwhoogte mag ten hoogste 15,00 m bedragen en het de capaciteit van de nog te ontwikkelen delen van de Middenzone bedraagt ten minste 191 en ten hoogste 231 woningen. In beginsel zou appartementenbouw mogelijk zijn, maar daar is in Skoatterwâld minder vraag naar. Daarom is een project voorbereid van rijenwoningen met een eigentijdse uitstraling, zeer duurzaam, met laag energieverbruik.

  • Inrichting openbare ruimte

Er worden geen concessies gedaan ten aanzien van het areaal openbare ruimte. In Skoatterwâld is een hoofdstructuur gekozen met een tweetal moderne landgoederen aan de zuidzijde, met van zuid naar noord lopende groenzones. Aan de oostzijde wordt een brede groennatte buffer aangehouden ten opzichte van de Woudsterweg en het parkgebied Oranjewoud. Deze is deels reeds gerealiseerd, in samenhang met de parkinrichting rondom het museum Belvedère.

De Middenzone kent een menging van rijenbouw, appartementen en halfvrijstaande woningen. Het beoogde project voegt zich binnen dit karakter. Als onderdeel van de ontwikkeling wordt de waterloop langs de zuidzijde van project verbreed. Langs de westzijde scheidt een groenzone (uitloper Heerenwoud), met een breedte variërend van 45 tot 70 m, het project van het in ontwikkeling zijnde woonproject De Creek. Deze groenzone wordt ter weerszijden begeleid door waterlopen met een breedte variërend van 7,00 m tot 12,00 m.

Zienswijze

Vervolgens is het ontwerpuitwerkingsplan voor zes weken ter inzage gelegd (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode is aan een ieder de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Er zijn geen zienswijzen binnengekomen.

Beroep

Het uitwerkingsplan is vervolgens (gewijzigd) vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 17 september. Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.