direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Andreasstrjitte - S. van der Ploegstrjitte
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0072.WPAndreSPloeg-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het gebied tussen de S. van der Ploegstrjitte en de Andreasstrjitte in Wijnaldum heeft De Bouwvereniging 15 sociale huurwoningen in eigendom. De woningen voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. Om die reden is besloten de woningen te vervangen voor 12 nieuwe woningen. Voor dit proces zijn drie sessies met (dorps)bewoners gehouden, waaruit een stedenbouwkundig voorkeursmodel naar voren is gekomen.

Deze 12 woningen in het voorkeursmodel worden anders gesitueerd dan de 15 huidige woningen waardoor deze buiten het huidige bouwvlak komen te vallen en de ontwikkeling op basis van het geldende bestemmingsplan 'Wijnaldum' niet mogelijk is. In dit bestemmingsplan is voor het plangebied een gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' opgenomen. Door middel van deze wijzigingsregel kan onder voorwaarde de onderlinge situering, de oppervlakte en de vorm van de bouw- en bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Wonen' en 'Verkeer - Verblijf' worden gewijzigd. Paragraaf 1.3 gaat hier nader op in.

De gemeente Harlingen heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid. Dit wijzigingsplan geeft hieraan invulling.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen in het dorp Wijnaldum binnen de gemeente Harlingen. Het plangebied wordt begrensd door de S. van der Ploegstrjitte, de Andreasstrjitte en de Readyk. De ligging van het plangebied in de omgeving is globaal weergegeven in figuur 1 en de begrenzing daarvan is weergegeven in figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.WPAndreSPloeg-VA01_0001.jpg"

Figuur 1 Ligging van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.WPAndreSPloeg-VA01_0002.jpg"

Figuur 2 Begrenzing van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is opgenomen in het bestemmingsplan 'Wijnaldum' Op basis van dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Wonen' en 'Verkeer - Verblijf' . Binnen het bouwvlak zijn woningen met een maximale goothoogte van 3 meter mogelijk. Door middel van de bouwaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' wordt het aantal maximaal aaneen gebouwde woningen aangegeven. Dit is afgestemd op de huidige situatie waar 3 rijen van 5 woningen aanwezig zijn.

Het gebied is daarnaast voorzien van de gebiedsaanduiding 'wro- zone - wijzigingsgebied 2'. Op basis van deze wijzigingsregel kunnen burgemeester en wethouders de onderliggende situering, de oppervlakte en de vorm van de bouw- en bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Wonen' en 'Verkeer - Verblijf' worden gewijzigd mits:

  • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2';
  • 2. dit niet leidt tot een toename van het aantal woonhuizen;
  • 3. de regels van Artikel 7 'Verkeer - Verblijf' respectievelijk van Artikel 9 'Wonen' van het bestemmingsplan 'Wijnaldum' overeenkomstig van toepassing zijn.

In figuur 1.3 is een fragment uit het geldende bestemmingsplan weergegeven. Uit dit wijzigingsplan zal blijken dat aan de voorwaarden van het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid kan worden voldaan.

Paraplubestemmingsplan Harlingen

Voor de gehele gemeente Harlingen is een paraplubestemmingsplan op 21 februari 2018 vastgesteld. In dit parapluplan is een parkeerregeling voor de gemeente Harlingen opgenomen. Daarnaast voorziet dit parapluplan in een regeling voor het beperken van autostallingen. Deze regeling is als een paraplu over de geldende bestemmingsplannen gelegd. Er is als het ware een laag aan de betreffende bestemmingsplannen toegevoegd. Dit wijzigingsplan wordt na vaststelling onderdeel van het bestemmingsplan 'Wijnaldum'. Hierdoor zijn regels uit dit parapluplan automatisch onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.WPAndreSPloeg-VA01_0003.jpg"

Figuur 3 Uitsnede bestemmingsplan 'Wijnaldum' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Crisis- en herstelwet

Dit wijzigingsplan valt onder het bereik van de Crisis- en herstelwet. Deze wet beoogt een versnelde ontwikkeling en realisering van ruimtelijke en infrastructurele projecten als bijdrage aan de bestrijding van de economische crisis. Het gaat er hierbij met name om dat de procedure van een plan sneller kan worden afgerond, waarmee in dit geval ook vlotter met de realisatie van de woningen kan worden gestart.

Hiertoe bevat de Crisis- en herstelwet een tweetal hoofdstukken met bijzondere wettelijke voorzieningen van tijdelijke aard en een hoofdstuk met wijzigingen van een groot aantal wetten, waaronder de Wet ruimtelijke ordening. Deze wijzigingen hebben een blijvend karakter. Het toepassen van deze wet heeft als grootste voordeel een snelle afhandeling bij beroep. Bij beroep moet de Raad van State de zaak binnen zes maanden na indiening van het beroepschrift afhandelen.

Er is ook geen mogelijkheid voor belanghebbenden om een pro-forma beroep in te dienen en om beroepsgronden aan te voeren na het einde van de beroepstermijn. Een ander voordeel is dat een nieuw besluit na vernietiging (of na een tussenuitspraak) gebaseerd kan worden op de feiten waarop het oude besluit berustte, behalve wanneer die feiten reden waren voor de vernietiging. Bij de Crisis- en herstelwet geldt onder andere de verplichting dat bij het besluit en de bekendmaking of mededeling van het besluit wordt vermeld dat de procedurele versnellingen van de Crisis- en herstelwet van toepassing zijn. De gemeente Harlingen zal dit bij de vaststelling van het wijzigingsplan expliciet vermelden.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het wijzigingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Omgeving van het plangebied

Het plangebied ligt in het dorp Wijnaldum in de gemeente Harlingen. Wijnaldum ligt ten zuidwesten van Sexbierum en noordwesten van Midlum en Harlingen.

De meest voorkomende functie in het dorp is de woonfunctie. De meeste woningen bestaan uit één bouwlaag met een kap. Op enkele plekken in het dorp komen ook woningen voor bestaande uit twee bouwlagen met een kap. Enkele individuele panden zijn als 'karakteristiek' aan te merken. Deze zijn niet in het plangebied aanwezig.

De woningen aan de noordzijde van de S. van der Ploegstrjitte zijn rijen van vier woningen bestaande uit twee bouwlagen met kap (figuur 2.1). Aan de Readyk staan twee vrijstaande woningen (figuur 2.2). Aan de Andreasstrjitte staan dezelfde soort woningen als aan de S. van der Ploegstrjitte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.WPAndreSPloeg-VA01_0004.jpg"

Figuur 2.1 Woningen aan de S. van der Ploegstrjitte  (bron: Street View)

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.WPAndreSPloeg-VA01_0005.jpg"

Figuur 2.2 Woningen aan de Readyk (bron: Street View)

2.2 De bestaande situatie

Het plangebied omvat vijftien woningen in blokken van vijf van De Bouwvereniging. De woningen zijn in de jaren '70 gebouwd en bestaan uit één bouwlaag met kap. In het verleden zijn er vier sociale huurwoningen aan de Andreasstrjitte gesloopt.

Momenteel staan er nog vijf woningen aan de Andreasstrjitte. Deze woningen zijn bereikbaar via een voetpad (figuur 2.3). De achtertuinen van deze vijf woningen bevinden zich aan de straatzijde. Deze vijf woningen beschikken dan ook niet over een parkeerplaats op eigen terrein en moeten daarvoor uitwijken naar de parkeerplaatsen in het openbaar gebied. Via een doodlopende zijstraat van de S. van der Ploegstrjitte worden de overige tien woningen bereikt. Deze woningen zijn wel met de voorzijde richting de openbare weg gelegen en bereikbaar met de auto. In figuur 2.3 worden de woningen aan de Andreasstrjitte weergegeven. Figuur 2.4 is een weergave van de woningen aan de S. van der Ploegstrjitte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.WPAndreSPloeg-VA01_0006.png"

Figuur 2.3 Woningen aan de Andreasstrjitte (bron:Street View)

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.WPAndreSPloeg-VA01_0007.png"

Figuur 2.4 Woningen aan de S. van der Ploegstrjitte (bron:Street View)

2.3 Voorgenomen initiatief

Omdat de vijftien woningen niet meer voldoen aan de eisen van deze tijd is om die reden besloten om de woningen te vervangen voor nieuwe levensloopbestendige woningen. De gemeente heeft samen met De Bouwvereniging en een adviesbureau een stedenbouwkundig ontwerp opgesteld. De huidige bewoners en overige dorpsbewoners zijn meegenomen in het ontwerpproces van dit stedenbouwkundig ontwerp. In bijlage 1 van deze toelichting is een uitgebreide beschrijving van dit ontwerpproces opgenomen. Na drie bewonersavonden is uiteindelijk de voorkeur uitgesproken voor model 2. Dit model is in figuur 2.5 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.WPAndreSPloeg-VA01_0008.jpg"

Figuur 2.5 Stedenbouwkundig ontwerp

Het voornemen bestaat uit tien levensloopbestendige twee-onder-één-kapwoningen voor de sociale huur en twee (half)vrijstaande woningen in de private sector aan de Readyk. Omwille van de flexibiliteit in de uitvoering is gekozen om in het gebied aan de Readyk zowel vrijstaande als halfvrijstaande woningen mogelijk te maken. Tussen de woningen in het oostelijke deel komt een berijdbaar trottoir in noord-zuidelijke richting. Hierdoor ontstaat een verbinding tussen Andreasstrjitte en de S. van der Ploegstrjitte. Alle woningen worden gerealiseerd in één bouwlaag met kap. Het ontwerp van de (half)vrijstaande woningen is nog niet bekend. Bij de uitwerking van deze plannen moet rekening gehouden worden met de welstandsnota voor dit gebied. In paragraaf 3.3 wordt de welstandsnota beschreven.

2.4 Verkeer en parkeren

Verkeersstructuur

In de huidige situatie wordt het plangebied ontsloten door de Andreasstrjitte en de S. van der Ploegstrjitte. Deze twee straten worden aan de westzijde van Wijnaldum via de Readyk en de Winamerdyk ontsloten op de noordelijk gelegen provinciale gebiedsontsluitingsweg de N393. In vergelijking met de huidige situatie wordt met dit plan drie woningen minder terug gebouwd. Wat betreft de verkeersgeneratie, zijn er dan ook geen belemmeringen te verwachten.

Parkeren

Ten opzichte van de huidige situatie, worden er minder woningen gerealiseerd, daarnaast worden er 23 parkeerplaatsen toegevoegd. Gezien het feit dat de verkeersafwikkeling niet toeneemt en de opvang van de parkeerbehoefte wordt uitgebreid, worden er dan ook geen belemmeringen verwacht.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het wijzigingsplan zijn geen nationale belangen van belang.

Wel zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe ruimtelijke plannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied, moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.

Binnen het plangebied wordt minder woningen mogelijk gemaakt ten opzichte van de huidige situatie. Dit gebeurt binnen een bestaande woonwijk, op reeds ontwikkelde gronden. Daarmee leidt het initiatief niet tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Barro die betrekking hebben op het Waddengebied. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in de SVIR en het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

In dit geval is sprake van een afnemend aantal woningen in het plangebied, ten opzichte van de huidige situatie. Daarmee is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de ladder voor duurzame verstedelijking. Toetsing aan deze ladder is daarom niet noodzakelijk.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan 'Om de kwaliteit fan de Romte' (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in ruimtelijke plannen rekening mee gehouden moet worden.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden en in 2018 partieel herzien. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

In artikel 3 van de Verordening Romte Fryslân is opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

Conclusie

Het plan is om 15 verouderde huurwoningen te slopen en hiervoor 12 nieuwe woningen terug te bouwen. Dit is in overeenstemming met het gestelde in het Woonplan van de gemeente Harlingen. Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

Woningbouwprogramma Gemeente Harlingen 2013-2020

Het Woningbouwprogramma is onderdeel van de Woonvisie 2013-2020. Het woningbouwprogramma geeft een verwachting van het bouwprogramma in de gemeente Harlingen voor de periode 2016-2020. Door de verandering in de woningmarkt en het tijdpad 2013-2020 dat bijna afloopt wordt er een nieuw woningbouwprogramma gelijktijdig met de Woonvisie opgesteld.

In dit programma is voor de locatie 13 levensloopbestendige woningen opgenomen. In het plan worden 10 levensloopbestendige huurwoningen en 2 koopwoningen mogelijk gemaakt. Daarmee wijkt het plan gedeeltelijk af van het woningbouwprogramma. De 10 levensloopbestendige woningen zijn passend binnen het woningbouwprogramma. De koopwoningen qua aantal wel maar qua segment echter niet. Op dit moment bestaan er in Wijnaldum geen mogelijkheden voor de realisatie van nieuwe koopwoningen. Door de ontwikkeling in de huidige woningmarkt, blijkt dat er binnen Wijnaldum behoefte is aan koopwoningen voor de vrije sector. Dit plan voorziet hier in.

Daarmee is het plan passend binnen het woningbouwprogramma.

Structuurvisie Harlingen 2025

De gemeente Harlingen heeft de toekomstvisie vastgelegd in de Structuurvisie Harlingen 2025 (vastgesteld 8 november 2012). De structuurvisie is een verdere uitwerking van de stadsvisie uit 2008. De structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijke, economische en sociaal maatschappelijke beleid van de gemeente Harlingen

Dorpen Midlum en Wijnaldum

In de structuurvisie gaat de gemeente Harlingen voor de twee terpdorpen uit van koesteren. Uitbreiding van de kernen Midlum en Wijnaldum met woningbouw wordt niet verder toegestaan, inbreiding is wel mogelijk op plekken waar ruimte vrij komt.

Door deze ontwikkeling komt er door middel van herstructurering kwaliteit terug in het dorp. De ontwikkeling tast de bestaande structuur van Wijnaldum niet aan. Daarmee past dit plan bij de ambitie van de structuurvisie.

Welstandsnota

De welstandsnota van Harlingen is van toepassing op het plangebied. Het plangebied maakt deel uit van het welstandsgebied 'Dorpskernen Wijnaldum en Midlum'. Het beleid is in het algemeen gericht op het handhaven en versterken van de historisch-ruimtelijke structuur en beeld in het historisch gedeelte van het dorp. Het Dorp kent twee welstandsniveaus namelijk: 'Regulier' en 'Bijzonder'. Het plangebied valt onder het niveau 'Regulier' Dit houdt in dat het ontwerp wordt getoetst op een voldoende relatie met de kernkwaliteiten van het gebouw en op de kernkwaliteiten van de omgeving. Nieuwbouw en/of de verbouwingsingrepen dienen zich te voegen in de omgeving of in de architectuur van het gebouw waar de ingreep plaats vindt, maar gerichte veranderingen zijn - uitgaande van enkele voorwaarden die in de criteria vastgelegd zijn - mogelijk.

Voor de woningen in dit wijzigingsplan geldt een eenduidig ontwerp. De woningen worden ontsloten vanaf de straat. De woningen worden voorzien van één bouwlaag met kap. Het ontwerp van de (half)vrijstaande woningen is nog niet bekend, bij de vergunningaanvraag van deze woningen wordt de welstandstoets doorlopen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen de relevante beleidskaders tot stand moeten komen, moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt is dat er een goede ruimtelijke omgevingssituatie ontstaat. Gezien de aard en omvang van de ontwikkelingen zijn niet alle milieu- en omgevingsaspecten relevant. Het plangebied is op dit moment ingericht als woongebied en dat zal ook in de toekomst het geval zijn. Voor een motivering met betrekking tot milieu- en omgevingsaspecten wordt verwezen naar het geldende bestemmingsplan 'Wijnaldum'. Wel zijn een bodemonderzoek en een ecologisch onderzoek uitgevoerd en is de wettelijk verplichte watertoets opnieuw doorlopen. De volgende paragrafen gaan hierop in.

4.1 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. In verband met de sloop van de woningen zijn de effecten wat betreft ecologie onderzocht. Dit onderzoek is als bijlage 2 toegevoegd aan deze toelichting.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de provinciale bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Weidevogelleefgebieden.

Het plangebied ligt in de nabijheid van het Natura 2000-gebied Waddenzee (1,8 kilometer). Ter plaatste is dit niet stikstofgevoelig. Andere Natura 2000-gebieden liggen op een grotere afstand van het plangebied. Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als 'NNN gebieden' liggen op 2,8 kilometer ten zuiden van Wijnaldum. Het plangebied heeft door de ligging op relatief grote afstand van de Waddenzee en binnen de bebouwde kom van Wijnaldum geen belangrijke relaties met dit Natura 2000-gebied.

In relatie tot stikstof, zijn de potentiële effecten van onderhavig plan hoofdzakelijk het gevolg van verkeer en tijdelijke werkzaamheden in de aanlegfase. Vanwege de aard van de emissie hiervan (beperkt in hoeveelheid en laag bij de grond) wordt ingeschat dat een toename van de stikstofdepositie niet zal optreden op een afstand van meer dan 5 kilometer. Binnen deze afstand zijn geen stikstofgevoelige Nature 2000-gebieden aanwezig.

Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals woningbouwplannen, gemengde stedelijke functies of solitaire bedrijven met een beperkte milieubelasting geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie is te verwachten, aangezien er vanaf nu gasloos gebouwd moet worden. Aangezien het aantal woningen afneemt ten opzichte van het huidige aantal, is er sprake van een afname van stikstofemissie vanuit verkeer. Ook worden de verouderde woningen met een gasaansluiting vervangen door gasloze woningen.

Gezien de ligging van het plangebied binnen de bebouwde kom van Wijnaldum, de relatief grote afstand tot de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden en NNN gebieden en de aard van de ontwikkeling (afname van woningen) kunnen negatieve effecten op deze gebieden op voorhand worden uitgesloten.

Ook kan worden geconcludeerd dat het plan niet zal leiden tot een toename van de stikstofdepositie in de kritische gebieden en dat het daarom op voorhand duidelijk is dat deze in redelijkheid, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied niet kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Daarop hoeft voor deze projecten op dit punt geen vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd. Dit blijkt ook uit een stikstofonderzoek met Aerius-berekening die zowel voor de exploitatie- als de aanlegfase is uitgevoerd. Zie hiervoor bijlage 4.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Op 5 april 2017 heeft een ecologisch veldonderzoek plaatsgevonden. Daarnaast is in 2017 nader onderzoek uitgevoerd naar huismus en vleermuizen. Het onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 2.

Uit het onderzoek blijkt dat bij de uitvoering van de plannen een paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis verloren gaat. Op dit punt is het plan in strijd met de soortenbescherming van de Wnb, zodat voor deze soort een ontheffing moet worden aangevraagd. Deze ontheffing is inmiddels verkregen, zie hiervoor Bijlage 3. Vervolgens heeft de provincie ook ingestemd met een gewijzigde planning hiervoor.

Daarnaast komt uit het onderzoek naar voren dat, indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, in gebruik zijnde nesten van vogels kunnen worden verstoord of vernietigd; dit is bij wet verboden (Wnb artikelen 3.1 en 3.5). Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. De Wnb kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste broedvogels geldt echter dat het broedseizoen valt tussen 15 maart en 15 juli.

4.2 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Ter invulling van de watertoets is het plan aangemeld via www.dewatertoets.nl. Het resultaat van de watertoets geeft aan dat de 'korte procedure' van toepassing is voor dit wijzigingsplan. Het totale verhard oppervlak neemt namelijk af. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen die vermeld staan in de leidraad watertoets. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als Bijlage 5. Nader onderzoek naar het aspect water is niet noodzakelijk.

Wel vraagt Wetterskip Fryslân om aandacht te besteden aan het thema ruimtelijke adaptief. Bij nieuwbouwplannen in bebouwd gebied wordt gestreefd naar een klimaatbestendige inrichting. In de Friese Klimaatatlas zijn (toekomstige) dreigingen van overstromingen, wateroverlast, droogte en hittestress ter plaatse van het plangebied weergegeven. Wetterskip Fryslân geeft hierbij de volgende voorstellen voor concrete maatregelen:

  • het plan zoveel mogelijk te 'vergroenen' om wateroverlast en hittestress tegen te gaan. Er wordt zo weinig mogelijk verharding (tegels, bestrating, beton, asfalt) aangebracht. Bij een hevige bui kan het regenwater hierdoor in de grond zakken en het biedt zo ook kansen voor de biodiversiteit;
  • verlaagd liggende terreinen aanleggen die als tijdelijke waterberging ingezet kunnen worden, bijvoorbeeld parkeerplaatsen;
  • voldoende hoogteverschil tussen bouw- en straatpeil, waterdoorlatende of waterbergende verharding; hergebruik van hemelwater om bijvoorbeeld toiletten door te spoelen;
  • het toepassen van koele materialen met een reflecterend vermogen (bijvoorbeeld kiezen voor lichte bestrating om te zorgen voor minder opwarming).

Voor het plangebied geldt dat het aantal woningen afneemt en dat in het ontwerp veel ruimte is gereserveerd voor groen waarbij de bestaande bomen zo veel mogelijk blijven staan. De maatregelen die Wetterskip Fryslân aangeeft, worden zo mogelijk bij de verdere uitwerking van het project opgevolgd.

4.3 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Om de bodemkwaliteit aan te tonen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 6. De resultaten van het onderzoek tonen aan dat er voor de project geen belemmeringen zijn. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

Verbeelding

Het wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan 'Wijnaldum' van de gemeente Harlingen.

Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen waarbinnen de woningen gebouwd moeten worden. Deze zijn afgestemd op het stedenbouwkundig ontwerp. Op de verbeelding is verder opgenomen dat maximaal 2 woningen aaneen gebouwd kunnen worden en dat deze woningen een goothoogte mogen hebben van maximaal 3,5 meter. Dit zorgt ervoor dat er alleen woningen in één laag met kap mogelijk zijn en dat er geen rijwoningen gerealiseerd kunnen worden. Tevens is hiermee geregeld dat er maximaal 12 woningen in het plangebied aanwezig kunnen zijn.

Regels

De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan, in dit geval de bestemming 'Wonen', is onverkort van toepassing. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemming. Het gaat hierbij om artikel 9 van het bestemmingsplan 'Wijnaldum'. Omdat het bestemmingsplan is gedigitaliseerd conform de standaarden uit de SVBP 2008 en het nieuwe wijzigingsplan moet worden opgesteld conform SVBP 2012, zijn de aanduidingsnamen enigszins gewijzigd. Dit is juridisch vertaald in de regels behorende bij dit wijzigingsplan.

Zoals in paragraaf 1.3 is beschreven, zijn de regels van het paraplubestemmingsplan gemeente onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Belanghebbenden

In het kader maatschappelijke uitvoerbaarheid zijn de omwonenden en belanghebbenden rondom het plangebied betrokken bij het ontwerp van de stedenbouwkundige structuur van het plangebied. De beschrijving van dit proces is als bijlage 1 toegevoegd.

Vooroverleg

Dit plan is voorgelegd aan de betrokken diensten als bedoeld in het Overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Provincie Fryslân heeft een overlegreactie ingediend (Bijlage 7) waarin men adviseert om een onderzoek te doen naar stikstof door middel van een Aerius-berekening. Deze berekening is uitgevoerd en in Bijlage 4 opgenomen.

Ontwerpfase

Het ontwerpwijzigingsplan is voor 6 weken ter inzage gelegd (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode werd aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststellingsfase

Het college heeft het wijzigingsplan op 25 februari 2020 ongewijzigd vastgesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het wijzigingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Bij dit plan worden bouwvlakken aangepast zodat nieuwe woning(typ)en kunnen worden gerealiseerd. De initiatiefnemer heeft aangetoond over voldoende financiële middelen te beschikken om deze ontwikkeling uit te voeren. Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.

Kostenverhaal

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Voor dit plan is een anterieure overeenkomst opgesteld waarmee is ingestemd. Daarmee is het kostenverhaal voldoende vastgelegd. Daarnaast worden er afspraken gemaakt over het verhalen van planschade.