direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Locatie Flaeijelfeest Oudehorne/Nieuwehorne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.BPNflaeijel-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en planvoornemen

Het Flaeijelfeest in Nieuwehorne is van een kleinschalig dorpsfeest inmiddels uitgegroeid tot een erkend evenement dat ieder jaar zo'n 25.000 bezoekers trekt. Het is een van de grootste evenementen in de gemeente Heerenveen. Het Flaeijelfeest vindt jaarlijks plaats in het laatste weekend van september, met daaraan voorafgaand de donderdag en de vrijdag, op de landerijen rond de onverharde Buitenweg (bij nr 16) in Nieuwehorne (gemeente Heerenveen).

De laatste jaren wordt het steeds lastiger om op de huidige locatie de logistiek soepel te laten verlopen en de veiligheid van alle bezoekers en medewerkers te kunnen waarborgen. Mede op verzoek van de gemeente Heerenveen zijn dit dan ook de voornaamste redenen dat het bestuur van de stichting Flaeijelfestiviteiten op zoek is gegaan naar een mogelijke andere locatie voor het jaarlijks terugkerende evenement.

Afweging locatie
De Flaeijel organisatie heeft in samenspraak met de gemeente vier mogelijke locaties onderzocht. De eerste locatie is de hoek Buitenweg/Oldeberkoperweg. Deze locatie is om een aantal redenen ongeschikt bevonden. Er is te weinig ruimte voor verschillende parkeerterreinen in de omgeving. Daarnaast ligt deze locatie vlakbij een provinciale weg, dit brengt gevaren en problemen mee op het gebied van verkeersveiligheid. Ook is dit ook de startlocatie van de optocht, dit brengt problemen met vermenging van verkeersstromen met zich mee.

De tweede onderzochte locatie is de kruising Jan K. Bosmalaan/Buitenweg. Deze locatie is ongeschikt bevonden, omdat bij deze locatie alle aanrijroutes bestaan uit smalle wegen. Daarnaast ligt het perceel naast de evenementenlocatie te laag, dit betekent dat niet direct naast de evenementenlocatie kan worden geparkeerd.

De Houtwallen Katlijk is de derde locatie die is onderzocht. Deze locatie ligt in Katlijk en niet in Oude- of Nieuwehorne. Dit is volgens de Flaeijel organisatie ongewenst, aangezien het evenement ooit is begonnen als een plaatselijk dorpsfeest. Daarnaast geeft de situering van deze locatie problemen met betrekking tot de aan- en afvoer van materialen.

De vierde onderzochte locatie is de in het bestemmingsplan aangegeven locatie. Er is voor deze locatie gekozen, omdat deze locatie een mogelijkheid geeft om vlak naast het evenemententerrein te parkeren. Daarnaast geeft deze locatie de mogelijkheid tot het maken van een verkeersluw gebied rondom het evenemententerrein, door de parkeerterreinen op de zaterdag overdag verder weg te situeren. De gekozen locatie is een ruime locatie, zodat ook een ruimere opzet van het Flaeijelfeest mogelijk is.

Door het bestuur van de Flaeijel is gekozen om de verkenning naar een nieuwe locatie als organisatie te maken en niet met het hele dorp; de afweging daarbij was dat er genoeg kennis en kunde in de organisatie zelf aanwezig is om mogelijke locaties te herkennen en daarbij een afweging te kunnen maken over de pro's en contra's van de verschillende opties. Voor de organisatie kwam de onderhavige locatie als beste optie uit de bus. Criteria in de afweging waren onder andere logistiek, veiligheid van bezoekers/omwonenden en verkeer, genoeg ruimte voor parkeren, situering ten opzichte van het dorp, etc.

Opstellen van bestemmingsplan
Het bestuur heeft na een uitgebreide afweging van alle mogelijkheden een nieuwe passende locatie gevonden op de landerijen gelegen aan de Buitenweg/Sevenaerpad in Oudehorne. Om de nieuwe situatie mogelijk te maken moet voor deze locatie een bestemmingsplan worden opgesteld waarin het nieuwe planologisch-juridisch kader voor de percelen wordt vastgelegd.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten zuiden van de Buitenweg te Oudehorne. Ten westen wordt het terrein begrensd door het Sevenaerpad, ten oosten door een bosgebied van Staatsbosbeheer en ten zuiden door een watergang met wandelpad.

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een aantal agrarisch gebruikte percelen die ten tijde van het veldbezoek in gebruikt waren als grasland, akker met aardappels en kale akker. Door het plangebied heen liggen van noordwest naar zuidoost een houtsingel met wandelpad en een onderbroken houtsingel. In het plangebied is geen permanent oppervlaktewater aanwezig.

De exacte ligging en begrenzing van het plangebied blijkt uit de verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNflaeijel-VG01_0001.jpg"

Figuur 1. Ligging van het plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan omvat de volgende percelen: 712 tot en met 720 en 1377, sectie M onder de kadastrale gemeentecode MDM02 (Mildam).

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNflaeijel-VG01_0002.jpg"

Figuur 2. Begrenzing van het plangebied

1.3 Geldend juridisch-planologisch kader

Het geldende juridisch-planologisch kader ter plaatse is het bestemmingsplan Buitengebied 2007 van de gemeente Heerenveen (vastgesteld d.d. 25-06-2007).

De gronden zijn bestemd als 'Agrarisch gebied I'. Uit de omschrijving wordt duidelijk dat deze bestemming is gericht op agrarisch gebruik en het behoud van de openheid. De aanwezige houtwallen hebben de aanduiding houtwal/houtsingel en zijn bedoeld voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtwallen en houtsingels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNflaeijel-VG01_0003.jpg"

Figuur 3. Fragment van de plankaart uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2007'. In de figuur staat 'Oudehorne', dit moet 'Nieuwehorne' zijn

1.4 Strijdigheid en medewerking gemeente

De gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik. Een groot jaarlijks evenement wordt binnen de bestemmingsregels niet zonder meer toegestaan. Op de verbeelding en in de regels van het geldende bestemmingsplan is op de huidige locatie wel een aanduiding en een regeling voor een evenemententerrein opgenomen. Dat zou ook wenselijk zijn voor de nieuwe locatie.

Daarom wil de gemeente Heerenveen in beginsel medewerking verlenen aan een nieuw bestemmingsplan voor de nieuwe locatie, waarmee een dergelijk evenement ook planologisch goed kan worden geborgd. In dit nieuwe bestemmingsplan is het nieuwe planologisch-juridisch kader voor de percelen vastgelegd.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 nader ingegaan op het planvoornemen. Hoofdstuk 3 omvat het geldende en relevante ruimtelijke overheidsbeleid in het plangebied. Een beschrijving van de omgevingsaspecten betreffende de planologische en milieukundige randvoorwaarden volgt daarop in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 betreft de toelichting op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan en de hiervoor te volgen procedure. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik als agrarische grond. Voor het grootste gedeelte van het jaar zal dat ook in de nieuwe situatie het geval zijn. Gedurende een periode van maximaal 3 weken zal het plangebied gebruikt worden ten behoeve van het jaarlijkse evenement.

Kenmerken van het jaarlijkse evenement in het plangebied:

  • een grote groep bezoekers reist per fiets, auto en openbaar vervoer naar het evenemententerrein en heeft hiervoor een parkeerplek nodig;
  • geluid en daarmee samenhangende trillingen worden geproduceerd;
  • licht wordt geproduceerd;
  • het terrein wordt ingericht met tijdelijke faciliteiten ten behoeve van het festival, zoals podia, horecavoorzieningen en sanitaire voorzieningen.

Met de nieuwe locatie is meer ruimte beschikbaar voor het evenement. De opzet zou daarmee ruimer kunnen zijn dan in de huidige situatie. Dat is wenselijk, omdat de huidige situatie te krap wordt. De nieuwe locatie geeft ook veel beter de mogelijkheid om vlak naast het evenemententerrein te parkeren. Er is overigens nadrukkelijk niet de intentie om te groeien als festival (door meer 'attracties', etc). Er is een tijd geweest dat het evenement ieder jaar groter werd. De laatste jaren is er in de bezoekersaantallen weinig tot niks veranderd.

De organisatie wil graag de 'feeling' met het dorp en het gezellige gevoel van de nabijheid van het dorp behouden.

Inrichting terrein
Figuur 4 geeft een beeld van de toekomstige situatie met een opzet van de inrichting gedurende het evenement. De organisatie wil graag de tent en de andere activiteiten op één terrein inrichten. Het podium wordt richting de Tjongervallei geplaatst, zodat het geluid minder richting de bebouwing gaat. Tussen de Buitenweg en de feesttent wordt een plein van stalen rijplaten gecreëerd. Op deze manier kan de aan- en afvoer van materialen op een gemakkelijke, maar ook een veilige manier worden gerealiseerd. Het terrein aan de andere kant van de houtsingel wordt gebruikt als parkeerterrein.

Specifieke tijdelijke maatregelen zoals de exacte inrichting van een terrein (opstelling activiteit en publiek) in verband met veiligheid, e.d. zijn zaken die in de openbare ruimte via de APV en de evenementenvergunning geregeld worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNflaeijel-VG01_0004.jpg"

Figuur 4. Indeling van het plangebied in de nieuwe situatie gedurende een evenement

Activiteiten
Op het terrein wordt het Flaeijelfeest georganiseerd. Het zwaartepunt ligt op de zaterdag met een eendaags openluchtmuseum gecombineerd met een boerenoptocht over een route van circa 4 kilometer (buiten het plangebied). Op donderdag-, vrijdag- en zaterdagavond is er over het algemeen sprake van een muziekprogramma in een feesttent.

Overzicht bezoekers
Voor de komende jaren wordt uitgegaan van een maximaal aantal bezoekers van 25.000 voor het gehele evenement. Dit maximale aantal bezoekers is vastgelegd in de bestemmingsregels van het voorliggende bestemmingsplan. In 2019 ging het om de volgende bezoekersaantallen:

  • donderdagavond: 1.500;
  • vrijdagmiddag: 500;
  • vrijdagavond: 3.000;
  • zaterdag overdag: 12.000;
  • zaterdagavond: 4.500;
  • zondagochtend: 200;
  • zondagmiddag: 500.

Verkeersveiligheid en parkeren
Ten aanzien van verkeer en parkeren is door de Parkeercommissie en het bestuur van de stichting Flaeijelfeesten een verkeersplan opgesteld voor de duur van het evenement.

Rijroutes/toelevering
De Buitenweg wordt, gedurende het evenement (behalve zaterdag overdag), afgesloten van gemotoriseerd verkeer. Op de verschillende avonden en de vrijdagmiddag kunnen auto's worden geparkeerd op het parkeerterrein naast de evenementenlocatie. Auto's hebben via het Sevenaerpad toegang tot dit parkeerterrein. De Buitenweg wordt afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Fietsers en voetgangers worden juist over de Buitenweg geleid, zodat de verschillende verkeersstromen zich niet met elkaar vermengen. Het gehele gebied rond de evenementenlocatie wordt op de zaterdag overdag verkeersluw gemaakt. Dit betekent dat auto's alleen de parkeerterreinen kunnen bereiken. Voor auto's die op parkeerterrein 1 direct naast de evenementenlocatie willen parkeren, wordt éénrichtingsverkeer ingesteld tussen het Sevenaerpad en de Jan K Bosmalaan. Hoe de rijroutes zijn tijdens de op- en afbouwfase en tijdens het evenement is duidelijk gemaakt in figuur 5. Dit staat ook in het verkeersplan beschreven (Bijlage 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNflaeijel-VG01_0005.jpg"

Figuur 5. Rijroutes toelevering en bezoekers

Ten aanzien van een (grootschalig) evenement speelt veiligheid een belangrijke rol. Hulpdiensten moeten altijd kunnen passeren. De veiligheidsregio Fryslân heeft over deze veiligheidsaspecten advies uitgebracht (Bijlage 3). Dit advies wordt betrokken in een veiligheidsplan, dat in het kader van een evenementenvergunning wordt opgesteld. Figuur 5 geeft o.a. aan de aanrijroutes, vluchtroutes en parkeerterreinen weer.

Parkeren
Op de verschillende avonden en de vrijdagmiddag kunnen auto's worden geparkeerd op het parkeerterrein naast het evenemententerrein (oostzijde plangebied). Auto's hebben via het Sevenaerspad toegang tot dit parkeerterrein. De parkeerterreinen 2 tot en met 6 worden alleen op de zaterdag overdag gebruikt. Dat is de drukste dag van het evenement. Zaterdag overdag worden maximaal circa 10.000 auto's op enig moment verwacht. Hiervoor dient voldoende parkeergelegenheid te zijn. De capaciteit van het parkeerterrein binnen het plangebied is circa 4.500 auto's. Met de overige parkeerterreinen (P1 t/m P6) kan dit worden opgevangen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten passen binnen wetten, regels en beleid van het Rijk, de provincie, eventueel regionaal gevoerd beleid op intergemeentelijk niveau en de gemeente.

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13-03-2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Hierin is de visie van het Rijk op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader voor rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een selectieve inzet van het rijksbeleid waarbij 13 nationale belangen aan de orde zijn die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening; het Kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. De nationale belangen hebben betrekking op zaken als werelderfgoed, de ecologische hoofdstructuur (EHS), primaire waterkeringen en ruimtelijke belangen van defensie. In het plangebied zijn dergelijke belangen niet aanwezig.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 07-12-2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd. Uit het Barro blijkt dat voor het planvoornemen en het plangebied geen sprake is van specifieke aspecten van nationaal belang. Wel geldt bij elk ruimtelijk plan nationaal belang 13 met betrekking tot zorgvuldig ruimtegebruik.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Nationaal belang 13 van de SVIR van het Rijk vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Artikel 3.1.6, lid 2 Bro schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijk plan, waar een nieuwe stedelijke ontwikkeling mee mogelijk wordt gemaakt, aan de Ladder moet voldoen. De tekst uit het Bro luidt als volgt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien." Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

Gelet op het planvoornemen in de toekomstige situatie (agrarische bestemming met aanduiding voor evenemententerrein) in relatie tot het huidige gebruik van het plangebied (agrarische bestemming) en het ontbreken van bebouwing (het juridisch-planologisch ruimtebeslag) mag er vanuit worden gegaan dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Met het planvoornemen hoeft niet van een nieuw beslag op de ruimte te worden gesproken. Het planvoornemen is derhalve niet ladderplichtig bevonden en de laddertoets is daarom verder niet doorlopen.

Het plan past binnen de wetten, regels en het beleid van het Rijk.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het op 13-12-2006 vastgestelde Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit van de romte'. In het streekplan is de visie van Provinciale Staten op het ruimtelijk beleid van de provincie weergegeven. Centraal in het streekplan staat het begrip ruimtelijke kwaliteit. Hiermee bedoelt de provincie dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde worden toegevoegd aan de omgeving. Deze drie waarden waarborgen op de langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. De provincie wil deze doelstellingen koppelen aan een krachtige sociaaleconomische ontwikkeling in een leefbare omgeving.

Grutsk op 'e romte
Provinciale Staten hebben op 26 maart 2014 het document Grutsk op ‘e Romte als thematische structuurvisie over landschap en cultuurhistorie vastgesteld. In deze thematische structuurvisie zijn landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd en gewaardeerd. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, inspireren en adviseren. Op deze wijze verwacht Provinsje Fryslân de doorwerking van provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie te borgen.

Verordening Romte Fryslân 2014 (geactualiseerd 2018)
Op 21-02-2018 is de wijzigingsverordening Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze wijzigingsverordening is een hernieuwde vaststelling van de verordening uit 2014. In de verordening zijn concrete regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen (uit het streekplan, maar ook daarna opgestelde structuurvisies) doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. In de verordening is onder meer de grens tussen het bestaand stedelijk gebied en landelijk gebied vastgelegd. In stedelijk gebied bestaat een grotere mate van beleidsvrijheid wat betreft de ruimtelijke ordening dan in het landelijk gebied.

Provincie Fryslân heeft in de provinciale ruimtelijke verordening geen specifieke regels opgenomen met betrekking tot het kunnen organiseren van evenementen. Het plan is niet strijdig met regels uit de Verordening Romte Fryslân. Het past binnen de kaders die de provincie heeft gesteld aan ruimtelijke ontwikkelingen.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Algemene Plaatselijke Verordening

Voor het organiseren van evenementen is de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van belang. In de APV stelt gemeente regels op op het gebied van openbare orde en veiligheid onder meer omtrent het organiseren van evenementen en de vergunningplicht voor evenementen.

3.3.2 Evenementenbeleid gemeente Heerenveen

Het Evenementenbeleid Heerenveen gaat in op de beoordelingsfactoren voor vergunningverlening, het voorkomen en beperken van geluidsoverlast, en de openbare orde en veiligheid.

Bepalingen voor evenementen
Voor het organiseren van evenementen in het algemeen zijn in principe de bepalingen van afdeling 7 ‘Evenementen’ uit de APV van toepassing. Daarnaast zijn aanvullend ook andere bepalingen uit de APV van toepassing in bepaalde situaties.

Voor grootschalige evenementen is een (jaarlijkse) evenementenvergunning verplicht. In bijlage 3 van het Evenementenbeleid Heerenveen is een protocol opgenomen die de werkwijze met betrekking tot evenementenvergunningen verduidelijkt (Bijlage 4).

Eindtijden
Voor het Flaeijelfeest worden in het evenementenbeleid van Heerenveen de volgende eindtijden gehanteerd:

  • Eindtijden muziek: 02:00 uur;
  • Eindtijden tappen/evenement: Eindtijd tap 04:00 uur.

Geen geluidsnorm en strikte hantering eindtijden in de buitendorpen
De voorgaande normering en strikte handhaving van eindtijden geldt niet voor evenementen in de buitendorpen/buitengebied. Tijdens de inspraakperiode van het aangehouden concept evenementenbeleid (2011) is een zienswijze ingekomen uit de buitendorpen. De strekking was dat evenementen in de buitendorpen doorgaans door eigen inwoners worden georganiseerd en dat de acceptatiegraad van deze evenementen groot is. Er wordt alleen op eindtijden gehandhaafd op basis van klachten (piepsysteem). Het muziekniveau wordt op de drukste dag (zaterdagavond-nacht) van 2.00 tot 3.00 uur gereduceerd tot 50% teneinde een geleidelijke afvloeiing te realiseren. Zo kan worden voorkomen dat alle bezoekers tegelijkertijd naar huis gaan, wat voor veel overlast zou zorgen.

Het plan is in overeenstemming met het evenementenbeleid van de gemeente Heerenveen. Het plan is ook niet strijdig met ander gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voor een planvoornemen blijken. Uitgangspunt is dat er een goede omgevingssituatie bestaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden voortkomend uit de omgevingsaspecten voor het plangebied beschreven en beoordeeld op eventuele beperkingen voor het planvoornemen.

4.1 Bedrijfshinder

Kader
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, als uitgangspunt van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen hinderveroorzakende functies, zoals bedrijven en voorzieningen, en hindergevoelige functies, zoals woningen, noodzakelijk. Bij de ruimtelijk-functionele afstemming hiervan kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten in gebieden met functiescheiding (omgevingstype 1: rustige woonwijk dan wel rustig buitengebied). De grootst aangegeven afstand is bepalend.

Als aan de gestelde richtafstanden wordt voldaan, is op die punten sprake van een goede ruimtelijke ordening. De genoemde maten zijn evenwel richtinggevend en met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken. De richtafstanden zijn overigens niet alleen gekoppeld aan de milieucategorie van een te beoordelen bedrijf/voorziening maar ook aan de karakterisering van de omgeving. Zo kan in geval van een gemengd gebied (omgevingstype 2), waar sprake is van functiemenging in plaats van functiescheiding, worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. Hiertoe kan de minimale richtafstand met één afstandsstap worden verkleind.

Toetsing
Een geldend bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader van functies, bebouwing en werkzaamheden die in de verschillende op de verbeelding aangegeven bestemmingen zijn toegelaten. Voor het plangebied (omgevingstype 1: rustig buitengebied) is het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 van belang. Het bestemmingsplan maakt geen hinderveroorzakende functie mogelijk zoals bedrijven en voorzieningen genoemd in de richtafstandenlijst van VNG. Ook worden met het voorliggende bestemmingsplan geen hindergevoelige functies mogelijk gemaakt. Belemmeringen ten aanzien van bedrijvenhinder en milieuzoneringen zijn in voorliggend plan dan ook niet aan de orde.

4.2 Geluid

Wettelijk kader
Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen moet in het kader van de Wet ruimtelijke ordening worden beoordeeld in hoeverre sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening'. Voor evenementengeluid bestaat geen wettelijke geluidsnormering. Gemeenten hebben de bevoegdheid en een zekere mate van beoordelingsvrijheid om vast te stellen welke geluidsniveaus zij op deze locatie aanvaardbaar vinden. De gemeente Heerenveen heeft voor het buitengebied geen maximale geluidsnorm vastgesteld ten aanzien van evenementen. De organisatie dient eventuele geluidhinder zoveel mogelijk te beperken. Met nieuwe geluidstechnieken kan het geluid in een feesttent zodanig worden beperkt dat het geluid niet te ver buiten de tent draagt. De organisatie zal hier dan ook gebruik van maken.

Onderzoek
Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen zal een akoestisch onderzoek moeten aantonen dat het plan geen onevenredige hinder van geluid veroorzaakt. Na het opstellen van het concept-ontwerpbestemmingsplan is er een akoestisch onderzoek uitgevoerd door de FUMO. De resultaten van dit onderzoek zijn bijgevoegd bij de toelichting (Bijlage 5).

Uit het rapport van de FUMO blijkt dat de maximale geluidsbelasting op de gevel van de woning waar de geluidsbelasting het hoogst zal zijn, de maatgevende woning, 75 dB(A) zal bedragen. In een bestemmingsplan dat een evenement mogelijk maakt, zoals het Flaeijelfeest, moet de afweging gemaakt worden of een dergelijke geluidsbelasting vanuit een goed woon- en leefmilieu aanvaardbaar is.

Bij de afweging van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting kan aansluiting gezocht worden bij de landelijk gedragen nota "Evenementen met een luidruchtig karakter". Deze nota heeft als doel om geluidhinder voor omwonenden van een evenemententerrein zo veel mogelijk te beperken. De nota is opgesteld door de Inspectie Milieuhygiëne Limburg en heeft geen wettelijke status. Wel kan deze nota als hulpmiddel worden gebruikt. In de nota wordt gesteld dat deze gebruikt kan worden door gemeenten die nog niet aan het ontwikkelen van geluidbeleid zijn toegekomen en dat deze nota daarvoor een handreiking is, waarbij criteria worden gegeven die een belangenafweging in deze moeilijke materie mogelijk maakt.

Toetsing
De gemeente Heerenveen kent geen normen voor geluidsbelasting vanwege evenementen ten aanzien van de verschillende dorpen. De nota kan voor het bepalen van normen als leidraad gebruikt worden. In de nota "Evenementen met een luidruchtig karakter" wordt uitgegaan van een acceptabel geluidniveau van 75 dB(A) ter plaatste van de gevel van woningen van derden. Volgens de nota is een dergelijk geluidsniveau tot 01.00 uur aanvaardbaar. Op het Flaeijelfeest wordt op de vrijdag- en de zaterdagavond tot 02.00 geluid op dit niveau geproduceerd, een uur langer dan de nota "Evenementen met een luidruchtig karakter" aanvaardbaar acht. Het Flaeijelfeest is een door de dorpen Oude- en Nieuwehorne en de lokale gemeenschap breed gedragen feest met een lange traditie. Al jaren is het de gewoonte om op het Flaeijelfeest gedurende twee avonden tot 02.00 uur muziek van een bepaald geluidsniveau te produceren.

Gelet op het voorgaande en het feit dat het om slechts twee dagen per jaar gaat, wordt het aanvaardbaar geacht om gedurende deze twee dagen een maximaal geluidsniveau van 75 dB(A) tot 02.00 uur toe te staan. Naast de grenswaarde van 75 dB(A) wordt ook een dB(C) norm opgenomen voor laagfrequent geluid, oftewel basgeluid. Op basis van de "Richtlijn muziekspectra horecabedrijven" van de Nederlandse Stichting Geluidshinder kan uit worden gegaan van 14 dB tussen de dB(A) en de dB(C) norm. In ontwerp-bestemmingsplan wordt een maximaal geluidniveau opgenomen van 75 dB(A) en 89 dB(C).

Om te kunnen voldoen aan de bovenstaande niveaus op de maatgevende woning is het van belang dat de afstand tussen de feesttent en de openbare weg (Buitenweg) ter hoogte van de woning Buitenweg 5 ten minste 50 meter is. Daarom is in het voorliggende bestemmingsplan in de bestemmingsregels opgenomen dat de minimale afstand tot de openbare weg minimaal 50 meter is.

Conclusie
Met inachtneming van het voorgaande kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd en wordt het plan met betrekking tot het aspect geluid uitvoerbaar geacht.

4.3 Water

Kader
In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. In deze paragraaf wordt uiteengezet of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding. Het advies dat uit de watertoets volgt is hierin opgenomen. Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is een belangrijk instrument bij het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.

Toetsing
Uit de watertoets blijkt dat op basis van het plan geen waterschapsbelang van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten niet van invloed zijn op het plan. In het plangebied ligt wel een Waterschapsloot. Indien rekening wordt gehouden de waterhuishoudkundige belangen heeft het plan geen invloed op het watersysteem en de waterketen. Wanneer fysieke maatregelen, zoals demping van sloten, aanleggen van dammen, etc noodzakelijk zijn, dient een watervergunning bij Wetterskip Fryslân te worden aangevraagd.

4.4 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. In relatie tot de volksgezondheid moet het toewijzen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming, zoals wonen, in beginsel worden voorkomen.

De gronden binnen het plangebied kennen geen gevoelige bestemming. Met het oog op de milieuhygienische kwaliteit van de bodem is er geen aanleiding om een (verkennend) bodemonderzoek uit te voeren. Vanuit oogpunt van de milieuhygiënische bodemkwaliteit mag het voorliggende bestemmingsplan uitvoerbaar worden geacht.

4.5 Erfgoed

Wettelijk kader en beleid
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Voor het onderzoek naar erfgoed wordt uitgegaan van de Cultuurhistorische Kaart 2 (CHK2) van de Provinsje Fryslân, waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.

4.5.1 Archeologie

Op de FAMKE zijn voor het gemeentelijk grondgebied de bekende als wel de te verwachten archeologische waarden aangegeven. Daarbij worden twee verschillende onderzoeksperioden onderscheiden, te weten steentijd-bronstijd en ijzertijd-middeleeuwen. Voor deze onderzoeksperioden geldt respectievelijk het advies 'quickscan' en 'karterend onderzoek 3 (middeleeuwen)'. Dit houdt in dat een archeologisch onderzoek alleen wordt voorgeschreven voor ingrepen van meer dan 5000 m2. In het planvoornemen van voorliggend plan is geen sprake van een dusdanige grootschalige omvang van bodemroerende ingrepen. Archeologisch onderzoek kan achterwege blijven.

Conclusie
Dit bestemmingsplan mag wat betreft archeologie uitvoerbaar worden geacht.

Nota bene
De archeologische meldingsplicht blijft te allen tijde van kracht. Dit betekent dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag, zijnde de gemeente Heerenveen.

4.5.2 Cultuurhistorie

Toetsing
Bestudering van de cultuurhistorische kaart leert dat in het plangebied een historisch pad ('onverharde reed') ligt. Langs beide zijden van dit pad zijn houtsingels aanwezig. In het planvoornemen is geen sprake van aantasting van deze houtsingels en het pad. Daar waar doorgangen worden gerealiseerd voor bezoekers (maximaal 2 doorgangen), zijn de singels vrij open, waardoor de singel niet wordt aangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNflaeijel-VG01_0006.jpg"

Figuur 6. Uitsnede van de cultuurhistorische kaart, met daarop de historische paden aangegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNflaeijel-VG01_0007.jpg"

Figuur 7. De houtsingel met het onverharde pad die het plangebied doorsnijdt

Conclusie
De bestemmingswijziging en het mogelijk maken van een evenement op deze gronden staan de aspecten archeologie en cultuurhistorie niet in de weg. Het plan mag op dit punt uitvoerbaar worden geacht.

4.6 Ecologie

Wettelijk kader
In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het conform artikel 3.1.6 Bro noodzakelijk om aandacht te besteden aan de effecten op natuurwaarden. Effecten dienen te worden beoordeeld in relatie tot geldende wet- en regelgeving op het terrein van soortenbescherming en gebiedsbescherming. Deze beoordeling vindt plaats in relatie tot de Wet natuurbescherming (Wnb) die per 01-01-2017 in werking is getreden en het provinciale gebiedsgerichte natuurbeleid. Voor wat betreft de effecten op natuurwaarden moet onder meer aangegeven worden of er als gevolg van een plan vergunningen of ontheffingen noodzakelijk zijn en, zo ja, of deze verkregen kunnen worden.

Onderzoek
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 2 oktober 2019 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. Het rapport van het ecologisch onderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd (Bijlage 6). Aanvullend op de ecologische inventarisatie is ook een AERIUS-berekening uitgevoerd, waarmee de stikstofdepositie op natuurgebieden als gevolg van een plan kan worden berekend.

Toetsing
SOORTBESCHERMING
Vogels
Het plan leidt niet tot negatieve effecten op de te verwachten broedvogels, omdat het evenement buiten het broedseizoen plaatsvindt. Wel wordt geadviseerd om de komende jaren voorafgaand aan het evenement een inventarisatie naar jaarrond beschermde nesten uit te voeren. Het is namelijk niet helemaal uitgesloten dat zich in de komende jaren alsnog verstoringsgevoelige soorten vestigen, zoals roofvogels met jaarrond beschermde nesten. Indien deze soorten zich vestigen, kunnen soortgerichte maatregelen nodig zijn om verstoring van de nestplaats te voorkomen.

Vleermuizen
Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen gaan niet verloren als gevolg van de plannen. Tijdens de evenementen wordt de opgaande beplanting in en om het evenemententerrein niet aangelicht, zodat verstoring van de vliegroute of foerageergebied van vliegroute door kunstlicht niet aan de orde is. Gezien het zeer plaatselijke en tijdelijke effect en de beschikbaarheid van alternatief en bovendien veel hoogwaardiger leefgebied in de omgeving van het evenemententerrein, is een blijvend effect op vleermuizen door muziekgeluid niet te verwachten.

Grondgebonden zoogdieren en amfibieën
Geadviseerd wordt om de vegetatie een week voorafgaand aan de opbouw van het evenemententerrein kort af te maaien. Daardoor zullen eventueel aanwezige amfibieën en grondgebonden zoogdieren zich door het ontbreken van voldoende dekking verplaatsen naar locaties buiten het evenemententerrein, zodat negatieve effecten op beschermde amfibieën en grondgebonden zoogdieren worden voorkomen. Door een strook niet te gebruiken langs het oostelijke bosgebied en maatregelen te nemen zodat mensen het bosgebied niet gaan doorkruisen wordt de rust voor beschermde soorten als das en damhert in het natuurgebied gegarandeerd. Deze maatregelen worden ook genomen voor de houtsingel, waarbij gezorgd wordt dat de mensen alleen op aangewezen doorsteken de houtsingel kunnen doorkruizen. Hiertoe is een strook van 5 meter van de houtsingels en bosrand vrijgehouden van de aanduiding 'evenemententerrein'.

GEBIEDSBESCHERMING
De meeste effecten op Natura 2000 gebied Van Oordt's Mersken kunnen op voorhand worden uitgesloten door de ligging op ruime afstand van het natuurgebied, de aard van het plan en de inrichting van gebied tussen het plangebied en de Natura 2000-gebied. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld de effecten van optische verstoring of verstoring door licht en geluid worden uitgesloten.

Stikstofdepositie
Een toename van stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden is op basis van de grote afstand en de aard van de ontwikkeling op voorhand niet te verwachten. Om negatieve effecten uit te kunnen sluiten is ervoor gekozen een AERIUS-berekening te maken.

De berekening met AERIUS genereert een rekenresultaat en een pdf-bestand waarin wordt geconstateerd dat er geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn met een overschrijding van een projectbijdrage van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar. Dit pdf bestand is als bijlage opgenomen (Bijlage 7).

Conclusie
Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.

De evenementen in 2020 en verder kunnen plaatsvinden zonder negatieve effecten op beschermde soorten, mits het evenemententerrein wordt ingericht op de beschreven wijze en mits de vegetatie een week voorafgaand aan de opbouw van het evenemententerrein kort wordt afgemaaid. Daardoor zullen eventueel aanwezige amfibieën en grondgebonden zoogdieren zich verplaatsen naar locaties buiten het evenemententerrein, zodat negatieve effecten op individuen worden voorkomen. Een ontheffing van de Wnb is in dat geval niet nodig.

Een nadere analyse in het kader van de gebiedenbescherming van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid is niet noodzakelijk. Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van natuurlijke habitats en soorten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Wnb nodig. Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal natuurbeleid niet in strijd met de verordening Romte Fryslân.

4.7 Externe veiligheid

Kader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de woon- en leefomgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim: Activiteitenbesluit).

Het Bevi gaat ten aanzien van de kwetsbaarheid van kampeerterreinen als object uit van de volgende definitiebepalingen:

  • Beperkt kwetsbaar object: Sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
  • Kwetsbaar object: Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen van het jaar.

Toetsing en conclusie
In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is een zogenoemde risicokaart ontwikkeld om situaties rondom externe veiligheid te onderzoeken. Op de kaart is informatie opgenomen die met risico's te maken heeft; zowel risicobronnen als kwetsbare objecten worden getoond die aandacht verdienen bij ruimtelijke ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNflaeijel-VG01_0008.jpg"

Figuur 8. Fragment van de Risicokaart, met alle risicobronnen in de wijde omgeving

Voor het planvoornemen van dit bestemmingsplan is op de risicokaart nagegaan of er risicobronnen in de omgeving van het terrein aanwezig zijn. Hieruit is gebleken dat hiervan in directe nabijheid van het plangebied geen sprake is. Risicobronnen liggen op voldoende afstand en zijn niet van invloed op het plangebied.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.8 Luchtkwaliteit

Kader
Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven op grond van de Wet milieubeheer (Wm) niet te worden getoetst aan de geldende grenswaarden. Een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) wordt als nibm beschouwd. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van meer dan 1.471 auto's (bij 100% autoverkeer), dan wel 165 vrachtwagens (bij 100% vrachtverkeer) per dag leidt (grenswaarden 2020). Kenniscentrum InfoMil vermeldt op hun website dat als de luchtkwaliteit aan de PM10-normen voldoet, dit ook geldt voor de PM2,5-normen. Op grond hiervan is toetsing aan de grenswaarden voor PM2,5 niet nodig, als aan de PM10 normen wordt voldaan.

Toetsing
Het plan bestaat uit het mogelijk maken van een evenemententerrein op een agrarische bestemming. De ministeriële regeling NIBM bevat geen kwantitatieve uitwerking voor een evenemententerrein. Dit betekent dat op een andere manier aannemelijk moet worden gemaakt dat het project niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit wordt gedaan door de toename van de luchtverontreiniging ten gevolge van extra verkeersbewegingen van het plan inzichtelijk te maken.

Het jaarlijkse evenement trekt in zijn totaliteit ongeveer 25.000 bezoekers per jaar. Hierdoor neemt de verkeersgeneratie van het plangebied - in theorie - toe met maximaal 25.000 voertuigbewegingen per jaar. Dit komt overeen met 69 voertuigbewegingen per etmaal. Uit de berekening met de NIBM-tool blijkt dat de planbijdrage van de gehele ontwikkeling kleiner is dan de NIBM-grens van 1,2 ug/m³. Daardoor zal het plan ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het onderhavige plan.

4.9 Verkeersafwikkeling en parkeren

Ten aanzien van het jaarlijkse evenement is een verkeersplan opgesteld (Bijlage 1). Het verkeersplan maakt duidelijk hoe met bereikbaarheid, verkeersveiligheid, rijroutes en parkeervoorzieningen wordt omgegaan ten tijde van het jaarlijkse evenement. Bij alle wegen die leiden naar de parkeerterreinen worden borden geplaatst die de route aangeven. Zo'n 40 vrijwilligers zullen de verkeersafwikkeling in goede banen leiden.

Voor parkeren is voldoende ruimte gereserveerd (zie ook hoofdstuk 2). Mocht het tijdens piektijden nodig zijn dan is reserveparkeerterrein beschikbaar. Het overzicht met te verwachten aantallen bezoekers is opgenomen in Bijlage 2.

In het verkeersplan en het veiligheidsplan worden de aspecten verkeer en parkeren voldoende geborgd. Geacht wordt dat deze aspecten de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.

4.10 Overig

Landschap
Vanaf de Buitenweg, vanuit het besloten houtwallenlandschap, heeft men zicht op het open beekdallandschap langs de Tjonger. Kenmerkend zijn de lange zichtlijnen vanaf de Buitenweg die worden benadrukt door de houtwallen. Deze zichtlijnen en overgangen van open en dicht zijn van belang om te behouden. Bouwwerken midden op het terrein verstoren het open landschap en zijn daarom niet gewenst.

Van belang is daarom dat de grote open percelen open blijven en de zichtlijn niet onderbroken wordt. Door de plaggenhut en bakkerij direct tegen de stevige houtwal aan te plaatsen wordt de grote open ruimte behouden. De gebouwen krijgen daarmee een relatie met en rugdekking van de dichte boswal. Het is van belang dat de gebouwen zoveel mogelijk buiten de kroonprojectie van de grote eikenbomen in de houtwal worden geplaatst. Ze worden weliswaar niet gefundeerd maar permanente plaatsing bovenop het wortelstelsel van de bomen kan wel effect hebben op de kwaliteit van de bomen.

Openbare orde en veiligheid 
Voor de beoordeling van de nieuwe locatie van het Flaeijelfeest heeft de gemeente Heerenveen met betrekking tot het aspect veiligheid een integraal veiligheidsadvies gevraagd aan de Veiligheidsregio Fryslân. De Veiligheidsregio adviseert een veiligheidsplan en verkeersplan op te stellen.

Voor het ruimtelijk profiel zijn van belang de bereikbaarheid, de spreiding of concentratie van de activiteiten, de verantwoordelijkheid van de eigenaren van het terrein en externe factoren, zoals de kans op slecht weer, een bommelding, uitval van nutsvoorzieningen, grote brand enzovoort.

Voor omwonenden en andere belanghebbende partijen in de directe omgeving van het plangebied dient de veiligheid gegarandeerd te worden. In overleg met de buurt worden tijdelijke voorzieningen getroffen zoals veilige afstand, extra personeel (beveiliging) en heldere afspraken tussen de organisatie en de omwonenden en belanghebbenden.

Van wezenlijk belang is dat het evenemententerrein en het omliggende gebied bereikbaar is voor de verschillende hulpdiensten. De organisatie draagt zorg voor een vrije doorgang naar het terrein van 3.50 meter breed en 4.20 meter hoog en adequate aanrijroutes. De brandweer adviseert ten aanzien van de bereikbaarheid van hulpdiensten.

In de evenementenvergunning worden alle veiligheidsmaatregelen opgenomen die van toepassing zijn als het plangebied in gebruik is als evenemententerrein. De veiligheidsaspecten voor het plangebied worden inzichtelijk gemaakt in het veiligheidsplan dat wordt opgesteld in het kader van de aanvraag evenementenvergunning. Veiligheidsaspecten staan de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg.

Lichthinder
Uit veiligheidsoverwegingen worden tijdens het evenement mobiele verlichtingsinstallaties op de parkeerterreinen geplaatst. De lichtmasten worden op dusdanige wijze gericht dat de houtsingels en de huizen van omwonenden zoveel mogelijk worden ontzien. Aan de plaatsing van lichtmasten zijn eisen verbonden, die in de regels van het voorliggende bestemmingsplan worden opgenomen. Lichthinder vormt dan geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. Deze paragraaf bespreekt de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt. Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • een verbeelding van het bestemmingsplangebied zowel analoog (bestaande uit een kaartblad, schaal 1:1.000 met bijbehorende legenda en verklaring) als digitaal, waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Daarnaast is het bestemmingsplan voorzien van een toelichting, op grond van artikel 3.1.6 van het Bro is het verplicht om een bestemmingsplan te vergezellen met een toelichting. Deze toelichting geeft aan welke gedachte aan het plan ten grondslag ligt, wat de uitkomsten van verrichtte onderzoeken zijn, wat het resultaat is van de overleggen en tot slot doet het verslag van de georganiseerde inspraak bij het plan. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wro en het Bro. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie leidend. Hieronder worden de aanwezige bestemmingsregels puntsgewijs besproken.

5.2 Bestemmingsregels

In het navolgende wordt de algemeen gehanteerde opbouw van de bestemmingsregels toegelicht. Deze ziet er als volgt uit:

De tekst hieronder bespreekt deze hoofdstukken puntsgewijs.

5.2.1 Inleidende regels

Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (Artikel 1) en de wijze van meten (Artikel 2). Deze artikelen geven aan wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe moet worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, in overeenstemming met normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. De gemeente heeft bindende afspraken over planregels opgesteld. Deze zijn aangepast in overeenstemming de eisen van de SVBP2012. Alle begrippen worden in alfabetische volgorde opgenomen, met uitzondering van de eerste begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan'.

Voor de begrippen is aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan dat elders in het buitengebied van Nieuwehorne geldt: 'bestemmingsplan Oude- en Nieuwehorne'. Voor de wijze van meten geldt dat ook deze overeenkomt met dat bestemmingsplan.

5.2.2 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk kent de volgende bestemming:

De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor cultuurgrond. Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn evenementen mogelijk. Houtsingels/houtwallen worden beschermd met de aanduiding 'houtwal / houtsingel'.

5.2.3 Algemene regels

De algemene regels bestaan uit een drietal regels:

De Anti-dubbeltelregel is op basis van artikel 3.2.4 van het Bro. Het betreffende besluit schrijft voor dat de tekst van artikel 3.2.4 van het Bro één op één in een bestemmingsplan wordt overgenomen. De 'Anti-dubbeltelregel', 'Algemene gebruiksregels' en de 'Algemene afwijkingsregels' zijn ontleend aan het 'bestemmingsplan Oude- en Nieuwehorne' (met identificatienummer NL.IMRO.0074.BPNoudenieuwehorne-VG01). Voor deze algemene regels geldt dat onderdelen van de regels die niet van toepassing zijn in het plangebied uit de artikelen zijn verwijderd.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Bro. Dit besluit schrijft dwingend voor hoe het overgangsrecht moet luiden. Bebouwing die niet voldoet aan de regels van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met tien procent wordt mogelijk gemaakt.

Het gebruik van gronden en bebouwing dat in strijd is met dit nieuwe bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Tot slot bevat hoofdstuk 4 de 'Slotregel' waarin is aangegeven hoe het bestemmingsplan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald. Hiervoor wordt een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer afgesloten.

Onderzoeks- en plankosten
De kosten voor het bestemmingsplan, alsook de kosten voor de noodzakelijke onderzoeken, vanwege voorliggend bestemmingsplan worden door de ontwikkelende partij gedragen. De kosten voor de gemeente betreffen de gebruikelijke kosten voor de procedure en planbegeleiding en worden via de legesverordening in rekening gebracht bij de initiatiefnemer.

Planschade
Door het opstellen van dit nieuwe bestemmingsplan voor de betreffende gronden is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 Wro een verzoek tot tegemoetkoming in planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Dit wordt geregeld in een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer.

Conclusie
Het kostenverhaal, evenals de afwenteling van de planschade, zal worden geregeld in een tussen de gemeente en initiatiefnemer te ondertekende afzonderlijke overeenkomst. De gemeente en de initiatiefnemers hebben hierover afspraken gemaakt. De kosten zijn anderszins verzekerd waardoor een exploitatieplan niet nodig wordt geacht. Op basis van deze overweging moet het planvoornemen van dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg en inspraak
De landeigenaren zijn akkoord met de herziening van het bestemmingsplan. Ook de eigenaar van de huidige locatie en vrijwilligers hebben hun instemming gegeven. De aanwonenden van de nieuwe locatie zijn uitgebreid geïnformeerd en er is, namens de omwonenden, een klankbordgroep in het leven geroepen.

In het kader van het (voor)overleg heeft het plan met ingang van 19 december 2019 voor een periode van vier weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode bestond de mogelijkheid om mondeling en schriftelijk een reactie naar voren te brengen.

Er zijn tien inspraakreacties en één overlegreactie ontvangen. In de reactienota (Bijlage 8) wordt inhoudelijk ingegaan op de verkregen reacties. De inspraak- en overlegreacties zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

Tervisielegging ontwerp
Met het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan heeft de gemeente een ieder in de gelegenheid gesteld om kennis te kunnen nemen van, alsmede te reageren op de inhoud van het planvoornemen. Het bestemmingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen. Van de gelegenheid om te reageren is geen gebruik gemaakt; er zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens vastgesteld (zie Vaststellingsbesluit). Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage.