direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Poiesz en omgeving - Akkrum
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De aanleiding voor dit bestemmingsplan betreft het voornemen voor de verplaatsing van de Poiesz supermarkt, de bloemist Vlijtige Lies en de uitbreiding van de bouwmarkt Hubo aan de Kleef te Akkrum, gemeente Heerenveen. Reden voor de verplaatsing van de supermarkt betreft de introductie van de nieuwe winkelformule van Poiesz om in te spelen op de veranderende vraag van de consument. Om het klantenbestand op peil te houden moet de winkel worden opgewaardeerd. Op de huidige locatie is geen mogelijkheid voor uitbreiding van het winkelpand. Door de verplaatsing van de supermarkt ontstaat ruimte voor de bouwmarkt om, in met name magazijnoppervlakte, uit te breiden. Daarnaast ontstaat door de verplaatsing ruimte voor een nieuw vrijstaand winkelpand voor de bloemist.

In voorliggend bestemmingsplan is de verplaatsing van de supermarkt en bloemist en uitbreiding van de bouwmarkt uitgewerkt. Ten zuiden van de huidige locatie is het nieuwe winkelpand voor de supermarkt beoogd. Het gaat hier om een locatie in het centrum van Akkrum dat in de huidige situatie in gebruik is als paardenweide.

Het voormalige winkelpand wordt deels ingevuld door de naburige Hubo, het overige deel wordt gesloopt. De bloemist die ook in de 'oude' bebouwing gevestigd was, wordt verplaatst en krijgt een nieuw pand. Ten slotte wordt het parkeerterrein vergroot en opnieuw ingericht.

1.2 Ligging van plangebied

Het plangebied is gelegen aan Kleef 2 in het centrum van Akkrum. Het betreft de kadastrale percelen 3537, 2960, 2630, 2370, 4033, 4030, 2196 sectie G en deels 2638 en 3547 sectie B van de kadastrale gemeente AKM02, gemeente Heerenveen. Navolgende figuur geeft de ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01_0001.png"

Figuur 1. Weergave ligging plangebied

Het plangebied is ingesloten door de winkels en woningen aan de Mounedyk aan de westzijde, de Kleef aan de noord- en oostzijde en de woningen aan de Feansterdyk en Ulbe Twijnstrawei aan de oost- en zuidzijde.

1.3 Doelstelling

Strijdigheid met geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied is het bestemmingsplan Akkrum-Nes, zoals vastgesteld op 24 november 2009, van kracht. In dit bestemmingsplan zijn de gronden ter plaatse van de huidige supermarktbebouwing bestemd als 'Centrum' inclusief bouwvlak. Het parkeerterrein is voorzien van de bestemming 'Verkeer'. De gronden waar de nieuwe supermarktbebouwing is beoogd zijn voorzien van een bestemming 'Wonen' en 'Agrarisch'. Daarnaast ligt op een deel van de gronden een dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol gebied'. Binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Wonen' is het gebruik en de bouw van een supermarkt niet mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01_0002.png"

Figuur 2. Weergave geldend bestemmingsplan 'Akkrum-Nes' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Voor het voornemen ontbreken daarmee de juiste juridisch-planologische mogelijkheden om tot realisatie van de supermarkt en herinrichting van het terrein te komen.

1.4 Leeswijzer

Na de inleiding in dit hoofdstuk is in hoofdstuk 2 nader op het plan ingegaan. Relevant overheidsbeleid is daaropvolgend in hoofdstuk 3 uiteengezet. Een omschrijving van de omgevingsaspecten betreffende de planologische en milieukundige randvoorwaarden is opgenomen in hoofdstuk 4. Tot slot is in hoofdstuk 5 de juridische vormgeving van het plan beschreven en is in hoofdstuk 6 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied is in de bestaande situatie ingericht als centrumgebied. In een groot pand aan de Kleef en Buorren bevinden zich zowel de supermarkt Poiesz (circa 1.350 m2 bvo), bouwmarkt Hubo (circa 450 m2 bvo) als bloemenzaak 'De Vlijtige Lies' (circa 123 m2 bvo). Achter dit pand aan It Achterom is een groot parkeerterrein ingericht. Aan de Kleef en Buorren bevinden zich verder diverse andere detailhandelszaken. Aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich een grote paardenweide omsloten door de achtertuinen van de huizen aan de Feansterdyk en Mounedyk.

Navolgende figuur geeft een impressie van de bestaande situatie in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01_0003.png"

Figuur 3. Huidige situatie plangebied (bron: Wijbenga Tromp Architecten, 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01_0004.png"

Figuur 4. Weergave plangebied gezien vanaf de Buorren (bron: Google Street View, 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01_0005.png"

Figuur 5. Weergave plangebied gezien vanaf de Kleef richting It Achterom (bron: Google Street View, 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01_0006.png"

Figuur 6. Weergave plangebied gezien vanaf de Mounedyk (bron: Google Street View, 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01_0007.png"

Figuur 7. Weergave plangebied gezien vanaf It Achterom richting grasland zuidzijde (bron: Google Street View, 2020)

2.2 Planvoornemen

Het planvoornemen bestaat uit herinrichting van het gebied tussen de Buorren, Kleef, en Mounedyk, het parkeerterrein aan It Achterom en het gebied achter de woningen aan de Feansterdyk en Moundeyk in Akkrum.

Een deel van de bestaande bebouwing, waarin nu de Poiesz, Hubo en Vlijtige Lies gevestigd zijn, wordt gesloopt. Het gaat om circa 673 m2 brutovloeroppervlakte dat gesloopt wordt. De resterende bebouwing wordt bij de vloeroppervlakte van bouwmarkt Hubo betrokken. De bouwmarkt krijgt daarmee een nieuwe brutovloeroppervlakte van circa 1.250 m2. Op de hoek van de Kleef en It Achterom wordt een nieuwe bloemenwinkel gerealiseerd van circa 163 m2 brutovloeroppervlakte. Aan de zuidzijde van het plangebied, ingeklemd tussen de omliggende woningen wordt een nieuw supermarktgebouw van circa 1.570 m2 brutovloeroppervlakte gerealiseerd. Ten slotte wordt het bestaande parkeerterrein aan It Achterom opnieuw ingericht en voorzien van voldoende parkeerplaatsen. Navolgende figuren geven een impressie van de toekomstige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01_0008.png"

Figuur 8. Weergave nieuwe situatie plangebied (bron: Wijbenga Tromp Architecten, 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01_0009.png"

Figuur 9. Weergave nieuwe situatie plangebied (Wijbenga Tromp Architecten, 2020)

Laden en lossen
In de toekomstige situatie vindt het laden en lossen plaats aan de westzijde van de nieuwe supermarkt. De vrachtwagens worden inpandig gelost. Dagelijks vindt op verschillende momenten bevoorrading van de supermarkt plaats. De vrachtwagen arriveren via It Achterom en rijden achteruit naar de deuropening van de laad- en losruimte. Bij vertrek rijden de vrachtwagens via dezelfde route terug. De vrachtwagenmotoren en de eventueel aanwezige transportkoeling worden tijdens het laden en lossen uitgezet.

Het aantal vrachtwagens (inclusief aanvoer van brood/bakkerijproducten) ten behoeve van de bevoorrading bedraagt onder representatieve omstandigheden drie per dag in de uren gelegen tussen 07.00 en 19.00 uur. In het kader van de bedrijfsvoering is het wenselijk dat brood- en bakkerijproducten eventueel ook voor 06.00 uur worden aangevoerd. De effectieve laad- en losduur bedraagt ongeveer 30 minuten per vracht- of bestelwagen.

Bevoorrading van de Vlijtige Lies vindt in de huidige situatie plaats via de Buorren. Dit gebeurt met een eigen bus van de bloemist. In de nieuwe situatie zal de bevoorrading met dezelfde frequentie plaatsvinden, alleen dan niet langer via de Buorren maar via It Achterom. De Hubo wordt in de huidige situatie dagelijks door meerdere bezorgers met busjes en één vrachtwagen bevoorraad via de entreedeuren ter plaatse van It Achterom. In de nieuwe situatie zal dit op dezelfde wijze plaatsvinden alleen zal deze laden en lossen met een verhoogde capaciteit. Dit zal wederom via de betreffende dubbele deuren aan It Achterom plaatsvinden.

Openingstijden
De gebruikelijke openingstijden van de supermarkt zijn op maandag t/m woensdag van 08.00 tot 20.00 uur. Op donderdag en vrijdag is de winkel een uur langer, tot 21.00 uur, geopend. Op zaterdag is de winkel van 08.00 tot 20.00 uur geopend en op zondag is de winkel geopend van 12.00 tot 18.00 uur. De Vlijtige Lies en de Hubo zijn op maandag t/m donderdag geopend van 08.30 tot 18.00 uur. Op vrijdag zijn ze geopend van 08.30 tot 20.00 uur en op zaterdag van 08.30 tot 17.00 uur. Zowel de Vlijtige Lies als de Hubo is op zondag gesloten. De openingstijden van de winkels blijven met het planvoornemen ongewijzigd ten opzichte van de huidige situatie.

2.3 Markttechnische onderbouwing

Supermarkt
Het planvoornemen voor de verplaatsing van de supermarkt in Akkrum is ingegeven door de vernieuwde bedrijfsfilosofie van het supermarktbedrijf in reactie op veranderende behoeften van de consument. De volgende onderwerpen kunnen vanuit deze context puntsgewijs nader worden belicht:

  • 1. De huidige Poiesz supermarkt is ruim 930 m2 wvo. Gewenst is om een nieuwe toekomstbestendige Poiesz supermarkt te realiseren in Akkrum van circa 1.130 m2 wvo.
  • 2. Allereerst is het van belang dat een fullservice supermarkt in een kleine kern of buurtcentrum geen of in ieder geval zo weinig mogelijk aanleiding geeft op basis waarvan de consument zou kunnen besluiten elders te gaan winkelen. Om mee te kunnen blijven spelen in de sterk concurrerende markt van de levensmiddelen, moet een supermarktvoorziening worden geboden die op alle fronten voldoet aan de wensen en eisen van de hedendaagse en toekomstige consument. Met de realisatie van de beoogde nieuw te bouwen supermarkt in Akkrum wordt hieraan voldaan.
  • 3. Meer specifiek is het belangrijk om bijvoorbeeld voldoende 'verkeersruimte' in de winkel te kunnen bieden op basis waarvan de consument zich vrijelijk en zonder belemmeringen kan bewegen. De gangpaden moeten niet te smal zijn, de ruimte voor en achter de kassa's moeten de diverse verkeersstromen gemakkelijk aankunnen en daar waar een consument doorgaans even stil staat om een keuze te maken, moet het mogelijk zijn om te passeren en de consument ongestoord haar winkelroute te kunnen laten volbrengen. In de vernieuwde supermarkt is hiervoor in alle gevallen ruimte ingeruimd.
  • 4. Daar waar een consument behoefte heeft aan een efficiënte en effectief ingerichte supermarkt qua verkeersruimte, heeft een medewerker behoefte aan effectief en efficiënt ingerichte voorbewerkingsruimten. Binnen de formule van Poiesz wordt er nog relatief veel op de plaats van verkoop geproduceerd c.q. bewerkt en in dat kader is een substantieel deel van het wvo nodig voor de voorbewerkingsruimten. Met de nieuwbouw kan aan de vereisten vanuit de medewerkers worden voldaan.
  • 5. De levensmiddelenmarkt is onophoudelijk in beweging en het fenomeen 'blurring' (branchevervaging) is allang niet meer weg te denken uit de hedendaagse markt. Zo bestaat de vernieuwde 'Puur Poiesz'-formule allang niet meer uit enkel het traditionele supermarktassortiment maar wordt er ook veel gedaan aan het creëren van nieuwe markten en het verkopen van een ander assortiment producten.
  • 6. Door de ontwikkelingen op het gebied van online winkelen en 'omni-channel' (het bedienen van de consument via meerdere kanalen) is ook Poiesz genoodzaakt om de winkels geschikt te maken voor deze tak van sport. In de nieuwe formule is een 'pick-up point'/afhaalpunt voorzien in de supermarkt waarbij er middels 'storepicking' (het verzamelen van een online bestelling in de winkel) sprake is van extra activiteiten. Hiervoor is ook extra opslagcapaciteit nodig, zowel gekoeld als ongekoeld. In de vernieuwde supermarkt worden deze elementen en componenten allemaal ingepast.
  • 7. Een consument wil, mede door de voornoemde ontwikkelingen op het gebied van online en omni-channel, op brede schaal worden gefaciliteerd maar daarnaast nadrukkelijk worden geïnspireerd. In de vernieuwde formule van Poiesz wordt op meerdere plaatsen de klanten geïnspireerd. Het doel hiervan is de consument verrassen en inspireren om nieuwe recepten uit te proberen en nieuwe combinaties te maken.
  • 8. Ook op het gebied van communicatie en techniek is de behoefte van de hedendaagse consument sterk in ontwikkeling. Op communicatief vlak wordt de consument in de vernieuwde winkelformule middels traditionele communicatie alsmede de digitale varianten optimaal geïnformeerd en geprikkeld. Daar waar het gaat om de techniek wordt de consument van de mogelijkheid voorzien om gebruik te maken van zelfscanning. Hiervoor zijn aparte 'checkouts' (betaalkassa's) ontwikkeld en uiteraard is er ruimte ingeruimd voor de stalling van de zelfscanners en de stalling van de speciale winkelwagens die voor dit doel zijn ontwikkeld.
  • 9. Het sociale aspect is ook een belangrijk onderdeel binnen het formulebeleid van Poiesz supermarkten. Dit was altijd al zo, maar in de vernieuwde winkels is er ook in praktische zin meer ruimte voorzien voor het ontmoeten van elkaar en het creëren van een omgeving waar de interactie (zowel onderling als vanuit de bedrijfsleider of de medewerkers met de consument) plaats kan vinden. Concreet is de koffiehoek met stamtafel een belangrijk ijkpunt in de vernieuwde formule en uiteraard heeft dit weer ruimtebeslag tot gevolg.
  • 10. Binnen het bedrijf is service een van de 'unique selling points'. Poiesz onderscheidt zich op het gebied van klantgerichtheid en klantvriendelijkheid. Op meerdere fronten krijgen service en dienstverlening bovengemiddeld veel aandacht. Het servicepunt heeft een prominente plaats in de winkel en wordt continu bemand om de consument ten dienste te zijn. De service vertaalt zich verder in activiteiten zoals een stomerijservice en een PostNL pakketservice waarmee de consument op haar wenken wordt bediend. De winkeltrip wordt daarmee voller en interessanter waarmee ook de toevoeging van meer branchevreemde activiteiten belangrijk zijn voor de continuïteit van het bedrijf. Ook in Akkrum is met de vernieuwde supermarkt een verdere groei van deze activiteiten voorzien.
  • 11. Voor het dorp Akkrum is het toerisme een belangrijke bron van inkomsten. Zo ook voor de Poiesz supermarkt in het dorp. Tijdens het voorjaar komt deze stroom op gang, die gedurende de hele zomer voort blijft duren. Met de grote stroom toeristen neemt de druk op de winkelvloer toe. De toekomstbestendige nieuwe supermarkt kan hierin helpen door te voorzien in voldoende aanbod van producten en voldoende verkeersruimte.
  • 12. Tot slot wil Poiesz ook op het gebied van duurzaamheid voldoen aan de marktnorm waarbij dit onder meer wordt doorvertaald in een beperkte retourette waarin niet alleen sprake is van de inname van lege flessen maar tevens ook het inzamelen van batterijen, lampen en vetten. Omdat de consument zo snel mogelijk de winkelwagen volledig beschikbaar wil hebben voor de producten, wordt de emballageafdeling aan het begin van de winkel gesitueerd waardoor er derhalve meer ruimtebeslag optreedt. Daarnaast wordt de nieuwe supermarkt in Akkrum gasloos gebouwd en wordt het dak voorzien van zonnepanelen.

Bouwmarkt
De aanwezige bouwmarkt is de wens voor het vergroten van het huidige winkelpand ontstaan vanwege het belang voor het mogelijk maken van de nieuwe formule van de winkel en de mogelijkheid voor een groter magazijnoppervlakte. In de huidige situatie maakt de bouwmarkt gebruik van een separate magazijnlocatie op een industrieterrein. Door de winkel en magazijnruimte aan de Kleef te vergroten vervalt de noodzaak voor een separate magazijnruimte. Met de uitbreiding van de locatie aan de Kleef ontstaat niet meer vloeroppervlakte aan bedrijfsbebouwing maar worden beide locaties samengevoegd. Hiermee komt het huidige magazijn op het industrieterrein van Akkrum te vervallen.

Bloemist
De bloemist maakt in de huidige situatie, naast het winkelpand, gebruik van een buitenopslag voor de uitstalling en opslag van materialen. Deze ruimte is in de huidige vierkante meter berekening niet meegenomen omdat deze niet formeel is vastgelegd. In het nieuwe ontwerp voor het winkelpand van de bloemist is deze uitstalling- en opslagruimte wel in het aantal vierkante meters vloeroppervlakte meegenomen. Ook heeft de vergroting betrekking op onder andere de toekomstbestendigheid. Dit uit zich door het creëren van ruimere looppaden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13-03-2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Hierin is de visie van het Rijk op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een selectieve inzet van het rijksbeleid waarbij 13 nationale belangen aan de orde zijn die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het Kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 07-12-2011), ook wel bekend onder de naam Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd. Uit het Barro blijkt dat voor het planvoornemen en het projectgebied geen sprake is van specifieke aspecten van nationaal belang. Wel geldt bij elk ruimtelijk plan nationaal belang 13 met betrekking tot een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Per 1 oktober 2012 is deze ladder als motiveringseis in artikel 3.1.6, tweede en derde lid van het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De Ladder is als instrument waarmee vraag en aanbod van stedelijke functies goed op elkaar afgestemd worden. De tekst over de ladder luidt als volgt:

'De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied'.

Onderzocht moet worden of er wel behoefte is aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling. Herstructurering en verbetering van bestaande terreinen dan wel transformatie van bestaande gebouwen heeft de voorkeur boven het ontwikkelen van nieuwe terreinen en gebouwen.

Als nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' De eerste afweging in de toetsing is het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hiervoor kan worden gekeken naar jurisprudentie. Hieruit blijkt dat niet iedere ontwikkeling als een nieuwe stedelijke ontwikkeling valt te kwalificeren. Of sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving en de bestemde situatie in het geldende bestemmingsplan (juridisch-planologisch ruimtebeslag). Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

Voor stedelijke ontwikkelingen zijn geen harde ondergrenzen opgenomen. Op basis van jurisprudentie ligt de ondergrens voor een winkelfunctie 'in principe' bij een bruto-vloeroppervlakte van minder dan 500 m2.

TOETSING
Met het planvoornemen wordt een nieuwe supermarkt mogelijk gemaakt. Het gaat om nieuwbouw op een voormalige paardenweide. De huidige bebouwing wordt deels gesloopt en blijft deels in gebruik voor detailhandel. Daarnaast wordt met het planvoornemen de uitbreiding van een bouwmarkt en de verplaatsing van en bloemist mogelijk gemaakt.

In de huidige situatie is circa 1.923 m2 brutovloeroppervlakte winkelruimte aanwezig. Circa 673 m2 brutovloeroppervlakte van de bebouwing wordt gesloopt. Hiermee blijft circa 1.250 m2 brutovloeroppervlakte beschikbaar voor de aanwezige bouwmarkt. De bouwmarkt krijgt hiermee 800 m2 brutovloeroppervlakte extra ten opzichte van de huidige situatie. De bloemist wordt uit de bestaande bebouwing geplaatst en krijgt een nieuw pand van circa 163 m2 brutovloeroppervlakte. De bloemist krijgt hiermee circa 40 m2 brutovloeroppervlakte extra ten opzichte van de huidige situatie. De supermarkt krijgt tenslotte een nieuw pand van circa 1.570 m2 brutovloeroppervlakte. De genoemde oppervlakten worden planologisch vastgelegd.

In het geldende bestemmingsplan 'Akkrum-Nes' zijn de gronden bestemd als 'Centrum', 'Verkeer', 'Wonen' en 'Agrarisch'. De bouwmogelijkheden zijn beperkt tot de bouwvlakken in de centrum- en de woonbestemming. Het gaat hier om een bouwvlak van circa 1.923 m2 bvo (centrum) en een bouwvlak van circa 700 m2 (wonen). Voor beide bouwvlakken geldt geen maximumbebouwingspercentage. Het planologisch ruimtebeslag in de huidige situatie beslaat hiermee circa 2.623 m2.

In het voorliggende nieuwe bestemmingsplan zijn de gronden bestemd als 'Centrum', 'Gemengd', 'Groen', 'Verkeer' en 'Verkeer - Parkeren'. Binnen de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd' zijn bouwmogelijkheden opgenomen. De totale oppervlakte wordt beperkt tot het planvoornemen met circa 2.983 m2. Met het planvoornemen wordt circa 360 m2 brutovloeroppervlakte extra mogelijk gemaakt.

Met het planvoornemen is daarmee zowel in de feitelijke situatie als het planologisch ruimtebeslag sprake van extra vloeroppervlakte. De ondergrens van 500 m2, zoals hiervoor genoemd, wordt echter niet overschreden. Met de wijziging van een woon- en agrarische functie naar een detailhandelsfunctie vindt er wel een wezenlijke wijziging in functies plaats. Met die reden kan het planvoornemen wel als stedelijke ontwikkeling worden beschouwd. In navolgende alinea's wordt daarom ingegaan op de behoefte aan de uitbreiding van de detailhandelsfuncties.

Behoefte
Nu duidelijk is dat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet conform de Ladder aangetoond worden dat er behoefte bestaat aan de stedelijke ontwikkeling. Hiervoor is voor de supermarkt een nadere analyse uitgevoerd door Broekhuis Rijs en partners. De rapportage hiervan is opgenomen in Bijlage 1.

1. Supermarkt
In de rapportage is een analyse opgenomen van de huidige detailhandelsfuncties in Akkrum, het verzorgingsgebied en de uitgebreide supermarkt in de nieuwe situatie. Onderzocht is welke effecten de vergrote supermarkt op omliggende winkelfuncties heeft en of behoefte is aan deze uitbreiding.

Uit deze analyse blijkt dat de vraag en het aanbod van winkelfuncties in Akkrum en omgeving in evenwicht zijn. De uitbreiding van de supermarkt brengt geen grote wijzigingen in deze vraag en aanbod met zich mee. Het gaat om een lokaal verzorgende functie. Met name mensen uit Akkrum zelf en inwoners uit de omliggende kleine dorpen maken gebruik van het winkelaanbod in Akkrum. Daarnaast heeft Akkrum te maken met een grote stroom toeristen die vanaf het voorjaar tot en met de (na)zomer in het dorp verblijven en consumeren. Uit de distributieve berekening in het onderzoek blijkt, dat er een duidelijke behoefte aan de vergroting en modernisering van de Poiesz supermarkt is. Hieruit blijkt ook dat van enige ontwrichting van de detailhandelstructuur voor supermarkten in de omgeving vanwege het planvoornemen geen sprake zal zijn. De behoefte naar de uitbreiding van de supermarkt is hiermee voldoende aangetoond.

2. Bouwmarkt
De bouwmarkt krijgt in de toekomstige situatie circa 800 m2 extra brutovloeroppervlakte. Ook voor doe-het-zelf-zaken geldt dat klanten om een breder en dieper assortiment, meer service in de winkel en meer winkelcomfort vragen. Met de extra vierkante meters die het planvoornemen mogelijk maakt kan het assortiment uitgebreid worden en is er voldoende verkeersruimte in de winkel aanwezig. Hiermee zal niet zo zeer het klantenbestand vergroten, maar zal meer sprake zijn van een hogere gemiddelde besteding per klant.

De Hubo is de enige bouwmarkt in Akkrum. De dichtstbijzijnde andere bouwmarkten zijn te vinden in Grou en Heerenveen op respectievelijk ruim 5 km en ruim 10 km afstand. De bouwmarkt in Grou, eveneens een Hubo vestiging, is vergelijkbaar met de vestiging in Akkrum. De bouwmarkten in Heerenveen zijn complementair aan de winkel in Akkrum. Het verzorgingsgebied van de bouwmarkt in Akkrum bestaat daardoor grotendeels uit inwoners van Akkrum zelf en de omliggende kleine dorpen. Zoals eerder aangegeven is met de uitbreiding geen groter klantenbestand beoogd, maar wordt een hogere gemiddelde besteding verwacht. De uitbreiding in brutovloeroppervlakte zal dan ook niet leiden tot enige ontwrichting in de detailhandelstructuur wat betreft de sector bouwmarkten. Het winkelpand wordt specifiek bestemd waarmee uitwisseling van winkelfuncties niet zonder meer mogelijk is. Hiermee is ook in latere jaren geen sprake van ontwrichting van de detailhandelstructuur van andere detailhandelsectoren.

3. Bloemist
De Vlijtige Lies is de enige bloemist in Akkrum en omgeving. De uitbreiding van het aantal vierkante meters winkeloppervlakte biedt ruimte voor een groter assortiment en meer service. Het klantenbestand van de Vlijtige Lies bestaat uit inwoners van Akkrum en omliggende dorpen. Met de uitbreiding wordt niet zo zeer een groter klantenbestand verwacht maar juist een hogere gemiddelde besteding vanwege een groter en veelzijdiger aanbod van producten. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan zowel de behoefte van de ondernemers als de behoefte van de klanten.

Bestaand stedelijk gebied
Naast een beschrijving van de behoefte van het planvoornemen moet ook aandacht besteed worden aan de ligging van het planvoornemen. Een stedelijke ontwikkeling vindt bij voorkeur plaats in het bestaand stedelijk gebied. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.' Het plangebied is gelegen in het centrum van Akkrum te midden van diverse detailhandel-, maatschappelijke- en woonfuncties, stedelijk groen en diverse voorzieningen. Het plangebied en omgeving kunnen dan ook aangemerkt worden als het bestaand stedelijk gebied.

Conclusie
Het planvoornemen voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 (vastgesteld op 13-12-2006) geeft de visie van Provinciale Staten op het ruimtelijk beleid van de provincie weer. Het streekplan vormt de basis van het provinciale beleid voor de periode tot 2016. Centraal in het streekplan staat het begrip ruimtelijke kwaliteit. Hiermee bedoelt de provincie dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde worden toegevoegd aan de omgeving. Deze drie waarden waarborgen op de langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. De provincie wil deze doelstellingen koppelen aan een krachtige sociaaleconomische ontwikkeling in een leefbare omgeving.

3.2.2 Verordening Romte Fryslân 2014

Op 25-06-2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 door het College van Gedeputeerde Staten van Fryslân vastgesteld. De verordening wordt regelmatig gewijzigd, waarbij de laatste wijziging is vastgesteld op 21 februari 2018. Met de verordening zijn concrete beleidsregels vastgelegd die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen (uit het streekplan) doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als daaraan onvoldoende tegemoet is gekomen. In de verordening is onderscheid gemaakt tussen het begrip bestaand stedelijk gebied en het begrip landelijk gebied. Voor bestaand stedelijk gebied geldt een grotere mate van beleidsvrijheid voor het realiseren van stedelijke functies.

Het plangebied ligt in het bestaande kernwinkelgebied van Akkrum. In artikel 4.4 van de verordening is opgenomen dat een ruimtelijk plan detailhandel buiten het bestaande kernwinkelgebied en het gebied daar direct op aansluitend, slechts kan toestaan indien sprake is van perifere detailhandel. Regels over het bestaand stedelijk gebied zijn niet opgenomen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat in het bestaand stedelijk gebied diverse vormen van detailhandel zijn toegestaan.

Het plangebied is gelegen in het centrum van Akkrum en kan beschouwd worden als het bestaande kernwinkelgebied. Een supermarkt, een bouwmarkt en bloemist op deze locatie is dan ook mogelijk overeenkomstig de regels van de verordening.

3.2.3 Friese Retailaanpak

Door veranderd koopgedrag, krimp en de toenemende populariteit van internetwinkels is er op veel plaatsen in Fryslân leegstand ontstaan en functioneren winkelgebieden minder goed dan voorheen. De uitkomsten van het koopstromenonderzoek in Fryslân (2017) tonen aan dat het veranderende retaillandschap gevolgen heeft voor het functioneren van de Friese winkelgebieden. De conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek zijn voor provincie Fryslân, de Friese gemeenten en VNO-NCW/MKB-Noord aanleiding geweest om de handen ineen te slaan. De samenwerking is bekrachtigd in De Friese Retailaanpak 2018-2020. Deze aanpak richt zich op:

  • Een gezonde retailmarkt met een passend aantal winkelmeters;
  • Versterking van het ondernemerschap;
  • Versterken van de uitstraling, beleving en aantrekkelijkheid van winkelgebieden;
  • Duidelijke profilering van winkelgebieden.

Een onderdeel van de Friese Retailaanpak is de Subsidieregeling Friese Retailaanpak. Met deze regeling wordt beoogd om de winkelgebieden in Fryslân meer toekomstbestendig te maken en tevens meer aantrekkelijk voor bezoekers. De provincie heeft hiervoor een subsidieregeling beschikbaar gesteld.

In het kader van de regeling kan subsidie worden aangevraagd voor activiteiten in één van de 71 geselecteerde Friese winkelgebieden. In deze winkelgebieden kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten die betrekking hebben op:

  • Verbetering van de inrichting van de openbare ruimte;
  • Presentatie, promotie of profilering van het winkelgebied;
  • Het vormgeven of verbeteren van samenwerking tussen ondernemingen die fysiek gevestigd zijn in het winkelgebied;
  • Bevordering van deskundigheid bij fysiek in het winkelgebied gevestigde ondernemingen en werknemers op het gebied van ondernemerschap, innovatie, strategie en bedrijfsvoering, via deelname aan een door een externe deskundige aangeboden opleidings-, begeleidings- of adviestraject.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Welstandsnota 2016

De ‘Welstandsnota 2016’ is vastgesteld door de gemeenteraad van Heerenveen op 21-12-2015. Bouwplannen worden getoetst aan redelijke eisen van welstand, op grond van de welstandsnota. Het welstandsbeleid is een onderdeel van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente. Welstand is niet alles bepalend, maar doet mee in het geheel. Het belang van een goede ruimtelijke structuur staat voorop. De vormgeving van bouwplannen draagt hier aan bij. Uitgangspunt voor het welstandsbeleid is 'loslaten waar het kan, sturen waar nodig'.

De welstandsnota bevat een gebiedenkaart. Gebieden zijn zodanig begrensd, dat er sprake is van een bepaalde mate van ruimtelijke samenhang, en daarmee een bepaald eigen karakter, vaak samenhangend met ontstaan, functie en ligging van een gebied. De gebiedenkaart verbeeldt de structuur / opbouw van Heerenveen en sluit nauw aan bij andere instrumenten voor ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Per gebied is een beleidsintentie geformuleerd. Daarnaast zijn per gebied welstandscriteria opgesteld. De beleidsintentie en de welstandscriteria samen vormen als het ware de leidraad waarlangs de beoordeling van een bouwwerk plaatsvindt.

Ten behoeve van de welstandsnota is een welstandsniveaukaart opgesteld. Hierbij is gekeken waar de ruimtelijke kwaliteit van gebieden in belangrijke mate door de bebouwing wordt bepaald (welstand gaat immers over bouwen). In die gebieden ligt het voor de hand de karakteristiek van die bebouwing in een bepaalde mate te beschermen en/of de ontwikkeling van een dergelijke karakteristiek te stimuleren. In grote lijnen is de insteek dat gebieden met veel kwaliteit en veel kansen, om meer sturing vragen dan gebieden met een basiskwaliteit of waar weinig dynamiek heerst. In de welstandsnota wordt gewerkt met drie niveaus: 1 – regulier, 2 – licht en 3 - luw (alleen excessen). Alle drie de welstandsniveaus komen voor. Daarnaast zijn er beeldkwaliteitsplannen opgesteld voor specifieke onderdelen.

In Akkrum geldt welstandsniveau 1 waarvoor een regulier welstandsbeleid geldt. Het uiteindelijke planvoornemen wordt getoetst aan het geldende welstandsbeleid.

Beeldkwaliteitsplan
Gezien de omvang van de nieuwe ontwikkeling en het belang voor het centrum van Akkrum, is een beeldkwaliteitsplan voor het plangebied opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan wordt vastgesteld door de gemeenteraad en opgenomen in de welstandsnota. Enerzijds wordt het beeldkwaliteitsplan betrokken bij de welstandsadvisering, anderzijds bij de feitelijke inrichting van de openbare ruimte. Het uiteindelijke bouwplan wordt getoetst aan het beeldkwaliteitsplan.

3.3.2 Integrale Detailhandelsvisie Heerenveen 2011

Dit document vormt de integrale detailhandelsvisie voor de gemeente Heerenveen. Het is de integratie van de afgeronde deelrapportages. Deze visie bevat de hoofdlijnen van het beleid. De inhoud van deze integrale detailhandelsvisie is maatgevend voor de verdere uitwerking van het beleid in bijvoorbeeld bestemmingsplannen of bij concrete aanvragen. De gemeenteraad heeft deze visie op 7 maart 2011 vastgesteld.

In de dorpen van geringe omvang dienen de verschillende functies zoveel mogelijk in elkaars nabijheid aanwezig te zijn om zo optimaal van elkaars nabijheid te profiteren en de mogelijkheid van combinatiebezoek te stimuleren. Op die manier kunnen de verschillende functies elkaar zoveel mogelijk versterken. In de detailhandelsvisie wordt daarnaast niet verder ingegaan op ontwikkelingsmogelijkheden in de dorpen van de gemeente. De focus in deze visie ligt vooral op de ontwikkeling van Heerenveen.

Met voorliggend planvoornemen wordt de bestaande supermarkt van Poiesz verplaatst en uitgebreid. Daarnaast krijgt de aanwezige bouwmarkt en bloemist meer winkelruimte. Met deze ontwikkeling wordt het bestaande aanwezige winkelaanbod versterkt voor een gezond voorzieningenniveau. Het planvoornemen sluit dan ook aan bij de Integrale Detailhandelsvisie.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Erfgoed

Normstelling en beleid
De Monumentenwet 1988 is per 01-07-2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ).

Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het projectgebied te bevatten. Voor zover in een projectgebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Voor het onderzoek naar erfgoed wordt uitgegaan van de Cultuurhistorische Kaart 2 (CHK2) van de Provinsje Fryslân. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.

4.1.1 Archeologie

Toetsing
Op de FAMKE zijn voor het gemeentelijk grondgebied de bekende als wel de te verwachten archeologische waarden aangegeven. Daarbij worden twee verschillende onderzoeksperioden onderscheiden, te weten Ijzertijd-Middeleeuwen en Steentijd-Bronstijd.

IJZERTIJD - MIDDELEEUWEN
Navolgende figuur geeft een weergave van de archeologische verwachtingswaarden voor de periode Ijzertijd-Middeleeuwen. In het projectgebied is 'streven naar behoud' en 'karterend onderzoek 1' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01_0010.png"

Figuur 10. Weergave FAMKE-kaart Ijzertijd - Middeleeuwen

Voor de gebieden 'streven naar behoud' is bekend dat zij waardevolle archeologische resten uit de periode bronstijd en later bevatten. In veel gevallen betreft het AMK-terreinen, maar het kunnen ook terrein zijn die bij gemeente of provincie bekend staan als archeologisch waardevol. Bij bodemingrepen groter dan 50 m2 moet archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Dit is eveneens vastgelegd in de dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol gebied'.

Voor de gebieden 'karterend onderzoek 1' kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd-middeleeuwen. De provincie beveelt aan om bij ingrepen groter dan 500 m2 een karterend onderzoek uit te voeren.

STEENTIJD-BRONSTIJD
Navolgende figuur geeft een weergave van de archeologische verwachtingswaarden voor de periode Steentijd-Bronstijd. Op het plangebied is het advies 'geen onderzoek noodzakelijk' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01_0011.png"

Figuur 11. Weergave FAMKE, Steentijd-Bronstijd

Het advies 'geen onderzoek noodzakelijk' wordt gegeven als op basis van eerder onderzoek is gebleken dat er zich geen archeologische resten bodem bevinden, of wanneer de archeologische verwachting op gefundeerde gronden zeer laag is, en waar eventuele resten uit de steentijd zich vermoedelijk zodanig diep onder het maaiveld bevinden dat de kans op aantasting bij de meeste ingrepen zeer klein is.

Onderzoek
Het planvoornemen betreft een ingreep groter dan 50 m2. Onderzoek naar archeologische waarden in de periode ijzertijd-middeleeuwen is dan ook noodzakelijk. Het gevraagde onderzoek is door Steekproef op 3 augustus 2019 uitgevoerd. De volledige rapportage is als Bijlage 2 bij de toelichting opgenomen. Hieruit blijkt dat:

In totaal zijn in het plangebied twaalf boringen geplaatst. Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat in het noordelijk deel van het plangebied, op het AMK-terrein 8070, intacte archeologische waarden aanwezig zijn in de vorm van terplagen met archeologische indicatoren. Deze terplagen kunnen beginnen vanaf 70 centimeter onder maaiveld (47 centimeter onder NAP). In boringen 6 en 7, net buiten het AMK-terrein, kon niet tot onder de verstoorde lagen worden geboord. Hier kunnen ook nog intacte terplagen aanwezig kunnen zijn. Geadviseerd wordt om voor het AMK-terrein en een deel rond boringen 6 en 7, geen bodemingrepen uit te voeren die dieper reiken dan 40 centimeter onder NAP (Figuur 12, gele zone). Wanneer dit onvermijdelijk wordt geadviseerd een archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven.

In het zuidelijk deel van het plangebied bestaat de bovenste 35 tot 60 centimeter uit opgebracht zand. Hieronder zijn natuurlijke klei- en veenlagen aanwezig kenmerkend voor een getijdegebied. In het zuidelijk deel zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische waarden.

Met het planvoornemen vinden geen graafwerkzaamheden plaats die dieper reiken dan waar het onderzoek heeft plaatsgevonden. Voor voorliggend planvoornemen is dan ook geen aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk. Om de eventueel aanwezige archeologische resten te beschermen voor latere graafwerkzaamheden, is in voorliggend bestemmingsplan een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Daarnaast is een notitie 'Aandachtspunten Archeologie' opgesteld, zie Bijlage 3. De gemeente kan instemmen met de voorgestelde aanpak. Geconcludeerd kan worden dat het plan ten aanzien van het aspect archeologie uitvoerbaar is.

4.1.2 Cultuurhistorie

Toetsing
De CHK2 is geraadpleegd op de aanwezigheid van belangwekkende cultuurhistorische elementen en objecten. Een deel van het plangebied is aangemerkt als wederopbouwwijk en ander deel is aangemerkt als boerderijplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01_0012.png"

Figuur 12. Weergave CHK2 kaart (bron: Provinsje Fryslân)

WEDEROPBOUWWIJK
De waarde van de Wederopbouwarchitectuur ligt vooral in de stedenbouwkundige structuren en de ruimtelijke opbouw van de wijk en de positie van de woonblokken en de ruime groenaanleg hierbinnen. De wederopbouw is groot qua omvang en spreiding, en complex qua ontwerpkwaliteit, cultuurhistorisch belang en waardering. Zij heeft een nadrukkelijke weerslag gehad in de ruimtelijke context en is dan ook belangrijk voor de ontwikkeling van de grotere woonkernen in Fryslân.

Er is voor de categorie ‘wederopbouwwijken’ gekozen voor het tijdsbestek 1945-1970. Deze periode heeft als rode draad ‘woningnood’, ‘grootschaligheid’ en ‘serieproductie’. De jaren ’70 laten een omslag zien naar ‘nieuw verworven welvaart’, ‘kleinschaligheid’ en ‘herbergzaamheid’.

Het zuidelijk deel van het plangebied laat zich kenmerken door de 'typische' wederopbouwarchitectuur. Het gedeelte van het plangebied waar nieuwbouw beoogd is, is geen bebouwing aanwezig. Het planvoornemen is dan ook niet van invloed op de aanwezige architectuur.

BOERDERIJPLAATS
Boerderijplaatsen verschaffen ons, omdat zij de kern vormden van de toenmalige agrarische samenleving, kennis over de bewoningsgeschiedenis en over de ontwikkeling van het cultuurlandschap op lokaal, regionaal en provinciaal niveau. Boerderijplaatsen zijn zeer kenmerkend voor het landschapsbeeld van de provincie.

De kenmerkende onderdelen van de boerderijplaats zijn:

  • het erf met de boerderij, de bijgebouwen, de omgrachting, de groenaanplant en de functioneel erbij horende aangrenzende (kleine) terreinen: boomgaard, moestuin en kalverenweide. De opbouw van het erf geeft informatie over de vorm en structuur van de plaats en zijn ontwikkeling in de tijd
  • de bodem waarop het erf gelegen is. Ze vormt het archeologische archief en biedt kennis over de geschiedenis van de boerderijplaatsen
  • de ligging van de boerderijplaats. Deze die is ontstaan in een nauwe relatie met de omliggende verkaveling en infrastructuur in de ruimtelijke omgeving en verschaft ons kennis over de ontwikkeling van het cultuurlandschap.

In het plangebied is geen boerderij meer aanwezig. Het gedeelte waar het boerderijerf wordt aangeduid is wel aangewezen als archeologisch waardevol gebied. Het kan daarom goed voorkomen dat zich in bodem nog wel resten bevinden van de aanwezige cultuurhistorische waardevolle elementen van de boerderijplaats. Uit het archeologisch onderzoek blijkt dat hier inderdaad sprake van is. Met die reden is een dubbelbestemming opgenomen om de aanwezige waarden te beschermen.

Conclusie
Het planvoornemen is wat betreft de aspecten archeologie en cultuurhistorie uitvoerbaar.

4.2 Bodem

Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet in ieder geval een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing. Hierin is geregeld dat als ter plaatse van een projectgebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen er sprake is van een saneringsgeval. Voor te ontgraven en eventueel buiten een projectgebied af te voeren gronden kan op basis van het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) een milieuhygiënische verklaring noodzakelijk zijn.

Toetsing
VOORONDERZOEK
Het zogeheten Bodemloket van Rijkswaterstaat biedt informatie over bodemonderzoeken en -saneringen die zijn uitgevoerd en over bedrijven of terreinen waar 'verdachte' werkzaamheden hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd.

Voor het voornemen is het Bodemloket geraadpleegd. Hieruit blijkt dat een deel van de gronden voldoende zijn onderzocht/gesaneerd. Voor het andere deel is geen informatie bekend of moet onderzoek uitgevoerd worden. Voor het gehele plangebied is daarom zowel een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om inzage te verkrijgen in de milieuhygiënische bodemkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01_0013.png"

Figuur 13. Weergave uitsnede Bodemloket (www.bodemloket.nl)

VERKENNEND ONDERZOEK
Door Bodemvisie is op 6 april 2020 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De volledige rapportage is opgenomen als Bijlage 4. Uit het onderzoek komen de volgende resultaten naar voren:

  • op de locatie van de nieuwe supermarkt zijn enkele lichte verontreinigingen aangetroffen. Deze lichte verontreinigingen leiden niet tot belemmeringen in de uitvoerbaarheid van het planvoornemen;
  • rondom het winkelpand van de huidige supermarkt zijn geen verontreinigingen in de bodem- en ondergrond aangetroffen. Vanwege een ondoordringbare laag menggranulaat zijn niet alle geplande boringen geplaatst. Een deel van de gronden is niet onderzocht. Aanbevolen wordt om, in het kader van de herontwikkeling op deze locatie, rekening te houden met de mogelijke verwijdering van de restverontreinigingen en de saneringsmaatregelen en - procedures die hierop van toepassing zijn. Op basis van de resultaten van voorgaand onderzoek en het evaluatierapport, wordt verwacht dat dit een relatief geringe hoeveelheid betreft.
  • op het parkeerterrein zijn eveneens, met de hiervoor genoemde redenen, geen boringen uitgevoerd.

In de verdere ontwikkeling van het planvoornemen wordt rekening gehouden met eventuele saneringsactiviteiten. De kosten van eventuele saneringen worden door de initiatiefnemer gedragen.

Conclusie
Het planvoornemen is wat betreft het aspect bodem uitvoerbaar.

4.3 Ecologie

Normstelling en beleid
In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het conform artikel 3.1.6 Bro noodzakelijk om aandacht te besteden aan de effecten op natuurwaarden. Effecten dienen te worden beoordeeld in relatie tot geldende wet- en regelgeving op het terrein van zowel de soorten- als wel de gebiedsbescherming. Per 01-01-2017 is hiertoe de Wet natuurbescherming (Wnb) van kracht.

Ecologische inventarisatie
Om nader inzicht te verkrijgen in het voorkomen van beschermde natuurwaarden in het projectgebied is zowel een bureau-inventarisatie als veldbezoek uitgevoerd die als Bijlage 5 bij deze toelichting is opgenomen. De consequenties van de voorgenomen graaf- en bouwwerkzaamheden in het projectgebied zijn getoetst aan de Wnb en het provinciaal gevoerde natuurbeleid.

SOORTENBESCHERMING
Bij een gedeeltelijke sloop en verbouwing van het pand is niet uit te sluiten dat er één of meerdere verblijfplaatsen of nestplaatsen van vleermuizen of gierzwaluwen verloren gaan. Verblijfplaatsen of nestplaatsen van vleermuizen en gierzwaluwen zijn jaarrond beschermd, ook als deze tijdelijk niet in gebruik zijn. Nader onderzoek is nodig om vast te stellen of vleermuizen of gierzwaluwen verblijfplaatsen of nestplaatsen in het pand hebben. Op basis van het nader onderzoek kan bepaald worden of negatieve effecten op vleermuizen of gierzwaluwen optreden en of een ontheffing van de Wnb moet worden aangevraagd.

Het plangebied zal door het verdwijnen van opgaande beplanting naar verwachting minder geschikt worden als foerageergebied voor de te verwachten vleermuissoorten. In de omgeving van het plangebied is echter in ruime mate alternatief foerageergebied aanwezig voor de te verwachten soorten. Negatieve effecten op vleermuizen door verlies van foerageergebied treden niet op.

Voor bevoorrading van de supermarkt wordt een deel van de coniferenhaag verwijderd en vervangen door een nieuwe. De werkzaamheden vinden echter buiten het broedseizoen plaats waarmee het plangebied niet ongeschikt wordt voor huismus. Bovendien is in de tuinen ten westen, zuiden en oosten van het plangebied in ruime mate alternatief foerageergebied voor huismus aanwezig, zodat negatieve effecten op deze soort door verlies van foerageergebied niet op zullen treden.

Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen in gebruik zijnde (niet-jaarrond beschermde) nesten van algemene vogelsoorten worden verstoord of vernietigd. Dit is bij wet verboden. Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

Als gevolg van de ontwikkelingen kunnen enkele verblijfplaatsen van algemene amfibieën- en zoogdiersoorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Fryslân. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.

Op basis van deze inventarisatie is bij sloop en renovatie van het pand van de Poiesz is niet uit te sluiten dat één of meerdere verblijfplaatsen van vleermuizen of nestplaatsen van gierzwaluwen verloren gaan.

Nader ecologisch onderzoek
Om aan te tonen dan wel uit te sluiten dat nest- of verblijfplaatsen aanwezig zijn, is nader onderzoek uitgevoerd. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 6. Uit het onderzoek blijkt dat bij de sloop van de bebouwing één paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis verloren gaat die tevens kan worden gebruikt als winterverblijfplaats. Daarom is voor het plan een ontheffing van de Wet natuurbescherming (Wnb) nodig.

GEBIEDSBESCHERMING
In het kader van de Wnb beschermde gebieden liggen op grote afstand van projectgebied. Het Natura 2000-gebied 'Sneekermeergebied' ligt op een afstand van ruim 1 kilometer ten zuidwesten van het projectgebied. Op ruim 1,5 kilometer ten oosten van het projectgebied zijn gronden aangewezen als NNN-gebied. Het gebied ligt niet binnen weidevogelkansgebied, deze gronden liggen op circa 1 kilometer ten oosten van het projectgebied.

Gezien de terreinomstandigheden, de afstand tot beschermde gebieden en de aard van de ontwikkeling, zijn met betrekking tot het voorgenomen plan geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, het NNN, natuur buiten het NNN en weidevogelkansgebieden te verwachten.

Deze inventarisatie geeft geen aanleiding voor een voortoets in het kader van de Wnb en is niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.

Aeriusberekening
Naar aanleiding van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is een Aeriusberekening uitgevoerd om de stikstofdepositie van het planvoornemen te achterhalen. Deze berekening is ingevoegd als bijlage bij de toelichting in Bijlage 7. Uit deze berekening blijkt dat de bijdrage van stikstofdepositie vanwege het planvoornemen in zowel de aanleg- als de gebruiksfase op het meest nabijgelegen verzuringsgevoelige Natura 2000-gebied, 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Aan de hand hiervan kan geconcludeerd worden dat negatieve effecten vanwege stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten.

Conclusie
Wanneer ook de ontheffing van de Wet natuurbescherming is verkregen is het planvoornemen wat betreft het aspect ecologie uitvoerbaar.

4.4 Externe veiligheid

Normstelling en beleid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de woon- en leefomgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim: Activiteitenbesluit).

Toetsing
In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is een zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Hierin is informatie opgenomen die met risico's te maken heeft; zowel risicobronnen als kwetsbare objecten worden getoond die aandacht verdienen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor het planvoornemen is op de risicokaart nagegaan of er ook aandachtspunten (in dit geval risicobronnen) op het vlak van de externe veiligheid aanwezig zijn. Hieruit is gebleken dat in en in de omgeving van het projectgebied geen risicobronnen aanwezig zijn.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het de uitvoerbaarheid van het voornemen.

4.5 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 ìg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25ìg/m3 voor PM2,5.

Projecten met een invloed van 'niet in betekenende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn onder andere projecten vrijgesteld die leiden tot minder dan 3% verslechtering van luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 of PM10). Deze grens komt overeen met een toename van 1.633 auto's dan wel 169 vrachtwagens per weekdagetmaal (grenswaarde in 2021, per 1-5-2020). PM10 en PM2,5 zijn sterk gerelateerd, aangezien PM2,5 onderdeel uitmaakt van de emissie van PM10. Als aan PM10 wordt voldaan, mag daarom worden aangenomen dat ook de grenswaarde van PM2,5 niet wordt overschreden.

Toetsing
Het is in geen geval aannemelijk dat als gevolg van het planvoornemen een dusdanige toename van het verkeer plaatsvindt dat de luchtkwaliteit in het geding komt. Het betreft tenslotte een verplaatsing van de reeds bestaande functies. In paragraaf 4.9.2 is nader ingegaan op de verkeerseffecten van het voornemen. Hieruit blijkt dat met het planvoornemen maximaal 796 extra verkeersbewegingen plaatsvinden. Het aandeel vrachtverkeer voor de bevoorrading van de functies bedraagt niet meer dan 1%.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01_0014.png"

Figuur 14. NIBM-tool (bron: Infomil.nl)

Zoals uit voorgaande figuur blijkt kan het voornemen worden aangemerkt als een project van 'nibm'. Luchtkwaliteitsvereisten vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.

Conclusie
Het voornemen wordt niet door de wettelijk gestelde eisen wat betreft het aspect luchtkwaliteit belemmerd.

4.6 Hinder van bedrijvigheid

Normstelling en beleid
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, als uitgangspunt van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen hinderveroorzakende functies, zoals bedrijven en voorzieningen, en hindergevoelige functies, zoals woningen, noodzakelijk. Bij de ruimtelijk-functionele afstemming hiervan kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten in gebieden met functiescheiding (omgevingstype 1: rustige woonwijk dan wel rustig buitengebied). De grootst aangegeven afstand is bepalend.

In de genoemde VNG-publicatie worden twee omgevingstypen onderscheiden. Bij het omgevingstype ‘rustige woonwijk of rustig buitengebied’ wordt functiescheiding nagestreefd. Hiertoe worden minimale richtafstanden gehanteerd, waarbij een bepaalde bij een bedrijf of voorziening behorende milieucategorie een zoneringsafstand ten opzichte van hindergevoelige functies inhoudt. Bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ is sprake van functiemenging. In tegenstelling tot rustige woongebieden zijn in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van woningen mogelijk. Hiertoe bestaat de methode dat de bij functiescheiding op grond van de VNG-publicatie aangegeven minimale richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind (milieucategorie 1 wordt 0, 2 wordt 1, 3.1 wordt 2 et cetera). Een ander methode is om te werken met een categorie-indeling waarbij voorwaarden voor de inpassing worden gegeven, te weten:

Categorie A: Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B: Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

Categorie C: Activiteiten zoals genoemd bij categorie B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

In woongebieden is vooral sprake van omgevingstype 1, oftewel de rustige gebieden waar functiescheiding wordt nagestreefd. In centrumgebieden en de directe overgangszones is eerder sprake van omgevingstype 2 betreffende de levendige gebieden met functiemenging. Ter plaatse komen naast elkaar diverse functies als wonen, bedrijvigheid, detailhandel en voorzieningen voor, dan wel dat hier de juridisch-planologische mogelijkheden toe bestaan.

Toetsing
Op basis van de VNG-publicatie geldt voor supermarkten (SBI-code 471) in geval van functiescheiding een minimale richtafstand van 10 m (milieucategorie 1) tot aan hindergevoelige objecten. De aspecten geluid en gevaar gelden hiervoor als maatgevende afstand. Voor een bouwmarkt geldt, vanwege het aspect geluid, een minimale richtafstand van 30 m (milieucategorie 2) tot aan hindergevoelige objecten. Voor overige detailhandel, zoals de bloemist, geldt en minimale richtafstand van 10 m (eveneens milieucategorie 1) vanwege het aspect geluid.

De VNG-richtwaarden zijn afhankelijk van de aard van de woonomgeving. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Onder het omgevingstype gemengd gebied wordt een gebied verstaan met een matige tot sterke functievermenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca of kleine bedrijven. Als aangegeven in de VNG-publicatie kan ook (lint)bebouwing in het buitengebied, met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid als gemengd gebied worden beschouwd. Gemotiveerd kan dan in ieder geval voor de bouwmarkt en bloemist een kortere afstand aan worden gehouden.

In aansluiting op de bovengenoemde karakterisering van de woonomgeving en rekening houdend met de reeds bestaande winkelfuncties, kan voor de toelaatbaar te achten geluidniveaus ter plaatse van de woningen die in de actuele situatie liggen nabij het bestaande winkelcentrum en parkeerterrein worden aangesloten bij de richt- en grenswaarden geldend voor een ‘gemengd gebied’. Het betreft de woningen Mounedyk 4, 8 en 9 en de woningen Feansterdyk 2, 6 en 8.

Voor de overige omliggende woningen aan de Mounedyk, Ulbe Twijnstrawei en de Feansterdyk is het omgevingstype ‘rustige woonwijk’ van toepassing.

Voornemen leidt tot de verplaatsing van de supermarkt en bloemist en de uitbreiding van de bouwmarkt. De afstand van de bouwmarkt tot aan de dichtstbijzijnde gevel van de woningen bedraagt in zowel de huidige als toekomstige situatie 30 m. De afstand van de bloemist tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt in de toekomstige situatie circa 20 m. Voor beide bedrijven kan aan de te hanteren richtafstand worden voldaan.

De afstand van de supermarkt tot de gevel van de naastgelegen woningen bedraagt nog geen 5 m. Daarnaast wordt met het planvoornemen ook het bestaande parkeerterrein opnieuw ingericht. Hinder vanwege bedrijvigheid ontstaat niet alleen vanwege de bedrijvigheid zelf maar ook door het bijbehorende verkeer en het laden en lossen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting vanwege de supermarkt, het parkeren en het laden en lossen. De onderzoeksresultaten hiervan zijn in paragraaf 4.7.2 besproken. Hieruit blijkt dat door de toepassing van een geluidsscherm voldaan kan worden aan de richtwaarde voor de maximale geluidsniveaus.

Conclusie
De uitvoerbaarheid van het planvoornemen ondervindt met het oog op een goede ruimtelijke ordening geen belemmeringen vanwege het aspect hinder van bedrijvigheid.

4.7 Geluidhinder

4.7.1 Vanwege wegverkeer

Wet- en regelgeving
De Wet geluidhinder (Wgh) is er op gericht om de geluidhinder vanwege onder andere wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai te voorkomen en te beperken. De Wgh bepaalt dat de 'geluidsbelasting' op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid. Overigens is van spoorweglawaai en industrielawaai in het projectgebied sowieso geen sprake. Daarom is alleen op wegverkeerslawaai ingegaan.

Toetsing
Detailhandel is in tegenstelling tot een woning, geen geluidgevoelige functie. Berekeningen naar wegverkeerslawaai zijn voor het planvoornemen daarom niet nodig. Op indirecte hinder betreffende wegverkeerslawaai vanwege de inrichting (het supermarktbedrijf) wordt in navolgende paragraaf wel ingegaan.

Conclusie
De uitvoerbaarheid van het planvoornemen van voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt niet door geluidhinder vanwege wegverkeer belemmerd.

4.7.2 Vanwege de voorgenomen functie

Wet- en regelgeving
De te realiseren supermarkt valt onder de werkingssfeer van het 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer' (Activiteitenbesluit milieubeheer) en betreft een inrichting type B. De op grond van het planvoornemen te verwachten geluidsniveaus dienen uit oogpunt van milieuwetgeving getoetst te worden aan de in dit besluit opgenomen geluidsvoorschriften.

Toetsing
Voor het planvoornemen is inzage nodig in de toekomstige geluidsituatie vanwege de verplaatsing van de supermarkt, het parkeerterrein en het laden en lossen. Er is dan ook akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsbelasting van de inrichting op de omgeving. Doel van het onderzoek is het bepalen van de na de uitbreiding te verwachten geluidniveaus vanwege de supermarkt in de omgeving geweest. Het akoestisch onderzoek geldt als Bijlage 8 bij deze toelichting. Uit de conclusies hiervan blijkt het volgende.

De geluidsituatie bij woningen rondom een supermarkt wordt gevormd door een samenspel van factoren zoals de grootte van de inrichting, het aantal bezoekers, de afstand tussen bron en ontvanger, de plaats van laad- en losactiviteiten, de mate waarin het geluid in de overdrachtsweg wordt gereduceerd en/of gereflecteerd en de organisatorische aspecten. Teneinde de nadelige gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk te beperken zijn de volgende geluidreducerende maatregelen voorzien:

  • Het laden en lossen vindt inpandig plaats in een daartoe te realiseren laad- en losruimte;
  • De bevoorrading is in hoofdzaak beperkt tot de dagperiode (tussen 07.00 en 19.00 uur);
  • Gebruik wordt gemaakt van moderne, relatief stille winkelwagens (Wanzl® of vergelijkbaar), met kunststof aanslagen en stootringen en rubberen loopvlak van de wielen.
  • Ook de wielen van het in te zetten distributiematerieel (Feil® en Hartwall® rolcontainers, roldolly’s en vergelijkbaar) zijn uitgevoerd met een rubber loopvlak, het materieel is aanvullend in belangrijke mate voorzien van kunststof bodems en tussenbodems.
  • Voor de supermarktkoeling en gebouwventilatie wordt gebruik gemaakt van moderne apparatuur die voldoet aan de stand der techniek. De koelcompressoren staan inpandig opgesteld.

Voor zowel de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus als de maximale geluidniveaus worden op verschillende onderdelen de grens- en richtwaarden overschreden. Dit betreft met name een overschrijding in de nachtperiode. Over het algemeen kan in de dagperiode aan de grens- en richtwaarden worden voldaan.

Wat betreft de indirecte hinder blijkt uit de berekeningen dat ter plaatse van de omliggende woningen kan worden voldaan aan de voorkeurswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde. Dit met uitzondering van de woning Feansterdyk 2. Ter plaatse van de woning Feasterdyk 2 bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 51 dB(A) etmaalwaarde.

De voorkeursgrenswaarde wordt met ten hoogste 1 dB overschreden. Deze overschrijding is als toelaatbaar te beoordelen, mits het binnenniveau in de woning niet meer bedraagt dan 35 dB(A) etmaalwaarde. De te verwachten gevelgeluidwering bedraagt ten minste 20 dB. Het te verwachten binnenniveau bedraagt derhalve ten hoogste 51 – 20 = 31 dB(A). Aan de toelaatbare binnenwaarde van ten hoogste 35 dB(A) wordt voldaan.

Om te komen tot een situatie die zowel inpasbaar is in het kader van een goede ruimtelijke ordening als de milieuregelgeving worden de volgende maatregelen voorgesteld:

  • 1. Beperken van de bevoorrading tot de akoestische dagperiode. Een mogelijk alternatief is dat de bevoorrading in de nachtperiode plaatsvindt met materieel dat voldoet aan de in artikel 2.19, lid 4 sub b van het Activiteitenbesluit milieubeheer gestelde eis dat: het niveau van het aandrijfgeluid op een afstand van 7,5 meter van het motorvoertuig niet hoger is van 65 dB(A). Dit komt overeen met een bronsterkte LW . 90 dB(A), en is daarmee vergelijkbaar aan een personenauto/bestelwagen;
  • 2. Het aanvullend opnemen van een 2 m hoog geluidscherm langs de aanrijdroute naar de laad- en losruimte. Met het scherm wordt de geluidbijdrage vanwege aankomende en vertrekkende vrachtwagens richting de woningen Moundyk 9, 13, 15 en 17 beperkt. De beoogde situering van het scherm is met rood weergegeven in navolgende figuur. Het scherm dient kierdicht te worden uitgevoerd met een massa van ten minste 10 kg/m². De totale lengte van het scherm bedraagt circa 30 m. Van belang is dat het scherm aan de zuidzijde aansluit op de westgevel van de laad- en losruimte. Aan de noordzijde dient het scherm ten minste 2 m door te lopen ten opzichte van de zuidgevel van de schuur/garage van de woning Mounedyk 9.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01_0015.png"

Figuur 15. Akoestisch scherm, locatie in rood weergegeven (bron: Noorman Advies, 2020)

Conclusie
Met het doorvoeren van de aanvullende maatregelen zoals die in het akoestisch rapport zijn genoemd zijn er geen belemmeringen in de uitvoerbaarheid van het planvoornemen vanwege geluidhinder.

4.8 Water

Normstelling en beleid
In de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets' van belang voor het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. De watertoets zorgt ervoor dat in alle ruimtelijke plannen aandacht wordt besteed aan veiligheid, kwaliteit en kwantiteit van water. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder.

Watertoets
Voor het planvoornemen is via de digitale watertoets advies gevraagd bij het Wetterskip Fryslân. Uit dit advies, zie Bijlage 9 blijkt dat de normale procedure gevolgd moet worden. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan.

REGIONALE EN LOKALE WATERKERING
Het plangebied is gelegen binnen de zonering van een waterkering. Voor werkzaamheden binnen een waterkering is een vergunning noodzakelijk.

HOOFDWATEREN
Op korte afstand tot het plangebied loopt een hoofdwater. Hoofdwateren hebben een belangrijke aan-, af- en doorvoerfunctie. Aan weerszijden van een hoofdwatergang ligt een beschermingszone van 5 meter. De beschermingszone is nodig voor de bereikbaarheid voor beheer en onderhoud aan de hoofdwatergang. Het is niet toegestaan om binnen deze zone bebouwing en dergelijke te realiseren of opgaande beplanting aan te brengen. Het planvoornemen maakt geen bebouwing binnen deze zone mogelijk en voldoet hiermee aan de eisen van het Wetterskip.

VRIJ VOOR DE BOEZEM
Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Dat wil zeggen dat het gebied niet is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. In de planontwikkeling is het verstandig hiermee rekening te houden door middel van het bepalen van de aanleghoogte van gebouwen.

RIOOLWATERZUIVERING
Het plangebied is gelegen in de zone van een rioolwaterzuivering. Geadviseerd wordt om in de planontwikkeling rekening te houden met deze zuivering vanwege eventuele geuroverlast.

De betreffende rioolwaterzuivering bevindt zich aan de Polsleatswei 13 te Akkrum. De afstand van deze rioolwaterzuivering tot het plangebied bedraagt ruimschoots 300 meter. Met het planvoornemen wordt geen hindergevoelige functie gerealiseerd. Vanwege de grote afstand en het gegeven dat met het planvoornemen geen hindergevoelige functie wordt gerealiseerd, mag verwacht worden dat geen sprake is van geurhinder.

TOENAME VERHARDING
Het planvoornemen draagt bij aan een toename aan verharding. Deze toename aan verhard oppervlak heeft als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in het gebied op peil te houden.

Het is zonder watervergunning verboden om neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningplicht wanneer voldaan wordt aan de compensatieregels van het Wetterskip. Voor het plangebied geldt een compensatienorm van 10%.

Met het planvoornemen wordt circa 1850 m2 extra verharding mogelijk gemaakt. Met een compensatienorm van 10% moet 185 m2 aan watercompensatie gerealiseerd worden. Gedacht wordt aan compensatie in hetzelfde peilgebied in of buiten het ontwikkelgebied behorende bij dit bestemmingsplan.

RUIMTELIJKE ADAPTATIE
Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen.

Nadere afstemming
Nadere afstemming tussen initiatiefnemer, gemeente en waterschap heeft plaatsgevonden over de aandachtspunten genoemd in het advies van het waterschap. Zij zijn gekomen tot een aantal afspraken:

  • duiker en sloten in stand houden en zorgen voor toekomstig onderhoud, zodat het huidige systeem blijft functioneren (initiatiefnemer);
  • het parkeerterrein, het dak en het terrein van Poiesz, de nieuwe Hubo en de Vlijtige Lies worden door de initiatiefnemer aangesloten op het nieuw door de gemeente aan te leggen regenwatersysteem in de Mounedyk;
  • aanleg van een nieuw regenwatersysteem in de Mounedyk/UT-wei. Hierbij ook rekening houdend met eventuele toekomstige ontwikkelingen. De kosten hiervan worden gedragen door de gemeente;
  • watercompensatie vanwege de nieuwbouw op het terrein van de oude basisschool (Feansterdyk/Ombocht). Hiervoor wordt in dit gebied de benodigde m2 watercompensatie (circa 150 m2) als extra sloot (of verbreding daarvan) aangelegd door de gemeente. De afkoop voor de grond en het graven van de sloot worden ten laste gebracht van de initiatiefnemer;
  • als de watergang (sloot) van de hoek Feansterdyk/UT-wei tot aan het gebied van de watercompensatie moet worden aangepast in verband met het debiet van het regenwater, dan zijn deze kosten voor de initiatiefnemer.

Conclusie
Wanneer in de planvorming rekening wordt gehouden met de adviezen van het Wetterskip, wordt het plan wat betreft het aspect water niet in uitvoerbaarheid belemmerd.

4.9 Overig

4.9.1 Kabels en leidingen

Het is van belang dat de ligging van kabelverbindingen planologisch wordt veiliggesteld. Ook dient het tracé van een kabelverbinding gevrijwaard te blijven van (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen en activiteiten die van negatieve invloed kunnen zijn op de functionaliteit van de kabelverbinding. Zo wordt voor 50kV-kabelverbindingen doorgaans een dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanning’ opgenomen, zodat de kabel planologisch is beschermd en ontwikkelingen slechts na afweging mogelijk zijn.

Voor het plangebied en de omgeving daarvan is een KLIC-melding gedaan. In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen die extra bescherming vragen. De overige kabels en leidingen worden beschermd via de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION).

4.9.2 Verkeerseffecten

VERKEER
Voor een ruimtelijk plan geldt dat verkeerseffecten die optreden als gevolg van een planvoornemen moeten worden onderbouwd. Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van vuistregels en kengetallen die in publicatie nr. 381 'Toekomstbestendig parkeren' (2018). De cijfers zijn algemeen van aard en gelden als hulpmiddel om de bandbreedte van de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie bij ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen bepalen.

Voor meer specifieke oplossingen dient rekening gehouden te worden met:

  • bereikbaarheidskenmerken van een locatie;
  • specifieke eigenschappen van een functie;
  • mobiliteitskenmerken van gebruikers/bezoekers van een functie;
  • het gemeentelijk parkeer- of mobiliteitsbeleid.

Het CROW beveelt hierover aan de vrijheid te nemen om af te wijken van de kencijfers als er uit ervaring bij een specifieke functie reden is om dit te doen.

Uitgangspunt is dat Akkrum in een 'weinig stedelijk gebied' ligt en het projectgebied tot de zone 'centrum' wordt gerekend. Verder is het door de CROW gehanteerde begrip 'fullservice supermarkt' voor de Poiesz in Akkrum van toepassing. Een fullservice supermarkt is een supermarkt die zich kenmerkt door een relatief hoog prijsniveau.

Ook het serviceniveau is van een hoog niveau en het assortiment is (soms zeer) uitgebreid. Dit soort supermarkten heeft speciale afdelingen voor vlees, kaas en brood. De verkoopvloeroppervlakte is vaak groter dan 1.000 m2 winkelvloeroppervlakte* (wvo).

* Verkoopvloeroppervlakte (vvo) is gelijk aan winkelvloeroppervlakte (wvo). De winkelvloeroppervlakte is het gedeelte van het brutovloeroppervlak (bvo) van een winkel waar de goederen ter verkoop zijn uitgestald en waar de consument mag komen of die de consument direct kan zien. Het gaat om de verkoopruimten die direct samenhangen met de winkelverkoop (ook etalages, vitrines, toonbanken, schapruimte, paskamers en kassaruimten). Dit in tegenstelling tot het m2 bvo, waarbij onder andere ook kantoorruimte en magazijnruimte worden meegeteld. Voor winkels is het bvo gemiddeld 1,25 maal het wvo.

Naast de supermarkt worden met het planvoornemen ook een bouwmarkt en bloemist mogelijk gemaakt. Een bouwmarkt is als zodanig in de publicatie van het CROW opgenomen, maar heeft voor een ligging in het centrumgebied geen verkeerskengetallen. Een bloemist is helemaal niet opgenomen in de publicatie van het CROW. Hiervoor kan de volgende verklaring gevonden worden. Over het algemeen bevindt een bouwmarkt zich meestal in een schil centrumgebied en heeft vaak een grotere verkeersaantrekkende werking; mensen brengen vaak een afzonderlijk bezoek aan een bouwmarkt. Een bloemist daarentegen heeft juist vaak te maken met gecombineerde bezoeken en is vaak op een locatie te vinden waar ook andere winkels aanwezig zijn.

In het centrum van Akkrum vinden, vanwege de aanwezigheid van diverse winkels, veel gecombineerd bezoeken plaats. De verschillende detailhandelsfuncties in en in de omgeving van het centrum vullen elkaar aan en voorzien in de dagelijkse behoefte van de inwoners en toeristen. Voor de verkeerscijfers van de bouwmarkt en bloemist wordt dan ook gebruikt gemaakt van de cijfers van het CROW die gelden voor een 'Buurt- of Dorpscentrum' zoals opgenomen in de publicatie 381. Hiervoor zijn alleen cijfers opgenomen voor een niet stedelijke omgeving. Over het algemeen zijn deze hoger dan voor een weinig stedelijke omgeving. Voor een worst case situatie geven deze cijfers een voldoende indruk.

Vorenstaande leidt er toe dat verkeerscijfers van toepassing zijn met ten hoogste 94.6 ritten per dag per 100 m2 brutovloeroppervlak voor de fullservicesupermarkt. Voor de bouwmarkt en bloemist (buurt- en dorpscentrum/niet stedelijk) kan een hoogst aantal ritten worden aangehouden van 68.7 per 100 m2 brutovloeroppervlak winkelruimte.

Bestaand
In de huidige situatie is een supermarkt van 1.350 m2 bvo aanwezig. Hiervoor bedraagt de verkeersgeneratie per dag in totaal 1.277 verkeersbewegingen. De bouwmarkt en de bloemist hebben in de huidige situatie een oppervlakte van respectievelijk 450 m2 en 123 m2 bvo. De verkeersgeneratie van deze winkels bedraagt 393.6 verkeersbewegingen. De totale gemiddelde verkeersbewegingen in de huidige situatie bedragen afgerond 1.671 verkeersbewegingen per dag.

Toekomstig
Het brutovloeroppervlak van de nieuwe supermarkt bedraagt 1.570 m2. De te verwachten verkeersgeneratie bedraagt op basis van de kencijfers afgerond ten hoogste 1.485 verkeersbewegingen per dag. De brutovloeroppervlakte in de nieuwe situatie van de bouwmarkt en de bloemist samen is circa 1.413 m2. De te verwachten verkeersgeneratie voor de bouwmarkt en bloemist bedraagt dan ook afgerond 971 verkeersbewegingen per dag. Het planvoornemen resulteert in een totale gemiddelde verkeersgeneratie van 2.456 verkeersbewegingen per dag.

Met de ontwikkeling is sprake van een toename van gemiddeld 785 motorvoertuigbewegingen per dag. Het betreft hier enkelvoudige verkeersbewegingen, oftewel één verkeersbeweging representeert één aankomende of vertrekkende personenauto. Daarnaast gaat het hier om een dorpscentrum waarbij met name klanten uit het dorp zelf of de nabijgelegen dorpen de winkels bezoeken. Tenslotte bestaat een aandeel klanten uit verblijvende toeristen.

De hiervoor genoemde kengetallen hebben betrekking op een drukke winkeldag, met relatief veel verkeer en worden gezien als 'worst-case'. De ervaring leert dat, ook op drukke winkeldagen, in de praktijk de verkeersgeneratie lager is omdat veel te voet of te fiets wordt gewinkeld. Daarnaast worden met de uitbreiding en vernieuwing van de supermarkt niet zo zeer meer bezoekers verwacht maar juist meer een hogere besteding per klant vanwege het uitgebreide assortiment. Tenslotte leidt de aanwezigheid van de diverse detailhandelszaken tot gecombineerde bezoeken waarmee de daadwerkelijke verkeersgeneratie lager zal zijn.

Het plangebied vindt ontsluiting op de Feansterdyk/Kleef en de Mounedyk. Verkeer van en naar het projectgebied kan dan ook op eenvoudige wijze afwikkeling vinden. De toename in het aantal verkeersbewegingen hoeft dan ook niet te leiden tot verkeersproblemen.

PARKEREN
Gemeente Heerenveen heeft geen vastgesteld parkeerbeleid maar hanteert de Parkeernormen Heerenveen Overig. Voor winkels hanteert zij de volgende normen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.BPNPoieszeoAKKR-ow01_0016.png"

Figuur 16. Weergave uitsnede Parkeernormen Heerenveen Overig

Bestaand
Het aanwezige parkeerterrein aan It Achterom en de insteekhavens aan de Kleef en de Mounedyk worden naast het winkelend publiek van de bouwmarkt, bloemist en supermarkt ook gebruikt door het winkelend publiek van naastgelegen winkels. In de analyse naar voldoende parkeergelegenheid dient de parkeerbehoefte van de naastgelegen winkels ook betrokken te worden. Uit parkeeronderzoek van de gemeente Heerenveen blijkt dat deze naastgelegen winkels een parkeerbehoefte van circa 17 parkeerplaatsen hebben. De bouwmarkt, supermarkt en bloemist hebben in de huidige situatie de volgende parkeerbehoefte:

Functie   Bestaande bruto vloeroppervlakte   parkeernorm per 100 m2 bvo   parkeerbehoefte totaal  
supermarkt   1.350   4.0   54.0  
bouwmarkt   450   2.2   9.9  
bloemist   123   2.2   2.7  
Totaal       66.6  

*voor de bloemist wordt gebruik gemaakt van de parkeercijfers voor een tuincentrum omdat voor deze specifieke groep geen eigen normen bekend zijn.

De parkeerbehoefte van de supermarkt, bouwmarkt en bloemist is in de huidige situatie 67 parkeerplaatsen. Gezamenlijk met de parkeerbehoefte van de overige winkels is de huidige parkeerbehoefte in totaal 84 parkeerplaatsen.

In de huidige situatie zijn op het parkeerterrein aan It Achterom 62 parkeerplaatsen, aan de Kleef 18 parkeerplaatsen en aan de Mounedyk 4 parkeerplaatsen aanwezig. Het aantal aanwezig parkeerplaatsen voldoet aan de parkeerbehoefte in de huidige situatie.

Toekomstig
Met het planvoornemen wordt een verplaatsing van een bestaande supermarkt en bloemist en de uitbreiding van een bestaande bouwmarkt mogelijk gemaakt. De parkeerbehoefte van deze functies is aan de hand van de hiervoor genoemde normen bepaald:

Functie   te realiseren bruto vloeroppervlakte   parkeernorm per 100 m2 bvo   parkeerbehoefte totaal  
supermarkt   1.570   4   62.8  
bouwmarkt   1.250   2.2   27.5  
bloemist   163   2.2   3.6  
Totaal       93.9  

*voor de bloemist wordt gebruik gemaakt van de parkeercijfers voor een tuincentrum omdat voor deze specifieke groep geen eigen normen bekend zijn.

De parkeerbehoefte voor het planvoornemen bedraagt in totaal afgerond 94 parkeerplaatsen. In de toekomstige situatie wijzigt de parkeerbehoefte van de naastgelegen winkels niet. De totale parkeerbehoefte in de toekomstige situatie is dan ook 111 parkeerplaatsen.

Met het planvoornemen worden in totaal 97 parkeerplaatsen, inclusief 4 mindervalideplaatsen, op het terrein aan It Achterom gerealiseerd. De aanwezige parkeerplaatsen aan de Kleef en de Mounedyk blijven hetzelfde aantal. In totaal wordt in de nieuwe situatie ruimte geboden aan het parkeren van 119 motorvoertuigen. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de parkeerbehoefte.

Voor het laden en lossen zijn geen parkeernormen opgenomen. Aan de achterzijde van de bouwmarkt en bloemist is hiervoor op het parkeerterrein ruimte ingetekend. Voor het laden en lossen van de supermarkt wordt inpandig ruimte gemaakt aan de westzijde van het nieuwe gebouw.

Conclusie
Het planvoornemen is wat betreft verkeer en parkeren uitvoerbaar.

4.9.3 M.e.r.-verantwoording

De bij elk ruimtelijk plan uit te voeren m.e.r.-beoordeling houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds de hiervoor beschreven onderzoeken. De activiteiten die in het plangebied worden beoogd, overschrijden geen drempelwaarden in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Voor het bestemmingsplan is daarom de vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing.

Bij wetswijziging van het Besluit m.e.r. per 7 juli 2017 moet (met terugwerkende kracht vanaf 16 mei 2017) een particulier of ondernemer een vormvrije m.e.r.-beoordeling middels een aanmeldnotitie bij het bevoegd gezag aanvragen. Aan de hand hiervan wordt beoordeeld of een voorgenomen activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben. Door het bevoegd gezag, in deze de gemeente, zal op grond van de aanmeldnotitie binnen 6 weken na indiening worden beslist of een milieueffectrapportage voor een planvoornemen moet worden opgesteld.

In het kader van het planvoornemen van voorliggend bestemmingsplan is namens initiatiefnemer een aanmeldnotitie bij de gemeente ingediend.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Plansystematiek

Dit bestemmingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving van de regels en de verbeelding is aangesloten op de meest recente regeling Ruimtelijke Standaarden ruimtelijke ordening en is de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de digitale verplichtingen zoals die per 01-01-2010 van kracht zijn.

SVBP2012
De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit dat er sprake is van een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in artikel 1 aangaande de begrippen. Ook schrijft de SVBP2012 voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan artikel 2 betreffende de wijze van meten. Vanwege het Bro geldt verder een formulering die ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht eveneens in de planregels moet worden overgenomen.

Analoog vs. digitaal bestemmingsplan
De regels zijn zo opgesteld dat deze gebruikt kunnen worden in een analoog alsook in een digitaal bestemmingsplan. Op basis van de Wro is het digitaal vastgestelde bestemmingsplan leidend. Als er een verschil bestaat tussen het analoge en digitale bestemmingsplan, is het digitale bestemmingsplan bepalend qua vormgeving en inhoud.

5.2 Toelichting op de regels

De hoofdstukindeling van de regels is op een standaardwijze opgesteld, namelijk:

5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 van de regels betreffen de inleidende regels.

Artikel 1: Begrippen
In artikel 1 van de regels zijn waar nodig de in de regels gebruikte begrippen verklaard. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, conform normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. Een deel van deze begrippen is voorgeschreven in de SVBP2012.

Artikel 2: Wijze van meten
De wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden, is opgenomen in artikel 2.

5.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels zijn de bestemmingsregels die betrekking hebben op de in het bestemmingsplan gehanteerde bestemmingen en artikelsgewijs in de regels zijn opgenomen. De regels kunnen onder meer bestaan uit de volgende onderdelen:

  • Bestemmingsomschrijving: In de bestemmingsomschrijving wordt uitgegaan van een volledige opsomming van wat binnen de bestemming functioneel ten aanzien van het gebruik van de gronden is toegestaan.
  • Bouwregels: De bouwregels bieden het kader in hoeverre er ergens gebouwd mag worden voor hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen dan wel het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bouwregels kunnen eisen wat betreft maatvoering, oppervlakte- en inhoudsbepalingen en aantallen te plaatsen bouwwerken omvatten.
  • Afwijken van de bouwregels: Met het afwijken van de bouwregels wordt geregeld dat door het bevoegd gezag in voorkomende gevallen onder voorwaarden kan worden afgeweken van de eerder opgenomen bouwregels.

Met voorliggend bestemmingsplan is sprake van de bestemmingen 'Centrum', 'Gemengd', 'Groen', 'Verkeer' en 'Verkeer - Parkeren'.

'Centrum'
Binnen de bestemming centrum zijn de winkels in het centrumgebied van Akkrum opgenomen. Het gaat in voorliggend bestemmingsplan specifiek om de panden voor de bouwmarkt en de bloemist. Binnen deze bestemming is de regeling uit het bestemmingsplan 'Akkrum - Nes' over genomen en is bijvoorbeeld uitwisseling van functies mogelijk. Er geldt wel een beperking in het aantal vierkante meters brutovloeroppervlakte. De bouw- en goothoogten zijn vastgelegd op de verbeelding.

'Gemengd'
De bestemming is toegekend aan de detailhandelsactiviteiten buiten het centrumgebied. In voorliggend bestemmingsplan gaat dit om de locatie van de supermarkt. De bestemming laat detailhandel in dagelijkse goederen toe (met een maximale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van 1.700 m² inclusief inpandig laden en lossen). De bouw- en goothoogten zijn vastgelegd op de verbeelding en bieden de mogelijkheid om bij de entree te voorzien in een bijzondere kapvorm.

'Groen'
De bestemming 'Groen' is toegekend aan de groenstrook rondom de nieuwe supermarkt. Deze strook blijft hiermee vrij van bebouwing en geldt als buffer tussen de bedrijvigheid en naastgelegen woningen. Binnen deze bestemming zijn erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van 3 m toegestaan. Eveneens kan binnen deze bestemming een geluidsscherm worden geplaatst.

'Verkeer'
De voor 'Verkeer' bestemde gronden zijn bedoeld voor de ontsluitingswegen van een naar het parkeerterrein.

'Verkeer - Parkeren'
De gronden in het midden van het plangebied zijn bedoeld voor het parkeren. Voor het parkeerterrein geldt dat hier geen gebouwen zijn toegestaan, met uitzondering van gebouwen voor de stalling van winkelwagens. Wel kunnen er andere bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de naastgelegen detailhandelsbestemming, zoals (ondergrondse) containers voor de inzameling van bijvoorbeeld glas en kleding, reclamezuilen (muppys), laadpalen en vlaggenmasten. Het aantal parkeerplaatsen is vastgelegd zodat met het planvoornemen in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.

5.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de bestemmingsregels omvatten de algemene regels. De algemene regels gelden in het algemeen voor het gehele bestemmingsplan en staan min of meer los van de specifieke bestemmingsregels en worden om die reden altijd in een apart hoofdstuk opgenomen.

Artikel 5: Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel ziet er op toe dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden ten tijde van het geldende bestemmingsplan.

Artikel 6: Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels is een regeling opgenomen ten aanzien van bestaande maatvoeringen, de overschrijding van bouwgrenzen en plaatselijke verhogingen.

Artikel 7: Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is geregeld welk gebruik in ieder geval tot strijdig gebruik met de in het plan opgenomen bestemmingen wordt gerekend.

Artikel 8: Algemene afwijkingsregels
De algemene afwijkingsregels bieden enige flexibiliteit als het gaat om het afwijken van in het plan opgenomen maten en bieden ruimte om bepaalde voorzieningen te kunnen realiseren.

Artikel 9: Algemene wijzigingsregels
De algemene wijzigingsregels bieden de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om de in het plangebied opgenomen bestemming onder voorwaarden te wijzigen ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur.

Artikel 10: Overige regels
Overige regels zien er op toe dat er een juiste afstemming aanwezig is tussen het bestemmingsplan en wettelijke regelingen zoals die bij de inwerkingtreding van het bestemmingsplan van kracht zijn. In geval van voorliggend bestemmingsplan is in dit artikel de borging van voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het plangebied vastgelegd.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn de afsluitende regels van het bestemmingsplan neergelegd. Het gaat hierbij om:

Artikelen 11 en 12: Overgangsrecht en slotregel
Overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven formulering van het overgangsrecht en de SVBP2012 zijn de overgangs- en slotregels in de afsluitende artikelen van de regels opgenomen.

5.3 Overige aspecten

5.3.1 Additionele voorzieningen

In de regels van dit bestemmingsplan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen bij de bestemming inbegrepen zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, geluidwerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke.

5.3.2 Handhaving

Het bestemmingsplan geeft de gewenste planologische situatie voor het plangebied aan. Bestemmingsplannen zijn bindend voor de overheid en de burger. Enerzijds kan de overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen, anderzijds vormt het bestemmingsplan een juridisch kader voor burgers waaruit deze kan afleiden wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, op de in eigendom zijnde dan wel de naastgelegen buurpercelen, in de directe woon- en leefomgeving.

5.4 Bestemmingsplanprocedure

In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:

Voorbereidingsfase
De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro haar voornemen (vaak als een concept- dan wel voorontwerpbestemmingsplan) beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden. Ook kan de gemeente aan belangstellenden de mogelijkheid bieden om te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan via inspraak. In dit geval is er voor gekozen voor het plan geen inspraakprocedure te volgen. De gemeente geeft een reactie op mogelijke overlegreacties die voor zover noodzakelijk worden verwerkt in de regels en verbeelding.

Terinzageleggingsfase
Het ontwerpbestemmingsplan wordt na aankondiging in de Staatscourant, het Gemeenteblad en de website www.officielebekendmakingen.nl voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door iedereen een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend.

Vaststellingsfase
Na de periode van terinzagelegging stelt de gemeenteraad het ontwerpbestemmingsplan, mogelijk met wijzigingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast.

Beroepsfase
Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Dit gebeurt als volgt:

  • Indien Gedeputeerde Staten (GS) of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging 6 weken na vaststelling.
  • Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan eventuele zienswijzen van GS en/of de ILT wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

Binnen 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er door belanghebbenden beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Indien geen beroep tegen het vastgestelde bestemmingsplan is ingediend, is het bestemmingsplan na afloop van de beroepstermijn onherroepelijk.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

6.1.1 Grondexploitatie

Op grond van artikel 6.12 Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Wat onder een bouwplan moet worden verstaan, is in artikel 6.2.1 Bro aangegeven. Dit bestemmingsplan ziet toe op de sloop van de bestaande supermarkt en herbouw van een nieuwe supermarkt en betreft daarmee een bouwplan op grond van artikel 6.2.1 Bro onder b: "de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen".

Doel van een grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

6.1.2 Onderzoeks- en plankosten

De kosten voor het verrichten van de noodzakelijke onderzoeken ten behoeve van de planvorming vanwege dit bestemmingsplan worden door de ontwikkelende partij gedragen. Door de gemeente worden kosten voor de ambtelijke planbegeleiding gemaakt die worden verhaald in de tussen partijen af te sluiten anterieure overeenkomst waarin de kostenafspraken zijn vastgelegd.

6.1.3 Realisatiekosten en financiële uitvoerbaarheid

Initiatiefnemer van het planvoornemen van dit bestemmingsplan is een private partij; te weten Poiesz Vastgoed B.V. uit Sneek. Poiesz is een regionale speler en met 69 vestigingen een gevestigde partij in de supermarktbranche. De kosten voor realisatie van het planvoornemen komen voor rekening van het supermarktbedrijf. Poiesz heeft hiertoe budget gereserveerd. Het gaat om een financieel gezond bedrijf met kennis van zaken. Op grond daarvan mag in redelijkheid worden aangenomen dat de beoogde ontwikkeling binnen de planperiode van in beginsel 10 jaar wordt uitgevoerd.

6.1.4 Planschade

Door het opstellen van dit nieuwe bestemmingsplan voor de betreffende gronden is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 Wro een verzoek tot tegemoetkoming in planschade wordt ingediend. Diegenen die schade lijden door de bestemmingsplanherziening, omdat hun onroerend goed in waarde vermindert, kunnen de schade verhalen (voor zover deze redelijkerwijs niet voor de aanvrager behoort te blijven). Afspraken over de mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade worden in de tussen initiatiefnemer en gemeente overeengekomen anterieure overeenkomst opgenomen.

6.1.5 Conclusie

Het kostenverhaal, evenals de afwenteling van de planschade, is geregeld in een tussen de gemeente en initiatiefnemer gesloten afzonderlijke anterieure overeenkomst. Op basis van deze overweging moet het planvoornemen van dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht. De exploitatiekosten zijn derhalve anderszins verzekerd. Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is dan ook niet noodzakelijk. Voorgaande betekent dat dit bestemmingsplan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Informatiebijeenkomst

Voor het dorp heeft vooruitlopend op de officiële bestemmingsplanprocedure inspraak plaatsgevonden aan de hand van de bouw- en inrichtingsplannen. Op 4 en 27 september 2018 is een inloopavond over het plan van Poiesz en het daarop gebaseerde bestemmingsplan georganiseerd. Deze informatiebijeenkomst stond open voor belangstellenden, zoals direct omwonenden, bedrijven en betrokkenen, om de plannen in te kunnen zien en daar een toelichting op te krijgen.

6.2.2 Inspraak

De gemeente heeft in april/mei 2020 inspraak gegeven op de bouw- en inrichtingsplannen. Vanwege de COVID19-pandemie is geen bijeenkomst gehouden. Inwoners en belanghebbenden werden uitgenodigd door middel van een publicatie in de Heerenveense Courant, een verspreide flyer en social media. Op het plan zijn diverse inspraakreacties ingediend. In Bijlage 10 is hiervan een samenvatting en de gemeentelijke reactie opgenomen. De inspraakreacties hebben niet geleid tot aanpassing van het planvoornemen.

6.2.3 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het bestuurlijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp-bestemmingsplan aan verschillende maatschappelijke instanties worden voorgelegd voor een reactie. De ingekomen reactie van de provincie Fryslân is als bijlage bij de toelichting opgenomen. De reactie heeft niet geleid tot aanpassingen van het planvoornemen.

6.2.4 Tervisielegging ontwerp

Op grond van artikel 3.8 Wro wordt het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegd. In de periode van tervisielegging kan door iedereen een zienswijze worden ingediend.